donderdag 16 juni 2005

OVERBODIGE CONSERVATIEVEN EN HUN ROEPING

Wie als Nederlander had gehoopt op een conservatieve doorbraak zal nog enig geduld moeten opbrengen. Want na de voorzet enkele jaren geleden door Andreas Kinneging staat het conservatisme nog steeds in de kinderschoenen. Waar dat aan ligt, laten we nu maar even in het midden, maar we moeten vaststellen dat de Edmund Burke Stichting niet bepaald de schoonheidsprijs verdient met haar optreden. Er zijn sterke aanwijzingen dat de Burke Stichting op haar schreden is teruggekeerd en zich aan het herbezinnen is over haar aanpak. Maar wie na vijf jaar terug gaat naar de basis, doet dat vijf jaar te laat.

We hebben het dan over haar “terugkeer” naar de ideeën van het conservatisme en een minder grote nadruk op de “public policy” die onder meer wordt gepropageerd in het stuk Investeren in ideeën van de Burke Stichting. Dit stuk werd onzes inziens niet voor niets onlangs geplaatst onder "organisatie" en ligt in het verlengde van diverse uitspraken van de stichtingsdirecteur, dr. Bart Jan Spruyt.

We betwijfelen echter op voorhand of de terugkeer van de Burke Stichting naar de "conservatieve" oerideeën wat uitmaakt. Nog steeds is niet duidelijk wat conservatisme in Holland inhoudt. En door nu te beginnen met het spuien van onsamenhangende ideeën zou de Burke Stichting helemaal een vreemde te Jeruzalem kunnen worden: te midden van academici en magiërs die haar niet verdragen. Nu zijn conservatisme, orthodoxie en klassiek denken zeker geen vreemden voor elkaar. Maar het feit dat Open Orthodoxie zich niet in de eerste plaats conservatief noemt, heeft zo zijn redenen. Naar aanleiding van de ontwikkelingen rond de Edmund Burke Stichting proberen we deze redenen duidelijk te maken.

Bestaat er een Nederlandse vorm van conservatisme? Zonder te vervallen in een simpel ja of nee, menen we dat het huidige conservatisme op zijn minst problematisch is. Conservatisme gaat uit van denken in kleine stappen en een gematigde kijk op de wereld. Dit kon ze altijd doen omdat het conservatisme zoals dat ons is overgeleverd een conservatisme is geweest van de grote staatslieden – dus een conservatisme van de decisionmakers. Disraeli, Hamilton, Bismarck, Kuyper en Churchill, Burke en Stahl, waren of staatsmannen, of lieden die een groot politiek stempel konden zetten op de samenleving waarvan men onderdeel uitmaakte. Niet alleen het politieke conservatisme was immer mainstream, ook de samenleving droeg nog voor een groot deel de opvattingen van genoemde lieden. Dat is in Nederland anno 2005 niet het geval.
Als er geen conservatisme is in dit land, is er dus ook geen conservatisme om op voort te bouwen. Daaruit voortvloeiend betekent het dat conservatieve methoden, om het conservatisme te doen herleven in dit land, niet voldoen aan datgene je wilt bereiken, namelijk een Nederlandse versie van het conservatisme waarin politiek handelen in de weg van behoedzaamheid en geleidelijkheid plaatsvindt. Je zou dus kunnen stellen dat het conservatisme in ons land niet alleen een onmogelijke zaak is, maar ook een overbodige zaak. Toch zijn er mensen die zich conservatief noemen. Verschillenden van hen zijn verzameld onder de vlag van de Edmund Burke Stichting.

Het conservatisme van de Burke Stichting

Wat wil deze Burke Stichting bereiken? Is het haar wel duidelijk waar ze voor staat en welke rol men zichzelf denkt toe te bedelen? Sinds de bestuurscrisis van april j.l. is het stil rond deze stichting. Een tijd van bezinning lijkt te zijn aangebroken bij de Edmund Burke Stichting. Onderdeel van deze bezinning is het naar voren halen van een stuk dat al eerder was verschenen maar dat sinds 2 juni een meer prominente plaats op de website van de Edmund Burke Stichting heeft gekregen: “Investeren in ideeën”. Hoewel het stuk niet veel opzienbarende nieuwe informatie bevat, legt het wel – meer dan voorheen – veel sterker de nadruk op het nut van ideeën [1]. Uit het stuk spreekt het geloof in de kracht van sterke ideeën.

Want ideeën kunnen volgens de Edmund Burke Stichting de loop van de geschiedenis veranderen, en zijn “krachtiger dan alle legers ter wereld” (Victor Hugo). Wie de “ideeën verandert, kan dus de loop van de geschiedenis veranderen.” Hier lijken de onveranderlijke ideeën te zijn ingewisseld voor ideeën die verandering teweeg brengen. Hoe hoog moet de nood zijn voor conservatieven die radicaal willen breken met de lijn der geschiedenis tot nu toe?

Het is allesbehalve conservatief, om net als de Jacobijnen radicaal te willen ingrijpen en net als de Jacobijnen in te willen zetten bij ideeën. Ideeën zijn alleen bruikbaar als ze onderdeel zijn van een groter zinvol geheel. Maar hier zit de adder onder het gras: waar staat het grotere geheel? Aan het begin van het traject of aan het eind? Met andere woorden: streef je met je ideeën naar een toekomstig maatschappelijk ideaal? En richt je dus de maatschappij in naar de vorm en inhoud van je ideeën? Dit noemde men vroeger revolutionair, tegenwoordig noemt men dat conservatief.

Daarmee lijkt er een zwenking te zijn gekomen in het beleid van de conservatieve denktank. En dat is ook voor ons van belang. Want hoe het wendt of keert: het conservatisme is een natuurlijke gesprekspartner van het paleoconservatisme, ook een falend conservatisme. En natuurlijke gesprekspartners kunnen vol goede bedoelingen flinke kritiek leveren. Natuurlijk alleen als het nodig is. En het is nu nodig.

Een verschuiving van de conservatieve agenda

Was voorheen bij de Burke Stichting het invloed uitoefenen op de politieke agenda overheersend en vloeide daar het zogenaamde "public policy" beleid uit voort, nu komt men daarvan terug. Parlementsleden en politieke partijen koketteerden wel, maar deden niets. Ambtenaren en beleidsmakers zijn moeilijk te bereiken. Men luistert wel, maar men doet er niets mee. De academische wereld is voor de Edmund Burke Stichting altijd al onbereikbaar geweest.

Want ondanks de partijpolitieke bemoeienis van nagenoeg alle bestuursleden en van de leden van de Raad van Advies, bleek uiteindelijk juist het partijpolitieke aspect moeilijk te liggen. Want toen directeur Bart Jan Spruyt het onafhankelijke kamerlid Geert Wilders een handje wilde helpen in conservatieve standpunten was het conservatieve huis te klein. Spruyt heeft hier van geleerd door veel kwijt te raken. Behalve medewerkers van het eerste uur een flink stuk valse hoop om via bestaande structuren het conservatieve gedachtegoed aan de man te brengen.

Sinds de oprichting van deze stichting in december 2000, probeerde de Burke Stichting een voet aan de grond te krijgen bij de politieke partijen. Het liep alles uit op een mislukking. De toenadering van Kinneging tot de CU werd afgewimpeld, zowel de CU als de SGP namen positie in tegenover het conservatisme en het pleidooi van Hillen en vooral prof. Alfons Dölle om het CDA als een sociaal-conservatieve partij te profileren werd met harde hand de kop in gedrukt. De VVD, ten slotte, reageerde vorig jaar op het conservatieve pleidooi van Wilders en Oplaat, met een flirt richting D’66.

De nekslag voor de politieke ambitie van de Edmund Burke Stichting kwam echter vanuit deze stichting zelf. Na de aftocht van de leden van de Raad van Aanbeveling Van Agt, Hans Hillen, Eimert van Middelkoop, George Harinck en Menno de Bruyne rond het eerste optreden met Wilders door Bart Jan Spruyt, viel definitief het doek over het doel van partijpolitieke beïnvloeding. En door het zich terugtrekken van al de bestuursleden die gelieerd waren/zijn aan een politieke partij op 23 april j.l. werd helemaal duidelijk gemaakt dat dit pad ook door Spruyt als onbegaanbaar werd gezien en dus ook werd afgesloten. Vier van de vijf bestuursleden stapten op na aandringen van directeur Spruyt: hun partijpolitieke bindingen stonden volgens hem de verdere ontwikkeling van de Burke Stichting in de weg.

Investeren in ideeën

Enkele weken na de bestuursperikelen werd het pamflet Investeren in ideeën op de website van de Edmund Burke Stichting geplaatst. Ideeën worden in dit pamflet, zoals we al eerder stelden, gepresenteerd als de eigenlijke aanstichters van veranderingen in cultuur, historie en maatschappij. Dat ideeën aanstichters zouden zijn van veranderingen is een grove simplificatie van de werkelijkheid. Karl Marx sprak met zijn marxistische idee niet zozeer mensen aan met een krachtige idee. Marx sprak mensen aan die in een werkelijke (!) en concrete situatie zaten van uitzichtloze nood. Weerloos gemaakt door een ongebreideld vrije marktdenken, door dit denken uitgekleed en gereduceerd tot een massa van economische factoren, was er bij deze mensen werkelijk (!) sprake van proletarisering en Verelendung van een door het kapitalisme gecreëerde massa. Met andere woorden: deze noties waren er niet zozeer omdat een Karl Marx ze had bedacht “als krachtige idee om de loop der geschiedenis te veranderen”, maar de (grove) werkelijkheid was het die de ideeën niet alleen bepaalde, maar ook de bedding was voor dezelfde ideeën om in te landen.

Het voorbeeld van Marx leert ons het volgende: Voor je over ideeën gaat spreken, moet je eerst de werkelijkheid begrijpen. Want de werkelijkheid is de bedding van waaruit de ideeën voortkomen en tegelijkertijd de bedding waarin ideeën landen en waartoe ideeën ook bijdragen ter versterking van het geheel. Een losstaand idee is een hol experiment. Wie de bedding niet kent waaruit hij voortkomt en waarin hij opereert, spuit ideeën in het luchtledige. Als een idee namelijk uit een ontworteld mens voortkomt, is een idee altijd losstaand, en brengt het niet verder dan een luchtballonnetjesfilosofie.

Een goed en krachtig idee opereert in een samenhang en vormt in zekere zin een verhaal met een aantal kenmerken. Een goed idee bevat in ieder geval de volgende drie kenmerken: ten eerste beschrijving van en inzicht in de situatie waarin hoorder zich bevindt, ten tweede een duiding van de situatie hoe die zou moeten zijn en ten derde de weg daar naartoe (methode, aanzetten tot handelen). Een krachtig idee omvat deze drie elementen in één enkele oogopslag.

Het zwaartepunt ligt op het eerste element. Dit bepaalt het meest of een idee conservatief of revolutionair is. Gaat een idee uit van de werkelijke orde en werkt ze van daaruit naar een verbetering, of projecteert het idee een toekomstig ideaal aan de horizon van het menselijke verbeeldingsvermogen? Het eerste is realisme, het tweede noemt men idealisme. De realistische insteek leent zich voor een conservatieve aanpak. Wie daarentegen een idealisme propageert, is niet conservatief, maar revolutionair.

Conservatief of revolutionair?

En onze vraag is dan: wat is de Edmund Burke Stichting? Is ze conservatief of revolutionair? We vermoeden dat de Burke Stichting zal zeggen: “Wij zijn conservatief, want we nemen de huidige situatie als uitgangspunt. We willen de geschiedenis niet terugdraaien, of zelfs maar ontkennen.” En dat is het juist wat ons doet vermoeden waarom we in de Edmund Burke Stichting niet met werkelijke conservatieven te maken te hebben. Want het huidige maatschappelijke bestel is het product van een revolutionaire ontwikkeling. De (postrevolutionaire) geschiedenis is dan ook een onbruikbare en zelfs ondeugdelijke categorie om als conservatief ook maar iets mee aan te kunnen.

De meeste veranderingen in cultuur en maatschappij zijn namelijk desastreus geweest voor alles wat een conservatief liefheeft, de meeste ideeën dus ook. Want is het probleem met de zogenaamde kracht van ideeën niet juist het loutere feit dat deze ideeën vaak zo krachtig blijken te zijn? Juist omdat grenzen, instituties en verbanden wegvallen, kunnen ideeën snel postvatten om daarna roemloos ten onder te gaan. En moet een rechtgeaarde conservatief daarom niet juist streven naar een samenleving waarin ideeën niet zomaar grote veranderingen teweeg kunnen brengen?

Een idee moeten worden gewezen naar de plek die haar toekomt: die van het epistemologische (d.i. kennistheoretische). Een idee bestaat "slechts" op het niveau van het denken. En daarmee lijkt ze op de zogenaamde "institutie". Die bestaat ook niet werkelijk, maar is een kennistheoretisch hulpmiddel om de ontologie grammaticaal en historicaal te kunnen bevatten. Het is echter wel een noodzakelijk hulpmiddel. Het denken kan niet zonder dit middel. Maar dan moet wel aan de volgende voorwaarde worden voldaan: alleen een denken dat haar uitgangspunt neemt in het voorstadium van ideeën, kan een (krachtig) idee hanteren.

De Burke Stichting weet dit al. Zij heeft weet van Wilhelm Röpke en van Pierre Manent die beiden op hetzelfde wezen, zij het in een andere context. De vraag is alleen: doet zij er wat mee? En dan willen wij deze vraag niet alleen stellen om een zekere "onwil" te suggereren. Wij doelen dan hierop: in hoeverre is het mogelijk de "nasleep" van de afgelopen jaren om te buigen naar een program dat zich wel met ideeën presenteert, maar onderwijl iets beters wil, daar voor wil staan en zich daar niet voor schaamt. De wil voor dit laatste is onbetwijfelbaar aanwezig; daarvan getuigt alleen al de inzet van directeur Spruyt. De vraag is echter of het allemaal wel duidelijk genoeg is.

In het pamflet Investeren in ideeën valt één ding op. Dat ideeën krachtig zijn wordt even krachtig geponeerd. Maar welke ideeën dat zouden moeten zijn en waarom is niet duidelijk. Het pamflet komt niet verder dan gemeenplaatsen als "herstel van waarden en fatsoen". Men benadrukt "het belang van familie, gezin, verenigingen, buurten, kerken, opvoeding en onderwijs". Men is "voor een vrije markt en voor een slanke overheid die haar kerntaken nakomt - zoals het garanderen van een veilige publieke ruimte". Het beeld schetst een willekeurig conservatisme van zwerfstenen zonder samenhang. Wie abstracties als “publieke ruimte” en “vrije markt” als leidraad neemt heeft al keuzes gemaakt die strijdig zijn met een belangrijk deel van het conservatisme.

Welke ideeën? - Geschiedenis, Roots en grondwet

Iemand als de Amerikaanse "Southern Agrarian" en "paleo-conservatief" Richard M. Weaver zag dit ook. "Ideas" hadden volgens hem niet alleen "consequences", maar er bestonden ook nog de "visions" of "order". En deze "order" was volgens Weaver een "agrarian" order, gefundeerd en kenbaar in geschiedenis, grondwet en de "roots" van de Amerikaanse samenleving.

We noemen Richard Weaver hier niet voor niets. Weaver werd in het conservatieve manifest De crisis in Nederland - en het conservatieve antwoord [2] opgevoerd als een van de politieke denkers in de intellectuele traditie van het conservatisme. Dit manifest werd in oktober 2003 geschreven door Bart Jan Spruyt en het enige overgebleven bestuurslid van de Edmund Burke Stichting: Michiel Visser. Volgens hen was "het conservatisme als beweging dus altijd een coalitie van denkrichtingen." Deze denkrichtingen waren volgens dit manifest: 1) de sceptische variant van Hayek, Oakeshott en Heldring; 2) de historische school van Von Hayek en Cliteur; en 3) de klassieke school van Kinneging c.s. (De crisis, p. 34v.).

De ontbrekende variant in deze opsomming was in dit manifest opvallend: die van de paleoconservatieven als Weaver c.s. Wel genoemd in de inleiding (Voegelin, Röpke, Weaver en Nisbet) ontbraken deze namen, en meer nog: de stroming waar zij voor stonden, nagenoeg geheel in dit manifest. Daarbij opgemerkt dat in dit rijtje wel de naam van Huizinga, maar niet die van Groen van Prinsterer voorkwam. De leemtes in dit manifest gaven ook de leemtes aan in de manifestatie van het Burke Stichting-conservatisme als beweging. Het "agrarianism i.c. distributionalism" van Weaver, Belloc en Chesterton, het "communitarian traditionalism" van Nisbet, het Hollandse calvinisme van Groen en de openheid naar het transcendente bij Voegelin zijn niet terug te vinden in de conservatieve beweging van de Edmund Burke Stichting.

Door op z'n Hollands meteen het praktische ter hand te nemen door politieke partijen te willen beïnvloeden en via een "public policy" beleidsmakers en "young professionals" te willen vormen, heeft men het zichzelf moeilijk, zo niet onmogelijk gemaakt om een snelle doorstart te maken. Door de fase over te slaan van het creëren van een levensbeschouwelijke basis om "to yield culture-guerillas whose most obvious future is that of use of the past in attack on the present" (Robert Nisbet), mist men een sterke ondergrond en heeft men zichzelf nu opgezadeld met de nasleep van oud beleid. Hoe kunnen ideeën krachtig opwassen in de omgeving van een mijnenveld vol met "belastingplannen", "marktfetisjisme" en "de scheiding van Kerk en Staat"?

De selectie van de Burke Stichting

Wie echter op voorhand al de vrije markt omarmt, heeft al een eigen selectie gemaakt in het conservatisme. Is er bij de Burke Stichting dan nog wel ruimte voor Röpke en Voegelin? Onze vraag aan de Edmund Burke Stichting is dan ook deze: bevat deze selectie nog wel de "ingrediënten" transcendentie, christendom, volk, land, gemeenschap als verbond en organische samenleving? Met andere woorden: hebben de ideeën van de Edmund Burke Stichting "roots"? Durft men in haar kritiek op de Verlichting ook te tornen aan een belangrijke vrucht van deze Verlichtingsboom: de scheiding tussen Kerk en Staat?

Zonder verankering in "Unie, Religie en Militie" i.c. "Verbond, Christendom en Volk", zal er nooit een grassroots-conservatism ontstaan (duidelijk worden) naar Nederlandse snit. Zonder "roots" zowel naar Boven als naar beneden, zullen Ideeën dan van hetzelfde laken een pak zijn als die van andere ideologische maakbaarheidsreligies: liberalisme, socialisme en totalitarisme. Want zonder fundering wordt niet alleen elke idee willekeurig, maar vervalt de constellatie die de ideeën moet bewaken en uitwerken altijd tot een Leviathan: een sterke Staat die ondanks haar liberale afgeslankte vorm uiteindelijk voor alles moet opdraaien.

Wat de Burke Stichting nu nodig heeft is niet de door haar voorgestane fase van de implementatie van ideeën in een zogenaamd te vormen nieuwe culturele elite, maar de fase van de "interne confrontatie": Eerst moeten de onoverbrugbare tegenstellingen binnen de conservatieve beweging aan het licht worden gebracht om ze daarna te overbruggen. Het uitbuiten van de diversiteit van de conservatieve beweging – de botsende tegenstellingen – kan alleen haar werk doen met een inzet bij ideeën die voldoende grond en verworteling hebben in de samenleving waarin we opereren.

En daarbij zijn we aangekomen bij de structuur van ideeën. Een Burke Stichting hoeft niet en mag ook niet opnieuw beginnen. Elke implementatie van het conservatisme dient te beginnen bij het “bewijzen” van het Nederlandse karakter van het conservatisme. Als we tenminste het succesvolle voorbeeld van de Amerikanen willen volgen. Maar wij missen tot nog toe zo’n bewijslast. De Unie, het Eeuwig Edict en de Acte van Verlatinge zijn niet echt "aanwezig" in het blikveld van de moderne “conservatief”. Waarom niet?

Welk Framework of Ideas?

Voelen de Nederlandse Burkeanen zich onderwijl toch nog steeds goed thuis in ons huidige bestel? Vormen de losmaking van de oude orde in de Patriottentijd, de restauratie door Willem I, het opzetten van het Huis van Thorbecke, de pacificatie van 1917 en de definitieve ontkoppeling in de decennia daarna voor de Hollandse conservatieven een lijn waarin zij ook willen staan? Is dit hun “Framework of Ideas” waaruit we al de andere “Ideas” mogen verwachten? Zijn conservatisme en liberalisme dan werkelijk lood om oud ijzer?

Wat heeft de Edmund Burke Stichting bereikt? Niet veel meer dan mobilisatie en bewustwording. Processen van dergelijke aard zijn in de geschiedenis altijd op een mislukking uitgelopen; men denke alleen al aan Kuyper en Marx. Wat nodig is, is de weg van een inzicht waarin men bemerkt dat men zelf (!) onderdeel is van het probleem. Christenen noemen dat de weg van berouw, bekering, omkering, en van herstel van de orde. Deze weg begint bij nederigheid - een kleinheid die sterk maakt omdat de mens door deze nederigheid weer met de neus op de Orde gedrukt wordt. Maar de Edmund Burke Stichting is weliswaar klein begonnen maar klaarblijkelijk dus niet klein genoeg. Want wat wil de Edmund Burke Stichting met conservatisme? Welk soort conservatisme is dat, en welke variant?

We zijn er van overtuigd dat de Burkeanen voluit conservatief willen zijn. Maar het zou dan geen kwaad kunnen enkele punten op z’n minst in overweging te nemen. Ten eerste: is men wel in staat de noodzakelijke breedte en diepte van een volwaardige conservatieve beweging te voeden, de dragen en te exploiteren? Of anders gesteld: is men zelf in staat te ontkomen aan “the nexus of money” (Nisbet) als het enige bindmiddel van conservatieven: de portemonnaie? Ten tweede: we ontkomen niet aan de suggestie die in de insteek bij ideeën ligt, namelijk: elitevorming. Hoe verdraagt elitevorming zich met het ontdekken van de roots van onze natie? Zeker als de intellectuele roots voornamelijk geïmporteerde roots zijn? Ten derde: stelt het smalspoor van het conservativisme van de Burke Stichting, deze stichting nog wel in staat om de vertolker te zijn van HET Hollandse conservatisme?

Het manco van de Burke Stichting

Wij menen dat de Burke Stichting, zowel in de oude als in de nieuwe opzet, niet daartoe in staat is en was. Conservatisme beweegt zich niet in een stichting. Het beweegt zich op het land, op de werkvloer, in de kerkzalen en in enkele collegezalen. Pas in de breedte van zo’n beweging kunnen meerdere (!) stichtingen een plaats en een rol krijgen. Deze diversiteit heeft de Burke Stichting niet alleen niet in huis, deze diversiteit is ook niet in de rol van één enkele directeur te vervatten. Het samenvallen van Stichting en directeur creëert een positie waar de woordvoerder altijd het standpunt van een onpersoonlijk lichaam moet vertegenwoordigen en altijd met meerdere petten op moet gaan zitten. Zoiets is niet alleen onmogelijk, het is zelfs pertinent in strijd met het conservatieve adagium van de morele politicus uit één enkel stuk.

De rol van de Burke Stichting zal dus een andere moeten zijn dan het leveren van ideeën. Een maatschappijvisie is er tot nu toe door haar nog niet geschreven (en dat is wat anders dan een politiek program); en wat voorkomt zo dat ideeën een willekeurig en fladderend bestaan gaan leiden? De kracht van de idee is de levensbeschouwing die er als het ware in meekomt. En deze levensbeschouwing is gegrond op een breed gedragen realiteitsbesef. Dit realiteitsbesef ontbreekt nagenoeg in de gehele breedte van ons (huidige) Nederlandse volk. En het is de vraag of dit realiteitsbesef nog wel bij te brengen is aan onrijpe studenten van allerlei allooi.

We moeten dus reëel zijn: de rol van de conservatieven in Nederland is en was marginaal. De confessionelen hebben het laten afweten, net als de conservatieve liberalen en enkele andere “realisten”. De schaal van ons denken moet dus schuiven. En daar bedoelen wij dit mee: waarom meet de Edmund Burke Stichting zich niet de rol toe van een paraplu-denktank? Waarom brengt ze diverse personen en groepen niet bij elkaar om hun de – botsende - ideeën aan te laten reiken. Waarom zorgt de Burke Stichting niet voor faciliteiten om deze processen te coachen?

Verdient dit laatstgenoemde punt geen nadere uitwerking? Breng conservatieven, neo- en paleo-conservatieven, orthodoxe christenen, klassieke liberalen en paleo-libertariërs maar bij elkaar. En geef Spruyt de rol van onafhankelijke conservatieve intellectueel; een rol die onzes inziens meer bij hem past dan talking head van een marginale politieke stroming. Als de nexus van het conservatisme zo moeilijk te bepalen is, dan moet men de vraag naar deze nexus maar breder neerleggen. En als het even kan niet louter en alleen bij intellectuelen en/of studenten.

De werkelijkheidsclaim

Er huist meer kracht en vitaliteit in het conservatisme dan menigeen denkt. Niet vanwege de kracht van de conservatieven, maar vanwege de werkelijkheidsclaim die haar ondersteunt. Deze claim is dikwijls verborgen - overbodig - in het moderne denken, maar toch: aanwezig. Het vinden ervan is een lastig karwei. De Amerikaanse paleo-conservatief Samuel Francis heeft dit diverse malen geprobeerd uit te leggen. Hij zei ondermeer:

"...the Old Right, which, taking Edmund Burke as one of his principal icons, emulated Burke in formulating what was essentially a defense of an existing order. To the Old Right, post-World War II America was analogous to the old regime that Burke defended against the French Revolution and Enlightement."


Het inzicht dat de werkelijke "Order" meer is dan een optelsom van de "existing order" en "Burke" was onderwijl wel degelijk sluimerend en schoorvoetend aanwezig:

"In theory, many of the Old Right saw that this claim was untrue - Richard Weaver and the Southern Agrarians, in particular, were fairly explicit in their rejection of the modern, secularized, materialistic, and basically repressive regime that had triumphed in the United States."... [3]


Wat Samuel Francis in feite zegt is dit: onze situatie is te zeer verworden om alleen maar met Burke wat op te lappen. Behalve Burke zullen we ook te rade moeten gaan bij de "paleo"-conservatieve criticasters van het conservatisme, zoals Weaver en Voegelin (en men denke in Nederland aan Groen van Prinsterer). Modern conservatisme zal zo onoverkomelijk een contrarevolutionaire trek krijgen. Maar misschien is hier de insteek van de contra-revolutionair pur sang Joseph de Maistre een betere: "We do not want a counter-revolution but the opposite of revolution." (cit. Nisbet, p. 36). In die strijd om tot "the opposite" te komen, kunnen ideeën de rol toebedeeld krijgen van “constructieve destructie”. Dit punt willen we nader toelichten:

We stipten al eerder de afbrekende werking van de succesvolle ideeën aan. Los van bodem, bloed en God, los van orde, traditie en verbanden (d.i. de onlosmakelijke verbanden!) gaan deze ideeën een eigen weg: die van de abstractie en de schijnwerkelijkheid. Maar waarom zouden wij als conservatieven dit niet omdraaien? Door de vernietigende kracht van ideeën te gebruiken in eigen voordeel? Zeker: ideeën werken of ze werken niet. Maar de al dan niet aanwezige werking van ideeën is niet alleen gelegen in de ideeën zelf. De accelererende werking van ideeën kon ook plaatsvinden door de ontkoppeling van de ideeën aan de werkelijkheid, zowel naar beneden als naar boven toe. Werkten de afbrekende ideeën van Revolutie, Verlichting en Secularisatie door het ontkoppelen aan de oude werkelijkheid (of het reduceren ervan ten koste van de oude werkelijkheid); het conservatisme moet haar kracht zoeken in het ontkoppelen aan de huidige – gemaakte! – werkelijkheid.

Conservatisme: godsdienst en guerrilla

In een cultuur van onvrede en vervreemding moet het conservatisme in staat zijn deze ontkoppelingsmechanismen in werking te zetten middels het publieke debat. Het huidige Europa-debat laat zien dat de “werkelijkheid” van de tegenstanders uiterst fragiel en kunstmatig is. Gaten schieten is dan niet moeilijk. Het werkelijke werk zal liggen in het klaar hebben liggen van een alternatief dat “alle seizoenen bestrijkt” (vrij naar Nisbet). Die in staat is de culturele guerrilla te voeren die marxisten, neo-marxisten en alle anderen hebben laten gaan ten bate van een eigen gerieflijk bestaan. Een van onze leraren zal dan – naast Eric Voegelin, Richard Weaver, Wilhelm Röpke, Leo Strauss, Pierre Manent en vele anderen - ook Robert Nisbet zijn, die in zijn Conservatisme - Dream and Reality zegt:

"Traditional conservatives have, and will continue to have, a good deal in common with the socialists in the democracies. (...) The socialists have, just as do traditional conservatives, a complete and self-sufficient program for all seasons, which is something liberals, who tend to live in hand-and-mouth ideological circumstances, do not and never will have. (...) Both sets of traditionalists - Burkean conservatives and Marxian socialists - are compelled to live under the liberal welfare state, which they do not like, though for different reasons, and both ideological groups will yield, as they have for some time now, culture-guerillas whose most obvious future is that of use of the past in attack on the present." [4]


Het gebruik van de historie op een dusdanige wijze dat er een krachtige aanval op het heden kan plaatsvinden, is voor de Hollandse conservatief ondenkbaar zonder de godsdienst. Zonder de religie van christendom en calvinisme bestaat er eenvoudigweg geen Hollands conservatisme. Robert Nisbet wijst in zijn al aangehaalde werk erop dat er wel degelijk diverse conservatieven van betekenis zijn geweest die ongelovig waren. Maar ook bij hen stond het conservatisme nooit los van het christendom als voor het heden relevante en centrale notie.

Wordt het daarom niet tijd voor de Burke Stichting om te kiezen? Erkent ze haar beperkingen en vormt ze zich om tot een paraplu-denktank? Of wordt ze een echte conservatieve club. Dat laatste is een lange weg die begint bij het verwijderen van non-conservatieven uit haar midden (zoals Paul Cliteur en Leon de Winter). Zal de toekomst laten zien of de Burke Stichting de durf en het inzicht zal hebben om de juiste keuze te maken en te bepalen wat haar roeping is, "overbodig" of niet?

Voorzet

In het kort komt het ons voor dat de Burke Stichting de keuze heeft uit de volgende twee opties:

1) Afscheid nemen van het denktank willen zijn, en een faciliterende rol op zich nemen. Breng christenen, (neo-)conservatieven, libertariërs, paleoconservatieven en anderen maar bij elkaar en faciliteer het interne debat rond enkele speerpunten die enige common sense in zich mee dragen. Deze optie sluit het meest aan met datgene waar men nu mee bezig is, zij het dat het moeilijk zal zijn de punten van common sense te vinden en te formuleren. Probleem hierbij is ook: wie vertegenwoordigt nog de conservatieven wanneer de Burke Stichting zich op een andere rol gaat toeleggen?

2) Een echte conservatieve denktank vormen is de tweede optie, en de meest consistente, gezien de problemen rond de common sense en de vertegenwoordiging van de conservatieven bij de eerste optie. Echt conservatief betekent onder meer: niet bang zijn om de orde van voor de revolutie weer op te rakelen. Noties als christendom, kleine verbanden, kerk, gewoonterecht, patriarchalisme, natie en verbond zullen dan vroeg of laat op de weg komen. De tweede optie betekent ook automatisch: klein beginnen en veel geduld, moed en karakter bezitten. Niet alleen omdat er met de tweede optie veel fundamenteel denkwerk verricht moet worden [5], maar ook omdat de weerstand in de samenleving nog groter zal zijn dan met de Burke Stichting "oude stijl" het geval was.

Het moge duidelijk zal dat de tweede optie onze voorkeur heeft. Het is ook de optie die sommigen bij Open Orthodoxie zelf al ter hand hebben genomen, zij het met bescheiden middelen en mankracht. En wanneer de tweede optie ter hand is genomen, ligt de eerste optie nog steeds onder handbereik. Maar dan wel met een hand die iets te bieden heeft wat anderen niet hebben, namelijk weten wie we zijn als natie, als burger en als bestuurder en wat dat betekent voor burgerschap, politiek en bestuur.

Noten

[1] Voor het pamflet: Investeren in ideeën, klik hier, geplaatst op 2 juni 2005
[2] Bart Jan Spruyt en Michiel Visser, Conservatief Manifest - De crisis in Nederland en het conservatieve antwoord, Tocqueville Reeks Nr. 1, oktober 2003: klik hier (in PDF).
[3] Citaten van Samuel Francis uit Chronicles July 2003, p. 34/5.
[4] Robert R. Nisbet, Conservatism - Dream and Reality, New Brunswick, NJ/London 2002, p. 117. Eerdere verwijzingen naar Nisbet komen ook uit dit boek.
[5] We verwijzen hier naar mijn artikel elders op deze site: Een pijnlijk afscheid van een Oude Wereld waar onder meer gerefereerd wordt aan het belang van de Konservative Revolution en aanverwante denkers als Eric Voegelin.


Lees verder...

dinsdag 7 juni 2005

NA DE CHAMPAGNE BEGINT DE ELLENDE: na 1 juni

Champagnekurken knallen, zakken chips worden opengetrokken en vuurwerk wordt van achter uit de kast gehaald. Mensen zijn opgetogen, vliegen elkaar om de hals, want het is feest in Nederland. De democratie heeft een immers een overwinning behaald en dat moet gevierd worden. Het referendum is een succes geworden. Richtte het "positieve denken zich voor 1 juni nog op het "ja" voor de grondwet, nu richt datzelfde positieve denken zich op het referendum zelf. Zeker, Nederland leert Frankrijk een lesje. Maar dan wel in het feestvieren en het tellen van de zegeningen. Want net als Frankrijk kennen wij ook ons democratisch messianisme: het draaiorgel-messianisme.

Waar andere landen slinkse wegen moeten bewandelen om het volk, door middel van propaganda of repressie, te hersenspoelen en haar - met haar leiders - te doen vergeten, hoeft dat in Nederland niet. Want ben je op het ene moment nog vervuld met weerzin zoals een Jozias van Aartsen die de link legde tussen de Nederlandse nee-stemmers en de Franse "communisten en racisten", of vol met teleurstelling zoals Balkenende, of vol met wel erg speciale emoties zoals Femke Halsema: "Ik baal als een stekker" - het volgende moment kan diezelfde stekker in het stopcontact worden gestoken en kan het lichtorgel haar vrolijke deunen gaan spelen. Het volk van clowns en circusartiesten heeft er weer een reden tot feestvieren bij: het parlement en de regering staan in hun hemd, en dat moet gevierd worden.

Nu was mijn weerzin tegen de Europese Grondwet groter dan die tegen het referendum; daarom zal ik u mijn uitgebrachte "nee-stem" niet onthouden als het minste van twee kwaden. Maar nu 1 juni achter de rug is, vraag ik me af of we niet bezig zijn met het openen van de doos van Pandora. Hoeveel meer democratie kan een gezond mens nog verdragen?

Want laten we ons geen illusie maken: het resultaat mag er wezen, de weg ernaartoe stonk, het middel rammelde aan alle kanten en de argumenten en motieven - zowel pro als contra - zijn en waren in veel gevallen uiterst dubieus. Veel argumenten contra waren gewoon argumenten pro, en andersom. Wie tegen Europa was vanwege de te geringe garanties om de verzorgingsstaat veilig te stellen, was er in feite al voor als maar aan de juiste voorwaarden voldaan zou worden - door de EU wel te verstaan. En veel voorstanders willen wel degelijk bepaalde rechten en vrijheden veilig stellen - al is hun grenzeloze naïeve vertrouwen in machtsapparaten in dezen ontstellend.

De Europese manier van denken

Vele zogenaamde tegenstanders van de Europese Grondwet zijn niet zozeer tegen de bureaucratische machtsstaat. Ze zijn alleen niet voor zo'n machtsstaat op Europese schaal. Wat ze wel willen is een bureaucratische machtsstaat op natieschaal - dat wil zeggen: op Nederlandse schaal. Zo wil een SP wel degelijk een nog sterker Europa, maar dan wel een Europa naar haar beeld: een Europa dat de verzorgingsstaat versterkt en dat zich bemoeit met tal van terreinen op sociaal-economisch gebied.

De "Europese manier van denken": van bovenaf en vanuit een machtscentrum is zo'n beetje bij alle voor en tegenstanders van de Grondwet te vinden. Een klein voorbeeldje: Geert Wilders is tegen een districtenstelsel, omdat daarmee het algemeen belang uit het oog wordt verloren. Het algemene belang kan volgens hem dus het beste in het oog worden gehouden vanuit de centrale Haagse contreien...

Door het leggen van primaat bij de Europese politiek, in plaats van bij de Europese werkelijkheid, versterkt men op tal van wijzen de politieke werkelijkheid vanuit Den Haag, Brussel en Straatsburg. De opmars van dit imperiale denken is al dermate gevorderd dat men zelfs klassieke als subsidiariteit en representativiteit in het systeem ingekapseld heeft. Overgenomen uit het Rooms-katholieke sociale denken, hebben de (RK-)oprichters van de Europese Gemeenschap - Adenauer, Schumann en Gaspardi - zo'n "subsidiair" klimaat gecreëerd in de "gemeenschap der volkeren" die de EU (c.q. EEG) moest zijn.

Maar was voorheen (bij de Rooms-katholieken) de subsidiariteit verbonden met het diepe besef dat verantwoordelijkheden daar gedragen moeten worden waar ze primair thuishoren (gezin, locale gemeenschap, kerk en vereniging) en dat een centrale overheid niet alleen beperkt is in haar mogelijkheden, maar ook in haar verantwoordelijkheden en handelingslegitimiteit [1]; de moderne subsidiariteit denkt daar anders over. Voor haar staat de daadkrachtigheid voorop. Zo spreekt ook Geert Dales over subsidiariteit wanneer hij tegelijkertijd pleit voor schaalvergroting van gemeenten, om zo daadkrachtiger bestuur te genereren.

Het oprukken van de roep om politieke daadkracht en handelingsbevoegdheid "gebruikt" subsidiariteit om het werkingsgebied te vergroten van haar politieke ambitie. De moderne subsidiariteit wil zo juist de beperkingen van handelen en legitimiteit opheffen, en is zo vooral een exponent van de "Europese gedachte" van de onafwendbaarheid van schaalvergroting en ongebreidelde competitie.

Imperiaal denken

In zijn studie Rondom de vloedlijn [2] duidt de jonge filosoof Vincent Blok deze wijze van denken als "imperiaal denken". Volgens Blok is het imperiale van het moderne denken dusdanig alomtegenwoordig, dat dit imperiale niet alleen de intermenselijke verhoudingen doortrekt, maar ook de cultuurkritische protesten daartegen. Vincent Blok zegt daarover:

"Als het imperialisme niet alleen alomtegenwoordig is maar ook elk verzet daartegen doortrekt, dan heeft het een hermetisch karakter. Het vermoeden van de "onwaarheid" ervan kan dan niet langer worden gevoed door dit verzet. Dit vermoeden dan worden getoetst door de vraag naar het wezen van de macht." [Rondom de Vloedlijn, 13]

Het defaitisme van Heidegger (en van Vincent Blok) stelt ons voor de vraag: is er een uitweg uit de alomvattende druk van de imperiale krachten, dat alles lijkt te doortrekken? Is er een barrière op te werpen tegen dit imperiale? Of - als uiterste redmiddel: is er nog een vrijplaats mogelijk om het "eigene" in stand te houden?

Volgens Heidegger - en vele anderen - uiteindelijk niet. Zijn slotsom is niet zo verwonderlijk, zeker gezien zijn aandeel in de "Totalschlacht" die het Duitse Nazidom over ons continent heeft uitgegoten - een nasleep waarin we nog steeds ondergedompeld lijken te zijn, getuige alleen al de "verdediging" van de Grondwet. Want juist het beroep op het onafwendbare en de positieve grondhouding benadrukten het irrationele en totalitaire karakter van de Europese eenwording. En ook hier heeft Vincent Blok in zekere zin gelijk, wanneer hij stelt dat het anti (de terugtrekking) in wezen negatief afhankelijk is van datgene waar men zich tegen afzet.

"Alleen een god kan ons redden"Zag de "mislukte oude Duitse filosoof" Heidegger geen uitweg meer uit het imperialisme; zelfs Nietzsche bleek hem daarvoor te "metafysisch" - het was ook "de mislukte oude man" Heidegger die ons toeriep: "Alleen een god kan ons redden." Niet dat Heidegger zelf in zo'n "God" geloofde - hij zag hem althans niet. Maar slechts een nieuwe macht die voor een omwenteling zou zorgen, kon ons redden uit de huidige toestand van zijnsvergetelheid, d.i. de totale ontworteling van de moderne mens en haar maatschappij. Wij zouden ook kunnen zeggen: Heidegger duidt op de maatschappij die totaal op op drift is geraakt door het losraken uit oude banden en die daardoor ten prooi is gevallen aan talloze krachten als de volkswil, en aan andere imperiale krachten als techniek en economie.

In De toekomst van vrijheid [3], noemt de Amerikaan Fareed Zakaria zo'n "god" - goddelijk obstakel; namelijk de representativiteit. Deze barrière tegen het ongeremde imperiale van de volkswil, deze tegenhanger van de volledig transparante dictatuur van de moderne democratie, moet volgens Fareed Zakaria weer herontdekt en gewaardeerd worden. Zowel in de VS als in Europa. Want volgens Zakaria hebben "referendums en initiatieven het proces versneld waarbij macht is ontrokken aan politici, en is overgedragen aan "het volk", maar altijd via een voortdurende groeiende klasse van professionele adviseurs, lobbyisten, opiniepeilers en activisten." (Zakaria, 186)

Afstand en ondoorzichtigheid zijn basisvoorwaarden voor een democratie waarin vrijheid gekoesterd wordt. Volksraadplegingen zijn volgens Hans Wiegel namelijk „de bijl aan de wortel van de democratie.” Politici moeten zelf de problemen aanpakken en ze niet „bij de kiezer over de schutting gooien.” [4]. Want als de politici de verantwoordelijkheid afschuiven op het volk, is er in feite niemand meer verantwoordelijk. Wie spreekt namelijk het volk aan zonder afgestraft te worden? Het pijnpunt is echter pijnlijker dan we denken. Politici kunnen dan wel de verantwoordelijkheid naar zich toetrekken; maar als deze verantwoordelijkheid niets meer inhoudt dan doen wat het volk wil, behelst ook deze verantwoordelijkheid niet meer dan beantwoorden aan de onverantwoordelijkheid van het volk.

De volkswil van de ongetemde massa

De ongebreidelde wensen van het volk, de ongerichtheid van deze diffuse wensen en de eveneens ongebreidelde drang van politici om aan deze wensen te beantwoorden is een cynische variant van de Mobilmachung van Ernst Jünger, die deze Mobilmachung omschreef als “een groeiende omzetting van leven in energie ten gunste van de beweeglijkheid van de vluchtig wordende bindingen”. Volgens Vincent Blok duidt deze omzetting niet op een afbraak van alle dingen, maar op het verdwijnen van het transcendente wezen van alle dingen, waaraan het animal rationale zich gebonden wist. Vincent Blok: “De werkelijkheid ontleent haar betekenis niet langer aan een vaste waarde of grootheid, maar is potentiële energie die haar waarde ontleent aan de mate waarin ze vruchten afwerpt in verschillende situaties.”

De cultuurhistorische implicaties van de Mobilmachung laten we hier rusten, maar in het kader van onze “Europese gedachtegang” moeten we ons afvragen of de mobilisatie van de massa nog wel overweg kan met een notie als representativiteit, en zelfs subsidiariteit. In hoeverre is de mens die gesubsidieerd wordt nog verantwoordelijke, en in hoeverre nog slechts uitvoerder van de volkswil? En in hoeverre is de representant nog in staat om als animal rationale de massa’s te temmen en te sturen?

Is het voor de moderne mens nog zinvol te spreken over een “hoger geplaatste persoon” die tal van anderen – anoniem – belichaamt in zijn “ambt”? Reeds enige tijd geleden heeft Paul Cliteur erop gewezen dat de monarchie een aflopende zaak is omdat de monarchie staat of valt met het geloof in haar roeping. Deze roeping duidt op een “kracht van boven” die de ambtsdrager – monarch – sterkt en legitimeert. Zonder “boven is er geen roeping, en zonder roeping is er geen ambt. En wat voor de monarchie geldt, geldt in wezen ook voor de gehele politiek: zonder ambt is er geen representativiteit. Er is namelijk geen buffer van transcendentie om de constante druk van volkswensen af te weren. De eigen carrière, de komst van verkiezingen en de noodzakelijke bereidheid om mee te werken aan besluiten bij het volk kunnen niets met een “politicus versus massa”.

Het Europese denken

Zakaria wijst in feite op de toenemende illusie van democratie die niets anders in gang zet dan een toenemende macht van de bureaucratie. En horen wij hierin niet de echo van de pro-Europese proaganda die ons steeds maar meer democratie belooft? Waar representativiteit een subsidiair karakter krijgt, is representativiteit zo niet meer dan een dekmantel voor ongecontroleerde macht van onder meer een "Brussel en de EU".

Wie daartegenover slechts het referendum weet te plaatsen, doet echter nog meer mee met het verdampen van het algemeen belang en van de fundamenten ervan. Niemand geeft namelijk de garantie dat het Volksempinden steevast het algemene belang zoekt. Niet dat ambtenaren en politici dat wel doen, maar het referendum holt ook nog eens de verantwoordelijkheid en de daarmee verbonden representativiteit uit als middelen het democratische teveel te doen keren. Teveel transparantie verlamt voor je het weet de politiek en zal elke "oplossing" forceren in de vorm van een experimenteerdrang.

Referenda functioneren niet anders dan in een confederale setting, zoals Zwitserland of de USA. Maar dan nog moeten we ons de vraag stellen of het "loutere volk" in de huidige cultuur een ander belang kent dan het haar aangepraatte economische belang. De Zwitserse tendens belooft in dezen weinig goeds [5]. En als er iets de mogelijkheid vergroot voor manipulatie, dan is het wel een hegemonie van het economische belang.

Maar we mogen niets uitsluiten, en zeker niet de Haagse - of de Brusselse - slimmigheid. De doos van Pandora kon wel eens geopend zijn om het referendum als middel op te blazen en om zo het volk opnieuw in de hegemonie van de nieuwe regenten te laten vallen. Spelen met vuur is moderne bestuurders niet vreemd, getuige alleen al de brutaliteit van de afgelopen campagneweken ...

Noten

[1] Zie over het Rooms-katholieke sociale denken: C. van Gestel O.P., Kerk en sociale orde - Historische ontwikkeling en leerstellige inhoud van de sociale leer der kerk, Leuven 1956; m.n. p. 289: "Dient de staat zich te ontlasten van funkties, die niet tot zijn bevoegdheid behoren, met des te groter zorg moet hij zich wijden aan zijn eigen taak."
[2] Vincent Blok, Rondom de vloedlijn - Filosofie en kunst in het machinale tijdperk, Een confrontatie tussen Heidegger en Jünger, Soesterberg 2005
[3] Zie over het boek van Fareed Zakaria, De toekomst van vrijheid, Amsterdam/Antwerpen 2003, ook het artikel van Henk Kievit: In de beperkingen bewijst zich politiek meesterschap.
[4] Reformatorisch Dagblad d.d. 06/06/05, Wiegel heeft niets met Liberaal Manifest
[5] Zo stemden de Zwitsers onlangs in met een toetreden tot het verdrag van Schengen, primair op economische gronden: eenvoudiger verkeer van personen zou het tourisme kunnen bevorderen en de toegang tot de Europese markt zou vergemakkelijkt kunnen worden. Zie hiervoor Reformatorisch Dagblad d.d. 06/06/05: Zwitsers stemmen in met Schengen.


Lees verder...