donderdag 27 december 2007

EEN GEVAARLIJK FEEST - EEN KERSTOVERDENKING

"Only in America with nothing but a Dream; only in America where every Man’s a King." (Johnny Cash)

Elk jaar wordt het kerstfeest problematischer. Terwijl in de Verenigde Staten steeds meer instellingen kerstmis en kerstboom weren omdat zulke zaken tegen het secularisme ingaan, neemt ook in Europa de vervlakking hand over hand toe. Onze moderne cultuur kan niets meer met feesten; vooral niet met kerstfeest. Met name dit feest is een aanklacht tegen zowel atheïsten als tegen theïsten. Kerst druist in tegen de moderniteit en haar uitwassen. Het is daarom een prachtig feest. Hoelang zal kerst nog bestaan voordat het als een zeepbel uit elkaar spat? Zienderogen neemt de gezelligheid af. Volgens een cultuurwatcher in De Pers is er geen “diepere betekenis meer achter kerst” en daarom “moeten we er maar een leuk feestje van maken." En daarmee staat het feest al deels op de tocht. De platte commercialisering, de eindeloze herhaling van gedateerde eighties en nineties christmas songs van George Michael, John Lennon en Paul McCartney doen zelfs menig popmuziekliefhebber verzuchten waarom er geen kerstliedjes meer worden gemaakt. Wie de diskjockeys hoort kletsen, hoort de verveling erin door klinken.

Een koningin die de kersttoespraak misbruikt om de PVV van Wilders aan te vallen, godsdiensten om de oren slaat met “de wet” – hoe pervers deze ook kan zijn – en die een lans breekt voor het COC maakt het er ook niet beter op. Kerst is een zeepbel die uit elkaar gaat spatten. Seculieren zullen juichen, vrome gelovigen zullen er geen traan om laten. Het klassieke christendom is allang verdwenen. Kerken raken met het jaar leger; de goedgevulde kerstnachtdienst wordt daarmee steeds meer een vlag op een strontschuit. Iedereen wil een gezellige kerstmis, de priesters zijn er haast niet meer en als ze er zijn scheuren ze van hot naar her. Om als het glad is in de aanloop naar dit feest in een kanaal te schieten en te verzuipen – zoals afgelopen weekend bij Den Helder gebeurde. Kerst is bezig met roofbouw op clerus, gelovigen en cultuur. Mensen raken vermoeid. Decadentie rukt op. En vooral met een feest als dit wordt het zichtbaar. Een theologiestudent verzuchtte eens dat hij met kerst niet meer naar de kerk ging omdat hij dan de slechtste preken hoorde. Al werden ze met andere feestdagen ook steeds slechter. En een kerkmusicus verzuchtte onlangs tegen me dat er nauwelijks nog oude kerstliederen worden gezongen op scholen en in kerken. Men vindt ze te sentimenteel, te romantisch, niet meer van deze tijd. Men wil moderne geluiden, evangelische opgewektheid.

Een echt feest kan echter niet zonder ongedeelde feestvreugde en loutere triomf. Feestvieren doe je niet besmuikt. Of met bijbedoelingen, zoals meegaan met je tijd in opgewekte charismatische kitsch. En in die bijbedoelingen komen we nu om. Je hoort oproepen tot wereldvrede en gezelligheid in de wereld. En oproepen tot wereldvrede, bekering en evangelisatie-ijver in de kerk. Kerst wordt gebruikt voor andere doeleinden dan het feest zelf. Kerst wordt van lieverlee misbruikt. En omgevormd in een feest van idealen als “wereldvrede” en van de voorspoed van de volle maag. En zowel de dromers als de stoffeerders draaien het feest de nek om. Jazeker: Kerst is het feest van droom en stof. Van een Goddelijk ingrijpen op de mens zijn oorspronkelijke staat en roeping terug te geven. Maar het is het feest tegen spiritualiteit en materialisme, tegen atheïsme en theïsme tegelijk. Want God is mens geworden en Zijn zoon is vlees geworden in het kindeke Jezus. Om later man te worden en het koningschap aan elke man terug te geven.

Wellicht ten overvloede, maar Kerst gaat niet zonder mijmering. De avonden zijn lang, het jaareinde nadert en het moment om terug te blikken komt eraan. Kerst is als feest van “vrede op aarde” een dromenfeest dat dicht op de hielen wordt gezeten door de vervlogen dromen van Oudejaarsavond. De mens is stoffelijk en keert tot stof weer. Zijn dromen en daden beklijven nooit. Zolang een mens leeft, droomt hij en hoopt hij. Maar met de dood zijn de dromen voorbij. Gevaarlijk zijn die dromen – althans gevaarlijk in de ogen van moderne mensen – die proberen te blijven. Individuele dromen zijn ongevaarlijk mooi; collectieven dromen worden met argwaan bekeken. Dromen met pretentie – idealen, grote verhalen – zijn van een voorbije tijd. De machinerie van vooruitgang is een vernieler van collectieve dromen: godsdienstige dromen, politieke maakbaarheidfantasieën, culturele verheffingsidealen.

De kerstdroom is even mooi als gevaarlijk. Zolang ze romantisch en harmonisch wordt uitgelegd, is er nog weinig aan de hand. Althans op dit moment. Zolang de christenen samen met de engelen aan de zijlijn van de maatschappij het “Ere zij God” zingen, onhoorbaar, bedeesd en onverstaanbaar, en de commercie en de “Top 1000’s aller tijden” op de radiostations door de kerstversiering rinkelen, blijft de vrede in stand. Kerst is ongevaarlijk zolang de mythe in stand blijft dat God onkenbaar is, ver staat van deze aarde en dat geloof de kloof tussen Hem en de gelovige moet overbruggen. Kerst is ongevaarlijk en potsierlijk zolang de vroomheid heerst en op de lachspieren werkt van elke gezonde Nederlander. Zolang de theologen hun verzinsels van de kansels mogen uitspinnen, is Kerst als een web van ochtenddauw dat wordt uitgesponnen over een horde dronken voetbalsupporters. Ongevaarlijk. Onwerkelijk. Aan een slijtage onderhevig die steeds meer zich afkeert van openlijk geweld en openlijke agressie.

Een gevaarlijk feest

Het wordt anders wanneer de christenheid weer doorkrijgt wat Kerstfeest inhoudt. Dan wordt Kerst een gevaarlijk feest. God is immers mens geworden en heeft ons vlees aangenomen. Kerst betekent: “Ik laat niet varen het werk Mijner handen” (Psalm 138). Met andere woorden: “Ik ga door met waaraan Ik begonnen ben; Ik ben nooit gestopt, heb Mij nooit beschaamd afgekeerd van Mijn kinderen.” Gods Zoon is in Jezus onderdeel geworden van het menselijk geslacht, van de menselijke geschiedenis, van het stof van deze aarde. God en aarde zijn niet los te zien. Ze vallen niet samen. Hij is en blijft Schepper van deze wereld, Onderhouder, Volbrenger. Maar het Koninkrijk van God c.q. het Koninkrijk der Hemelen begint bij de uitloper van deze aarde in de hemel: de mens Jezus die zit aan de rechterhand van Zijn Vader, als “tweede Adam” – als vertegenwoordiger, als belichaming van het menselijk geslacht. Onlangs zei een classicus in het Nederlands Dagblad dat het Koninkrijk van God in de Bijbel altijd “nabij” is, zelfs “onder ons”, maar ook – en dat gaat nog verder – “in ons” is. Zoals de apostel Johannes verklaart: wij in Christus en Hij in ons. Deze aarde, dit mensdom is in de hemelen, en de goddelijke kracht is in de aarde. Niet zonder meer. God blijft God en de mens blijft mens. Maar de afstand is weggevallen. Het theïsme is dood; het goddelijke is niet als denkbeeld ver weg, maar is vastgeklonken aan ons mens-zijn. Evenzo is de wereld niet seculier; ook het atheïsme is dood.

Maar zolang de gelovigen zich nog laten wijsmaken dat zij theïsten zijn - gelovers in een Godsdenkbeeld - geeft men de oneerlijke atheïsten vrij spel. Want eerlijke atheïsten bestaan er niet, althans ik ken ze niet, evenals dat er serieuze theïsten bestaan. Elke atheïst hanteert een dualisme van stof en geest, van wereld en geloof, van mens en god waarbij men het concrete, wetenschappelijk verifieerbare omhelst en het andere – het niet wetenschappelijke – verwerpt. Het geloof in een God, het geloof, de religie zijn achterlijke denkbeelden, ziektes, fenomenen die overwonnen dienen te worden. De leefbare maatschappij dient seculier te zijn: gevrijwaard van elke aanwezigheid van georganiseerde religie. Het is een vreemd dualisme dat men hanteert. Men gelooft slechts in materie, maar gedachten zijn esoterische, onstoffelijke, antimateriële uitingen van mensen die zodra er religie in het spel komt, met argwaan bekeken dienen te worden. Religie is van outer space. Terwijl de atheïst Moleschott nog zei: “Ohne Phosphor keine Gedanken”, roept de huidige atheïst de esoterie in het leven, zodra deze “Gedanken” religieus blijken te zijn. Hoezo, horen gedachten, hoort geloof in God dan niet bij deze “materiële” werkelijkheid? En: als de werkelijkheid in werkelijkheid atheïstisch is, en dit dus altijd is geweest vanaf den beginne, dan is geloof in God, religie, toch ook onderdeel van de “atheïstische” werkelijkheid? Een eerlijke atheïst zou daarom de godsdienst, het geloof in God, de intentie van Kerst moeten omhelzen als horende bij zijn eigen leefwereld. Als er niets buiten deze werkelijkheid is, dan bestaat er geen dualisme, geen dialectiek, geen “vreemde religie”. De moderne atheïst zou alles wat bestaat, het ganse christendom, inclusief het geloof, moeten omhelzen als onderdeel van zijn eigen niet-dualistische domein. Hij doet het niet. En hij ziet het niet. De prominente atheïst Richard Dawkins ziet het geloof als een ziekte die overwonnen dient te worden. De werkelijkheid – ons ganse voorgeslacht is een verzameling vlees dat met kankercellen van outer space is doorgekankerd. Het materiaal waarvan Dawkins, zijn bevindingen en zijn vrinden is gemaakt, is rottend vlees. Dawkins haat het vlees, zijn eigen vlees, het vlees van zijn vaderen waaruit hij is ontsproten. Dat hij zich onlangs een “cultuurchristen” durft te noemen, maakt het alles extra lachwekkend. Het dualisme is zover doorgevreten in de geest van deze man, dat het zieke en leugenachtige rustig onderdeel kan uitmaken van zijn identiteit – aangezien hij toch in andere sferen leeft.

Tegenover de atheïst staat de theïst. Terwijl de atheïst vanuit de “materie” de aanval inzet op de ongedeelde natuur, zet de theïst vanuit de “geest” de aanval in op deze natuur. De theïst is een “vreemdeling” op deze aarde. Zijn “burgerschap is in de hemelen”. Het Koninkrijk waarin hij gelooft “is niet van deze aarde”. De theïst speelt met waarheden die op zich “waar” zijn. Jezus heeft lammen en zieken genezen. En Hij heeft de vredestichters zalig gesproken. Dat is waar. Maar het is slechts één zijde van de waarheid. Wie vrede wil begrijpen, moet het Oude Testament openslaan en niet naar de kersttoespraak van de koningin luisteren. In de Wet van Mozes en in de profeten komt ons een harde vrede – een tough love – tegemoet waarvan de wereld niet wil weten. En de kerk ook niet. Die heeft van een aards volksfeest met een goddelijke diepgang en hoogte een “religieus feest” gemaakt. Voor zachte mensen, sentimentele mensen en dromerige mensen.

Kerst is daarmee hèt tijdstip waarop beuzelarijen volop klinken. Het weerloze kindje, de kerstgedachte, de Vredevorst – juist in een tijd van een islam die het zwaard hanteert, zweert de theïst bij “zijn” geloof dat van een zwaard niet wil weten. In de hemel zijn volgens hem geen zwaarden, alleen kruisen van “Gedanken”. Juist in deze tijd zet men Jezus en Mohammed naast elkaar en stelt dat het christendom haar geloof niet met geweld verbreid. Men onderstreept het vreedzame karakter en heft met een zoete kinderstem het “Ere zij God” aan. Doch de engelen zongen niet liefelijk, zij ‘scandeerden’. Zoals klassieke troepen hun overste toeschreeuwden: “Heil! Eer!” Kerst is mooi en huiveringwekkend tegelijk. Christus is in het vlees gekomen om – zoals de Bijbel het zegt – het zwaard te brengen. Wat Hij heeft gebracht, is in de hemel toebereid. Van meet af aan is er het zwaard geweest dat in handen van gelovigen een zegenrijke arbeid deed. En Jezus schaamde zich niet om juist de profeten met het meeste bloed aan de handen bij Zich te nemen op de berg der verheerlijking: de berg Tabor. Samen met Mozes en Elia bereidde Hij zich voor op Zijn lijdensweg; samen met Mozes en Elia toonde Hij de heerlijkheid van Zijn Vader. Elia die duizenden Baälpriesters liet afslachten en Jehu tot zijn wrede taak aanzette om Israel te zuiveren. Mozes die de zonen van Levi met het zwaard de legerplaats in liet gaan om te doden wat zei tegenkwamen; daarna werd de stam van Levi verheven tot priesterstand; want zij die het bloed kennen, mogen rond het altaar staan. De theïsten die het bloed voor de droom hebben ingewisseld, hebben daarmee hun plek bij het altaar verspeeld.

Kerst en het zwaard

Christus is gekomen om het zwaard te brengen. Natuurlijk: niet alleen hierom. Hij is gekomen om mensen te zaligen. Omdat God de wereld liefhad. Jazeker. Maar de liefde Gods werd openbaar in het kindeke Jezus. En wat die liefde inhoudt wordt getoond in de Wet en de Profeten: in Mozes die de Wet schonk en in Elia die de grootste aller profeten was. De Bijbel is een rauw boek. En God is – zoals de theoloog Van Ruler ooit zei – een “ruige God”. En de Kerk belijdt: dit kind in de kribbe is de Zone Gods – is God Zelf. Dit kind is de engel des HEEREN die vocht met Jacob – de engel die God Zelf bleek te zijn. Het is de engel des HEEREN die bij Jozua was alvorens hij het land Kanaän met het zwaard moest veroveren. Dit brengt ons bij de vraag: over welke Jezus Christus hebben wij het? Over de evangelische voorbeeldfiguur die ons oproept onze andere wang te keren en zo vrede te vestigen? Over de tegenpool van Mohammed die gewapenderhand een rijk wilde stichten? Over een godmens die mensen – alle mensen – een zalige, eeuwige toekomst wil bezorgen in de hemel en op de nieuwe aarde? Met andere woorden: is Jezus Christus de man van het Jenseits?

Hoe vroom bedoeld ook, vergelijkingen tussen Jezus en Mohammed stuiten me enorm tegen de borst. Zelfs al wil men het tegendeel zeggen, men plaatst in feite beide figuren op één lijn, om daarna vroom, redelijk en zedelijk een juiste weloverwogen keuze te maken. Jezus staat echter niet tegenover Mohammed. Hij stond niet tegenover Jozua, Mozes of Elia om daarna de laatste drie af te wijzen omdat hun daden tegen het evangelie in zouden druisen. Wie Jezus naast Mohammed stelt om daarna Mohammed af te wijzen, en wie dit doet omdat Jezus met Zijn boodschap elke vorm van geweld en dwang af zou wijzen; zo iemand heeft er niets van begrepen. Zo iemand tornt aan het God zijn van Jezus Christus en aan Zijn Goddelijke missie. Jezus is niet komen om met geweld een Rijk te stichten. Jazeker. En Hij is ook niet gekomen om zonder geweld een Kerk te stichten. Hij is slechts gekomen in het vlees om Zijn eenzame arbeid te verrichten, om te tonen wie God is, altijd was en altijd zal zijn: aan ons verknocht en – in Zijn Zoon – tot in de dood aan ons verbonden. Toen bijna alle volgelingen van Jezus hem hadden verlaten en toen nog slechts de twaalven er waren, vroeg Hij hun: “zouden jullie ook niet gaan?” Jezus had ook geen vreedzame kerk nodig. Waarom zou Hij?; God was er toch immers al? Altijd al geweest? En de Wet en de Profeten waren er toch ook? En de Wet was toch reeds geschreven in het hart van elke mens – ook in dat van de heidense mens?

Het kindeke Jezus keerde Zich niet af van zijn voorgeslacht. Wat vrijzinnigen en evangelische protestanten ook mogen vinden wanneer ze het Oude Testament voorstellen als een “Geschichte des Scheitern” (cf. Westermann), een gedachte die zelfs de Evangelische Omroep verspreidt. Maar wij belijden: met Kerst daalt God in Christus af in de Oudtestamentische aarde om daarna nooit meer los te raken. De aarde die was doordrenkt met bloed, zweet en tranen werd tot heilig materiaal. Hij werd geboren in de velden van Efratha bij Betlehem. De velden waar Rachel, één van de vrouwen van Jacob was begraven. De velden waar David rondstruinde om als een sterke held te vechten met leeuwenkracht. De velden waar Tamar als hoer nederzat om haar schoonvader Juda te verleiden; uit welke verbintenis een voorvader van Jezus werd geboren. De velden waar de Joden werden samengedreven om te worden verbannen naar Babel. In deze velden werd Jezus geboren. Liet Hij zich aanbidden door herders uit het veld: maatschappelijk uitschot, onvromen die overigens wèl (!) de belofte kenden over de redder die geboren zou worden (zoals blijkt uit Lukas 2: 15). Deze mensen lieten de afstamming van het volk Israël zien: ruig, gewelddadig, ongeorganiseerd, ongecultiveerd. Dezen deden herinneren aan wat een Joodse man moest zeggen wanneer hij naar het altaar trad: “Mijn vader was een ronddolende Arameeër” - een Bedoeïne, herdersvolk. God greep daarmee terug naar het begin "where every man is a king".

God keert Zich in Jezus af van de koninkrijken dezer wereld met hun despoten, hun Mohammeds, hun Shell Companies, hun Nero’s en hun staatsgeweldsmonopolies. Zijn Koninkrijk is niet van deze wereld, “where nobody is a king”. God grijpt met Kerst terug op het koningschap aller mannen, zoals het oorspronkelijk de bedoeling was, evenals het “èèn man, èèn vrouw”. God greep in de geboorte van Jezus terug naar de oorsprong van de mens, naar de aarde waaruit de mens is voortgekomen. Hij greep de geschiedenis van tragiek, jammerklachten en heldendaden als het ware vast om daarmee te zeggen: “Ik laat niet varen het werk dat Mijn hand begonnen is.” Waar Mohammed de voorgeschiedenis – de periode voor de islam – tot duisternis verklaarde, waar vrijzinnigen en evangelische christenen het Oude Testament tot duisternis verklaren, waar liberalen en humanisten de tijd voor de Verlichting tot duisternis verklaren, daar doet God iets anders: Hij komt in de duisternis, verbindt zich onlosmakelijk met de aarde, met het gat in de grond waarin Zijn Zoon gelegd wordt, met de geur van vee, met de verborgen vroomheid van de herders.

Niet van deze wereld?

Gods Koninkrijk is niet van deze wereld. Is het nooit geweest. Nooit wonnen de Israëlieten oorlogen door middel van paarden, wagens, zwaarden en mannenkracht. Altijd was het de hand des HEEREN die voor of tegen hun was. Al moest men zelf wel ten strijde trekken mèt paarden, wagens, zwaarden en mannenkracht. Doch het Koninkrijk van God denkt vanuit de oorsprong van de dingen die heenleidt naar het einde van deze dingen. Anselmus zegt in zijn boek Cur Deus Homo (waarom God mens is geworden*) dat God mens is geworden om te sterven. Wij voegen daaraan toe: Hij is mens geworden om geboren te worden en te sterven. Hij is kind geworden om man te worden. Kerst roept ons – de kerk, de wereld – op om “man te worden”. Om ons in goddelijke kracht te verbinden met de aarde die ons geschonken is (cf. Genesis 12: …. Waar men ook kan vertalen: “de aarde die Ik u schenken zal.”). Christus keerde zich niet tegen het volk. Hij keerde Zich tegen de leiding die een geweldloos evangelie verkondigden. Die de scheiding tussen Kerk en Staat goedpraatten. Die zwolgen in barmhartigheid en niet te beroerd waren een compromis te sluiten met Grieken of Romeinen dat dwars tegen de waarheid inging. Jezus keerde Zich tegen hen die zeiden: “Geef de keizer wat des keizers is, en God wat van God is”. En die ondertussen alles aan de keizer gaven wat van God was: het leven, het evangelie, het vrederijk, de goddelijke verering. Door te herhalen wat zij het volk leerden, en daarbij olijk de beeltenis van de keizer op een munt als hoofdargument te hanteren, dropen de oversten van het volk beschaamd af. Waar God Zijn stempel zet op Zijn schepping, plaatst men de keizer boven hun God alleen al vanwege diens beeltenis op een simpele munt van koper of iets anders.

Hetzelfde is aan de hand in onze tijd. Want volgens zowel de theïstische kerstvierders als de atheïstische kerstbespotters komt de “keizer” van vandaag, de Staat, de EU, de VN, alles toe: het vrederijk, het geweldsmonopolie van de Staat, al ons geld, onze grond, onze kinderen. De wetten van de democratie staan boven die van God. De Kerk moet van de Staat gescheiden worden en eraan onderworpen worden. God mag gelasterd worden, een simpele politieagent niet. Jezus liet de Farizeeërs, de Saduceeërs en de Schriftgeleerden weten en voelen: jullie zetten de keizer op de eerste plaats en alles wat hij neemt, nemen jullie van God af, enkel en alleen om jullie vreedzame, vrome, theïstische, doch goddeloze theologietjes te laten kloppen. Is alles van de keizer – en daar kwam het wel op neer – dan is niets van God en dan zijn jullie lachwekkende paljassen met gewichtige gewaden. Later zouden de leiders van het volk hierop antwoorden: het is beter dat èèn sterft dan dat het hele volk ten onder gaat; het is beter dat God sterft, dan dat het keizerlijk gezag getart wordt. Terwijl de opstandelingen in Jezus’ dagen hun zwaarden wetten in de strijd tegen de Romeinen, keerde Jezus zich niet tegen het volk met het zwaard, maar vervloekte Hij juist de elite die van het zwaard niet wilde weten. Hoe anders dan sommige christenen het in onze tijd voor durven te stellen! Het zwaardloze christendom past uitstekend bij deze wereld. Het aanbidt de groten van deze aarde met hun wapens. Het plaats onder de kruisraketten een kerststalletje en plakt op de Patriot-raketten een sticker met “Jesus loves you”.

Wat nu?

God heeft iedere man tot koning geschapen. Moet daarom iedere man het zwaard heffen en zijn deel opeisen? Gods koninkrijk strekt zich uit tot alle uiteinden der aarde. Moet Zijn wet nu gewapenderhand worden verbreid? Ook hier geldt: Jezus is geen Mohammed, net zomin als Hij een Martin Luther King was. Of een Billy Graham. Gods Rijk hoeft niet gevestigd te worden; het is er reeds. Zijn Rijk en Zijn providentia (voorzienigheid) hangen ten zeerste samen, zo ze al niet samenvallen. Wij hoeven Zijn wil niet alomtegenwoordig te vestigen, die “komt” en “geschiedt” vanzelf, buiten ons. Dat doet Hij Zelf. Hij baant ongekende wegen om Zijn Koninkrijk te doen komen. Maar ondertussen zijn wij er ook. Met onze waardigheid, onze eer, onze roeping, onze geschapen hoedanigheden. Met het algemeen en persoonlijk belang op het oog. Wij mogen – indien nodig – het zwaard grijpen. Het is ons gegeven. Maar allereerst dienen we met verstand, inzicht en terughoudendheid te handelen. Met geduld. Net als God toen Hij na zoveel eeuwen Zijn Zoon gaf en Christus in Jezus mens is geworden.

Wij zijn Christus niet. Wij zijn mensen. En God is mens geworden, niet andersom. Hij is geen mens geworden opdat wij het mens-zijn zouden verwerpen om uitsluitend als Hem te willen zijn. Dit was de oerzonde in het Paradijs. Dit is de repeterende breuk van de zondeval. Wij mogen het mens-zijn niet mijden. Het goede leven moeten we omhelzen, ongeacht de gevolgen. Ook als dit het zwaard met zich meebrengt. Of het kruis. Evenals we de aarde, het volk en haar geschiedenis niet mogen mijden. Maar ons doel is niet ondergang, lijden of strijden. Ons doel is gerechtigheid; is: het goede leven. Niet en nooit geweld an sich. En met Kerst – met elk feest – vieren wij dit goede leven. Vanuit een ongedeelde vreugde. Vanwege de menswording van God, waarin het rauwe leven en de hemelse goedheid elkaar omhelzen. Natuurlijk: het goede leven is ook zwakken bijstaan, hongerigen voeden en naakten kleden. Maar het is meer dan dat. Wie het evangelie losmaakt van Mozes en Elia, van de geschiedenis en grond van dit bestaan, levert zich over aan atheïsten en theïsten. Die vernielt het feest en daarmee het goede leven. Die verleert het te ‘scanderen’. In de ogen van de wereld is Kerst een droom. Maar de droom van Kerst is echter dan het moderne leven. Het getuigt van de waren mens en de ware roeping van ieder mensenkind: om man te worden. Om de goddelijke natuur deelachtig te worden en zo het ware leven geschonken te krijgen.

Lees verder...

woensdag 5 december 2007

Gewelddadige kunstpolitiek

Wat hebben rechtse mensen toch met ultralinkse wereldverslechteraars? Ik bedoel dan de kunstenaars, asocialen, cultuurwaanzinnigen en machtswellustelingen? Veel, heel veel. De nieuwe goden van rechts zijn de oude demonen van weleer. De affaire rond het Haagse kunstmuseum is daarvan de zoveelste illustratie.

Er is in moslimshatend Nederland een proces aan de gang waarin de haters uiterlijk steeds meer gelijkenis gaan vertonen met dat wat zij haat: de respectloze, gewelddadige extremistische islam. Maar er is meer aan de hand. Men hanteert een dialectische centrifuge annex koffiemolen van neomarxisme en fascisme. De oude demonen zijn voor de moderne linksconservatieven uiterst bruikbaar. Maar allereerst de aanleiding:

Een 34-jarige Iraanse kunstenares (twee potentiële krankzinnigheden achter elkaar) Sooreh Hera had het in haar hoofd gehaald een kunstproject op te zetten, genaamd "Adam en Ewald", waarin twee homoseksuele mannen te zien zijn met maskers op van Mohammed en zijn schoonzoon Ali. Verder maakte mevrouw Hera voor haar project foto’s van homoseksuele Nederlandse mannen. Na aanvankelijk toegehapt te hebben, trok het Haagse Gemeentemuseum haar aanbod om haar project te exposeren terug. Uit "angst" voor eventuele represailles [1].

Daarna kwam het zogenaamd "rechtse" circus weer op gang. De vooraanstaande ex-nationaalsocialist - pardon: ex-communist Afshin Ellian mocht samen met zijn kompaan Leon de Winter weer eens spuwen hoe weldenkend Nederland erover denkt. [2] Volgens hun zou de directeur van het Haagse museum zou een NSB-hondje zijn omdat hij weigert de "kunst" van de Iraanse "kunstenares" ten toon te stellen.

Ook Rob Hoogland, vaste columnist van de Telegraaf, deed een duit in het zakje [3]. Deze zei het volgende: "De Nederlander bestaat niet, vindt Máxima. Nou, hij bestaat wel degelijk. Kijk, daar staat-ie, terwijl het angstzweet zijn hemd aan zijn lijf doet kleven. Met bevende vingers doet hij vrijwillig een dikke prop in zijn mond. En vervolgens plakt hij er een grote pleister overheen. Als vanzelf borrelde dit beeld van de ultieme vorm van zelfcensuur in mij op, toen ik vernam dat het Haags Gemeentemuseum de kunstfoto’s en de video waarop de Iraanse kunstenares Sooroh Hera een homoseksueel een masker laat dragen waarin men de profeet Mohammed zou kunnen herkennen, bij nader inzien niet zal exposeren omdat het werk misschien beledigend is voor "bepaalde groepen in de samenleving"."

Rechts en linksconservatief Nederland is dus geschokt door de "aanval" op de autonome kunst: het moderne heilige der heiligen waar tal van videoknutselaars, cabaretiers en schunnige dweilen die van Hilton Hotels afspringen hun drek over de samenleving uitstorten: "kunst". Betaald uit de portemonnee van u en mij heeft men als doel de samenleving te "verheffen" door grote ladingen stront uit te kieperen over alles wat heilig en weerloos is.

Want, en ik citeer nogmaals Hoogland, als men hier tegenin gaat, is men "bang voor het extreme wangedrag van religieuze fascisten, die vrouwen slechts iets boven honden en varkens plaatsen, die fatwa’s uitspreken over cartoonisten die grappig hebben gedaan over de profeet, die schrijvers, vertalers, cineasten en homoseksuelen genadeloos afslachten, die onverbloemd tot Jodenhaat oproepen, et cetera, bang voor dat soort middeleeuwse idioten snoeren wij onszelf de mond, waardoor de islam bijvoorbeeld ook geen mikpunt van spot meer is voor onze al even angstige cabaretiers. Als zelfs de kunstenaar zich niet meer vrij kan uiten, is het eind zoek."

Zet hier de woorden van Ellian/De Winter naast: "Het is voor dit kabinet onaanvaardbaar dat in Nederland in 2007 een museumdirecteur zich laat leiden door wat religieuze extremisten wel of niet aanstootgevend vinden", en het is duidelijk: wie om religieuze redenen aanstoot neemt is dus een extremist en een fascist.

Waardeert men het dan dat mensen geen aanstoot nemen? Nee. Christenen die alles over zich heen laten gaan, maar wel vinden dat anderen (!), zoals Doekle Terpstra (Ellian noemt hem een "linkse christen" [4], dat laat ik dan maar zo) niet mogen worden bespot zijn tot een spot voor de neocons. Maar christenen die ook aanstoot nemen aan beledigingen aan hun eigen adres zonder te dreigen zijn echter ook voorwerp van spot van diverse neocons. Want ook de geweldsloze ChristenUnie kan het immers nooit goed doen bij genoemde linksconservatieven.

Het gaat dus niet om constitutionele zaak. Niet om de basisvrijheid ondanks dat iemand tegen het zere been getrapt zou kunnen worden. Nee. Daar heeft men geen boodschap aan. Men wil spotten en afbreken. Men staat er als opinieleiders niet boven, maar men staat aan één kant: de kant waarvandaan kan worden geschoten op alles wat weerloos is. Want zo zegt Ellian: "Bijbel, God en Allah zijn weerloze begrippen." [4] Instituten mogen bespot worden, heilige zaken besmeurd. Het dierbare van individuen mag kapot gemaakt worden. Als de individu maar buiten schot blijft, want zo zegt de rechtsgeleerde Ellian: "...alleen de rechten van het individu (worden) bij het uitoefenen van hun religie door de overheid gerespecteerd."

De mens is een individu met rechten. Maar alles wat deze individu als eigenschap heeft, en tot mens maakt, valt dus buiten deze rechten: godsdienst, cultuur, traditie, instituties, opvattingen, moraal, etc. Wat valt dan wel binnen de rechten? Waarschijnlijk niks. Prof. J.A.A. van Doorn mocht immers worden bespot door linksconservatieven als De Winter en Spruyt vanwege zijn ouderdom (hij is eind tachtig) of vanwege zijn gebreken (terwijl hij botkanker blijkt te hebben). Gezien de steun van diverse linksconservatieven aan de steunverklaring van de - alweer bijna vergeten - Ehsan Jahmi, blijkt dus ook opvoeding en ouderlijk gezag tot de "weerloze" zaken te behoren die geschimpt mogen worden.

Alles wat weerloos is, mag (moet?) worden bespot, gekrenkt en in de hoek worden getrapt. Ook oude, doodzieke mannen met kanker. En zij die bespot worden, moeten hun mond houden. Terwijl het publieke terrein volloopt met vuil waar men zich zo langzamerhand niet meer aan kan onttrekken, en terwijl de publieke middelen massaal worden aangewend om vuil te produceren, moeten burgers dit over zich heen laten komen. Kinderen moeten naar musea waar de diepste waarden van thuis pornografisch worden verkracht. Ze moeten college lopen bij Iraanse vluchtelingen zonder enig besef van fatsoen of moraal.

Weerloos moet de burger dit alles laten welgevallen. De striemen op zich neer laten komen. De radio op de werkvloer, in de supermarkt of waar dan ook waar popmuziek, cabaret en pornocratie elkaar afwisselen. Het Elliaanse hoogtepunt (dieptepunt) was voor mij toen enkele jaren geleden - nog bij het leven van Juliana en Bernhard, op een Radio 538-achtige zender een paar lolbroeken elke zaterdagmiddag Prins Bernhard belachelijk meenden te moeten maken. Met als "hoogtepunt" de vraag aan de "fake" Bernhard of hij zijn "Juliana nog ... (ik laat dit weg, het kwam neer op tegennatuurlijk seksueel verkeer)". Die dat "bevestigde" tot grote hilariteit van de radiopresentatoren. De oude, dementerende ex-koningin en de prins die op handen werd gedragen door het Nederlandse verzet. Zo neergezet.

Ik werd kwaad. Ik zal dit dieptepunt niet gauw meer vergeten. Het heeft mijn woede "geïnstitutionaliseerd". Is dit is cultuur? Nee, dit vuilnis vult onze lege zielen. Onze cultuur is ziek. Ik moet denken aan de begintijd van het Groninger Museum waar toen een expositie werd gehouden met foto's waar onder meer een vrouw met haar hand in de anus van een man zat. Deze vrouw werd voor het Journaal geïnterviewd en vertelde van haar vertrouwde gevoel toen ze dit deed. Enkele maanden terug hoorde ik doordeweeks, 's ochtends om half elf een studente vertellen dat je met oefenen je eigen hand in je eigen rectum kon stoppen. Het was een "Kassa-achtig programma" voor zover ik me kan herinneren op Radio 1. De presentatrice reageerde lachend welwillend. Ik kan u vertellen dat mijn woede alleen maar sterker is geworden.

En ik kan me de woede van islamieten goed voorstellen als Mohammed en zijn schoonzoon op een soortelijke wijze als anaal gefixeerden (laat ik het maar "Freudiaans" inkapselen…) worden neergezet die het ook nog eens met elkaar doen. En ik kan me voorstellen dat de woede toeneemt als dit soort vuilnis wordt gepresenteerd als hoogtepunt van onze cultuur, als onaantastbaar bastion van "principes" (Hoogland). En wie schrikt van deze woede is dan een "NSB-hondje": een handlanger van Nazi's en een landverrader.

Wat is dat toch met onze radicale linksconservatieve bepleiters van de radicale spot? Bestaan er dan geen grenzen in het "grapjes maken", "kunst maken" of "debatje maken"? Bestaat er dan geen eerbaarheid? Kunnen mensen niet meer worden aangetast?

Wie hier over nadenkt, bespeurt bij de linksconservatieven drie vreemde paradoxen. Ten eerste wil men kunnen beledigen tot het uiterste, maar schrikt men terug voor de gevolgen van een uiterste belediging. En ten tweede gelooft men weliswaar in de kracht van het woord, maar verwerpt men de uitwerking van dat krachtige woord. En men verwijt Terpstra tegen het kwade te strijden, maar ondertussen doet men zelf niet anders.

Er zit dus meer achter het optreden van de linkse conservatieven. Het gaat ze niet om vrije kunstuitoefening. Het gaat ze om afbraak van respect, heiligheid en eerbied. Het gaat ze om het alleenrecht van haat zaaien. Want de haat druipt van de apologieën van genoemde heren af; men doet zelfs geen moeite enigszins objectief over te komen. Het is de haat van de constructieve destructie; een symptoom waar - zo heeft Claes G. Ryn laten zien in zijn America the Virtuous - ook Amerikaanse neocons last van hebben. Het is de haat van neomarxisten die geloven in afbraak om een betere wereld te laten ontstaan.

Er is dus sprake van een dieperliggende "strategie" - of beter gezegd: van een cultureel-psychologische dispositie. Het volgende citaat van Ellian is kenmerkend voor de immorele manier van denken van linksconservatief Nederland: "De mogelijke gevolgen van het tentoonstellen van door sommigen als beledigend of provocerend geachte kunstwerken verdienen onze aandacht, maar zijn een verantwoordelijkheid van de Nederlandse opsporings- en ordediensen, i.c. de AIVD en de politiekorpsen."

Dus de verantwoordelijkheid voor onze handelingen, de moraal - rust volgens hem niet bij ons, maar bij de geweldsbevoegde instanties? Burgers en instituties zijn niet meer verantwoordelijk voor hun eigen daden? Het neomarxistische dogma van het nastreven van een autonome cultuur die niet meer wordt gehinderd door geweten, moraal, verleden en traditie komt hier duidelijk naar voren.

Want de vraag is natuurlijk: wat als deze instanties - zoals de regering - zich hiermee zouden bemoeien? Het antwoord laat zich makkelijk raden: zoiets zou natuurlijk niet op prijs gesteld worden door deze heren. Het werd al niet op prijs gesteld dat een drietal ministers zich inlieten met Wilders' initiatief een anti-islamfilm te maken. Laat staan dat een kabinet een museumdirecteur zou verbieden een tentoonstelling door te laten gaan waarin Mohammed wordt beledigd. En ik geloof eerlijk gezegd ook niet dat genoemde heren hopen op een rechterlijke macht die belediging van "Mohammed" zou verbieden. De opmerking van Ellian over het individuele karakter van rechten spreekt hier boekdelen.

Nee, de geweldsbevoegde instanties moeten natuurlijk worden ingezet om "de ruimte" te bewaken (lees: de totale maatschappij) waarin de islam getergd kan worden, desnoods met pertinente onwaarheden. Het geweld moet worden gebruikt om de islamieten op afstand te houden en elke potentieel islamitisch gevaar te elimineren. Zoals het christendom is geëlimineerd door de scheiding van kerk en staat en koest is gemaakt. En zoals de grondrechten en de kracht van de burgers is geëlimineerd door grondrechten te individualiseren. Het probleem is de weerbaarheid van de islamieten. Die moet worden geknakt. Daarvoor moeten alle moslims ontdaan worden van hun natuurlijke eigenschappen: gekrenkt worden als het dierbaarste wordt besmeurd. En daarvoor moeten alle moslims tot "extremist" en "fascist" worden verklaard.

Tenzij ze meespotten - verlicht worden - en hun eigen "eigenschappen" mee bespotten. En daardoor tot moderne nobodies worden. "Ni Dieu ni maître"; zoals prof. Van Doorn zei en in die ook aangaf dat hij niet was gekrenkt door Leon de Winter omdat diens woorden hem koud lieten - het raakte hem niet. Alsof hij boven zijn eigen aftakelende lichaam staat. Huiveringwekkend. Tenzij de verachting er natuurlijk wel was, maar niet werd uitgesproken om zijn tegenstander (De Winter) het plezier niet te gunnen. Maar toch. Het "Geen God en geen heer" van de Franse Revolutie werd voorafgegaan door het "Geen troon en geen altaar". Eerst moesten de instituties wijken - rechten en eigenschappen werden geïndividualiseerd c.q. gelaïceerd. Troon en altaar werden bespot. Gevolgd door een bespotten van God en meester. Daarna gevolgd door een bespotten van gelovigen, conservatieven, "reactionairen" en traditionele mensen.

De mens is pas immuun voor spot - de spot en de uitwerking ervan zijn past ten einde, wanneer de mens is losgeraakt van weerloze eigenschappen: God, allah, Bijbel, geloof, moraal, et cetera. De spot moet de mens tot in het diepst onzeker maken. Aan het twijfelen brengen. Vanzelfsprekendheden moeten wijken. Ouders moeten zich ongemakkelijk voelen als hun kinderen bij hun zijn. Het onbevangen aanhoren van moraal en evangelie moet worden verpest met herinneringen en indrukken die "belachelijk" maken en "doen schamen". De schaamteloze mens is immuun voor moraal en evangelie.

Er zijn dus twee bedoelingen bij deze rechtse heren. De eerste is neomarxistisch: door verdachtmakingen, persiflages, belachelijkmakingen en krenkingen een diepe twijfel zaaien, de vanzelfsprekendheid van moraal, traditie en godsdienst wegvagen. De eerbaarheid en de heiligheid ridiculiseren.

De tweede doelstelling is fascistisch. Men creëert woede en gekrenktheid. Wanneer de beledigden ervaren dat ze machteloos zijn tegen deze krenkingen op alle niveaus van de maatschappij, dan zal dat resulteren in gezagsverlies van imams, ouders en tradities. Of het zal resulteren in negatief gedrag dat maatschappelijk schadelijk is (en waar de politiek dus weer in kan springen en waar de media dan zout in de wonden kunnen wrijven). Of men verdringt het niet en men uit zich: als beledigde en gekrenkte. In gradaties, mogelijk uitlopend in geweld. Als de islamieten zich uitspreken dan men doorgaan met negeren of belachelijk maken. Als de islamieten stevige woorden gebruiken, kan men underdogje spelen of aangifte doen. En als men geweld gebruikt kan men een openlijke oorlog uitlokken en aandringen op repressie. Zoals ten tijde van de Weimar-republiek.

Men hanteert het provoceren om uit te lokken. Om daarna af te knijpen of in de pan te hakken. Men hanteert de methode van de centrifuge, de koffiemolen, de dialectiek zum Tode. Het is een demonische slechtheid die deze heren manifesteren. Het is een optelsom van neo-marxisme en fascisme. Een optelsom die heenleidt naar een situatie waarin tegenstanders op elkaar gaan lijken. Radicale islamieten zijn daardoor steeds moeilijker te onderscheiden van radicale verlichtingsdrijvers. Een opmerkelijke ontwikkeling.

Noten

[1] "Haags museum wil homo-Mohammed niet tonen" op elsevier.nl d.d. 1 december 2007
[2] Trotse museumdirecteur, of een laf NSB-hondje? op elsevier.nl d.d. 3 december 2007
[3] Angst, in de Telegraaf d.d. 3 december 2007
[4] Linkse christen Terpstra vecht tegen het kwaad op elsevier.nl d.d. 4 december 2007


Lees verder...

zaterdag 3 november 2007

REFORMATIEHERDENKING 2007

Rouvoet heeft gesproken. Eindelijk. Het Woord van God had het moeten doen. Maar de chaos, het blameren door de liberalen en de nakende kabinetscrisis noopten de ChristenUnie tot een andere weg. Want het volk moet uit Kanaän naar Egypte worden geleid. Maar pas nadat een zekere Rahab terug naar Jericho is gejaagd. De Reformatieherdenking is gered. Op naar het volgende fiasco. Is dit het begin van een lawine? Of wordt de boel gesust en krijgt de ChristenUnie over een paar jaar de gevolgen te zien van deze kwestie?

Waarschijnlijk het laatste. Gisteravond heeft het Amsterdamse deelraadslid Yvette Lont na zware druk van vicepremier Rouvoet haar plan om een motie in te dienen ingetrokken. Deze motie had als doel praktiserende homoseksuelen te weren uit bestuurdersfuncties binnen de ChristenUnie. Maar de ethiek zet de boel onnodig op scherp. Daarom moet er een commissie komen die deze boel eerst breed neerzet. Daarmee zal de boel omgedraaid (dat is verdraaid) worden. Want het breed neerzetten was afgelopen zomer al begonnen. Met de uitspraken van partijideoloog prof. Jan Hoek dat heteroseksueel overspel erger is dan homoseksuele praxis is de aanzet al gegeven [2]. Niet de natuurlijke orde, maar de geestelijke waarden van liefde en trouw krijgen de voorrang. Alsof de argumenten zo bij de homolobby vandaan naar binnen wandelen. Het gaat om de intentie van de individu; het pakketje dat erom heen zit, doet er minder toe.

De uitspraken van Jan Hoek werden opgemerkt door het Amsterdamse deelraadslid Yvette Lont [3], samen met haar man een voorgangersechtpaar van een charismatische gemeente in Amsterdam van allochtone snit en ex-prostituee. Over dit laatste “feit” heeft ze ook een boek geschreven. Via het Nederlands Dagblad - een krant die door veel ChristenUnie mensen wordt gelezen – ging mevrouw Lont de aanval in op de haars inziens relativerende moraal van prof. Jan Hoek. Deze calvinistische hoogleraar ethiek hield in een interview weliswaar vast aan de klassiek christelijke visie op homoseksualiteit, namelijk dat homoseksuele relaties zondig zijn. Maar hij wilde zich hiervoor niet meer baseren op teksten in de Bijbel waarin homoseksualiteit wordt verboden, maar op andere teksten waarin het gaat over de instelling van het huwelijk tussen man en vrouw door God Zelf. Hoek vindt het jammer dat er geen Bijbelteksten zijn waarin homoseksualiteit wordt goedgepraat. Hij citeert met instemming de theoloog C. Graafland, die zei: "Menselijk gevoeld zou ik dolgraag willen dat de Bijbel mij de mogelijkheid zou geven om de homoseksuele relatie te legitimeren. Maar voor zover ik het kan zien, is dat niet zo."

Een aantal zaken in de opvatting van Hoek is opmerkelijk. Hij maakt een onderscheid tussen teksten die primair door God worden uitgesproken en “secundaire” teksten die minder algemeen kunnen en mogen worden opgevat en toegepast. Ten tweede maakt Hoek onderscheid tussen klassieke en moderne homoseksuele praxis. De moderne praxis kan moreel veel verhevener zijn in verband met het najagen van een relatie “in liefde en trouw” – net zoals in een huwelijk tussen man en vrouw. De klassieke praxis was volgens Hoek alleen maar een van “seksuele uitspattingen”. Dus niet vergelijkbaar met de morele vooruitgang in homoseksueel opzicht van onze dagen. Ten derde was opvallend hoe Hoek verder ging een rangorde van zonden construeerde. Volgens hem was een homoseksuele zonde minder erg dan de wereld uitbuiten, de hongerigen negeren of kinderen al in de moederschoot doden. Opvallend is verder zijn sterke benadrukking van de misstanden in heteroseksueel opzicht. Kortom: wie volgens Hoek niet valt in de zonde – zonder erin te blijven –, maar erin blijft liggen – en er een leefwijze van maakt – is een minder grote zondaar dan zo’n beetje alle Westerse consumenten (zij buiten de wereld uit), alle heteroseksuele mensen (met alle overspel en misstanden) of mensen die niet iets in de collectebus van “De Verre Naasten” gooien. Helemaal opmerkelijk was de persoonlijke ontboezeming dat Hoek het jammer vond dat de Bijbel toch de homoseksuele praxis verbiedt. Hij had het graag anders gezien dan God. Maar hij moet ermee leven – hij, de kerkelijke expert betreffende de ethos uit God – en heeft er dus wat op verzonnen. De daad is weliswaar hetzelfde als vroeger – ondanks de suggestieve term “uitspattingen” – maar als de daad wordt gewijd met eer, trouw en contract is er toch iets moois. De vraag is waarom Hoek dit gewijde alleen betrekt op het huwelijk, en niet op de godsdienst. Want veel seksuele uitspattingen waar Hoek op doelt, hadden in de klassieke tijd een religieuze inbedding. Ook toen werd de homoseksuele praxis gewijd. En was het dus geen loutere “uitspatting”.

Maar hoe serieus is een theoloog die aangeeft zelf eigenlijk wat anders te willen dan de God die hij “vertegenwoordigt”? Hij weet heel goed dat in het Oude Testament minder moeilijk wordt gedaan over heteroseksuele ontsporingen, dan over homoseksuele ontsporingen. Hij zegt het ook zelf door te zeggen dat over polygamie minder moeilijk wordt gedaan dan over homoseksualiteit. Maar dan komt het weer: dat betrof slechts de “uitspatting” en niet een leven “in liefde en trouw”. Hoek redeneert als een goed modern christen en dus als een praktiserende atheïst. Volgens hem waren seksuele daden altijd al louter en alleen puur driftmatig. De seksualiteit op zich is lichamelijk; daar moet nog wel redelijkheid en zedelijkheid aan toe worden gevoegd. Maar dat voor de oude mens het leven nog één was, en dat ook seksuele daden, net als rites en instellingen niet los konden worden gezien van de goddelijke werkelijkheid, negeert deze moderne Hoek. Tegenover de eenheid van het leven waarin een verwerpelijke praxis nooit kan samengaan met een verheven ritueel, plaatst Hoek de eenheid van het wereldgebeuren. Op een Nietzscheaanse wijze vervangt Hoek de naaste dingen door de verste dingen. Zolang er nog een kind sterft van de honger, is homoseksualiteit minder erg. Zolang er nog fossiele brandstoffen worden gestookt, is de homoseksuele praxis niet iets waar we ons echt druk over moeten maken.

Hoek is dezelfde man die enige tijd geleden nog vond dat echtscheiding soms noodzakelijk kan zijn als het samenleven binnen een huwelijk onleefbaar is geworden. Hij verwierp (in het Reformatorisch Dagblad tegenover onze medewerker Hugo Bos) de sacramentele opvatting over het huwelijk; een opvatting die deze instelling als onontbindbaar ziet. Nu doet Hoek alsof het huwelijk iets onaantastbaars is (een daad van overspel is daarmee een grote zonde) en iets dat (haast sacramenteel) de zonde kan verheffen tot iets moois. Wie dus als getrouwde man erachter komt dat hij homoseksueel is, moet dus - ik volg hier zijn manier van denken, EvG - gewoon bij zijn vrouw weggaan en met een kerel trouwen. En een biseksuele man moet gewoon een triohuwelijk aangaan met een man en een vrouw. Dan zit je dus automatisch, volgens Hoek, in een moreel hoger stadium. De logica is ontstellend eenvoudig: Wie vloekt is fout; wie er een gedicht van maakt is beter. Wie aan de verleiding van de duivel gehoor geeft, gaat in de fout; wie een tempel voor de Satan opricht, doet beter. Wie in de woestijn mort tegen God en Mozes is flink fout bezig; wie met behulp van Aäron een Gouden Kalf opricht en aanbidt is moreel gegroeid en respectabel. Hoek bakt ze bruin; elke vorm van institutionaliseren is immers behept met een zekere vorm van "liefde en trouw". Dus elke institutionalisering van welke vorm van kwaad dan ook, verheft het kwade in iets dat we altijd heimelijk verlangen tegen de wil van de God in die we officieel aanbidden.

Yvette Lont nam geen genoegen met deze uitleg. Volgens haar is het ongepast een rangorde aan te brengen in zonden en misstappen van mensen. Prof. Hoek ondernam daarna een halve, sputterende poging zijn eerdere woorden af te zwakken [4]. Natuurlijk is er geen rangorde in zonde, zo zei hij (dat zou ook tegen de leer zijn geweest om dat te beweren, ondanks de schijn die tegen Hoek sprak), maar hij wilde slechts “de selectieve verontwaardiging” aan de kaak stellen (wat op zichzelf genomen ook een drogredenering is; homoseksualiteit is maatschappelijk steeds meer aanvaardbaar, overspel vreemd genoeg niet). En natuurlijk stond bij prof. Hoek het huwelijk tussen man en vrouw nog wel bovenaan en natuurlijk bleef de homoseksuele praxis een zonde. Maar in werkelijkheid liet Hoek zijn verhaal staan. Als aanzet op de “verbreding” van de discussie rond homoseksualiteit die er binnen deze partij aan zit te komen.

Nogal wat lieden in de ChristenUnie-kringen waren ongelukkig met mevrouw Lont’s actie. Al gauw kwamen er verwijten. De reactie van de ChristenUnie was geschrokken. Eerst kreeg ze een spreekverbod opgelegd, dat later weer werd ingetrokken [5]. De hoofdredacteur van het Nederlands Dagblad vond dat christenen als zij te weinig rekening hielden met de gebrokenheid van deze wereld en te radicaal inzetten op verandering van de homoseksueel gerichte mens [6]. Voor het COC waren natuurlijk meteen de rapen gaar. Men eiste dat de partij zich zou distantiëren van deze allochtone voorgangster. En dat gebeurde ook. Zowel dr. Blokhuis als minister Rouvoet distantieerden zich ervan. Niet lang daarna was er de Wageningse affaire waarin een gemeenteraadslid namens de ChristenUnie haar zetel ter beschikking stelde van haar partij omdat ze een lesbische relatie was aangegaan. Ze deed dat uit vrije wil, maar zag zelf in dat beide zaken lastig met elkaar te combineren waren. Weer deed Blokhuis van zich spreken. Het al of niet vertegenwoordiger zijn namens de ChristenUnie als praktiserend homoseksueel was een zaak van de plaatselijke afdelingen. De partij had hierover geen standpunt, aangezien de kerken ook verschillend dachten over deze materie. Als mensen maar geen aanstoot geven in hun eigen christelijke gemeente - zo was zijn redenering.

Maar zoals bekend, probeerde het Amsterdamse deelgemeenteraadslid Yvette Lont een motie in te dienen op het komende partijcongres van de ChristenUnie waarin ze opriep geen praktiserende homoseksuelen in bestuursfuncties te plaatsen van deze partij. Want volgens mevrouw Lont is de homoseksuele praxis strijdig met de grondslag van deze partij, de Bijbel en de christelijke leer. Volgens Lont is de Bijbel klip en klaar en bovendien: niet de kerkelijke visies bepalen de moraal, maar de Bijbel als Woord van God. Met dit laatste doelde ze op de uitlatingen van dr. Peter Blokhuis. Want het waren de uitlatingen van partijvoorzitter Blokhuis en vicepremier Rouvoet die mevrouw Lont hiertoe deden besluiten. Nadat Lont een signaal had afgegeven na de uitspraken van prof. Jan Hoek, bleek aan de basis van de ChristenUnie de homoseksuele praxis als overkomelijke zaak te worden gezien. In Wageningen was het praktiserend homoseksuele gemeenteraadslid van deze partij niet weggestuurd, maar ondanks dat ze mocht aanblijven zelf weggegaan. De slappe reactie van Peter Blokhuis sprak boekdelen. Er wordt verschillend over deze kwestie gedacht in CU-kringen en daarmee is de kous af.

Daar was mevrouw Lont niet tevreden mee. Als de partijbeginselen zo voor meerderlei uitleg vatbaar zijn, dan moest er volgens haar maar een aanscherping worden geformuleerd op dit punt. En zou er dus moeten worden verklaard dat praktiserende homoseksuelen geen bestuursfuncties kunnen bekleden binnen deze partij. “Een onhandige actie”, zo noemden verschillenden partijprominenten haar initiatief. En even leek het erop dat ze steun ontving. Het Nederlands Dagblad vond bij monde van haar hoofdredacteur dat mevrouw Lont wel een punt had. En volgens onderzoek van de Evangelische Omroep bleek twee derde van de lokale partijvoorzitters achter het indienen van een soortgelijke motie te staan. Vooral dit laatste feit was een flinke streep door de verwachtingen van de partijtop die de verwachting had uitgesproken dat de motie niet zou kunnen worden ingediend vanwege onvoldoende steun bij lokale afdelingen.

Ondertussen werd er in de media en in de politieke arena in razend tempo een hetze tegen de ChristenUnie opgevoerd. Volgens de VVD en D66 moest eventueel de subsidie aan deze partij worden ingetrokken. Volgens Elsevier en andere media was de positie van de ChristenUnie binnen het kabinet onhoudbaar geworden [7]. Volgens de hoofdredacteur van het dagblad Trouw moest de folklore van de traditionele visie op homoseksualiteit nu maar eens afgelopen zijn. Afwijkingen van de normen van de democratische rechtsstaat kunnen nu immers niet meer worden getolereerd. De teneur is duidelijk en wordt steeds duidelijker. Afwijkende opvattingen – werkelijk van de liberale consensus afwijkende opvattingen – mogen niet meer worden uitgedragen. Ook niet binnen besloten verbanden. De voorstanders van absolute meningsuiting hielden hun lippen stijf op elkaar. De ondertekenaars van de steunverklaring van het Comité van ex-moslims lieten nu niet van zich horen.

Verholen haat tegen de ChristenUnie leidde tot een duister stilzwijgen van neoconservatieven en soortgelijk volk [8]. Openlijke haat leidde de afgelopen dagen tot een ontluisterend beeld van de huidige moraal van ons land. Nu mochten mensen – homo’s, liberalen en progressieve christenen - opeens wel openlijk racistisch zijn (mevrouw Lont is namelijk een allochtoon). Nu mocht men eindelijk iemand ongestraft bedreigen en voor hoer uitschelden (hoezo seksueel vrijgevochten?). Op de radio mocht men nu ongestraft blasfemie doordrenken met homoseksuele en soortelijke voorstellingen. De ChristenUnie wist duidelijk niet wat ze moest doen. Men probeerde de afgelopen tijd de afstand tot de SGP te vergroten en zou ze nu eenzelfde lot ten deel vallen als deze uitgerangeerde partij? Namelijk het kwijtraken van overheidssubsidie en een marginaal bestaan in de vaderlandse politiek? Om misschien zelfs op den duur verboden te worden? En bovendien: juist Rouvoet heeft zich de afgelopen tijd gemanifesteerd als een geharnast bestrijder van homodiscriminatie. Zou zijn geloofwaardigheid dit akkevietje – een ingediende motie – wel kunnen overleven? De druk op Lont werd daarom opgevoerd. Zodanig dat ze gisteravond besloot geen motie in te dienen. Mevrouw Yvette Lont wilde het Woord van God voorrang geven, maar was niet sterk genoeg. De stem van André Rouvoet overstemde die van God. De (ex-hoer) Yvette Lont werd als een Rahab naar Jericho teruggestuurd nadat de muren in de voorgaande jaren al weer waren opgetrokken. Het volk van de ChristenUnie moet namelijk verder trekken. Vanuit het land Kanaän moet ze naar de vleespotten van Egypte. De partijafdelingen hadden anders gewild, maar de partijleiding besliste op haar eigen wijze.

Zouden ze bij de ChristenUnie nu nog zo blij zijn met de toeloop van allochtone christenen naar deze partij, zoals een mevrouw Lont? Waarschijnlijk niet, al zal men dat niet openlijk toegeven. Enkele jaren terug begon het hangen naar de immigrantenkerken. De ChristenUnie hamerde op haar nieuwe elan en wilde proberen nieuwe groepen christelijke kiezers aan te trekken, waaronder de immigrantenchristenen. Enkele jaren terug was ik op een bijeenkomst met verschillende vertegenwoordigers van christelijk Nederland. Aanwezig waren de toenmalige directeur van de Reformatorische Wijsbegeerte, Jet Weigand-Timmer (overigens actief in het CDA), Arthur Zijlstra van het Instituut CultuurEthiek en dr. Paul Blokhuis, de huidige voorzitter van de ChristenUnie. Wat opviel was dat deze personen nogal wat verwachtingen hadden van de immigrantenkerken als het ging om positieve impulsen voor het huidige christendom. Ik vond het maar een rare mix, de verhalen rond Kuyper, Dostojewski en solidariteit met immigranten. Mijn tegenwerping dat het christendom juist inzet bij de naaste en niet bij de verste werd, vooral door Zijlstra, met onbegrip ontvangen. Het ging het ene oor in en het andere oor uit. Maar het meest opvallende was wel de opstelling van dr. Blokhuis. Ik kan me niet herinneren dat hij kanttekeningen plaatste bij de gedachte dat christenen uit immigrantenkringen een belangrijke impuls konden zijn voor de huidige Nederlandse christenheid. Het leek mee geen kwaaie kerel, wel hopeloos omslachtig en vaag [8]. Niet lang daarna werd Blokhuis voorzitter van de ChristenUnie; een partij waarin het nieuwe elan van bewogenheid met de Derde Wereld, met de immigranten, met de verschoppelingen van deze aarde reeds in volle werking was.

Met de affaire Lont is dit experiment met immigrantenchristenen schijnbaar ten einde. Veel christenen uit immigrantenkringen hebben net als Lont standpunten die de blanke goegemeente veel te radicaal vindt. En anders vindt deze gemeente de aanpak wel te radicaal. Veel Nederlandse gelovigen hebben zich neergelegd bij een situatie waarin men de mond moet houden over gevoelige onderwerpen als abortus en homoseksualiteit. Politieke en kerkpolitieke perspectieven hebben de gelovigen dermate geïntimideerd en gedeprimeerd dat men maar al graag de toevlucht wilde nemen tot de roes van barmhartigheid, Micha-campagnes, anti-Wilders-sentimenten en sociale bewogenheid. Veel immigrantenchristenen zijn nog niet zo ver. Die zijn nog niet lamgeslagen, decadent en gecastreerd geworden als hun indo-Germaanse soortgenoten. De religieuze blonde beesten van Europa zijn tam geworden, maar vinden nu bruin gehuide - min of meer - soortgenoten op hun weg die er gevaarlijke onverdraagzame standpunten op na houden. Ex-hoeren, bekeerlingen, strijdbaren en anderen die echt in God blijken te geloven. Echte christenen blijken meer op sommige moslims te lijken dan we voor lief hebben. En dan niet op het Albayrak-type.
Welk woord?

Maar ook de allochtone christenen zijn niet sterk genoeg. Radicaliteit die alleen op het Woord van God is gebaseerd is een wassen neus. Ook de ChristenUnie hanteert slechts het Woord van God, maar dan wel als uitkomst van een commissie. Net als de SGP tijdens de vrouwenkwestie. Volgens Bas van der Vlies volgde men slechts het Woord van God, maar toen werd gevraagd naar dit concrete woord, verwees Van der Vlies naar een overleg tussen de mannenbroeder van de partij dat eerst moest worden afgewacht. Steeds is er het Woord van God, en steeds valt dit samen met het woord van commissies en met de stem van partijleiders. Daarmee is en was de kwestie Lont meteen iets anders: een mooie illustratieve Reformatieherdenking. Op 31 oktober werd namelijk in protestants Nederland de Reformatie herdacht. De kracht van “Sola Scriptura” – alleen het Woord van God (dat is de Bijbel) – stond daarbij ook centraal. Nu wordt steeds duidelijk wat de kracht is van dit Sola Scriptura. Er is geen kracht in dit loutere beginsel. Want voor standvastigheid en zogenaamde principiële radicaliteit is meer nodig: verworteling, karakter, verbond, mannelijkheid. En: een concrete, niet-theologische nuchterheid die het aandurft de klassieke moraal te verdedigen. Daarvoor zijn sterke mensen nodig. Geen allochtone goedbedoelende ex-prostituees die in de hoek kunnen worden getrapt. Zoals op een lage manier met Yvette Lont is gebeurd. Zijn zulke mensen er binnen de ChristenUnie? Ze waren er ooit, maar nu? Wie naar de parlementsleden kijkt, vermoedt dat deze lieden slechts zijn geselecteerd volgens het principe “kracht in zwakheid”; je hebt van dit gezelschap weinig te verwachten. Met bleke blotebillengezichten leven ze bij een “Woord” dat even flets en bleek is. Men leeft bij een christelijke boodschap zonder besef van orde en heiligheid. Men offert de naam van de bekeerde Rahab op om als mannen van Israel de benen te nemen. Bang voor de Kanaänieten en onder de indruk van hun kracht.

De algehele affaire is leerzaam. Het fascistoïde karakter van het liberalisme wordt meer en meer duidelijk. Ik heb dit eerder aangestipt [9].Wie een gezonde visie op seksualiteit en het leven zelf heeft, tast de kernwaarden van de democratie aan. Elke vrijheid blijkt een aantasting van deze democratie te kunnen bevatten. Elke vrijheid die serieus wordt ingevuld is op den duur strijdig met het gelijkheidsdenken. Een gezonde, klassieke politieke attitude kan opereren binnen een stelsel dat spanningsvelden kent. Zoals grondrechten die op gespannen voet met elkaar kunnen staan. Een ongezonde, moderne en liberale politiek kan dat niet. Die kent niet de klassieke terughoudendheid in het uitoefenen van macht op basis van abstracte principes. Maar dit soort zaken zijn en blijken steeds maar weer christelijke noties te zijn. Alle totalitaire systemen zijn er daarentegen wars van; communisme, Nazisme en Liberalisme zijn vanuit hun aard niet te combineren met deze noties.

Dat blijkt in deze dagen. Het is daarom buitengewoon onverstandig om al teveel rekening te houden met deze lieden. De tactiek van de ChristenUnie is om zo te formuleren dat aan de letter van de wet wordt voldaan door te beamen wat de liberalen eisen, maar ondertussen wat ruimte proberen los te peuteren. Dit kan alleen door denkwijzen aan te nemen die strijdig zijn met een principiële uitgangspositie. Zoals het non-discriminatiedenken en het niet discrimineren van homoseksueel praktiserenden in het bijzonder. Daarin gaat men ver. Rouvoet vindt discriminatie tegen de wet (dus tegen de grondwet). Daarmee blameert hij zijn zusterpartij de SGP die zich dus volgens hem buiten de rechtsstaat bevindt. Ook het Nederlands Dagblad doet een duit in de zak. In de krant van vandaag zegt ze letterlijk: "Yvette Lont wil dat in een gedragscode die de ChristenUnie wil opstellen, expliciet wordt opgenomen dat een ChristenUniebestuurder geen homo kan zijn." [11] Dit is vreemd. Eerst meldde deze krant nog dat Lont’s motie “praktiserende homoseksuelen” betrof. Dit stond in een citaat van Lont door deze krant. Nu neemt deze krant de denkwijze over van de liberalen die van een scheiding tussen seksualiteitsuitleving en –beleving niet willen weten. Daarmee offert men Lont in feite op. Want Lont discrimineert in deze wijze van spreken; de ChristenUnie niet. Lont gaat tegen de wet in en moet gestraft worden; de ChristenUnie niet.

Net als de neoconservatieven en de neoliberalen zijn nu ook de neo-christenen handelaars en sjoemelaars in ideologische lompen en metalen geworden. In principes kan worden gehandeld, als de bakfiets maar intact blijft. Maar het is gevaarlijk politiek te bedrijven met ideologie. Wie dat doet creëert een situatie van faits accomplis die je op den duur zal opbreken. Want wie nu schreeuwt dat discriminatie uit den boze is, kan over twee jaar niet zomaar terugkrabbelen. De ChristenUnie marchandeert met de christelijke moraal om voor lengte van jaren de kerken voor het blok te zetten. En die laten alles gebeuren. Calvinisten - wat heb je er aan? Nadat de zonen en dochteren van de Reformatie in het Kabinet Balkenende III de homodiscriminatie wilden bestrijden, het protestantse ambtsidee willen verkrachten [12] en tal van vreemdelingen door middel van een generaal pardon voor bedrog hebben beloond, is er nu dit: de nazaten van de Reformatie schuiven het Woord van God opzij en kiezen voor de liberale succesformule; want het kabinet moet een succes worden. De partijafdelingen worden buiten spel gezet en de theologen breien een theologie in elkaar die druipt van de perversie in een liturgisch gewaad. Rattenkoning Rouvoet zal zijn volk terugleiden naar Egypte. Hij is geknipt voor zijn taak. De vrouw met het lichte verleden is de mond gesnoerd en teruggezonden naar Jericho. Het volk trekt de woestijn in met Micha-manifesten en vrome straatliederen van Elly en Rikkert. Het Woord van God is even weg; maar we zingen het er wel weer in. Zolang er mensen honger hebben en auto’s op benzine rijden, is elke zonde immers weg te wuiven?

Noten

[1] Lont wil uitspraak CU in homokwestie in Nederlands Dagblad d.d. 30 oktober 2007

[2] Hoek: overspel zondiger dan homorelatie in Nederlands Dagblad d.d. 22 augustus 2007

[3] Andere weg voor homo s in Nederlands Dagblad d.d. 28 augustus 2007

[4] Homo s en selectieve verontwaardiging door dr. J. Hoek in Nederlands Dagblad d.d. 3 september 2007

[5] CU neemt afstand van homovisie Lont in Nederlands Dagblad d.d. 28 augustus 2007 & Lont bezint zich na spreekverbod in Nederlands Dagblad d.d. 4 september 2007

[6] Peter Bergwerff: Lont in Nederlands Dagblad d.d. 6 september 2007

[7] Geloof is geen excuus voor discriminatie homo s & VVD woest op Rouvoet om laksheid homo-standpunt op Elsevier.nl d.d. 2 november 2007

[8] Bijvoorbeeld op www.gristelijk.nl van CU’er Menno Rasch cum suis. Of door het ChristenUnie-lid Frans-Jan van Steenbeek die de brief van Lont samen met adresgegevens van haar woordvoerder op www.geenstijl.nl liet zetten.

[9] Zie hiervoor Peter blokhuis: Partij moet karakter tonen in Nederlands Dagblad d.d. 4 februari 2005, geplaatst op christenunie.nl

[10] Zie mijn Onze liberale fascisten in Nederland op bitterlemon.eu

[11] CU weert homo s niet, vanwege geaardheid in Nederlands Dagblad d.d. 3 november 2007

[12] Zie mijn Rechtsstaat versus ambt op bitterlemon.eu

Lees verder...

vrijdag 26 oktober 2007

RECHTSSTAAT VERSUS AMBT

Het kabinet stuurt binnenkort een wetsvoorstel naar de Raad van State om radicale predikers sneller uit hum ambt te kunnen zetten. Deze maatregel is vooral bedoeld om radicale imams aan te kunnen pakken. Dit lijkt een loffelijk streven. Maar ook hier schuilen tal van adders onder het gras. Niet de terreurdreiging, maar de strijd tegen discriminatie is het Leidmotief. En daarvoor moet onze rechtsstaat sowieso wijken. In de ogen van menigeen zijn tal van radicale imams een doorn in het oog van de politiek en - in het verlengde hiervan - van justitie.

Een recent rapport van de AIVD (Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst) concludeerde weliswaar dat er bij het gros van deze radicale imams geen sprake is van geweld of een oproepen daartoe, maar toch stelt men vast dat er bij de zogenaamde radicale imams sprake is van een groot risico voor onze rechtsstaat. De vijandschap ten aanzien van onze rechtsstaat die deze predikers verkondigen - volgens de AIVD - is doordrenkt met een antidemocratische houding, en een visie op vrouwen en homoseksuelen die - volgens de AIVD - op gespannen voet staat met deze rechtsstaat. Dus niet de expliciete steun aan geweld of een oproepen ervan is het probleem rond deze imams, maar hun houding ten opzichte van de liberale rechtsstaat, die zoals u weet allang niet meer slechts de "Staat" behelst, maar zich meer en meer uitstrekt over geheel het mensenleven. Niet het terrorisme, maar de discriminatie. Niet het geweld, maar het ondemocratische. Daarom moeten imams eerder uit hun ambt worden gezet.

Het is een vreemd voorstel [1]. De steun van de overgrote meerderheid van de Tweede Kamer voor het idee van dit kabinet om radicale imams eerder uit hun ambt te kunnen zetten roept vragen op. Want het voornoemde voorstel is vreemd om meerderlei redenen. Allereerst is er de positie van het ambt. Een ambt is een hoedanigheid die door iets hogers is verleend. De koningin regeert bij de "gratie Gods" en zelfs in onze geseculariseerde tijd zijn ambten - zoals van minister, volksvertegenwoordiger en ambtenaar - nog steeds iets dat wijst naar een hoedanigheid die door iets hogers verleend, gelegitimeerd is en inhoud aan wordt gegeven. Dit ambt verwijst in staatkundige zin naar het volk, haar constitutie, verleden en soevereiniteit. Het ambt van een prediker verwijst naar een andere instantie. Elke prediker meent dat hij geroepen is door God (of een allah) of door een geloofsgemeenschap. Hoe kan een overheid iets intrekken dat ze niet heeft verleend? Meent de overheid het recht te hebben in de plaats te gaan staan van deze God of geloofsgemeenschap? En heeft ze het recht er zelfs boven te gaan staan?

De overheid - en de politiek - probeert deze vraag waarschijnlijk te omzeilen door van de ambtelijke relatie tussen geestelijk ambtsdrager en geloofsgemeenschap een standaard arbeidsverhouding te creëren. Het advies - op verzoek van het ministerie van Binnenlandse Zaken - dat onlangs werd uitgebracht, wees ook al in deze richting [2]. De uitzonderingspositie van geestelijke ambten, zoals een predikant, moet volgens dit advies worden opgeheven. Nu is de predikant nog een zelfstandig beroep, als het aan de adviesgroep ligt, komt de predikant straks gewoon in dienst van een geloofsgemeenschap. Doel hiervan is om het de overheid mogelijk maken deze arbeidsovereenkomst te ontbinden en zodoende het de predikant onmogelijk te maken zijn “beroep” uit te oefenen. De keerzijde hiervan is dat een geloofsgemeenschap die hier niet aan voldoet kan worden vervolgd en zelfs kan worden verboden. Het ambt bestaat dus in de ogen van de overheid niet. Er bestaan slechts arbeidsverhoudingen die door een overheid ontbonden kunnen worden. Hierbij rijst de vraag: als het ambt niet echt iets is, is dan een geloofsgemeenschap dan wel iets? Nu zijn kerken nog steeds niet geheel gelijkgeschakeld met verenigingen en stichtingen. Maar de tendens is om deze grootheden toch gelijk te schakelen. En zoals stichtingen en verenigingen ontbonden kunnen worden door een rechter, kunnen kerken dat straks ook. Als het aan veel juristen ligt. Maar ook zonder dat het meteen zo ver komt; zonder ambten is er geen geloofsgemeenschap.

Dat de scheiding tussen kerk en staat hiermee een farce is, moge duidelijk zijn. Het zal de overheid een rotzorg zijn. Want wie gelooft hier nog in? Niemand toch zeker? Ernstiger is echter de misvatting dat een overheid een ambt kan opheffen. Vooral in de protestantse traditie is dit in feite onmogelijk. Het bijzondere ambt, zoals dat van predikant, is slechts een verbijzondering van het algemene ambt: van dat van aller gelovigen. Het oneervol afnemen van dit ambt door een meerdere kerkelijke vergadering, behelst volgens de orthodoxe lijn automatisch het afnemen en afleggen van het geloofsambt. Ook in de Rooms-katholieke traditie is excommunicatie altijd oneervol en gaat gepaard met het erkennen van de geëxcommuniceerde als zijnde afvallig en ongelovig. Een overheid die dus een ambt afneemt, verklaart daarmee dat zij zich bevoegd acht iemand het geloof af te nemen en mensen voor al dan niet gelovig te verklaren.

Geheel in deze lijn is het recente idee om een verklaring van goed gedrag te eisen van kerkelijk werkers die met kinderen omgaan [3]. Zoals dat nu reeds gebeurt in andere beroepsgroepen, wil een meerderheid van de Tweede Kamer zo'n verklaring ook eisen van kerkelijk werkers. Men wil zo voorkomen dat (veroordeelde en bekende) pedoseksuelen opnieuw een aanstelling krijgen waarin ze met kinderen kunnen omgaan. Daarbij is nog weinig gesproken over sancties, wanneer kerken weigeren hier gehoor aan te geven. Maar het principe is vreemd: hoe kan een overheid toezien op een levenssfeer waarin het professionele, het non-professionele, het persoonlijke en het gemeenschappelijke niet van elkaar te scheiden zijn? Moet iemand die kerkelijk catechismusonderwijs geeft zo’n verklaring bezitten? Maar dat kan iedereen zijn. Althans in het calvinistische kerkrecht kan dat iedereen zijn die wordt gedelegeerd door kerkenraad waarbij de ouders de keuze krijgen om daar gebruik van te maken of niet. Want volgens de calvinistische traditie mogen ook ouders zelf, of de vader zelf, het onderwijs van de kerk verzorgen. Moeten ouders – moeten vaders – dan ook zo’n verklaring van goed gedrag aanvragen?

De effectiviteit is hier niet in het geding. Waar het om gaat is de staat die controle wenst in geloofsgemeenschappen als kerken, moskeeën en synagogen. Men heeft reeds tal van middelen tot haar beschikking om geweldsplegers, kindermisbruikers, terroristen en staatsgevaarlijke lieden aan te pakken. De huidige voorstellen hebben een ander doel: het genereren van een wettelijk kader om elk onwelgevoegelijk geluid dat uit kerken komt te smoren in een set van regels die ertoe kunnen leiden dat kerken verboden worden en geloofsgemeenschappen en voorgangers worden vervolgd. Er is in het overheidsbeleid klaarblijkelijk een verschuiving gaande van concrete strafrechtelijk daden naar vermeende motieven. En van daaruit is er weer sprake van een verschuiving naar daar weer achterliggende motieven die stevig worden aangelengd met de huidige liberale staatsdoctrine van gelijkheid, democratie en seculariteit. Wanneer een overheid zich gaat bemoeien met het inhoudelijk theologische moeten er toch tal van belletjes gaan rinkelen?

Nu vraagt u zich misschien af waar deze ophef voor nodig is. Gevaarlijke imams moeten toch het land uit kunnen worden gezet? Staatsgevaarlijke, opruiende preken in moskeeën moeten toch kunnen worden gestopt? Maar daar gaat het niet om; daar gaat het niet meer om. Niet het geweld is de spits van de maatregelen, maar de discriminatie. Van geweld is er namelijk geen sprake, wel van discriminatie [5]. Er is volgens het kabinet – en volgens de politiek in het algemeen - sprake van opvattingen die ingaan tegen de huidige gelijkheidsdoctrine. Daar zit ‘m de kneep. Waar grondrechten nog gelijkwaardig aan elkaar zijn – en dus met elkaar concurreren- en het antidiscriminatiebeginsel nog niet mag heersen over de andere grondrechten, moet via een omweg toch mogelijk worden gemaakt om elk geluid dat tegen de antidiscriminatiebepaling in gaat te smoren. Niet de misdaad, maar de mening en de overtuiging worden aangepakt. Niet de direct schadelijke overtuiging, maar de – volgens de bestuurders – achterliggende en onderliggende opvattingen moeten worden aangepakt. Met andere woorden: de orthodoxie moet worden aangepakt. Om individuele opvattingen zo aan te pakken is het nog te vroeg. Maar op institutioneel vlak wil men al wel zo ver gaan. Desnoods moeten bij – volgens de rechters – kwalijke uitspraken van kerkelijke vergaderingen straks gehele synodes en predikantencorpsen uit hun ambt worden gezet. En moet er als voorgangers doorgaan met preken en bidden ook gehele kerken en geloofsgemeenschappen worden aangepakt, vervolgd en worden verboden. Want dat laatste ligt natuurlijk in het verlengde. Een enkeling strafbaar stellen is niet genoeg. Men eist een institutionele aanpak betreffende de totaliteit van geloofsgemeenschappen. Een hetze en een beschuldiging zijn snel gemaakt. Zoals te zien was rond de besluiten van de synode van de Gereformeerde Gemeenten die het onverstandig vonden Nigeriaanse voorgangers op Nederlandse kansels toe te laten [4].

Hoewel volgens direct betrokkenen van “racisme” absoluut geen sprake was, werd deze beschuldiging toch geformuleerd door een landelijk dagblad. Door allerlei “buitenstaanders” erbij te slepen, riep men een sfeer op van racisme, achterlijkheid en schandaal. In de toekomst kan dit resulteren in een uit het ambt zetting van een gehele synode, met daarbij het verbod om in het openbaar te preken, te bidden en Bijbel te lezen (want dat is een openbare uitoefening van het protestantse ambt). In de strijd tegen zogenaamd terrorisme worden op dit moment alle principes van de liberale rechtsstaat met voeten getreden. Het voorstel om voorgangers uit hun ambt te zetten is daarvan het zoveelste bewijs. Het liberale beest wordt wakker. En de lamlijers van CDA, CU en PvdA die het huidige kabinet bevolken, gaan maar door de constitutionele hysterie die gaande is te voeren. Dat zelfs christelijke gelovigen in CDA en CU hier aan mee willen werken is schandalig. Een christelijke partij die het overheidsgezag boven het kerkelijke en geloofsmatige ambt stelt, is volstrekt goddeloos en vervloekt. Laten we daarom hopen dat – in ieder geval – het CDA en de CU zich van deze voostellen zullen distantiëren en alles zullen doen om soortelijke wetgeving tegen te houden. Doet men dat niet, dan is de christelijke partijpolitiek in Nederland nagenoeg opgehouden te bestaan.

Bronnen

[1] Ter Horst: eerder beroepsverbod voor radicale imams op Trouw.nl d.d. 18 oktober 2007; & Ter Horst: vaker beroepsverbod radicale imams op Elsevier.nl d.d. 18 oktober 2007

[2] Bij terreurdreiging mag je moskee of kerk sluiten in Trouw d.d. 5 oktober 2007

[3] PVV: namen voor misbruik veroordeelde priesters desnoods openbaar

[4] Kerk discrimineert zwarte predikanten in Trouw d.d. 17 oktober 2007; & Zwarten mogen kansel niet op in Trouwd.d. 17 oktober 2007

[5] Zie de nota "Aandachtsgebieden AIVD"

Lees verder...

dinsdag 16 oktober 2007

DE NIEUWE BARBAREN

Identiteitsminnend Nederland is boos. Maxima heeft voor haar beurt gesproken. "De" Nederlander bestaat volgens haar niet. Het negentiende-eeuwse sprookje van nationale identiteit moet nog even in stand blijven. De nieuwe elite is nog niet klaar met de job. Nederland moet leeg, en de identiteit helpt daarbij een handje. Als laatste opium van en voor het volk leidt ze de aandacht af van de barbaren die onze ziel vermoorden: de vaderlandse elite. We worden geregeerd door barbaren. Hoogopgeleide barbaren. Mensen met een groot geloof. Geloof in vooruitgang, maakbaarheid, gelijkheid, en in het leven als een optelsom van gemaakte dingen. Het leven zelf is niks. Het moet eerst gemaakt worden. Volgens principes van deze tijd: gelijkheid, individualiteit, collectiviteit en relativiteit. En natuurlijk identiteit. Hoewel, dit laatste is nog maar de vraag. Een identiteit wordt immers ook gemaakt. En gekozen. En heb je wel een identiteit als deze ieder willekeurig moment kan worden ingewisseld voor een andere?

Bedreiging voor de maakbaarheid: binding. Wie zich bindt, is hopeloos verloren. Loopt voor die het weet een achterstand op die niet meer valt in te halen. Loopt enge ziektes op als “carrièrestop”, deeltijdmoederschap, religiositeit of vaderlandsliefde. De mondiale globehopper stopt daarom alleen om bij te tanken, maar niet om te settelen en ergens neer te strijken. Je moet vooral cool zijn: gelaten, onaanraakbaar, kosmopolitisch en ongrijpbaar. De mens op wie alles afglijdt, heeft het gemaakt. Zoals Maxima. Over wie schrijver-journalist Frenk van der Linden onlangs dit zei: "Ze is charmant en geëngageerd. Maar niets blijft aan haar kleven, lijkt het. Ze kkomt ermee weg. Zelfs critici smelten." vanaf glijdt. Deze kosmopolitische vrouw heeft de mond voorbij gepraat. Ze heeft woorden gesproken waar het volk nog niet rijp voor is. “De” Nederlander bestaat volgens haar niet. En dat begrijpt het gewone volk natuurlijk niet. Hoezo? We zijn toch Nederlanders? We zijn toch “iemand”? Dat is toch echt iets? En niet alleen maar een keuze van het moment, een tijdelijke jas die je na een tijdje afdoet en weghangt?

Het volk is nog niet zover. Net als de arbeiders, de boeren, de vaders en de moeders. Ze zitten nog vast. Aan rolpatronen. Aan de sleur van zekerheid van baan en inkomen. Aan een vaste partner. Aan een kind of een stuk grond. Het volk is nog niet cool. Het volk is nog volk. Maxima had dat moeten beseffen. De elite is onthecht – en vat dat in tegenstelling tot vroeger nauwelijks nog zwaar op – en weet dat ook van zichzelf. De elite heeft ook nog een ideaal (daarvoor is ze elite): het volk maken zoals zichzelf. Maar dat is vrij lastig te verwezenlijken in een democratie; een systeem waarin niet op een fatsoenlijke wijze direct dwang is uit te oefenen. Maar waar dwang moeilijk ligt, is er altijd nog het opium. Het opium van en voor het volk: sprookjes, waandenkbeelden en afleidingsmanoeuvres.

In tegenstelling tot wat veel (culturele) marxisten denken, is de opium voor het volk niet de godsdienst, maar bestaat ze vooral uit negentiende-eeuwse verhalen. Met de vaste ingrediënten "vrijheid", "vooruitgang" en "democratie" schotelt ze het volk voor wat ze wil horen. De VOC moet ons trots maken (op de veelverdieners die op de Bahama's wonen). De tachtigjarige oorlog moet ons een strijdbaar gevoel geven. Het Oranjehuis moet ons samenbinden. De vlag moet ons met trots vervullen. Het volkslied moet harten sneller doen kloppen. De negentiende-eeuwers hebben er iets moois van gemaakt. Robert Fruin verzon het concept "Tachtigjarige Oorlog". "God, Nederland en Oranje" werd bij Da Costa weggekaapt. "Neerlands bloed" werd in een mooi (volks)lied gegoten. En de koning(in) was een vader (moeder) van het volk. De notabelen, de ambtenaren, de schoolmeesters - allen kregen ze aanzien, en alles en allen maakten het volk tam, mak en deemoedig. Nederland werd een keurig aangeharkt, deugdzaam museum. Een museumnatie om trots op te zijn. Van weerbaar, recalcitrant volk dat gezag liet gelden zonder politie of justitie, werden we een onderdanige natie. Terwijl ons krijgsliedjes "tegen de Spanjool en de Fransoos" werden geleerd, nam de elite ons de wapens af en het recht om ze te dragen. Waar het calvinisme voorheen stond voor strijdbaarheid, het rauwe volk vertegenwoordigde en met de samenleving verklonken was, maakte de mooi opgepoetste "nationale kerk" daar een einde aan; vanaf 1816 had de gelovige niets meer te vertellen in de kerk die domein werd van nieuwlichters, deugdengrossiers, ambtenaren en maakbaarheidsburgers. Het mooiste sprookje wil ik u niet onthouden: dat van het koningshuis. Het Oranjehuis was sinds Willem de Zwijger de hoeder geweest van rechtzinnigheid en beschermer van het gewone volk tegen de willekeur van de regenten die slechts dachten in termen van geld, humanisme en verdraagzaamheid. (Beide laatste zaken zijn immers ook goed voor de handel.) In 1815 werd dat anders. Toen sloot het Oranjehuis een verbond met de regenten, waarvan er tallozen gecollaboreerd hadden met de Franse bezetters. Het volk werd onderdanig gemaakt. Oude rechten moesten sneuvelen. De oude "Unie" werd achteloos en wederrechtelijk terzijde gesteld. Veel regenten werden zelfs in de adelstand verheven.

En pikte het volk dit? Natuurlijk deed ze dat. Waar voorheen Oranjehuis en Kerk het voor het volk opnamen, leek dat nu ook het geval te zijn. De Kerk was weliswaar buiten spel gezet, en de stadhouder heette voortaan "koning", maar verder was toch alles hetzelfde? Natuurlijk was het proces van ontmanteling van oude rechten en privilegieën al eerder begonnen. Maar de negentiende eeuw keerde het zaakje definitief om. Het volk vertrouwde Oranje en Kerk. Het verraad van beide instellingen (althans van de elite van de laatste instelling) ging aan het volk voorbij. Met mooie verhalen, mooie liederen, mooie vlaggen en mooie, historische jeugd- en jongensboeken werd alles uit de kast gehaald om "de nationale identiteit" te vieren. Een gezond volk heeft niets met een nationale identiteit. Gezond volk werkt, trouwt en viert feest. Gezond volk handhaaft de orde in het dorp en de eigen familie. Een gezond mens is iemand omdat hij ergens een zoon of een dochter van is. Gezond nationalisme denkt niet in termen van de natiestaat, maar in termen van dorp, streek, familie en gezin. Nederland werd steeds fatsoenlijker, saaier. Het geloof steeds zuiverder. De vervreemding tussen elite en onderlaag, tussen kerk en volk steeds groter en scherper. Mooie geestelijke liedjes, mooie nationale liedjes over "Batavieren" en "Geuzen" doen veel, maar niet alles voor de onteigenden, de landlozen, de weggeconcurreerden door grootschalige industrie. Geloof, deugd, moraal en fatsoen werd steeds meer een zaak van de buitenkant. En niet van de binnenkant. Instincten moesten de kop worden ingedrukt. Liefde moest vooral zoetgevooisd zijn. Straten moesten proper zijn. Waar in 1850 zelfs in Noord-Holland nog door het volk onderling de orde werd gehandhaafd, zonder tussenkomst van politie en justitie, was dit honderd jaar later verleden tijd. De veldwachter, oom agent, bromsnor en smeris hadden het overgenomen. Als representanten van de liberale nachtwakersstaat.

In plaats van het leger te leiden op het slagveld, reed de vorst in een gouden koets rond. In plaats van dronken Vaderlandse Liederen te zingen tijdens volksfeesten, zongen de schoolkinderen braaf hun Valerius-klanken op aubades en herdenkingsfestijnen. Gildes verdwenen. Ambachten. Gemeenschappelijke weidegronden. Ondernemers kwamen ervoor in de plaats. Tot ook zij werden vervangen door multinationals - een proces waar we nu midden in zitten, en waarin ook het sprookje "ondernemerschap" ten einde loopt. De negentiende-eeuwse natiestaat heeft met haar "natie", nationale wetten, nationale liederen, etc. etc. het volk losgemaakt van haar werkelijke "identiteit". Door mooie verhalen op te hangen, vergat het volk het gewoonterecht, de traditie en het streekgebonden karakter van mores en deugdzaamheid. En dit identiteitssprookje heeft haar werk gedaan. Het heeft bijna alles weggevaagd wat het volk nog bond aan het bestaan, aan traditie, aan God, aan instincten, gewoontes, etc. "De" Nederlander bestaat (bijna) niet meer. Evenmin als "de" Europeaan en "de" man of vrouw.

Maar laat Maxima het niet wagen dit hardop te stellen. Nog steeds is het volk niet los van haar bindingen. Nog steeds moet ze geloven dat er een "identiteit" is, in de vorm van gelijkheid, tolerantie, democratie, homohuwelijk en scheiding van kerk en staat. Want nog steeds zijn moeders er voor hun kinderen, vaders er voor hun gezinnen. Ondernemers (sommige) er voor hun werknemers, burgemeesters er voor hun dorpsgenoten. En zolang het volk niet "cool" is, moet de nationale identiteit van de daken af worden verkondigd. Maar de elite is reeds “cool”. Als je de elite opensnijdt, vindt je niets. Snij een minister open en je vindt geen verantwoordelijkheid. Snij een volksvertegenwoordiger open en je vindt geen roepingsbesef. Snij een koningin open en de identiteit is onvindbaar. Snij een moeder open en er is geen moederinstinct. Snij een willekeurige Europeaan open en tussen de pezen, het bloed en de vlezige massa is allesbehalve religie of een ziel te vinden. Ziehier de logica in een notendop van onze nieuwe elite.

Powerfeministe Heleen Mees bevestigde dit onlangs, toen ze schreef: "En het moederinstinct? Snij een vrouw open en je zult het niet vinden. Het is niet aangeboren." Met deze opmerkelijke uitspraak in een column in het dagblad Trouw gaf ze aan een echte vertegenwoordiger te zijn van onze moderne cultuur [1]. En gaf ze aan dat we worden geleid door barbaren van het ergste soort. Niet de barbaren uit de geschiedenis die altijd mee leken te vallen, maar de moderne variant. Die mee schijnen te vallen tot je ze door hebt. Totdat ze hun mond open doen. Totdat blijkt dat hun keel een open graf is. En ze dus niet meevallen, maar ons mee blijken te sleuren in hun diepe val. Heleen Mees is niet de eerste de beste. Mevrouw Mees is een vooraanstaand feministe. Ze is adviseuse in EU-zaken, columniste in de NRC Handelsblad, PvdA politica en is bovendien campagnemedewerkster van Hillary Clinton. In Nederland is ze verder actief via de lobbyorganisatie Women on Top, een feministische actieclub voor naschoolse kinderopvang, bestrijding van mannenbolwerken en elke vorm van rolpatroon dat zweemt naar traditionaliteit. Volgens deze Heleen Mees "is het Nederlandse anderhalfverdienersmodel een verraderlijk mengsel van traditionele rolpatronen, aangelengd met een vleugje feminisme." [2] De boodschap van Mees is helder: "Stop met huishouden. Women on Top! Weg met het deeltijdfeminisme!" En ook: "Stop met borstvoeding!" Want borstvoeding creëert volgens Mees een band tussen moeder en kind die volgens haar de carrière van de vrouw en de volledige arbeidsparticipatie van de moeder in de weg staan. Om vaders (of buitenstaanders) in te schakelen, dient daarom borstvoeding vermeden te worden [3].

Met andere woorden: de relatie tussen moeder en kind is een sociaal construct. En als je een mens opensnijdt vindt je geen sociale constructen. Desnoods moet de staat ingrijpen, als de bindingen maar verdwijnen en niet "kunstmatig" in stand worden gehouden. Dit "kunstmatige" van moederinstinct is natuurlijk discutabel. Tal van bronnen tonen aan dat "moederinstinct", "bloedband" en dergelijke biologisch is bepaald [4]. Maar dat geldt niet. De biologie is goed om godsdienst te ontkrachten, maar daarna moet de ideologie de biologie ontkrachten. Natuurlijk is leven, en is cultuur meer dan biologie. Zoals Beatrijs Ritsema terecht stelt in HP De Tijd (12 oktober 2007). Maar cultuur en biologie zijn geen vreemden voor elkaar, maar aan elkaar verwant. Niet als deterministische oorsprong, of als "tegenwicht", maar als verwante aanvulling. Cultuur en moraal beginnen in het lichaam. Wie een mens opensnijdt, vindt alles terug dat van waarde is. Maar je moet er wel oog voor hebben.

Wie niet gelooft in moraal, in bezieling, in geestelijke waarden, ziet dit niet. Die ziet zelfs geen lichaam dat streeft in harmonie te leven met omgeving, afkomst, moraal en cultuur, maar ziet slechts een maakbaarheidsproject. Iets soortgelijks wanstaltigs, als van Heleen Mees, liet Trouw-redactrice Elma Drayer zien. In haar column "Het onheil schuilt niet in hitsige beelden" zei ze: "Seks is even banaal als eten, drinken, slapen. De buurvrouw, uw puberdochter, de zwerver, de koningin, de minister van emancipatie - allemaal eten, drinken, slapen ze. En allemaal zijn ze in staat tot seksuele handelingen." In een relativerend vervolg veegt ze voor haar doen de vloer aan met het moralisme van het huidige kabinet inzake de verseksualisering van de samenleving, die dus volgens Drayer wel meevalt. Nu is de wartaal van een Elma Drayer makkelijk te ontzenuwen. Is seks even benaal als voedsel? Laat Elma haar kinderen seks hebben met vreemde meneren voor een snoepje? Veeleer is tetekend de onverschilligheid van Drayer ten aanzien van voedsel, drinken, slapen - en seks. Het door elkaar halen van basaal en banaal is tekenend voor onze cultuur. Basale dingen vormen de ondergrond van vele andere "gecultiveerde" zaken. Banale dingen niet.

Al het basale vormt tezamen wie we zijn - modern gezegd: onze identiteit. Dus niet de vlag, maar het huwelijk. Niet het volkslied, maar het feestlied in de kroeg. Niet de geschiedenislessen, maar de volksverhalen. Niet het fatsoen, maar het moederinstinct. Maar Elma Drayer en Heleen Mees geloven dit niet, en zij hebben vele navolgers. Waaronder Maxima (en haar adviseurs). En natuurlijk is het waar: als je een volk opensnijdt, vindt je geen identiteit. Instinct is niet te zien. Dus bestaat het niet. En als het bestaat, dan is het banaal. Ik zou zeggen: mevrouwen, elite, grachtengordelvolk - weet u wat banaal is? Identiteit is banaal. Nationale, mondiale of individuele identiteit; het maakt niet uit. Een identiteit is een sprookje om de massa voor de gek te houden en ondertussen stiekem te vernietigen. Een moderne vrouw maakt haar identiteit om haar echte "vrouw-zijn" achter zich te laten. En evenzo de man. En het volk. Maar om het banale te ontvluchten, moet je geloven in het lichamelijke. En om in het lichamelijke te geloven, moet je geloven in het geestelijke, de ziel, het metafysische.

En dat kunnen - en willen - meneren en mevrouwen van onze elite niet. Ook niet een verontwaardigde Leon de Winter die mooi spreekt over historische gebeurtenissen die onderdeel uitmaken van ons collectief bewustzijn, de "optelsom van al onze ervaringen, onze geschiedenis, onze gevoeligheden en wensen en obsessies en angsten – de Nederlandse cultuur" [6]. Er bestaat namelijk geen collectief bewustzijn, want dat is deze "optelsom". Want er bestaat geen collectief (en er bestaat geen som om ervaringen op te tellen). En als het zou bestaan, dat zou het volk niet bestaan, en zou het Nederlandse volk niet bestaan. Want een volk is immers een gemeenschap, en geen collectief (optelsom)? Maar Leon probeert tenminste nog iets. En dat is prijzenswaardig. Net zo prijzenswaardig als op Prinsjesdag met een vlaggetje zwaaien. Of voor een interland-voetbalwedstrijd het Wilhelmus aanheffen. Beter iets dan niets. Maar het helpt niet. Er komt geen identiteit in mee. Het sentiment droogt op. En het volk ligt er opengesneden en leeg bij. Want de barbaren heersen over ons. Snij deze barbaren weg uit onze samenleving en je vindt alles terug: God, bezieling, instinct, roeping en wijsheid. En iets wat op "identiteit" lijkt, maar veel en veel beter is. Maar wie durft het aan?

Noten

[1] Vrouwen, gebruik jullie talenten, door Heleen Mees, in Trouw d.d. 1 oktober 2007-10-09

[2] Helleen Mees: vrouwen, waar zijn jullie nou? in intermediair d.d. 11 april 2007

[3] Stop met borstvoeding door Heleen Mees in de NRC Handelsblad d.d. 7 november 2006

[4] Het onheil schuilt niet in hitsige beelden door Elma Drayer in Trouw d.d. 4 oktober 2007

[5] Uniseks hersenen bestaan niet, interview met Louann Brizendine in De Pers d.d. 8 oktober 2007

[6] Oh, is Maxima verkeerd geciteerd? Lees even mee door Leon De Winter op Elsevier.nl d.d. 12 oktober

Lees verder...

dinsdag 9 oktober 2007

ONZE LIBERALE FASCISTEN IN NEDERLAND

Christenen zijn hele erge mensen. Vergelijkbaar met mensen die je bij de eerste aanblik afknalt. Diverse liberalen van de Nederlandse Volkspartij voor Vrijheid en Democratie vinden christenen van de ChristenUnie een soort taliban. Terwijl men ijvert voor een missie waarin Nederlandse militairen met steun van de VVD taliban in Afghanistan afknallen, zijn de ChristenUnie mensen volgens diezelfde VVD ook een soort taliban. Zou het ervan komen? Dat onze militairen die terugkeren uit Uruzgan een vervolgmissie opgedragen krijgen: het opjagen en elimineren van christenen die voor de zondagsrust zijn? Men – de liberalen in naam – zullen het wel niet zo bedoelen. Men bedoelt immers nooit iets; men uit zich alleen maar. Zoals de kogel uit de loop van een geweer. De loop is gericht op christenen, de ChristenUnie in het bijzonder. Nu heb ik weinig op met deze partij, maar nog vele malen minder met een VVD.

En wel hierom. De partijleider en Tweede kamer fractievoorzitter van de VVD [1] en het nogal rechtse kamerlid Charlie Aptroot [2] van diezelfde VVD noemden allebei, in een tijdsbestek van enkele dagen, de ChristenUnie “de taliban”. Aanleiding was het voorstel van het kabinet om de regels voor de zondagsopenstelling van winkels strikter toe te passen. De huidige regeling is dat winkels twaalf zondagen per jaar open mogen zijn, mits het gemeentebestuur daarin bewilligt. Een uitzondering wordt gemaakt voor oorden met een toeristisch karakter. In dit soort plaatsen mogen winkels alle zondagen in het jaar open zijn. En daar wordt flink gebruik van gemaakt – misbruik. Zo heeft de gemeente Almere – de minst toeristische gemeente van Nederland – zichzelf tot toeristische trekpleister verklaard. Deze verzameling blokkendozen, Vinexwijken en forenzische slaapsteden, wil de regeling gebruiken om de middenstand te spekken en winkeltoeristen aan te trekken. Een handige redenering: door zichzelf toeristisch te noemen, komen de toeristen vanzelf. En anders zijn het de eigen bewoners die plotsklaps toerist zijn geworden.

Daar is de regeling niet voor bedoeld. Er zijn toentertijd zelfs voor het Paarse kabinet Kok diverse overwegingen geweest om de teugels niet geheel los te laten. En die zijn er nog steeds. Opvallend was dat het voorstel om de zondagswet strikter te handhaven afkomstig was van twee partijen: de SGP en de SP. De christelijke SGP en de socialistische SP delen niet zozeer religieuze doelen, maar veeleer sociale oogmerken. Om kleine middenstanders te beschermen, het sociale leven enigszins in stand te houden zijn er tal van goede redenen om de zondagsrust inzake de winkelopeningstijden op zondag te handhaven. Maar niet volgens de VVD en de liberale claque erom heen van Elsevier (onder meer Gerry van der List) en grachtengordel-links Nederland. Waar bemoeit men zich mee? Men maakt toch immers zelf wel uit of men zondags wel of niet een croissantje koopt? Als het niet zo triest was, was het zelfs grappig te noemen. De ondernemerspartij “VVD” redeneert niet vanuit de ondernemerspositie, maar vanuit de consumentenpositie. De onverzadigbare, grillige en alles eisende consument zou bepalen wat de wetten zijn? Sinds wanneer zijn wetten er niet meer om zwakken te beschermen, maar om sterken zich uit te laten leven ten koste van anderen? De mens die de keuzevrijheid heeft is de leidraad in het liberale beleid. Niet de kleine ondernemer die klem zit tussen dwingende franchiseformules en de grote concurrenten. Ook niet de arbeider of vrachtwagenchauffeur die wordt gedwongen te werken opdat Charlie Aptroot een doos sigaren kan kopen.

Het voze van de liberalen is duidelijk wanneer we de beperkte insteek van hun redenering in ogenschouw nemen. Als de eisende klant op zijn wenken bediend moet worden, waarom dan alleen in zijn winkelend bestaan, en niet in zijn politieke leven? ’s Nachts een fles melk kopen? Waarom dan ook niet ’s nachts Mark Rutte uit zijn bed bellen om hem ter verantwoording te roepen voor de prijs van diezelfde fles melk? Waarom nog een zomerreces in de politiek als ik dat als consument dat niet pikt? Waarom geen 24-uurs basisscholen, zeven dagen in de week? Of ambtenaren die continudienst draaien? Zover denken onze liberalen niet na. Het gaat ze niet om de burger, het gaat ze om de ideologische strijd. Toen de nieuwe zondagopeningsregel werd ingevoerd werd de toenmalige minister van Economische Zaken Hans Wijers ook verweten dat de nieuwe regeling ons economisch niets zou opleveren. Er zouden ondernemers verdwijnen, en vakkenvullers voor in de plaats komen. Het antwoord van de minster was veelzeggend. Ook al zou de verruiming van de winkeltijden op zondag banen kosten, dan nog was hij ervoor. Het was voor hem namelijk een principiële zaak. Mark Rutte zou zeggen: het is voor mij een fundamentalistische erezaak.

Het gaat de liberalen natuurlijk niet om de ondernemers. Daarvan hebben er al heel wat het loodje gelegd. In veel steden staat het totaal aan winkelareaal onder druk terwijl de gemiddelde winkelgrootte toeneemt. Veel kleine, zelfstandige ondernemers stoppen ermee, terwijl grote ketens uitbreiden, franchisers uitkopen. Het gaat de liberalen niet om de ondernemers. En waarschijnlijk ook niet om de burgers. Niet om hun belang, ook niet om hun stem. Toen in Utrecht in 2005 een referendum werd gehouden over de uitbreiding van de winkelzondagen, bleken niet alleen veel ondernemers tegen zo’n uitbreiding te zijn, maar – gezien de uitslag van het referendum – ook veel burgers: zo'n 65 procent. Veelzeggend was eveneens de poging van het gemeentebestuur van deze stad om onder deze uitslag uit te komen. Maar dat er veel burgers zijn die de noodzaak (dat is wat anders dan algemene wens) niet inzien van winkelen op zondag is niet vreemd. Ga maar eens na. Veel inwoners van binnensteden hebben helemaal geen behoefte aan constante hyperdrukte voor hun deur. Veel kinderen willen niet “in naam van vrijheid en democratie” een vader of moeder die ze nooit zien. Denkt u echt dat een vrachtwagenchauffeur tijd heeft zijn moeder in Appelscha te bezoeken tijdens een ritje van Zoetermeer naar Den Helder?

De kletsverhalen van “veel en hard werken is goed voor je; een vaste vrije dag is achterhaald”, van liberalen en neocons en dergelijke, zijn bullshit. Alleen rijke, vrije mensen die werk en privé kunnen integreren, kunnen zo denken. Mensen zonder echte verplichten en zorgen. Ambtenaren, academici, yuppen en zorgeloze studenten kunnen een soortelijk zwamgedrag vertonen. Maar zij behoren niet tot de echte wereld. Deze mensen leven nog in de middeleeuwen toen de bedstee twee passen verwijderd was van de werkplaats. Toen de boer nog bij de koeien sliep, opoe inwoonde en mensen vrij waren een kerk binnen te stappen voor een vroegmis of iets dergelijke. Winkels wel of niet open op zondag is voor liberalen een ideologische strijd. Alles moet wijken. Wie anders denkt, is een soort neonazi: een taliban die kan worden afgeknald. Een onmens dus. En ook dat is erg triest (anders was ook dit grappig geweest). Voor de liberalen staan de taliban voor het ultieme kwaad en zijn de christenen een afspiegeling van het moderne nazisme. Maar is zondagsrust wel een kenmerk van strenge islamieten? Of vrijdagsrust? Ik dacht dat zondagsrust een typisch joods verschijnsel was. Christenen die hangen aan de zondagsrust doen dit met een beroep op de sabbatsrust van de joden. De liberalen zeggen dus “taliban”, maar ze bedoelen: “verderfelijke joden”. Dit laatste kunnen ze natuurlijk niet uitspreken, maar ze bedoelen het wel. Is het louter onwetendheid dat men taliban met joden verwisselt? Ik denk van niet. De kwaadaardigheid onder verlichtingsfundamentalisten is namelijk structureel aan het worden.

De socioloog prof. J.A.A. van Doorn wees onlangs in een interview met Elsevier op de waanzinnige logica van Wilders [3]. Naar aanleiding van het Steuncomité van ex-moslims van Ehsan Jami, zei Van Doorn: "Keer het om. Laat een comité van islamieten zich bezighouden met afvallige joden, en het land is te klein." Een ander voorbeeld van de waanzinnige logica van Wilders kwam aan het licht tijdens de presentatie van de studie Schurende relaties tussen recht en religie [4]. Deze studie van het Instituut voor Integratie en Sociale Weerbaarheid van de Rijksuniversiteit Groningen, gedaan in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, bevatte pleidooien om kerk en moskee gelijk te stellen. In dit onderzoek doet men de opmerkelijke uitspraak dat Wilders lof verdient omdat hij kerken onder een verbodsartikel wil laten vallen. Gedoeld wordt op het voorstel van Joost Eerdmans en Geert Wilders, in 2004, om kerkgenootschappen niet meer als uitzonderingsgeval onder de zogenaamde “verbodenverklaring” te laten vallen die bepaalt dat als er een gevaar dreigt voor de openbare orde een organisatie kan worden verboden. Waar Wilders niet de kerk, maar de moskee op het oog had, pleiten de onderzoekers voor een alsnog doorvoeren van dit voorstel, maar dan met inbegrip van kerken. Dus wat gebeden en gepreekt wordt in kerkdiensten moet volgens de onderzoekers door de rechter kunnen worden getoetst met als uiterste consequentie het verbod van een kerk of kerkgenootschap. Omdat er imams zijn die vreemde dingen roepen, moet het mogelijk worden gemaakt om christelijke (of joodse) kerken te verbieden en te vervolgen.

De waanzinnige logica waar Van Doorn bevreesd voor is, is dus gemeengoed aan het worden. Drie verdere voorbeelden wil ik u niet onthouden. Ten eerste is er de veel geprezen Arabist Hans Jansen die in een interview met Elsevier een maand eerder pleitte voor een "Franse Revolutie" in de islamitische wereld, waarbij "de elite geëlimineerd" diende te worden [5]. Uiteraard niet door zijn hand, maar toch. Bij een Franse Revolutie hoort een eliminatie. Jansen noemt als object van eliminatie “de elite”. Maar hoe groot is die elite? Tien, twintig procent? Of tachtig? Want wat als een groot deel van het volk eenzelfde mening is toegedaan als de elite? En dus zelf tot die elite behoort? De islamitische wereld kent immers geen kaste van koningshuis, adel, clerus en patriciaat? Hans Jansen sprak het niet uit, maar liet het in de lucht hangen: om verder te komen op het pad van democratie en vooruitgang is het nodig (en niet: “kan het nodig zijn”) dat er koppen rollen. Hoeveel is niet van tevoren te zeggen.

Het tweede voorbeeld betreft de voorzitter van de Vlaamse Humanistische Verbond: Rik Pinxten. Deze hoogleraar religieuze antropologie aan de universiteit van Gent deed vorig jaar, in het dagblad Trouw, een opmerkelijke uitspraak: "óf we proberen de "zeloten" mee te nemen in de idealen van de Verlichting óf we laten hen vertrekken zodat ze hun ideaal elders kunnen proberen te verwezenlijken" [6]. Er is niets op tegen dat zij (gemeenschappen als "Staphorst", EvG) een "reservaatleven" leiden, maar het kan niet zo zijn dat de grotere groep zijn goed functionerende verbanden moet opgeven om de groepjes "aan boord te houden"." Volgens Pinxten is de "waarheid voorlopig en komt altijd via overleg tot stand." Wie dat overleg niet wil, moet volgens Pinxten dus kiezen: alsnog het verlichtingsideaal onderschrijven, een ’reservaat’ in, of vertrekken. Verbazingwekkend in dit geval was vooral de nonreactie in de media op wat de humanistische hoogleraar durfde te zeggen in een Nederlandse kwaliteitskrant. Men kijkt er niet meer van op, zo lijkt het wel.

Het derde voorbeeld – het meest waanzinnige – komt van de ex-Iraanse ex-communist Afshin Ellian, boegbeeld van nihilistisch conservatief Nederland, hoogleraar in Amsterdam en columnist bij de Elsevier en de NRC Handelsblad. Ellian is een discipel van de Verlichting en een groot humanist. In een column op Elsevier.nl ontsteekt onze Iraanse ayatollah in poëtische razernij, en dit alles naar aanleiding van de plannen van minister Ronald Plasterk om op te treden tegen de verseksualisering van onze maatschappij waarin vrouwen steeds meer als een lustobject worden gezien [7]. De reactie van Ellian was bizar: "Weet u nog dat het einde van de wereld gepaard gaat met natuurrampen zoals bloed in de rivieren, een uitgedoofde zon, een op de aarde gevallen maan, en de verdwijning van de Noordpool? De andere ramp is de vrouw, de vriendin van duivel. Met hun borsten, billen en ogen betoveren ze alle godvrezende mannen. Ze zijn lustobjecten bij uitstek, en zijn er nog trots op ook. Ze hebben de oermens verleid. Elke dag zoeken die duivelinnen naar middelen om hun uiterlijk nog verleidelijker te maken. Ze hebben God, Allah en alle andere leden van de hemelse maffia bedonderd. (...) Elk rechtsgeaarde christen en moslim moet achter Ronald Plasterk, onze hemelse ridder, gaan staan. (...) Vergis u niet, we zijn nog steeds in Nederland en niet in Iran." Om te besluiten met: "Het oprukkende internationale fundamentalisme is de grootste ramp aller tijden."

U leest het goed. De radicale atheïst Ronald Plasterk wil optreden tegen groepsverkrachtingen en het verkopen door minderjarige meisjes van hun lichaam tegen betaling van een Breezer, en de reactie van Ellian is een tirade tegen het christendom. Plasterk spreekt en Ellian valt niet zozeer Plasterk aan, maar de ChristenUnie binnen het kabinet waar Plasterk onderdeel van uitmaakt. Deze partij wordt gebombardeerd tot "het kloppende hart van het christendom". Door gal te spuwen op "oudtestamentische waarschuwingen" komt Ellian via de vergelijking met Iran bij de strijd tegen de islam uit. Het is alles één pot nat: islam, jodendom en christendom: "het oprukkende internationale fundamentalisme" als "grootste ramp aller tijden". Al eerder koppelde Ellian de ChristenUnie aan jihad, Saoedi-Arabië en het fundamentalisme: "Terwijl de Saoedische samenleving zeer voorzichtig, stapsgewijs, via niet-levende vrouwen, de vrouwelijkheid tracht te ontsluieren, proberen de christelijke fundamentalisten onze steden te versluieren." [8] En in nog een andere column had Ellian al duidelijk gemaakt wat volgens hem met deze “ramp” dient te gebeuren: "Het salafisme hier en in Saoedi-Arabië moet met wortel en tak worden uitgeroeid. Dat is ook wat onze soldaten doen in Afghanistan." [9]

Zou Mark Rutte deze woorden gelezen hebben? Je zou het haast denken. Elsevier is een van de weinige bastions waar het VVD-geluid de boventoon voert, al is het vaak in kritische zin (of op een “andere wijze” onkritisch, zo u wilt). De woorden zijn anders gekozen, de toon en de inhoud ervan is identiek: laag bij de gronds en kwaadaardig. Was het niet de Engelse politieke filosoof Harold Laski die ooit zei dat fascisme de natuurlijke reflex is van een liberalisme dat in het nauw wordt gedreven? Of Laski gelijk heeft of niet; tal van liberalen, humanisten en verlichtingsfundamentalisten doen niets anders dan hun best om Laski alsnog gelijk te geven. Over de ruggen van anderen. Door de steeds repeterende boodschap van "onze liberalen in Nederland" raken de mensen eraan gewend om religie in verband te zien met eliminatie, deportatie, vervolging. Niet als bron die deze zaken zou voortbrengen, maar als ultiem kwaad dat slechts verholpen kan worden met middelen als eiliminatie, deportatie, vervolging en opsluiting. Door steeds maar te herhalen, door koppelingen te leggen tussen christendom en terrorisme, tussen "het oudtestamentische" (lees: jodendom) en het kwaad in optima forma, wordt de massa bereidwillig gemaakt om alle, maar dan ook werkelijk alle middelen in zetten tegen de christelijke religie, en de joodse, in navolging van de islamitische. Waar Wilders steeds maar schreeuwt dat islam en nazisme aan elkaar gelieerd zijn, dat Mohammed een Hitler is, en dat de Koran een Mein Kampf is, koppen anderen diezelfde bal in het liberale, antireligieuze en fundamentalistische doel: Ellian als koploper. Men is slim genoeg om (nog steeds) niet uit te spreken wat men denkt, maar de suggestie ligt er en doet haar werk. Geweld mag - nee moet worden ingezet tegen het kwaad dat ook onder ons midden is. In de vorm van dominees, rabbijnen, ChristenUnie-politici en - voordat we het zouden vergeten - imams. Als "onze soldaten in Afghanistan" klaar zijn met hun klus, kunnen ze hier verder gaan. Rutte, Ellian cum suis hebben het draaiboek al klaar liggen.

Noten

[1] Rutte vergelijkt CU met taliban in Reformatorisch Dagblad d.d. 8 oktober 2007

[2] Regering is taliban in de polder in het Algemeen Dagblad d.d. 3 oktober 2007

[3] Interview met prof. J.A.A. van Doorn, Democratie is niet: de macht van het volk in Elsevier d.d. 5 oktober 2007

[4] Bij terreurdreiging mag je moskee of kerk sluiten in Trouw d.d. 5 oktober 2007

[5] Interview met prof. Hans Jansen, De islam heeft een Franse Revolutie nodig in Elsevier d.d. 1 september 2007

[6] Humanist wil fundi s het land uit in Trouw d.d. 24 november 2006

[7] Hoedt u voor duivelinnen met borsten en billen! door Afshin Ellian op Elsevier.nl d.d. 1 oktober 2007

[8] Weg met Unie Christen-fundamentalisten door Afshin Ellian op Elsevier.nl d.d. 6 april 2007

[9] Salafisme moet met wortel en tak uitgeroeid door Afshin Ellian op Elsevier.nl d.d. 21 juni 2007

Lees verder...