maandag 29 september 2008

NOSTALGIE

Onze tijd bezit geen deugdenspiegel, enkel een zondenspiegel. Tot deze zondenspiegel behoort, behalve populisme en sentimentaliteit, nostalgie. Want nostalgie is een ongezonde hang naar het verleden. En de nostalgicus heeft angst voor het onzekere, en staat dus kritisch tegenover de moderne verworvenheden van onze tijd. Met nostalgie kun je geen politiek bedrijven. Of toch wel?

De cultuur van modern Europa laat zich kenschetsen als de opruiming van het verleden. Zeker na de Tweede Wereldoorlog is elke romanticus een verkapte fascist. In de westerse cultuur is er geen ruimte meer voor de utopie, en daaronder verstaat men alles wat niet welgevallig is, zoals islam, religie, communisme en verleden. Hiermee is een nieuw utopisch denken geboren. Want voor wie elke hang naar het verleden verfoeilijk is, wordt het presente verleden in cultuur en maatschappij tot voorwerp van vernietiging en uitzuivering. Het is de laatste jaren vooral de strijd tegen de islam en dus voor de moderniteit die zich uitbreidt tot een strijd tegen het verleden van Europa en dus ook tegen de nostalgie.

Toch vertoont deze strijd de nodige barsten. Tot voor kort was elke politiek gericht tegen de nostalgie. De landelijke politiek, de kunstpolitiek of de kerkpolitiek van Vaticanum II – alle vormen van politiek kenmerkten zich door de blik vooruit en een schifting of zelfs afscheid van het verleden. Dit afscheid manifesteerde zich behalve op religieus terrein, het zichtbaarst op het gebied van kunst en architectuur. Alles moest strak en functioneel worden gebouwd. Wie oude bouwstijlen hanteerde, werd al gauw “popperig” genoemd of “Anton Pieck stijl”. En zoiets was dodelijk voor elke artistieke carrière. Maar Anton Pieck is terug in de belangstelling. Terwijl in de architectuur oude stijlen weer “mogen”, hing in de zomermaanden het werk van een nostalgische tekenaar in een museum dat doorgaans experimenteel en avant-gardistisch wil zijn. Het kan dus nog steeds verkeren.

Anton Pieck

Want in de Noord-Hollandse stad Haarlem was er in de zomermaanden een permanente expositie over de Nederlandse tekenaar Anton Pieck. In De Vleeshal, een dependance van het Frans Hals Museum, toonde men nu eens niet het werk van een vernieuwende kunstenaar, maar van het werkelijke enfant terrible van de Nederlandse kunst: Anton Pieck. Eindelijk werd er eens geen controversiële kunst getoond, maar het werk van iemand die geen enkele behoefte had om vernieuwend bezig te zijn. Anton Pieck had liever in de zeventiende of in de negentiende eeuw geleefd: “Voor de moderne wereld sta ik niet open”. Aan auto's en hoogbouw had hij een hekel. Volgens Antoon Erftemeijer, conservator moderne kunst van het Haarlemse museum, die het omvangrijke oeuvre van Anton Pieck bestudeerd heeft, was Pieck een romantische geest en leed hij aan zijn eigen tijd en droomde weg in de schilderachtige werelden die op zijn tekenpapier ontstonden.

In 1940 begon hij met het illustreren van de sprookjes van Grimm. Het tekenen van sprookjes tijdens de periode van de Duitse bezetting “gaf de mogelijkheid de narigheid even te vergeten”. Deze woorden kenmerkten de andere wereld van Pieck. Pieck kende welzeker een wereld waarin narigheid voorkwam, maar te midden van deze narigheid was er in zijn ogen toch nog altijd iets moois zichtbaar. Volgens de tekenaar lieten de zeventiende-eeuwers ook het mooie van de wereld zien: “Als je in de zeventiende eeuw alleen maar schilders had gehad die de Tachtigjarige Oorlog in beeld brachten, wat was er dan veel moois onbekend gebleven.” In deze woorden schuilt iets van de opdracht die Pieck zag voor de kunstenaar: het mooie, het schone en goede vastleggen en bewaren voor latere generaties. Ook – en vooral – het mooie in het gewone gemeenschapsleven van dorp, stad en platteland.

Pieck leverde dus kunst zonder pijn: nostalgie. Wat dat is wat nostalgie zou zijn: “herinnering zonder pijn”. Volgens Henri Beunders, hoogleraar maatschappij, media en cultuur aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, is daar nu juist behoefte aan: aan een politiek en kunst zonder strakke lijnen, waarin warmte en geborgenheid op ons af komen vanuit de herinnering aan een tijd waarin blijmoedigheid, tevredenheid en geluk nog heel gewoon waren. In het essay “Het mengsel van vooruit en terug” wijst Beunders erop dat niet zozeer de hang naar het verleden het probleem is, maar het feit dat moderne nostalgie “alle kanten op gaat”.

Beunders gaat ver in zijn analyse; zelfs verder dan sommige conservatieve denkers. Onder het etiket “reactionair modernisme” plaatst Beunders namelijk met het grootste gemak zowel Mussolini en Hitler als Thatcher en The Beatles. Rationaliteit en romantiek lopen immers altijd door elkaar. Zo was de Verlichting gelardeerd met romantische momenten en had de Romantiek de rationalistische grondslag van het contrat social van Rousseau. In korte schetsen tekent Beunders de westerse cultuur als vernietigende opruimwoede met nostalgie als bijproduct. Hij constateert dat de relatie tussen verleden, heden en toekomst gewond is geraakt, en dat deze heling behoeft. Niet het bestrijden van nostalgie als escapisme is nodig, maar wat nodig is, is een visie die de nostalgie weer richting geeft. Beunders spreekt zijn verwachting uit van “een nieuwe, krachtige toekomstvisie die de ’gewonde’ relatie tussen verleden, heden en toekomst weer in balans zal brengen.”

Tegenoffensief

In de hoofdstroomcultuur is deze balans is voorlopig ver te zoeken, want modernisten zitten nooit stil. Juist de confrontatie met de islam noopt hen de superioriteit van onze cultuur te onderstrepen. Vooruitgang, redelijkheid, vrouwenemancipatie, democratie, de seculiere staat – “tel uw zegeningen” zeggen vele opinieleiders. De van origine Egyptische schrijfster en feministe, Nahed Selim, ziet het zo: “Klagers zijn cultuurpessimisten. (…) Wat mij betreft is het goed om kritisch te blijven, met het doel om zaken, voor zover mogelijk, te verbeteren. Maar klagen en het onmogelijke nastreven – terwijl we al zoveel hebben, zoveel kunnen en zoveel mogen – grenst wat mij betreft aan ondankbaarheid. (…) We hebben de taak in deze wereld gelukkig te zijn. Wij beschikken over kansen en mogelijkheden die voor heel veel andere mensen ondenkbaar zijn. Als wij desondanks ons leven laten verzuren door onvrede, hoe moeten de anderen zich dan wel voelen?”

Eén zo’n klager was volgens Selim de doodgeschoten Pim Fortuyn. Selim: “Misschien had Fortuyn gelijk, maar ik houd niet van klagen. (…) Ik constateer alleen dat ik de mentale instelling mis van mensen die met veel nostalgie aan vroeger denken, een vroeger waarin alles zogenaamd beter was. Ik geloof dat het geen zin heeft om je te richten op het verleden. Vandaag is de enige werkelijkheid, en van die echte werkelijkheid moeten we houden. Het verleden en de toekomst zijn slechts herinneringen of utopieën. Het enige reële leven is dat van nu, hier en vandaag. En het is mijn taak en mijn morele plicht om me te richten op het heden. Al het andere is kinderachtig. Is onverantwoord escapisme. Zelf heb ik een tomeloos vertrouwen in onze tijd en tegelijkertijd een diepe afkeer van het huidige cynisme en de onvrede die ik overal om me heen constateer. Dat cynisme neemt vaak de vorm aan van antiwesterse gevoelens, zowel bij westerlingen zelf als bij mensen uit andere culturen.” Nostalgici zijn dus klagers.

De voorbeelden die Selim van cultuur geeft zijn door en door materialistisch. Mensen hebben volgens haar altijd en overal materiële welstand en luxe nagestreefd en dat is in Afrika en Azië zeker niet minder erg dan in Europa; moderne Europeanen zijn volgens haar zelfs minder materialistisch dan anderen omdat ze meer tijd hebben om musea te bezoeken. Een soortgelijk geluid als dat van Selim liet onlangs Henk de Berg horen. De Berg is hoogleraar German Studies aan de universiteit van Sheffield in Groot-Brittannië en pleitbezorger van de superioriteit van de westerse cultuur. Ook hij vindt zoiets in het licht van de islam nodig. En opmerkelijk genoeg keert ook zijn boodschap zich niet alleen tegen de neiging onze eigen cultuur te relativeren in het licht van de islam, maar ook tegen de tendens ditzelfde te doen in licht van ons eigen verleden. Ook bij De Berg lezen we een materialistisch pleidooi met een anti-utopische inzet. We mogen volgens hem niet uit het oog verliezen wat we bereikt hebben: “Hiermee is niet gezegd dat onze maatschappij niet te verbeteren valt. Het betekent wel dat verbeteringen zich moeten voltrekken binnen de smalle marges van de liberale democratie en het kapitalisme.” Nostalgici zijn dus ondankbare roekelozen.

Duidelijkheid

In de wereld van Nahed Selim en Henk de Berg – de wereld van neoliberalen en postmarxisten – worden er geen Anton Piecks meer geboren. Voor hen hoort nostalgie op de grote hoop van kinderachtigheid, escapisme en utopisch denken. Nostalgie verslapt ons terwijl de vijand aan de poorten staat. Deze vooruitgangsdwepers hebben niet in de gaten hoe abstract hun zegeningen in de oren klinken en hoe banaal ze in feite zijn. We leven langer, eten beter, hebben meer vermaak, dus (!) zijn we gelukkiger en beter af dan ons voorgeslacht. En zijn we volgens hen ook beter (af) dan onze niet-westerse buren. Veel gewone mensen geloven hier niet in. Maar het zijn de Selims en de De Bergs die onze cultuur bepalen.

Henri Beunders tast dieper. De tomeloze vooruitgang heeft volgens hem bij velen het geloof in diezelfde Vooruitgang aangetast. Nostalgie is zo de natuurlijke rekening van een vooruitgang zonder richting. Beunders: “De huidige nostalgie gaat, in tegenstelling tot de heimwee naar huis of naar een (gedroomd) verleden, alle kanten op. We hebben een nieuw woord nodig, want ’escapisme’ is het ook niet alleen. Het is de behoefte aan duidelijkheid en moraal. Of het nu ’Harry Potter’ betreft, ’Lord of the Rings’, ’The Gladiator’ of ’The Matrix’ – het gemeenschappelijke is de duidelijke boodschap over goed en kwaad.”

Waar duidelijkheid en moraal zoek raken, is nostalgie de richting waarin we deze zaken weer kunnen vinden. Nostalgie kan natuurlijk geen doel zijn, niet van politiek en niet van kunst. Maar een tijd die geen nostalgie produceert, is een zieke tijd. Een gezonde cultuur richt zich op de mogelijkheid van koestering van herinneringen, van haar plaatsen en van haar grammatica. Deze herinnering kan op het niveau van het esthetische genoegen plaatsvinden: als er een synthese van lijnen van vorm en zingeving samenvallen in de menselijke geest. Herinnering kan ook eenvoudiger voltrekken: de geur van pijptabak kan een dankbare en liefdevolle herinnering aan het grootouderlijk huis naar boven brengen.

Er is bij veel mensen – jonge mensen – een diep verlangen dat hun kinderen zullen delen in de warmte die zijzelf mochten ontvangen. Deze hoop, deze koestering is er niet zonder een grammatica van plaatsen, geuren, vormen, geluiden, momenten – zonder deze archetypische referentiepunten is er immers geen herinnering mogelijk?
Geen vaderschap zonder goede herinnering aan vader. Geen dankbaar familietreffen zonder goede herinneringen die teruggaan tot in de vroegste kindertijd. Natuurlijk: bij realisme hoort ook de herinnering aan pijn. Zonder herinnering aan het sombere feit in ons bestaan is er geen besef van goed en kwaad mogelijk. Maar de modernisten beseffen niet dat geen enkele goede herinnering zonder pijn wordt geboren. En alleen een mens die in staat is om in en door alle pijn het boventijdelijke goede te verbinden met altijdelijke vormen en gebaren van het gewone leven, is in staat de herinnering zonder pijn uit de pijn van dit ondermaanse geboren te doen laten worden. Een dankbaar mens is geen mens die nooit tegenslag heeft gekend, maar is een mens tegenslagen altijd opvangt door een beroep op iets sterkers. Wat voor een enkel mens geldt, geldt ook voor een cultuur. Alleen een dankbare cultuur kan cultuur genereren. En alleen een cultuur die weet heeft van pijn, maar ook van wat sterker is dan pijn, kan dankbaar zijn.

Moderne cultuur gebruikt echter de pijn van het verleden om de dialectiek van de vooruitgang in stand te houden. De richting van onze cultuur is dan eenvoudig het opheffen van de pijn van de herinnering en het vermijden van de pijn in andere culturen; elke dankbare herinnering wordt direct bestreden met talloze pijnlijke feiten zoals onderdrukkende tradities en historische sociale misstanden.
Concrete collectieve herinneringen vervagen. En waar herinneringen vervagen, heeft de moderne mythe vrij spel. Met het vernietigen van de grammatica van dankbaarheid wordt de hoop van veel jongen mensen afgesneden. Moderne dwepers met wasmachines en haardrogers hebben hier geen oog voor. Maar wie in staat is een politiek van nostalgie te formuleren, is in staat het hart te winnen van vele mensen. Want een tentoonstelling rond Anton Pieck komt niet uit de lucht vallen, maar komt voort uit een onderhuidse strijd over de vragen ‘wie we zijn’ en wat we stilletjes hopen.

Lees verder...