donderdag 19 november 2009

Gehoest vanuit het vooronder ~ Over Ewout Klei

Kan ik net op mijn tenen staande over de keukentafelrand kijken – krijg ik een botervloot naar mijn hoofd geslingerd! Want wat is er aan de hand? Ik zou volgens één van de keukentafelbewoners een levensgrote botervloot voorstaan die al het andere tafelgerei zou uitsluiten. Volgens de andere beschuldigende stem bevind ik me aan de rand van de keukentafel, en dat is niet okay. Want grote kinderen staan niet aan de rand, en al zeker niet onder de tafel, maar zitten er middenop: snoepend uit de pot chocopasta en strooiend met de hagelslag en kwetterend slaakt men dat vrolijk dingen die men mag kwetteren als mama niet in de buurt is: verwensingen, godslasteringen en schuttingwoordekens. Met gloeiende oortjes kijk ik bedremmeld toe hoe de grote jongens met veel verve de ganse tafelinhoud van zich af slingeren: dat is het echte leven! De wanden onder de appelstroop en met de middelvinger gaatjes prikken in de licht belegen plakken kaas. Een droom van iedere jonge democraat, doch niet van mij.

Wat betreft de botervloot: Een zeker Ewout Klei beschuldigt ons van het bezigen fascistoïdiïsminatoiriteiten (een afzwakking van fascistoïde neigingen, welke zoveel betekent als: min of meer fascistisch zijn). Dit zou onder blijken vanwege onze vermeende roep om orde, om sterke mannen en het uitsluiten van groepen als Marokkaanse homo’s en andere homo’s. Nu is Ewout Klei een interessante figuur. Ooit figureerde hij in een toneelstuk over blonde beesten en hield daarin een verwarrende monoloog over ons: een potpourri van aankondigingen van artikelen die hij niet had gelezen, een filmrecensie van iemand die omdat hij dit stuk op onze webisite plaatste tegelijk ons allemaal Nietzscheaans had gemaakt en zo nog wat spekkoekstukjes.

Klei hield zijn theatrale monoloog op een site – Het vrije woord – waar ook de gewraakte filmrecensent op figureerde. Dit bracht me in verwarring: als filmrecensent X. op onze website schrijft, besmet hij al onze mensen. Als hij op Het vrije woord figureert doet hij dat niet. Raar.

Nu is het lastig discussiëren met iemand die geen stukken leest, doch enkel en alleen aankondigingen. Ik deed dat dus maar niet en doe dit nog niet. Ik wil me er niet aan bezondigen. Klei is namelijk een akelig neocalvinistisch mannetje dat na het oppeuzelen van oren en ledematen van geloofsgenoten zich graag stort op toevallige passanten. Ik volg zo iemand niet. Dat hij mij – en ons – wel volgt, is zijn hobby en mag hij ook doen omdat hij een AIO-achtige persoon is die met gemeenschapsgeld tijdens werktijd hun medelanders mogen belasteren. Het is mij wel best; Klei weet meer van ons dan ik van hem en dat wil ik graag zo houden.

Mijn info over hem komt dus niet uit zijn artikelen; die ik niet zozeer mijd, maar nooit tegenkom. Ik baseer mij op de overgeleverde comments uit blogoland. En die doen mij smakelijk lachen. De OSL zou volgens Klei rechts-extreem zijn. Dat is dus inclusief OSL’ers als Hans van Baalen, oud-minister Van Eekelen en Mat Herben, welke laatste ook medewerker was van Het Vrije Woord toen K. erop figureerde. Ook hier zit de besmetting dus in een klein bloghoekje. Maar mijn informatie is blogosferisch, dus marginaal.

Maar nog even over het toneelstuk ‘De blonde beesten’. Volgens Klei, toentertijd, zouden ´we´ (onder meer ik) Nietzscheaan zijn, tegen de zwakken, voor een sterke ordemacht. Tja.

Ik heb voor zover ik weet niets met Nietzsche (slechts eenmaal negatief over hem een opmerking gemaakt; hetwelk mij dus Nietscheaan maakt), ben tegen de mensen die de allerzwaksten (ongeboren kinderen, gehandicapten) willen uitroeien, zoals D66 en andere vrienden van K. en ben als één van de weinige Nederlanders tegen een sterke ordemacht, tegen een Staat en verkies anarchie boven een totalitaire orde waar we nu onder leven. Zoals mijn goede vriend Daniël Overgaauw me zei: “We zijn voor een metafysische orde. Degenen die voor een sterke staat zijn, gaan echter uit van een metafysische chaos.” K. hoort duidelijk bij de tweede soort: de fascistische staatsaanbidders die geen groepen willen uitsluiten, maar iedereen wil laten opgaan in één enkele groep: de staatsonderhorigen.

W.L. Brugsma had het ooit over hen die na de oorlog in het verzet waren gegaan. Hij doelde toen vooral op Adriaan Venema. Nu, Klei is de ‘Spuit 11′ van het naoorlogse verzet dat met het touw in de hand het lijk van Venema – pardon, het lijk van Piet Prins door de straten sleept als angstaanjagend teken van wat een blogosferische oprisping teweeg kan brengen.

Nee, geef mij dan maar de ontzettend domme opmerking van Michael van der Galiën, de protoliberale islamist en post-islame liberalist van DeDagelijkseStandaard, die ons ‘marginaal’ noemt. Met spottende blik beziet hij het strubbelingetje tussen Jonathan van Tongeren van Tongeren en Ewout Klei In zijn ogen bekempen de marginalen elkaar. Van der Galiën is niet om te lachen. Op kosten van de vrouw van Joshua Livestro schrijft deze Friese mohammedaan een Dagelijks Broodblog vol voor rechtse kantoorpauzeliberalen over met name (en eigenlijk alleen maar) ‘Amerika’. Zo iemand is niet marginaal. Zo iemand is hoogst ernstig te nemen.

Laat mij dus maar bij de tafelrand wegduiken als Klei een melkbeker uit zijn glibberige vingertjes laat glippen. De marge: dat is een onderwerp op zich: echt interessant. Daar ga ik komend weekend eens dieper over na denken. Want hoe komt het dat ik alle richtingen op kan kijken, terwijl ik toch aan de rand van het bestaan leef? En hoe komt het dat Klei en Van der Galiën slechts één kant op kunnen kijken en toch menen in het centrum te staan? Raar.

(Speciaal voor Klei:) Disclaimer. © Copyright. Alle rechten voorbehouden.

Opmerking: Mijn opmerking dat ik anarchie boven de staat prefereer, is bij nader inzien quatsch. Je kunt namelijk niet zowel een metafysische orde aanhangen, en tegelijkertijd anarchist zijn. Een anarchist verwerpt namelijk de archè - de eerste beginselen - van het bestaan. Ik ben dus geen anarchist, al lijk ik daar wellicht wel soms op vanwege mijn paleolibertaire inslag. Hiervan akte.

Lees verder...

donderdag 12 november 2009

New Edge

Dit artikel is geschreven tegen bepaalde mensen die anoniem publiceren op Internet. Maar niet tegen allen die dit doen. Want sommigen doen het netjes. Maar anderen niet. Die zullen zich aangesproken weten. Dit zijn namelijk de man-vrouw-anonieme-wezens die immer woedend zijn. Het zijn de virtuele wezens uit een parallelle dimensie die boos zijn als bij een comment het mailadres onjuist is, maar die tegelijkertijd een onjuiste naam juist aansprekelijk vinden. Haal geen grappen met ze uit; ze zullen namelijk anoniem terugslaan. En dat doet pijn. Want wie reageert op anonieme boutades, die schiet op wolken. Zo’n schot komt nergens terecht en veroorzaakt hoogstens een regendruppel. Au!

Veel rechtse, conservatieve, christelijke of katholieke blogosfeer is potsierlijk. Anoniemen struikelen over elkaar heen in het beoordelen, beschuldigen, fileren en bejubelen van anderen. Anoniemen beschuldigen het liefst niet-anoniemen. En doen dat onder fraaie namen zoals …. (vult u maar in). En dat is raar. Anoniem betekent dat je openlaat of je (de anoniemeling) een minister-president bent of een neonazi-skinhead. Voor mij is anonimiteit leuk om iets te roepen of om een grap uit te halen; om daarna meteen te vergeten en over te gaan tot de orde van de dag. Voor de meeste deelnemers van de blogosfeer ligt dat anders. Voor hen geeft anonimiteit extra status: de anonieme is goddelijk onaanraakbaar. Een martelaar van het Vrije Woord, want per definitie slachtoffer van de openbaarheid. De anonieme geest is pas freischwebende Intelligenz: ontdaan van profane persoonlijkheid en platvloerse eigenschappen als lichaam, gezicht, vriendennamen, noem maar op. De anonieme persoon die zichzelf beheerst is pas deugdzaam: zonder reden, zonder gevolgen van eventuele brutaliteit kiest deze ‘persoon’ er dan toch maar voor fatsoen te etaleren. De moderne heiligen zijn dus anoniem. Ze zweten niet, urineren niet, hebben geen liefdesverdriet, zijn nooit moe, morsen nooit bij het soep eten. De anonimiteit is de essentie van de blogosfeer: de boodschap spreekt voor zichzelf, naakt en onpeilbaar eerlijk. Zonder ruis van de echte wereld, zonder hinder van persoonlijke vooroordelen is het anonieme een goddelijke vonk.

Het anonieme is de representatie van het onpersoonlijke. De moderne Staat is bijvoorbeeld onpersoonlijk. Haar troon is immers leeg, zoals vele politieke filosofen, rechtsfilosofen en politici menen. Ik noem willekeurig enkele namen: Afshin Ellian, François Guizot, Femke Halssema, Claude Lefort, etc. etc. En nu komt het: het onpersoonlijke van deze moderne Staat is juist kenmerk van haar gezag. Zou er iemand op de troon zitten, dan zou er sprake zijn van willekeur en vooroordeel: afkomst, religie van de betreffende persoon. Maar wanneer er slechts abstracties op deze troon zitten, zoals ‘soevereine Rede’ of ‘generale volkswil’ is er sprake van gezag. De moderne, gezagvolle stem komt altijd vanachter de troon. En vanuit de coulissen van de moderniteit waarin abstracte, steriele en afgewogen argumenten een groter gewicht hebben dan alle Holle Bolle Gijssen van deze wereld bij elkaar.

In de katholieke blogosfeer is anonimiteit een vorm van protelicisme. Protestanten koesteren structuren die onpersoonlijk zijn: gezagsstructuren zonder bisschoppen, pausen en priesters. Men is trots op democratische structuren, op kerkgenootschappen waarin de kerkorde belangrijker is dan de dogma’s of de confessies van eeuwen terug. Niet het belijden en spreken van de Kerk van alle eeuwen, maar de spelregels van kerkje X te Y hebben het grootste gewicht. Katholieken vinden dit maar raar. Behalve op Internet, daar heeft het onpersoonlijke van de anonimiteit de lichtglans van het bovenpersoonlijke. Daar krijgt het Concilie aller Concilies haar weerglans in de bloggers aller bloggers. Hoe onpersoonlijker, des te groter. Des te grootser en des te aanweziger de Heilige Geest. Pas daar waar het vrije spel van het virtuele ABC wordt gespeeld, is er de ernst. De dogma’s zijn verankerd in toetsenborden, worden geschreven met het bloed – pardon koffie van anoniem getik. Vanuit de schuilkelders van het postconciliaire kerkendom klinken er de hosanna’s op de vruchten van de moderne antwoorden van de hippe kerkvaders van de sixties.

Maar…

Maar is het geoorloofd anoniem te beschuldigen, gehoorzaamheid af te dwingen, vriendschappen te sluiten en loyaliteiten en disloyaliteiten te laten blijken? Volgens veel mensen, vooral bloggers, wel. Ze doen het in ieder geval. Tot eigen tevredenheid. Tot mijn ontevredenheid die zich uit in spot. Waarom niet? In een maatschappelijk debat waarin onvrede strijdt met onvrede, waarin anonieme Internetpastors dwepen met diepe waarheden – mogen lippen dan niet opkrullen?

Internet is, net als andere media, een reductie van de ontmoeting tussen mensen. Het middel deformeert. Wie persoonlijk iets kan zeggen tegen een ander moet daarom niet de telefoon pakken. Wie iemand kan bellen, moet geen mailtje sturen. Wie met naam en toenaam kan schrijven, moet niet anoniem gaan schrijven. Dat is vrij eenvoudig te begrijpen. Tenminste voor normale mensen. Want ieder medium is geen werkelijke ontmoeting, maar een instrument c.q. een middel met tekortkomingen. Soms moet er zelfs sprake zijn van een excuus om in bepaalde omstandigheden een bepaald medium te mogen gebruiken. Een klaagbrief moet pas worden opgestuurd als het niet anders kan dan dat deze geschreven wordt. Er kunnen gegronde redenen zijn om brieven te schrijven met een vervelende inhoud. Of om iemand te bellen als een persoonlijke ontmoeting om tal van redenen niet mogelijk of zelfs verstandig is. Zo kan het ook geoorloofd zijn om anoniem te schrijven, via pers of Internetmedia. Want ook anoniem bloggen kan goede – nobele – redenen hebben. Je kunt een ander willen beschermen, of je broodwinning terwijl bepaalde dingen toch gezegd moeten worden. Of als de vrijheid van meningsuiting (geheel of deels) niet meer bestaat. Wie daarentegen zonder zulke gronden structureel de anonimiteit zoekt in het publiceren, dient te beseffen dat hij of zij een aantal wissels heeft genomen die niet zijn terug te zetten, tenzij je de anonimiteit opheft.

De anonieme blogger heeft de hoop op een discours opgeheven, evenals op de vriendschap op afstand. Het pad van het discours loopt namelijk via zaken als autoriteit, vertrouwen, incasseringsvermogen, etc. Van een anonieme blogger weet je niet of zijn of haar arbeid roeping is, lotsverstrengeling of hobby en zelfs goed gecamoufleerde frustratie. Dit zijn stuk voor stuk geen redenen om iemands inspanningen af te wijzen, maar beïnvloeden wel de interactie van de discoursvorming. Anders gezegd: in een gezonde discoursvorming is het medium slechts een bijproduct, een tijdelijke vastlegging van een tussenstadium. De eigenlijke arbeid, het eigenlijke samen-denken en samen-leven vindt immers real life plaats. Voor de anonieme blogger is dat lastig. Real life deelnemen aan het discours is voor hem of haar niets anders dan anoniem tikken achter een PC en zoveel mogelijk real life in postings stoppen. Dat kan nobel zijn bedoeld en ook zo overkomen; het is en blijft verwrongen deformatie.

Anoniem bloggen vervormt de deelnemers en reduceert ze tot onderdelen van een communicatieproces. En dit terwijl de anonieme blogger zich- of haarzelf vrijwaart van problemen die bij niet-anoniem bloggen wel zouden (kunnen) optreden. Dit is makkelijk, maar plaatst daarmee de anonieme persoon in een ongeloorloofde positie wanneer hij dingen pretendeert die alleen publieke figuren toekomen: beschuldigen van personen, gehoorzaamheid afdwingen (of verlangen dat mensen ‘gehoor verlenen aan’),

Je kunt het omdraaien: de niet-anonieme schrijver heeft immer een moreel voordeel ten opzichte van de anonieme schrijver. Een niet anoniem schrijver kan nooit door een anoniem schrijver worden beschuldigd. De anonimicus kiest er namelijk voor om in het midden te laten of hij of zij zelf niet in veel grotere mate schuldig is aan het eventuele vergrijp. Je kunt anoniem een pilsjesdrinker beschuldigen van drankgebruik, maar als ten principale nooit duidelijk mag worden of jezelf niet een alcoholische bierbrouwer bent, is zo’n beschuldiging ten principale immoreel. Want ze is anoniem geuit.

Nogmaals: anonimiteit kan goede redenen hebben. Maar ook dan moet hij of zij voor lief nemen dat de andere, niet-anonieme persoon niet uitgaat van dergelijke redenen en derhalve geen enkele morele waarde verleent aan de in zichzelf gefundeerde – anonieme – autoriteit. De anonieme kan dit ondervangen door zich niet te mengen in een debat, of door louter feitelijke informatie door te geven. Want zoals gezegd: anonimiteit kan te rechtvaardigen zijn, soms tijdelijk. Maar de nadelen zijn groot. Anonimiteit ontvlucht het lijden. Het mijdt de kameraadschap en de hartelijke humor. Een anonieme digitale blogger toont geen hart want hij of zij snijdt juist categorisch de weg naar het hart af in de anonimiteit. Bij een zakelijke anonimiteit is dat niet zo erg, maar bij een missionair gedreven anonimiteit is dat wel erg.

Het gekrakeel in katholiek blogoland, het gekrakeel op een Dagelijkse Standaard, het gekrakeel waar dan ook, is het gekrakeel van koppen zonder kippen. Het lichaam is op aarde. Het sprekende hoofd is opgestegen tot de blogosfeer. Als een voorbode van een nieuwe tijd, waarin mensen geen lichamen meer hebben, maar anonieme rimpels veroorzaken in de etherische woestijn van spamfilters, van tronen zonder lichaam en lichamen zonder hoofd.

Lees verder...

dinsdag 27 oktober 2009

Christendemocratie en moraal

Daags na de lancering van het onzalige voorstel om grote bedrijven te dwingen minimaal 30 procent vrouwen in de top te nemen, klinkt er het verwijt van Maria van der Hoeven, onze Minister van Economische Zaken, dat managers, burgers en bestuurders te weinig besef van ethiek en moraal bezitten. Volgens haar is dit gebrek aan ethisch en moreel handelen één van de oorzaken van de economische crisis. Ze deed deze uitspraken naar aanleiding van een onderzoek van adviesbureau KPMG, waaruit zou blijken dat het normbesef bij jonge managers tekort schiet. De ’bestuurders van morgen’ zijn volgens de ondervraagde ondernemingen ‘arrogant, gemakzuchtig, te theoretisch, ontberen verantwoordelijkheidgevoel, respect en vragen een te hoge beloning’.

Meteen klonk er vanuit ondernemersland, bij monde van VVD’er Loek Hermans, een klaagzang op: “Ze had iets secuurder moeten zijn, en de minister heeft de ondernemers hard nodig om uit de economische crisis te komen.” Volgens de werkgeversorganisaties zou de minister zelfs in het wilde weg schieten op ondernemers. Dat de minister haar woorden mede sprak naar aanleiding van uitspraken van ondernemers zelf, werd verzwegen. Economie en politiek zijn immers niet meer te scheiden. Evenmin journalistiek, politiek en economie. Want al dan niet bewust, maar ook de Elsevier.nl liet dit gegeven maar gemakshalve weg en focuste op de ‘woede’ van ‘haar’ ondernemers. Met ten gevolge de geijkte reacties van de lezers die allemaal hun woede mogen spuien over deze regering, het CDA in het bijzonder en natuurlijk de kans krijgen aangeboden om een atheïstische voetnoot te plaatsen (tegenwoordig slepen sommige mensen overal hun atheïsme bij). Het dagblad de Telegraaf was daarentegen kort en correct. En de reacties bij deze krant waren – op Internet – niet zozeer pro-ondernemer en antipolitiek, maar vooral smalend over het feit dat deze minister blijkbaar nu pas ontdekt wat de gewone man allang wist of zelfs heeft ondergaan, namelijk dat moderne ondernemers een jungle-mentaliteit hebben en hun ‘successen’ ten koste van alles en iedereen willen bereiken. Het is jammer dat deze discussie meteen al wordt vertroebeld door politieke en politiek-economische motieven. Ondernemers hebben ons medeleven en onze steun nodig; mocht die er vanuit de overheid onvoldoende zijn, naar blijkt is die ook in werkgeversland schaars. Een fatsoenlijke opmerking wordt meteen met emotie overgoten. Maar het gebrek aan medeleven met de ondernemer heeft diepere oorzaken dan in de media wordt aangegeven. Eén zo’n oorzaak treft zowel minister Van der Hoeven als de werkgevers. Ik wil me dan ok beperken tot een enkel aspect van de uitlatingen van minister Van der Hoeven.

Managers, ondernemers en bestuurders worden door haar op één lijn gezet. Maar zijn managers en ondernemers wel hetzelfde? Naar wij menen niet. Een manager stuurt een bedrijfsmatig proces aan zonder er zelf direct onderdeel van uit te maken. Kennis van medewerkers, product, klant, maar ook eigen kapitaal of de kans dat eigen kapitaal verdwijnt (of juist groeit) met de groei van de onderneming, zijn geen voorwaarden voor manager-zijn. Wel voor het ondernemer zijn. De ondernemer onderneemt zijn eigen onderneming. Hij is onlosmakelijk verbonden met de eigen organisatie, de mensen, de klanten en het produkt; verbonden met inzet, eigen geld, naam en toekomstperspectief. De manager kan na falen een dikke bonus ontvangen van enkele miljoenen; de ondernemer leeft vaak rond de armoedegrens en de val van zijn bedrijf betekent ook diens eigen val.

Managers zijn aanstuurders, daarnaast zijn er de bestuurders (de aanstuurders van de publieke zaak) en helemaal apart daarvan staat de klasse van de ondernemers. Ondernemerschap is onderdeel van de condition humaine van de gezonde zelfredzame en verantwoordelijke mens. Ondernemen heeft te maken met het leven zelf, is onlosmakelijk met dit leven verbonden. Besturen staat op afstand, is meestal ‘in dienst van’ en is meer de correctie op de totstandkoming van de vorm dan de verwezenlijking van de vorm zelf.

Het op één lijn zetten van ondernemers met managers en bestuurders is echter geen verspreking van minister Van der Hoeven, want het zou niet de eerste keer zijn dat een CDA’er wordt gehinderd door de christendemocratische visie op het zogenaamde ‘maatschappelijke middenveld’. Waar liberalen en sociaaldemocraten denken in de polariteit staat versus individu en het burgerschap vooral inhoudt welke rol je als individu moet aannemen ten aanzien van de staat, is voor de christendemocratie het veld tussen staat en individu belangrijk: het ‘maatschappelijk middenveld’ c.q. de civil society. Dit middenveld is de ruimte waar de verenigingen en instellingen hun eigen verantwoordelijkheden kennen, is de ruimte waar de staat terughoudend dient te tonen en is ook de ruimte waar de burger zijn of haar idealen of verantwoordelijkheden kan verwezenlijken – samen met anderen.

Het probleem van het middenveld is echter de duiding vanuit de extra polen die dus dit middenveld bepalen: staat en individu. Uiteindelijk bepaalt ook binnen de christendemocratie de staatsvisie het functioneren vna het middenveld. Wie de staat erkent, denkt niet meer vanuit de basis van de samenleving, maar denkt van boven naar beneden: vanuit de macht naar de basis. En denkt eveneens van buiten naar binnen: vanuit de algemene, harde randvoorwaarden naar de inhoudelijke vormgeving. Wie de term ‘middenveld’ principieel aanvaardt en verwerkt in zijn of haar werkelijkheidsbeschouwing, kijkt voortaan als bestuurder c.q. aanstuurder (manager) naar de werkelijkheid van economie, sociaal leven en politiek.

In principe is de christendemocratische visie op wereld en maatschappij dus beter dan de liberale of de sociaaldemocratische, maar in de praktijk maakt het weinig verschil uit. De christendemocratische visie op de maatschappij laat dan wel meer ruimte voor eigen initiatief op maatschappelijk gebied; in de praktijk vermorzelt de polariteit staat-burger ook de gecreëerde (of erkende) ruimte c.q. middenveld. Steeds als er iets mis gaat in het middenveld grijpt de staat namelijk in, en de vorm van dit ingrijpen – bepalingen, wetten en regels – dringt steeds verder dit middenveld in om haar uiteindelijk over te nemen en te ‘besturen’ c.q. ‘aan te sturen’ vanuit de staat. Daarin laat de staat zich leiden door een visie op de mens als individu waarin het middenveld slechts de vorm is van de eigen keuze en niet de ons opgelegde werkelijkheid van leefomgeving, traditie en opvoeding. De werkelijkheid van het middenveld kan namelijk niet primair zijn vanwege het aanvaarden van de staat als ultieme bron van gezag En daarin ligt vanzelf besloten een visie op de mens als individu en op het middenveld als afgeleidde van georganiseerde individuen.

Een christendemocraat verwart, evenals liberalen en sociaaldemocraten, overheid met staat, gezag met macht, persoon met individu, werkelijkheid met een twee- c.q. driepolige maatschappijbeschouwing. Theologisch wordt deze verwarring binnen de christendemocratie nog eens aangevuld – versterkt – door de term ‘rentmeesterschap’ te verwarren met het mens-zijn zelf en daardoor zelfs theologisch de mens tot manager van zichzelf en zijn leefomgeving te reduceren c.q. te vervreemden.

Het verwarren van ondernemerschap met bestuurder- en managerschap maskeert het gebrek van medeleven van de politiek met de ondernemer en daarmee met een aspect van het leven dat nagenoeg iedere burger raakt.

Een bestuurder c.q. aanstuurder heeft uit zichzelf geen moraal of integriteit, maar handelt op basis van een aangeleerde en aangewende moraal. Hij krijgt bijvoorbeeld te horen dat hij minstens 30 procent vrouwen in de top moet nemen, omdat zijn bedrijf meer dan 250 werknemers heeft. Deze eis heeft niets te maken met ondernemerschap of met de regels van het ondernemerschap. Er is geen moraal die dit bepaalt; er is een overheid die zegt: “als je dit doet, ben je moreel gezien een goede ondernemer met voldoende integriteit”. Het is een vorm van opgelegde, kunstmatige nonmoraal die niet onderdoet voor de opdracht van een multinationale winkelorganisatie aan haar filiaalhouders: “Als je zoveel Euro omzet per vierkante meter haalt, ben je een goede ondernemer; en als je daarvoor mensen moet ‘vervangen’ door goedkope scholieren, dan is dit eveneens een goede zaak.”

Wie spreekt over integriteit en normbesef en daarna meteen ondernemers, managers en bestuurders aan elkaar gelijkschakelt, heeft er niet zoveel van begrepen. Een ondernemer valt of staat met betrouwbaarheid en integriteit. Voor een manager is echter niet integriteit allesbepalend, maar professionaliteit. Het bestuurderschap is in de praktijk iets van het tweede echelon, al wil ze graag het eerste echelon nabootsen (en de loef afsteken). Ze dweept daarom met integriteit en verantwoordelijkheid, maar als een bestuurder moet aftreden wegens een schandaal is hij meestal binnen de kortste keren weer ergens anders (als bestuurder) aan de bak. Bijvoorbeeld Geert Dales is als wethouder in Amsterdam mede- en hoofdverantwoordelijk (geweest) voor het finaciële debacle rond de Noord-Zuid metrolijn. Hij is daarvoor ‘gestraft’ met een burgemeesterspost en een prominente plek binnen zijn partij. Waar Rijkman Groenink een reputatieschade heeft overgehouden aan ‘ABN Amro’, heeft Dales dat niet: politieke integriteit is namelijk iets anders dan echte integriteit. Telegraaf-lezers zullen dit waarschijnlijk eerder door hebben dan lezers van de Elsevier.

De ondernemer heeft onze steun nodig: de Leidse middenstander die ‘s zondags zijn winkel dicht wil houden, ondanks de kapitalistische druk van bovenaf. Of de agrarische ondernemer die een fatsoenlijke prijs voor zijn melk wil krijgen, ondanks tegenwerking van Neelie Kroes die verhindert dat boeren een gezamenlijke vuist kunnen maken, maar de positie van mega-inkooporganisaties ongemoeid laat. Of de zoon of dochter die het familiebedrijf wil overnemen, maar door successierechten wordt benadeeld ten overstaan van grote bedrijven.

De christendemocratie moet gaan beseffen dat ondernemers geen liberale hobby zijn, en al helemaal geen maatschappelijke luxe zijn die behoort tot een sociaal getint middenveld, maar behoren bij de harde fundamenten van een gezonde maatschappij: harder dan politiek of managementscultuur. Het CDA moet beseffen dat moraal niet wordt opgelegd – ook niet in de vorm van 30-procentsnormen – om daarna ondernemers de zwarte piet toe te spelen indien ze hebben gefaald.

Er is vooreerst geen behoefte aan een maatschappelijk debat over ‘ethiek en ondernemen’. Er is behoefte aan inzicht over het belang van ondernemers in het licht van hun vermorzeling door multinationals, managers, bestuurders, de hitserige consument-democraten van D66 die persé op zondag hun croissantje willen kopen, en tegen een politiek-maatschappelijk model dat steevast en ten principale het ondernemerschap en het belang daarvan miskent.

Lees verder...

vrijdag 23 oktober 2009

Conservatieven ruzien rond een cafe-probleem

Het lukt conservatieven maar niet hun rijtjes gesloten te krijgen en zo iets van de grond te tillen. Het initiatief “Conservatief Café” krijgt op het conservatief-liberale groepsblog DagelijkseStandaard.nl nogal kritiek vanwege de invulling van het komende Conservatief in Gouda d.d. 5 november. Deze tweede bijeenkomst zal weer worden ingevuld door of rond de persoon van Bart Jan Spruyt. De eerste keer gaf deze conservatieve denker en publicist een causerie over het conservatisme in Nederland. De tweede keer zou dr. Ad Verbrugge komen spreken over het onderwijs, voorafgegaan door een boekpresentatie van het jongste boek van Spruyt: Wie eenmaal heeft liefgehad. Toen Verbrugge verstek moest laten gaan, is ervoor gekozen de gehele bijeenkomst te laten bepalen door het boek en een drietal reacties van protestanten op dit boek. Het betreft twee CDA’ers (E. Bilder en dr. H. Klink) en één SGP’er (Menno de Bruyne).

Een aantal reageerders vinden de bijeenkomst teveel een ‘christelijk karakter’ dragen, worden daardoor niet aangesproken door de opzet en laten zelfs een zekere irritatie doorklinken in hun reacties. Waarom alweer Spruyt? En waarom de tweede keer zelfs een expliciet christelijke benadering en invulling het conservatisme?

Laat ik voorop stellen dat ik kom en dat ik zelfs graag kom. En ik neem ook enkele vrienden (van bitterlemon) met me mee. Waaronder een noorderling die dan maar naderhand bij mij moet overnachten. Vanuit Groningen is Gouda ver weg. Maar het heeft zijn charme; met de studiekring in Groningen overnacht er ook altijd wel iemand bij een mede-kringlid. En waarom kom ik graag? Ten eerste vanwege het initiatief. Ten tweede vanwege de personen van Spruyt en Klink. Ten derde omdat de eerste keer me uitstekend is bevallen qua verzorging en locatie. Café-restaurant De Zalm’ is een fantastisch gekozen locatie omdat hier, in de oudste herberg van Holland (1551) in 1868 de eerste (en enige) conservatieve partij van Nederland werd opgericht. Het is maar dat u het weet. Ik was dus sowieso gekomen, ook als het geen Conservatief Café had geheten, maar ‘Ds. Doornenbal-café’ o.i.d.

Maar ik kan de kritiek voor een belangrijk deel wel begrijpen. Het is waar: het conservatisme in Nederland heeft nu eenmaal een sterk confessioneel karakter. Maar dit is niet alleen deels waar; het is ook deels het probleem van het conservatisme in Nederland. Want juist het christendom in Nederland is sterk fideïstisch en burgerlijk gekleurd. Het is tam, sterk op geloofszaken gericht, heeft nauwelijks gevoel van grassroots, weinig besef van traditie en is historisch gezien hoogstens een modern produkt. Kortom: het doorsnee christendom in ons land is net zo weinig inspirerend als het doorsnee liberalisme voor de liberaal en het doorsnee progressivisme voor de progressief. Spruyt en Klink zijn mooie uitzonderingen, maar daarmee bouw je geen conservatief discours op.

Om conservatisme meteen met christendom samen te laten vallen is weinig aansprekend, zowel voor christenen als voor niet-christenen. En het is problematisch. Want welk christendom is conservatief? En hoe dan wel? Misschien dat Spruyt op deze vraag een zinnig antwoord kan geven; misschien ook niet – of doet hij dat gewoon niet op dat moment. Maar ik ga dan ook niet voor het conservatisme naar Gouda. Ik ga voor de gezelligheid, voor groepsvorming etc. En voor Spruyt en Klink. Dat de organisatoren hiermee een schot afvuren richting de confessionele politiek is hun goed recht. En: Spruyt is nog steeds boegbeeld van het conservatisme en bovendien confessioneel. De kritiek van sommigen neigt bovendien teveel naar kritiek op Spruyt - omdat hij in feite conservatisme en christendom teveel samen wil nemen – en dat is een beetje flauw. Als er iemand is die in zijn functioneren voor de Burke Stichting het confessionele component van conservatisme in Nederland heeft ingeslikt, dan is het Spruyt. Juist om zo breed mogelijk liberalen, agnosten, klassieken en ander grut bijeen te rapen, werden namen als Groen van Prinsterer, Kuyper en Schaapman niet of nauwelijks genoemd. Wat heeft dit opgeleverd? Een loyale Cliteur? Een loyale Ellian? Nee, natuurlijk niet.

Dit land heeft weliswaar een klein vijvertje vol met zogenaamde conservatieve boegbeelden, maar werkelijk conservatief zijn deze lieden niet. Cliteur bleek met de kwestie ‘Carotta’ een christenhater te zijn van het domste soort, zodanig dat zelfs mede-atheïst en mede-republikein dr. Anton van Hooff zich kapot aan hem ergerde. De enige verdienste van Cliteur voor het conservatisme is zijn dissertatie en daarmee is alles gezegd. Werkelijk moedige dingen zul je van hem niet horen. Hoogstens laffe oproepen tot atheïstische repressie, zoals in zijn jongste opiniebijdrage in Trouw. Zet naast Cliteur en Ellian iemand als Robert Nisbet (waarvan ik nog steeds niet weet of hij wel of niet religieus was) of een Chesterton voor zijn bekering (in What’s wrong with the world?) en het verschil is levensgroot.

Voor werkelijk moedige – en daarmee werkelijk inhoudelijke – woorden uit conservatieve mond moet je in het buitenland zijn. In Duitsland heeft men Junge Freiheit en Sezession. In Amerika Chronicles en Takimag.com. In Engeland Quarterly Review. In Nederland hebben we niet dergelijke media en spreekbuizen van rechts, tenminste niet van een dergelijk hoog niveau. Daarbij vergeleken is ook bitterlemon.eu een kleine jongen. Zelfs in de context van Amerikaanse neoconservatieve kringen is Cliteur niet meer dan een dorpsgek.

Ik koppel welbewust ‘moedig’ en ‘inhoudelijk’ aan elkaar. Wie in deze politiekcorrecte en totalitaire liberale belevingscultuur niets anders weet dan het evangelie van gelijkheid, meningsuiting en vrije markt te reciteren, heeft ons niets te zeggen. Want wie zegt wat duizenden betaalde staatslakeien reeds jarenlang verkondigen, is overbodig. Iedereen is tegen de islam en iedereen is voor vrijheid van meninguiting, de scheiding van kerk en staat en het knuffelen van gays.

Waar we dus in ons land heel wat van hebben – naast de Cliteurs – zijn de schoothondjesconservatieven die op podia als de DagelijkseStandaard.nl of op hun eigen blog beginnen te janken als er op bitterlemon.eu een stuk verschijnt dat hun onwelgevallig is. Werkelijk afwijkende meningen is men als de dood voor. Stel je eens voor dat links geïrriteerd zou raken, of dat er iets gezegd zou worden wat werkelijk nergens anders te horen is!

Mijn advies aan de jongens van ‘Conservatief Café’ is dan ook om zich niet te spitsen op Nederlandse conservatieve bobo’s, maar op werkelijk interessante geluiden. Desnoods houdt men een forum, zet men wat jonge academici op een thema of nodigt men een interessante Duitse spreker van Sezession uit en vertaalt men deze simultaan en kletst men er wat over door. Er zijn nu eenmaal niet veel interessante conservatieve sprekers. Of ze zijn wel interessant, maar niet conservatief (ook altijd nog een mogelijkheid). Of beter nog: nodig een revolutionaire conservatief als Götz Kubitschek uit. Dan zien we meteen wat voor truttig conservatief en/of conservatief-liberaal discours we er in Nederland op na houden. Maar niet iedereen is Kubitschek. En niet iedereen is een Robert Nisbet. Dus ga ik 5 november met plezier naar Gouda om iets over een zekere dominee J.T. Doornenbal te horen. In de mooie Sint Jan in Gouda. Dat is beter dan een blogposting schrijven. En beter dan Cliteur in Trouw tegenkomen. Daar heb ik wel een reisje voor over.

Lees verder...

donderdag 15 oktober 2009

Het conservatisme van morgen ~ Een toespraak voor de KVHV Antwerpen

Onderstaand verhaal is een bewerkt onderdeel (middenstuk) van de lezing die ik in Antwerpen gehouden heb voor de KVHV Antwerpen. Het eerste stuk is het verhaal over “De Draak en de Zeven Stenen”. Het derde deel wordt in Nederland gepresenteerd – in een omgewerkte vorm – op een bijeenkomst op 7 november. De oorspronkelijke lezing stond in een cultuur-filosofische context die door Tom Zwitser in de vorm van een inleidende lezing werd gehouden, eveneens in Antwerpen. Dit deel zal worden verwerkt in een te verschijnen boek.

Het conservatisme dat ik voorsta is het conservatisme van “De Draak en de Zeven Stenen”. Dit verhaal kunt u elders op onze website lezen. Dit verhaal komt erop neer dat we als moderne wereld in de maag van een beest – de Draak i.c. de Leviathan – leven. Deze Leviathan is de benaming van de Staat die ons het zicht heeft ontnomen op de eerste – de oude werkelijkheid. In een proces van enkele eeuwen heeft deze Leviathan – Staat – beslag gelegd op ons gehele bestaan en alle koorden van traditie, orde, gemeenschap, overgeleverde levenswijsheid en corporatief-persoonlijke verantwoordelijkheid losgemaakt. Dusdanig losgemaakt dat zelfs de herinnering aan de wereld buiten de Leviathan is vervaagd of zelfs is weggevaagd.

Het conservatisme van vandaag is daarmee opgezadeld met een immens probleem. Hoe zinvol is het om een consevatief antwoord te baseren op boeken, personen en ideeën die in hun taal, beelden en bronnen verwijzen naar een werkelijkheid die ondertussen voor de meeste mensen onkenbaar en onvoorstelbaar is geworden? Waar is de vaste grond in onze denken, de pijlers waarop we ons handelen, zowel maatschappelijk, cultureel als politiek kunnen richten? De klassieke grondrechten of de ‘rechtsstaat’ – wat veel moderne conservatieven doen door voortdurend te hameren op zaken als vrijheid van meningsuiting en de democratische orde? Maar zelfs de grondrechten hebben in de maag van de Leviathan geen grond van bestaan evenals gemeenschapszin of een ‘bezielend verband’ niet meer is dan een door de staat opgedrongen moraal van verplicht afgedragen belastingen en premies. Voor wie leeft in de buik van de Leviathan is het conservatisme een probleem. De echo’s uit het verleden verwijzen voor de conservatief naar de wereld buiten het monster van de moderne staat. Maar is ons denken in staat de buitenwereld van vlees, bloed, zweet en aarde te bereiken? Is onze verbeeldingskracht wel sterk genoeg en onze herinnering blijvend?

Nee. De moderne maatschappij doet niets anders dan de herinnering weg te vagen. Idealen, goede bedoelingen en traditie kunnen daarom niet onze leidraad zijn. En daarmee kom ik op een belangrijk punt, dat we goed voor ogen moeten houden wanneer we nadenken over “Het Conservatisme vandaag”. Het conservatisme van gisteren was het conservatisme van de verbeeldingskracht. Van de herinneringen van voorgangers die de wereld buiten de Draak nog hebben gezien. Van de Great Books en de Great Men. Van Burke, Plato en Aristoteles. Het was een conservatisme van de enclaves – institutionele of zelfs regionale of locale enclaves – waar de moderniteit nog niet haar verstikkende greep op had gekregen.

Maar wij leven vandaag. Wij zijn het product van de Draak. Wij zien niet. Wij begrijpen niet. Wij tasten zelfs niet eens. Wat wij nodig hebben zijn tastbare tekenen van de wereld buiten de kunstmatige wereld van nu. Niet alleen richtingwijzers, maar onderling samenhangende componenten die verwijzen naar een grotere en echtere werkelijkheid. Wat wij nodig hebben is a way out – een manier om uit deze misère te komen, van een wereld die ons dieper dan hautnah inkapselt.

Probleem van het conservatisme van vandaag is dat het nergens meer naar verwijst. En als het ergens naar verwijst, zien wij het niet. De Amerikaanse katholieke en traditionalistische conservatief James Kalb duidt een eventuele oplossing voor dit probleem aan met de term trans-conservatisme: een conservatisme dat voorbij zichzelf wijst. Conservatisme is volgens hem niet meer dan een epistemologische benadering – “one that emphasizes tradition as a fundamental part of how we know things that as such has its own authority.” En daarmee komt Kalb tot de kern van ons probleem. Want wat zegt hij daarna?

“All that is good and true, but our ultimate concern isn’t how to justify knowledge but what reality is. Subordinating reality to knowledge is a basic modern error. Tradition matters because it’s about something, and the thing it’s about is what we really care about. So conservatism can’t be our ultimate view. It has to help get us somewhere.”

Conservatisme moet ons bij de werkelijkheid brengen – die van de traditie die zichtbaar is en spreekt met gezag. Ons probleem is dat deze werkelijkheid buiten ons handbereik ligt. Denis de Rougemont zegt het mooi: “Probleem betekent de afwezigheid van en angstig zoeken naar een werkelijkheid, die in de mist verdwijnt, en die de mens geen enkele opdracht meer geeft.” De ‘ultimate view’ waar het trans-conservatisme van Kalb naar zou moeten verwijzen, heeft plaatsgemaakt voor een ‘ultimate concern’. Namelijk: ‘hoe komen we weer tot een ultimate view? Hoe zien we weer de werkelijkheid die onze voorouders zagen; hoe horen wij weer de stem van God, de traditie, onze voorouders, de aarde – zoals onze vaderen deze stem hoorden?

Om deze vraag te kunnen begrijpen, alvorens zich te wagen aan een poging deze te beantwoorden, zullen we iets moeten begrijpen over de radicale aard van de Leviathan. We moeten iets weten over het huis waarin we wonen. Het huis van angst waar een vreemde, stinkende substantie druipt vanuit de wanden, de vloeren en het plafond. Want het huis is een holte – een maag die bezig is u en mij te verteren.

Waarom doet die Draak dat? Welnu, om meerdere redenen. Ten eerste omdat hij niet anders kan. Ten tweede omdat u het graag wilt. Ten derde omdat er niets is dat hem tegenhoudt.

De Leviathan kan niet anders. Een draak moet immers eten, een maag moet verteren – ziehier de eenvoudige wet van de Staat. Ze kan niet anders dan uw kracht, uw bestaan verteren. Ik stap af van het beeld van de Draak en stap over op een minder inspirerend beeld, namelijk dat van het systeem. Onze wereld is een systeem, een technische tweede werkelijkheid waarin de wetten van het systeem gelden. Zoals de moderne Staat een lege troon is – je kunt een Soevereine Rede of een Volkswil toch moeilijk een persoon noemen? – zo is onze wereld een lege troon. Wij zien de wereld – de troon – en fixeren ons op haar uiterlijke gedaante. Maar wat we zien is niet van betekenis. Dat wat we niet zien – het systeem – laat zich gelden.

Onze wereld is een wereld waarin personen plaats maken voor systemen die op elkaar aansluiten. Waarin vertrouwen in traditionele relaties meer en meer de plaats ruimt voor vertrouwen in anonieme systeemrelaties. Prof. Herman de Dijn beschrijft in zijn essay “Van persoonsvertrouwen naar systeemvertrouwen” hoe systemen werken.

“Voor hulp bij ziekte, ongeval of ouderdom, vertrouwen wij steeds minder op onze naasten en steeds meer op grote anonieme systemen. Ons geld vertrouwen we niet langer toe aan een vertrouwenspersoon, zelfs niet aan een lokale bankier die we persoonlijk kennen; we beleggen het nu liever via het internet. Systemen en structuren die vertrouwen garanderen via een arsenaal van procedures, regels en wetten verdringen persoonlijke contacten. Allerlei mechanismen en procedures worden uitgedokterd om de betrouwbaarheid en performantie van het systeem te garanderen. Wanneer toch misbruiken aan het licht komen, worden de ‘loopholes’ vakkundig gedicht. Regelmatige controle via onafhankelijke organismen, visitatie- en auditcommissies, desnoods audits van de auditcommissies, is vanzelfsprekend geworden. Daarbij moet de informatie zo ondubbelzinnig en transparant mogelijk zijn, liefst in een ‘format’ dat precieze vergelijking en objectieve kritiek toelaat, dus liefst cijfermatig of in grafieken uitgedrukt. Die systeembenadering gaat haast automatisch gepaard met het expliciete formuleren van doelstellingen of eindtermen en van de wegen waarlangs die te bereiken zijn. Alleen op die manier lijkt objectieve evaluatie, eventuele remediëring en uiteindelijk vooruitgang mogelijk.”

Prof. De Dijn spreekt in dit verband verder over een “groeiend belang van beheersing en evaluatie”. Hij doet meer belangwekkende constateringen, zoals “De insiders bepalen niet langer de focus.” En “Originaliteit krijgt het in de evaluatiecontext steeds moeilijker of wordt verward met ophefmakerij. De intrede van domeinneutrale managers die louter op het resultaat of het analogon van ‘winst’ zijn gericht, heeft onvermijdelijk gevolgen. Zij bepalen wat vanuit het uiteindelijke resultaat behouden blijft, getransformeerd of afgeschaft wordt.”

Met andere woorden: de werkelijkheid politiseert en vereconomiseert. En hier is er aansluiting bij de analyses van Peter Sloterdijk. Want in deze politisering wordt alles gemobiliseerd met als doel het systeem aan te passen, te verbeteren en te expanderen. Zelfs het socio-psychologische aspect wordt in deze Mobilmachung gebruikt om de teamspirit op te drijven. We zien dit gebeuren in bedrijven; en we zien het in de politiek. Want is het niet in de politieke cultuur van dit moment dat het politieke correctie en het economisch flexibele convergeren tot een totalitaire gelijkheidscultuur waarin processen altijd boven principes gaan? Processen als verwetenschappelijking, vereconomisering – processen die voortdurend in elkaar grijpen, elkaar versterken en elkaar voort helpen.

Het systeem dient de mens weliswaar, maar schakelt haar ook uit. Want elke vorm van risico dat voorheen bij het leven behoorde, en elke mogelijke fout die inherent was aan het menselijke handelen en de menselijke verantwoordelijkheid, dient te worden geëlimineerd. In de uitwerking van de Staat als systeem zien we de vlees- c.q. ‘systeem’ geworden angst. Angst voor onzekerheid, voor geweld, voor mogelijke mishandeling van kinderen, werkeloosheid zonder uitkering, werkzaamheden zonder veiligheid – het doel van het systeem is gelegen in haar alomvattendheid. Het systeem is een macht waar wij ons aan moeten overgeven.

De Duitse filosoof Rüdiger Safranski meent dat we ons over moeten geven aan de genade van de autopoiètische systemen, omdat het tot de logica van de wetenschappelijk-technische beschaving behoort dat deze structuren en krachten onze macht te boven gaan, ook als ze zich slechts door middel van onze activiteit manifesteren. Safranski: “Als het de structuren en systeemlogica zijn die ons bepalen, betekent dit dat die voor ons een nieuw soort ‘heiligen’ zijn geworden, rationeel en numineus tegelijk. Ze werken via ons, maar wij zijn ze niet meer meester.”

Safranski gebruikt niet voor niets de term autopoièsis. Het is een term die is ontleend aan de celbiologie en het zelfsturend en zelfreparerend vermogen weergeeft van de cel c.q. het systeem. Het autonome systeem dat mensen uitschakelt zou een zegen voor de mensheid zijn. Ik weet niet of het in België net zo erg is als in Nederland, maar wij worden doodgegooid met elektronische dossiers en volgsystemen die zelfstandig door middel van profielen risicogevallen onder het volk eruit moeten filteren. Ook op politiek niveau dweept men met de democratie als een systeem dat onafhankelijk van individuele personen zichzelf regelt. De Rotterdamse professor Herman van Gunsteren spreekt zelfs over een systeem dat zichzelf bestuurt en geen bestuurder nodig heeft; “een intelligente orde zonder baas”. Het anonieme zelforganiserende weefsel van bestuur en democratie vergelijkt Van Gunsteren met een levend organisme. Ik citeer: “De bevruchting gebeurt met duizenden zaadcellen en veel kleverigheid, en daar komt toch een mooie baby uit.”

Wie deze logica van de uitschakeling van de mens volgt, begrijpt ook waarom voorstanders van een steeds groter wordend Europa toch spreken over democratisering. Een klassiek mens ziet in een massa van honderden miljoenen mensen die beslissen over jouw locale situatie een bedreiging voor zijn vrijheid; de moderne mens ziet een toenemend potentieel zaadcellen en kleverigheid die nog meer in staat zijn een goede sturing van onze levens te veroorzaken. Personen en personele structuren worden door systemen vervangen. Iets dergelijks is er aan de hand met de mens zelf. Ook de menselijke eigenschappen worden geëxternaliseerd. De geheugenbanken nemen het geheugen over en bepalen wat wij mogen weten. Gevoelens worden gemodelleerd door psychologen en pedagogen. Seksualiteit wordt vertechniseerd en gemedialiseerd. Het vanzelfsprekende wordt expliciet gemaakt, maar het resultaat ligt buiten ons bereik. Informatie verwordt tot amusement, liefde tot pornografie, cultuur tot shocktherapie en taboedoorbreking, politiek tot drama, religie tot achterlijkheid. De karikatuur wordt vastgelegd en bepaalt het verloop van de vooruitgangsmachine.

Democratie is een goed voorbeeld van zo’n systeem waarin mobilisering en explicitering hand in hand gaan. Dat juist datgene wat wordt geëxpliciteerd, kan door de politiek ook worden aangewend en gemobiliseerd. Prof. De Dijn wijst daar in feite ook op in zijn genoemde essay. Uiteindelijk leidt dit proces van explicitering tot politisering en economisering en leiden deze processen weer tot een reductie van de menselijke mogelijkheden en tot een dwingende sturing richting de meest efficiënte en doelmatige oplossingsrichting. Mobilisering leidt tot ontworteling. De ontworteling is hier echter niet onderdeel van een probleem, maar veeleer onderdeel van een potentiële oplossing tot verbetering van ons bestaan.

De gevolgen zijn duidelijk. Wat is losgemaakt, kan worden vervangen. Meningen kunnen worden geruild voor een andere of zelfs betere mening. Evenzo geldt dat voor politieke oplossingen en religieuze overtuigingen. Een seksuele voorkeur kan worden gewijzigd, een sociale binding ontbonden, een liefde verkillen. Alles wat kan veranderen, kan worden gemanipuleerd. En een systeem dat autonoom van ons opereert, manipuleert onophoudelijk, buiten ons medeweten om. Het systeem maakt ons wijs dat we dit willen. Het systeem maakt ons wijs dat elke poging om deze ontwikkelingen te keren tot mislukking zijn gedoemd. Het systeem maakt ons wijs dat we slechts machtig zijn indien we ons lot verbinden met het systeem zelf. In dit alles klinkt de slogan door: “Du bist nichts; das System ist alles!”

Het is een macht die verlammend werkt. De Duitse journaliste Ariadne von Schirach schreef in 2005 in Der Spiegel dat veel jonge Duitse mannen hun jachtinstinct op vrouwen hebben ingewisseld voor masturbatie achter een PC-scherm. En een cultuurfilosoof als Johan Sanctorum heeft beter dan menig zichzelf conservatief noemend denker in de gaten welk verlammend spel de moderne cultuur met ons speelt. Ik citeer: “Want hoe kan men het plebs beter aan de leiband houden, dan zijn energie helemaal te laten omzetten in sex, voor, tijdens en na het eten? Naarmate het sperma van de muren druipt en de publieke sfeer doordrenkt wordt van erotische metaforen en verborgen of open verleiders, verengt zich weerom dat bewustzijn tot een zelfverslavend spel van prikkels en reflexen. Er ontstaat een sfeer van constante hitserigheid die perfect het hysterisch consumentisme imiteert, en die door Herbert Marcuse werd omschreven als ‘repressieve desublimatie’. Simpel gezegd: ‘Laat ze neuken, dan denken ze niet na.’ In deze overprikkelde samenleving is het weerom heel moeilijk om afstand te bewaren,- het is een cultuur van de onvervulbare begeerte die alle menselijke energie afleidt naar een fixatie op lustbeleving. Niet dat U alles zomaar krijgt wat wordt geafficheerd, het gaat evenzeer om illusie en ersatz-bevrediging. De knappe, halfnaakte blondine op de motorkap zal de Uwe niet zijn, alleen haar simulacre, haar afdruk wordt meegeleverd als U de auto koopt.”

De knappe blondine mag dan de dochter van de Leviathan zijn; zolang we als hitsige consumenten zo’n auto blijven kopen, blijft de bek van de Draak gesloten en potdicht. De hel heeft blijkbaar geen opening. En wat geeft het? Haar warmte is immers weldadig? Haar relativisme is immers een genot? Tenzij. Tenzij men conservatief is. Dan heeft men wat te zeuren. Maar ook kwijnende conservatieven zijn makkelijk tevreden te stellen. Geef een conservatief een grondrecht en hij zal de rest van zijn leven lang erop door reutelen. Hij kickt op de vrijheid van meningsuiting. Pak een conservatief zijn kinderen af; hij zal tevreden zijn dat hij zijn mening hierover mag uiten. Pak hem zijn godsdienst af door er een mening van te maken.

Als conservatief wil ik me graag inzetten voor een poging te redden wat er te redden valt. Maar ik weiger energie te steken in pogingen die het systeem ongemoeid laten. Het is zinloos om als conservatief te willen overleven en tegelijkertijd de illusie te koesteren dat je binnen het huidige systeem kunt overleven. Grondrechten zullen ons niet redden; ze zijn hoogstens zand in onze ogen. Nationalisme is ook een valkuil dat terwijl het ons bezighoudt Eurocraten en andere technocraten ruim baan geeft ons te manipuleren. Hoofddoekjes brengen een conservatief het hoofd op hol en doen zelfs een voorzitter van Vlaams Belang sputteren dat hoofddoekjes een kwalijke aanval op de moderniteit zijn.

De hel heeft een uitgang. De Louteringsberg is te betreden. De vrijheid is te ervaren. Het roer moet dan wel radicaal om. Maar om als conservatief de dag van morgen te halen zullen we moeten onderkennen dat we in een totalitair systeem leven. Oude conservatieve en liberale oplossingen voldoen niet meer. De verbeeldingskracht van het klassieke conservatisme zal ons niet helpen; de liberale verworvenheden zijn eveneens fopspenen die we beter links kunnen laten liggen.

De alomtegenwoordigheid van de Staat is een volstrekt nieuw fenomeen in de geschiedenis. Het Oude Rome had nog catacomben waar christenen en andere vervolgden in konden schuilen; de moderne maatschappij kent geen dergelijke catacomben meer. Als er catacomben zijn, dan zijn ze virtueel en door ons geconstrueerd. Om te overleven zullen we plekken moeten creëren die de druk van het systeem kunnen weerstaan. Zo’n plek van vrijheid zal geen vacuüm kunnen zijn; een plek van meningsvrijheid of godsdienstvrijheid. Dergelijke vacuümvrijheden imploderen bij elke druk die het Systeem op ze uitoefent. We zullen bij het creëren van virtuele catacomben het beste maar alle liberale grondrechten buiten beschouwing laten. Elk gebruik van de vrijheid van meningsuiting maakt ons kwetsbaar: het systeem legt onze mening vast om later tegen ons te gebruiken. Zoiets kan heel elegant gebeuren. Nu al worden in Nederland mensen geweerd op universiteiten, op scholen en bij overheidsinstellingen vanwege uitlatingen op Internet over bijvoorbeeld homoseksualiteit of islam. Met het wegvallen van bijzondere instellingen waar bijvoorbeeld journalisten nog wel hun afwijkende mening kunnen laten horen, en het vervangen van bijzondere instellingen door neutrale instellingen, wordt elke burger, zal elke student op voorhand aangepast gedrag gaan vertonen om sociaal en economisch te overleven.

Wij zullen ons moeten afkeren van de meningsuiting – en daarmee van dit zogenaamde grondrecht – en ons moeten richten op waarheidsvinding en meningsvorming. Waar en hoe vinden we een dergelijk hard materiaal dat als basis kan dienen voor een weefsel dat een dergelijke druk kan weerstaan: die van de oprukkende Staat?

Op eerdere gelegenheden hebben we namens bitterlemon de idee geopperd om tot gemeenschappen te komen – virtuele koffiehuizen – waar de mens zowel intellectueel, esthetisch als sociaal-affectief wordt gevormd. Bedoeling van deze idee is het vormen van een tegencultuur en een methode om onszelf blijvend te motiveren en anderen te bekeren tot christendom of conservatisme. We laten deze idee van de methode van de beslag leggende middelen hier rusten. Verder hanteren we bij bitterlemon de zogenaamde Zeven Paleocons als de Zeven Stenen die in de maag van de Draak herinneringen zijn van een wereld buiten de Draak. Ook dit laat ik nu rusten. Een derde deel van het instrumentarium om ruimtes te creëren die zijn opgewassen tegen het systeem heeft als insteek de thymotische woede c.q. trots van de conservatieve persoon te versterken. Dit deel wordt gevormd door een ‘alternatieve’ deugdenspiegel: een deugdenspiegel die niet meer louter een goed mens wil vormen, maar tegelijkertijd rekening houdt met het feit dat goede mensen worden misbruikt door het Systeem.

In een gezonde maatschappij – of in een zieke maatschappij met mogelijkheid tot catacomben of een innerlijke emigratie – voldoen klassieke deugden, evenals het leven van klassieke boeken voldoet en het loyaal verbonden zijn aan klassieke instellingen. Conservatieve deugden van ‘morgen’ gaan verder. De conservatieve deugden van ‘morgen’ erkennen het feit dat het goede in onze maatschappij tot escapisme, tot drogering en tot aanpassing kan leiden. Een dergelijke deugdenspiegel zal ik u presenteren op en na de bijeenkomst van bitterlemon op zaterdag 7 november. Op 7 november voor de eigen mensen; daarna in artikelvorm op de website.

Lees verder...

vrijdag 25 september 2009

Als de politiek zit aan de kan, zit de Antiliaan in de man

Het schijnt dat met de laatste ontboezemingen rond PVV- Kamerlid Hero Brinkman diens “aanzien in het geding is”. Brinkman heeft naar aanleiding van een drink- en klapincident toegegeven een “drankprobleem” te hebben. Het schijnt voor de eerste keer in de parlementaire geschiedenis te zijn dat een politicus iets dergelijks opbiecht. Niet dat er niet gedronken wordt. Zelfs minister Guusje ter Horst wordt wel eens gekscherend “Guusje Nadorst” genoemd. En met reden. Maar waar andere politici drinken, met een slok op worden aangehouden of het keurig onder de mantels der onschuld weten te houden, meent Brinkman zich persoonlijke te moeten ontboezemen richting het volk waarvan een groot deel zijn partij steunt, maar waarvan echter een nog groter deel hem verafschuwt.

Het incident omvatte meer dan een slokje. Brinkman schijnt naar eigen zeggen een barman geïntimideerd te hebben – waarvoor hij zijn excuses heeft aangeboden -, maar naar zeggen van de betreffende barman is er ook een klap uitgedeeld. In de optiek van alle verenigde islamhaters is zoiets natuurlijk verschrikkelijk. Moslims slaan afvallige ex-moslim-PvdA’ers. Antilianen slaan hun moeder. Maar anti-islamitische, anti-Antiliaanse Nederlanders slaan niet. Niet hun kind. Niet de buurman die je vrouw voor sloerie uitmaakt. Niet de patjepeejer die je kind lastig valt. Niemand. Slaan is voor mensen die met neven en nichten trouwen (islamieten) of voor hen die helemaal niet trouwen (Antilianen).

Het moet een enorme, ontnuchterende ervaring zijn geweest – het slaan van een cafébediende. Want ik ga er vanuit dat ook in dezen de nuchtere man eerder de waarheid spreekt dan de dronken alcoholist. Dat hij ook nog politicus is, maakt de zaak alleen maar erger. Maar het moet angstaanjagend zijn te ontdekken dat je als man in bezit bent van agressie. En het moet vernederend zijn te ontdekken dat je als moderne Nederlander alleen in dronken toestand in staat bent onschuldige mensen te slaan (of als agent in niet-dronken toestand schuldigen). Wat een normaal mens weet, weet Brinkman niet: drank en wat ruzie zijn niet zozeer heel erg. Eerloosheid is veel erger. Namelijk ontkennen dat je mept en daarna roepen dat je een probleem hebt.

Kijk: islamieten en Antilianen geven gewoon de overheid of de maatschappij de schuld (net als linxen en neomarxisten), maar gaan niet zeggen: “Ik heb een probleem”. Een verstandig man doet iets aan zijn probleem, maar gaat niet na een weinig verheffend doch niet supervreemd akkevietje zeggen: “Ik heb een probleem, dus kijk maar uit, straks is een ander het haasje”. Een verstandig, eervol man houdt z’n mond, draagt het akkevietje en denkt bij zichzelf: “Dit gaat te ver, hier moet ik iets doen.”

Maar wie zoals Brinkman vrouw c.q. therapeut c.q. huisarts vermengt met media, politiek en samenleving is pas echt dronken. En heeft pas echt een probleem. Dat Brinkman nu weet dat de vechtlustige Antiliaan in iedere man zit, dus ook in Brinkman, is alleen maar winst. Jammer is dat hij de verkeerde conclusies trekt. Politiek smoort de Antiliaan in de man en drijft hem naar Anonieme Problematici die bij elkaar komen in het glazen huis “Sociëteit Nieuwspoort”. Brinkman had het beter kunnen houden bij de kannenwijsheid dat er ook normale, niet-Antiliaanse drinkers en meppers zijn. Als iemand in de goot ligt, is er een probleem. Eerder niet.

Een ‘slok en een mep’ is een andere categorie. Daar zit iets problematisch aan, maar is op zichzelf nog geen probleem. Een probleem is het pas als er onderliggend iets aan de hand is met deze man. Maar wat hebben burgers met onderliggende zaken te maken van een in alle opzichten normaal functionerende politicus? Er zijn wel veel ergere probleemgevallen aan het Binnenhof. Alexander Pechtold is een probleem als hij zijn mond opendoet. En Gerda Verburg heeft een probleem als ze haar levenspartner voorstelt. Daar valt het incident Brinkman bij in het niet.

Het probleem van Brinkman is dat hij niet kan zingen. Een echt dronkemanslied was pas mooi geweest. Antilianen en moslims kunnen dat niet, maar een Hollandse ferme jongen en stoere knaap als Brinkman – dat moet voor hem toch wel mogelijk zijn?

Lees verder...

zondag 20 september 2009

Liberaal wantrouwen

De ChristenUnie is boos op de VVD. De liberalen van deze partij hebben tijdens de Algemene Beschouwingen namelijk een 'motie van wantrouwen' ingediend tegen het huidige kabinet, samen met PVV en SP. De ChristenUnie (CU) is verbolgen over deze zet en beticht de VVD van lichtzinnig optreden. Een week voordat de CU samen met CDA - en ook - met VVD een wetsvoorstel zal indienen om kraken te verbieden, dient diezelfde VVD een motie in van wantrouwen tegen het kabinet dat deze antikraakwet zou moeten uitvoeren. Daarom heeft de CU aan de Kamervoorzitter gevraagd de behandeling van deze antikraakwet uit te stellen. Ik dit kleinzielig? Of is er meer over te zeggen?



Het komt in ieder geval kleinzielig over. Men is boos en wil zijn gram halen. Dit past goed in het algemene beeld dat libertijnen, frustratieliberalen en demagogisch-links willen creëren rond het Kabinet Balkenende IV. En misschien heeft men ook wel gelijk en is dit idee uit kleinzieligheid voortgesproten. Maar niet de verborgen motieven, maar de openlijke fenomenen zijn voor ons interessant. Een partij dient een motie van wantrouwen in tegen het kabinet. Deze wordt afgewezen. Daarna wil diezelfde partij een wetsvoorstel indienen in de Tweede Kamer in de verwachting dat datzelfde kabinet uiteindelijk de eventuele wet (die tegen het kraken) ook daadwerkelijk uit zal voeren. En deze partij - de VVD - dient dit wetsvoorstel in, samen met twee van de drie regeringspartijen.

Met andere woorden: men zegt het vertrouwen op in dit kabinet. De motie wordt afgewezen en men gaat vertrouwensvol verder. Hoe geloofwaardig is dat? Duurt liberaal wantrouwen net zolang als de motie in the picture staat? De CU heeft gelijk: met zo'n middel ga je niet lichtzinnig om. Zeker niet als je als partij een gouvernementele traditie en ook ambitie koestert. Zoals de VVD. Het land moet geregeerd worden. En volgens ons staatsbestel regeert het kabinet namens het gehele volk, aangezien het kabinet wordt gesteund door de volksvertegenwoordiging. Ook een meerderheid telt voor de hele vertegenwoordiging van het volk. Dit heeft te maken met de legitimiteitsvraag. Een overheid oefent gezag uit en kan dit gezag slechts uitoefenen indien alle partijen er vanuit gaan dat een overheid dit gezag heeft.

Dit is democratische, liberale theorie. De praktijk is anders. Met de mond is vertrouwen de basis van ons politieke systeem. Met de daad is er geen sprake van vertrouwen, maar van een tot elkaar veroordeeld zijn. Dat is de kern van onze liberale democratie. Waar socialisme uitgaat van opgelegde solidariteit en christen-democratie van imaginaire broederlijkheid, gaat de liberale gedachte uit van een tot elkaar veroordeeld zijn in een systeem van wederzijdse economische afhankelijkheid waarin bij conflicten de uiteindelijke sanctiebevoegdheid in handen wordt gelegd van een staatsapparaat. De contractmaatschappij van de liberalen gaat niet uit van vertrouwen, maar van zakelijke, formeel vastgelegde wederzijdse verplichtingen.

De vrije markt is er om de vrede te bewaren; niet alleen tussen naties, ook tussen personen. Want als iedereen afhankelijk is van iedereen durft niemand nog het risico te nemen zijn of haar economische zekerheden op het spel te zetten door zich dwars op te stellen in het systeem. Oppositie is dus hoogstens een spel dat nooit tot het einde toe mag worden uitgespeeld. In een papieren democratie ligt aan het einde van ieder pad geen guillotine, maar een compromis te wachten.

Dit spel gaat goed zolang iedereen zichzelf wijsmaakt over voldoende bewegingsruimte te beschikken binnen het parlementaire systeem. Het spel gedijt alleen bij zogenaamde 'binnenparlementaire oppositie'. Buitenparlementaire oppositie is uiteindelijk een wig in het systeem. Vandaar de vijandige houding tegenover bijvoorbeeld een PVV. Deze partij diende tijdens de Nabeschouwingen maar liefst twee 'moties van wantrouwen' in, één samen met andere oppositiepartijen, en één namens zichzelf. De PVV meent haar wantrouwen. Men wil hiermee een buitenparlementair signaal afgeven richting het systeem; hetzelfde systeem dat ervoor zorgt dat haar politieke leider - Wilders - nu terecht staat wegens haatzaaierij.

Maar dat een VVD ook zo makkelijk naar dit middel grijpt, is een ander teken aan de wand. Nederlandse liberalen zijn biefstukliberalen die zolang de staatskas vol zit, mooi weer kunnen spelen met de parlementaire democratie van Thorbecke. Maar meestal is het geen mooi weer, doch zit het systeem vast. Dat zat het in de dagen van polarisatie toen Hans Wiegel kaarsrecht tegenover Joop den Uyl stond; dat zit het ook nu. Met het ineenschrompelen van een gedegen confessionele buffer is dit probleem structureel en zelfs fnuikend geworden. Klein voorbeeld: één van de weinige zaken waar veel geld kan worden weggehaald is bij de zogenaamde hypotheekrenteaftrek. Maar door het systeem van tophypotheken op basis van dubbele inkomens is bij de burgers geen lucht aanwezig om een dergelijke bezuiniging zonder grote kleerscheuren te ondergaan. De liberale mythe van een 'eigen huis' (maar dan wel via de bank) en de sociaaldemocratische toepassing: 'maar dan ook voor iedereen' heeft ons land opgezadeld met een groot probleem. Zalm mocht dan wel apetrots zijn op het opdrijven van de huizenprijzen (en daarmee van de virtuele welvaart doordat overwaarde werd omgezet in economische groei); het resultaat is een muurvast systeem waarin elke solidariteit met nieuwkomers op de huizenmarkt afwezig is. Niks gelijkheid, niks solidariteit. Alleen een huizenhoog liberaal stokpaardje.

Nu het liberalisme is uitvergroot en de sociaaldemocratie het midden ideologisch heeft opgegeten, komt de liberale mythe van het wederzijdse voordeel schrijnend aan het licht. De 'wederzijdse afhankelijkheid' van de liberalen heeft beslag gelegd op de gehele maatschappij en heeft zich vermengd met sociaal-democratische dempingsmechanismen. De oprukkende systeemafhankelijkheid die zo is ontstaan heeft alle natuurlijke, sociale en mentale buffers en reserves meegenomen in haar beslaglegging. Nu er zoveel moet worden bezuinigd om het systeem op de been te houden, vraag iedereen zich af waar het geld vandaan moet komen. Het systeem is efficiënt ontdaan van vlees en vet, en van botten valt weinig af te schrapen. Elke grootschalige bezuiniging fnuikt een essentiële rader in het systeem. Deze crisis raakt de liberalen niet alleen in hun economische ziel; ze raakt haar ook in haar trots: het staatkundige huis zoals dat door Thorbecke is ontworpen.

Gedecideerde politieke wanhoop vertaalt zich dan in verdachtmakingen zonder met een alternatief te komen. Zoals het geval is met de VVD. Dan maar een motie van wantrouwen. En daarna doen alsof er nog wel degelijk vertrouwen is. Liberalen wantrouwen zichzelf. En bij gebrek aan een ziel mist men de spiegel om dit waar te nemen. Dus is de automatische reflex het indienen van een motie van wantrouwen richting de ander. Een zeteltje erbij in de peilingen en het liberale construct van Thorbecke staat weer als een huis. Crisis of geen crisis.



Lees verder...

vrijdag 11 september 2009

Naar een samenleving van agnosten

De column van Aleid Truijens "God heeft op school niets te zoeken" in de Volkskrant, heeft wat losgemaakt. In het kielzog van het geval ‘Emst’, het gekrakeel over islamitische scholen door een PVV en een voorstel van SP en GroenLinks, kwam er in deze krant?een heldere stroom van argumenten op gang tegen religieus onderwijs. Verhelderend. Want het belangrijkste contra-argument is dit: om het bijzonder onderwijs af te schaffen is het nodig het ouderlijk gezag af te schaffen. Mensen ('docent-mensen')?als Pieter Markus, in "Maak rechten van de mens verplicht vak", en Jan Eberg, in "Godsdiensten, laat kinderen tot 18 met rust", zien dat goed. Hèt argument voor bijzonder onderwijs is immers de eenheid van opvoeding, thuis en elders en de primaire ouderlijke verantwoordelijkheid in dezen. Een zuiver constitutionele benadering voldoet dus niet om islamitische, joodse en christelijke scholen te verbieden. En juist in een tijd waarin de overheid achter de voordeur mag komen om zo nodig in te grijpen, krijgt deze grensoverschrijdende overheid extra taken toebedeeld. Geloofsdwang is uit den boze. Om te beginnen thuis. En dus ook elders. Het is een fraaie omkering. Met alle gevolgen van dien.

Terwijl alle ogen in dit land gericht zijn op Wilders en zijn PVV vindt veel buitensporig politiek geweld plaats op links. Een aanzwellende onderstroom in politiek Nederland wil af van religieus onderwijs. Veel?bijdragen in een krant als de Volkskrant getuigen daarvan. Nu wordt De Volkskrant?door veel 'rechtse'?mensen?geprezen omdat deze?ook ruimte zou laten voor afwijkende meningen. De ware praktijk is echter veelal dat linkse journalisten en columnisten zich versterken met losgeslagen linkse bijdragen waarop - zij het kort - ook nog eens zo nu en dan een normale burger mag reageren. Wie met weinig tevreden is, is snel een tevreden mens.

Maar mij maakt het lezen van linkse media?ietwat?cynisch. Wie de aanvallen van Dibi van GroenLinks en Jasper van Dijk van SP op het orthodox onderwijs hoort, een Volkskrant-columniste ernaast legt en wat linkse leraren er overheen leest gaan, denkt al gauw: het is bijna mooi dat het orthodox religieus onderwijs niet al is afgeschaft, anders hadden we waarschijnlijk geen kennis kunnen nemen van de werkelijke drijfveren van hen die dit voorstaan. De klassieke bezwaren tegen financiering van sterk identiteitsgebonden onderwijs hadden tenminste nog een constitutioneel karakter en konden worden teruggevoerd op de wens naar een beperkte overheid. Een overheid die zich slechts met kerntaken bezighield was immers per definitie een overheid op afstand, die de maatschappij overliet aan de burgers.

Daarin lijkt nu verandering te zijn gekomen. Het moderne discours gaat uit van het tegenovergestelde. De burger moet op afstand worden gezet door een overheid die het beste met je voor heeft.

En het klinkt mooi: de overheid moet garanderen dat de ‘rechten van de mens’ worden nageleefd. En moet voorkomen dat pril levensgeluk wordt gesmoord door vroegtijdige religieuze socialisatie. Vanaf je 18de ben je vrij om te geloven wat je wilt. Of hun standpunt ook voor pianospelen vanaf je vierde of voor andere gepassioneerde levensinvullingen geldt, weet ik niet, maar in ieder geval is religie de pineut. Want religie is overbodig en wie te vroeg erin verstrikt raakt, heeft de rest van zijn leven een groot probleem.

Frankrijk

Om dit te illustreren doen karikaturen het goed. Om de overbodigheid van religie aan te tonen hoef je volgens Pieter Markus?alleen maar het islamitische Pakistan te vergelijken met het laïcistische Frankrijk. Pakistan is dan de karikatuur van christelijk Overijssel. Frankrijk is geen karikatuur, maar een voorbeeld. Een voorbeeld? Met een lange voorgeschiedenis van geweld tegen de kerk (nog in 1908 werd het leger ingezet tegen de kerk) is dit land opeens een voorbeeldnatie? Het is een natie in ontbinding. De 19de-eeuwse burgerlijke idealen voldoen in dit land allang niet meer. Het land is toonbeeld van tweehonderd jaar revolte. Dit heeft het land opgezadeld met een elite die meer solidariteit vertoont met stenengooiende jongeren uit de ‘banlieux’ dan met hardwerkende belastingbetalers. Men is afhankelijk van de overheid en is verslaafd aan een staat die afgestudeerden immers aan een goed baantje moet helpen.

Maar het Franse voorbeeld is slechts een overgangsargument. Eigenlijk wil men verder gaan. Men wil niet alleen agnostisch onderwijs, maar ook een agnostische opvoeding thuis en een samenleving met agnostische burgers. Kinderen dienen dan wel zo te worden opgevoed dat ze later kunnen kiezen wat ze willen – de negatieve voorbeelden die men noemt zijn geen kinderen, maar haast altijd volwassen ouders met ‘foute denkbeelden’, zo ook in de Volkskrant.?Het werkelijke doel is dus een samenleving waarin mensen van boven de 18 geen religieuze zekerheden meer hebben.

Dus is het nodig dat mensen in opstand komen tegen deze aanval. En dan niet door er allerlei zaken bij te halen diet er niet bij horen. Want dat gebeurde ook in de bijdragen die in de Volkskrant verschenen van enkele auteurs die het opnemen voor christendom en christelijk onderwijs. Men raakt niet aan de kern en zo maken sommige van deze?voorstanders van bijzonder onderwijs het hun tegenstanders wel erg gemakkelijk. Zoals Frank Verhoef en Dirk-Jan Nijsink, die?in?"Laat orthodoxe scholen met rust"?stellen?dat christendom nodig is voor democratie. Hoezo? De enige voorwaarde voor democratie is een groep halve garen en iemand met een pistool om meerderheidsbesluiten af te dwingen. Voor democratie is niets nodig; voor constitutioneel denken daarentegen is wel wat nodig. Of dat christendom is, of iets wat met bepaalde vormen van christendom is gerelateerd? Historisch gezien is daar wel iets voor te zeggen. Een belangrijk deel van het voorbereidende denkwerk wat betreft grondrechten, constitutie en – zelfs – vrije markt vond namelijk plaats in het zestiende-eeuwse Spaanse Salamanca. En gebeurde door katholieken.

Maar een school is er niet om de constitutie te onderwijzen, maar is er primair om vanuit de eenheid met de thuissituatie het leven te onderwijzen zoals gegrondvest en beschermd door de constitutie. Het christendom is slechts secundair. Primair is de ouder-kindrelatie in onderwijs en opvoeding, en deze dient constitutioneel te worden benadrukt en te worden beschermd. Het insteken bij het functionele vna het christendom is niet wezenlijk aangezien het christendom niet de staat dient, maar integraal onderdeel is van hetzij een cultuur, hetzij een ouderlijk of onderwijskundig?klimaat. Het leven is niet primair democratisch of functioneel te benaderen, maar dient primair integraal vanuit primaire natuurlijke verbanden te worden benaderd.

De voortdurende insteek bij religie en godsdienst is een zwakte van het moderne christendom, zoals ook in de overigens sympathieke bijdrage van Mgr. dr. Everardus de Jong "Misgun jongeren het geloof niet". Men - het christendom - heeft het leven verstatelijkt en laten verstatelijken?- men heeft zich er althans bij neergelegd -, men heeft de kerk van deze 'staat' laten scheiden en daarna de kerk tot religie 'verheven'. Maar religie is niet concreet. Het gaat niet om religie, het gaat om jodendom en christendom. Vooral de?geschiedenis van het christendom, en ook het fenomeen geloof zelf, is voor mensen als GroenLinkser Tibi of een?radicaal agnostische docent als Pieter Markus niets meer dan een tegel, die als je die optilt smerigheid, wormen en vieze beestjes verbergt. Het christendom, en met name het christendom dat in navolging van de joodse traditie het geloof ziets als iets van generaties en verbondsgemeenschappen, ziet het geloof als iets dat bij en in het leven thuishoort, en niet, zoals Dibi, Markus cum suis, als iets waar je vanaf je 18de naar toe kunt zappen of van weg kan zappen.

Agnosten als Tibi en Markus zien het leven als vrijblijvendheid waarbij de menselijke existentie wel aangeraakt kan worden, maar niet gebonden dient te worden. De mens is vrij en moet zelf kunnen kiezen wij hij of zij is. Niemand, ook ouders niet, hebben het recht het onbeschreven blad van kinderzieltjes te beschrijven. Ongeacht de gevolgen.

Gevolgen

Want dit heeft nogal wat gevolgen. Hoe moeten religieuze ouders zich thuis opstellen? Doen wat een overheid voorschrijft en religie slechts vrijblijvend presenteren? Maar wat als je nu ècht gelooft en dit geloof als onlosmakelijk bestanddeel van heel je bestaan ziet? Al dan niet verplichte kinderloosheid lijkt dan het enige alternatief. Of je moet jezelf verloochenen ten bate van kind en staat – toch nog de christelijke zelfverloochening (die natuurlijk ook ontkend dient te worden). Het zal wel zoiets zijn als ‘jezelf innerlijk losmaken van je kind’ en het opvoeden voor de samenleving – op eigen kosten, welteverstaan. Wie zijn kind radicaal vrijblijvend op dient te voeden, wordt zelf ook gedwongen radicaal vrijblijvend tegenover het geloof te staan. Wie gedwongen wordt God beneden staat of democratie te stellen, is in feite al gedwongen zijn of haar geloof af te zweren.

En waar houdt het allemaal op? Bij een opvoeding zonder religie? Of moet ook de liefde eraan geloven? Want wat voor ellende heeft dat niet met zich meegebracht – de liefde? Of bezit? Bloedbanden? Het verbannen van religie heeft het grote voordeel dat het kwaad in andere gestalten ook zichtbaar wordt. En dat de agnosten straks ook de liefde kunnen uitdrijven. Eerst voor minderjarigen, daarna voor iedereen?

Tevreden agnosten

Er hoeft niet veel over te blijven, want politieke agnosten als Dibi en Markus (en vele anderen) zijn met weinig tevreden. Een moraal heeft slechts een overheid nodig die zegt: "voor een moraal zijn alleen wij nodig; en alles wat daar tegenin gaat, dient te verdwijnen."

En voor een moraal is zeker geen religie nodig, zegt men. Nee. Men bouwt een tempel, plaatst er beelden en offerblokken. Men zet een beeld in het midden en noemt haar "Soevereine Rede". En met een knipoog naar Renee Magritte plaatst men een bordje naast de ingang met de woorden "Dit is geen religie".

Van enige terughoudendheid bij de staat zal straks geen sprake meer zijn. Als het aan Dibi cum suis ligt.

Prof. J.A.A. van Doorn klaagde eens dat binnen ‘zijn’ VVD de constitutionele kijk op de dingen steeds meer werd vervangen door een populistische. Met alle nare gevolgen van dien. Want waar een constitutionalist halt houdt bij bepaalde grenzen, ziet de populist nietsontziend verder. Achter voordeuren, binnen gezinnen en religies. Oude rechten moeten desnoods sneuvelen. Grondrechten dienen opnieuw te worden geïnterpreteerd om alle onrecht uit te bannen. Eenzelfde rücksichtsloze en ongegeneerde houding komen we tegen bij politici van SP en GroenLinks, en bij diverse schrijvers in linkse kranten als de Volkskrant. Maar de tijd is rijp voor een nietsontziende seculiere politiek van een opgedrongen agnostiscisme en we zullen wel zien wat er van de grondrechten overblijft.


Lees verder...

donderdag 3 september 2009

Het hout mag niet gesneden worden - aldus Meindert Fennema

Als liberalen intellectueel gaan doen, levert dat koddige situaties op. Het opinieweekblad Elsevier hield 1 september j.l. een H.J. Schoo Lezing. H.J. Schoo (1945-2007) was laatstelijk een adjunct-hoofdredacteur van de Volkskrant (en hoofdredacteur van Elsevier van 1991 tot 1999), schreef wat boeken en mag dus geprezen worden - ook na zijn dood - als een groot intellectueel. Wat Frits Bolkestein heeft betekend voor de theaterrecencies in de Haagse Post (en voor het integratiedebat), betekende Schoo voor van alles en nog wat. Dat is niet denigrerend bedoeld. Schoo was een interessante journalist. En rechts Nederland heeft hoogstens wat interessante journalisten. Dat is deze journalisten niet te verwijten; het verwijt gaat een andere kant uit: richting de potentiele rechtse intellectuelen die het laten afweten (of er simpelweg niet zijn).

Het heeft grote voordelen intellectuelen te verwisselen met journalisten. Het levert leesbare stukken op, diversiteit, pennenstrijd, struinenden 'intellectuelen' in cafés, concertzalen en bovenal: men weet wat het publiek graag hoort. Het doet de kassa rinkelen; of doet in ieder geval geen greep uit de kassa, maar zorgt dat er iets in komt.

Ellian is een stukjesschrijver die toevallig ook nog eens hoogleraar is in 'k weet niet wat. Bolkestein was een oud-manager met belangsetlling voor cultuur (waar het HP-publiek ook in was geïnteresseerd) en wonende in de concertgebouwbuurt van Amsterdam wist hij dat het in Bos en Lommer ook niet pluis was: de geboorte van het integratiedebat. Bolkestein weet wat zijn hoorders willen horen. Voor het Nederlands Dagblad-publiek benadrukt hij de waarde van het christendom, zoals hij vroeger voor het HP-publiek de waarde van de cultuur benadrukte. Voor een Elsevier-publiek benadrukte hij weer eens de economie door intellectuelen te verwijten niet om te kunnen gaan met "de herinnering aan de rauwe kant van het kapitalisme, de vermeende onsympathieke motieven van de ondernemer en de ogenschijnlijke chaos van de markt, waar intellectuelen niet zouden kunnen aarden."

De insteek van Bolkestein was jammer, want hou je eens een keer een intellectuele meeting om duidelijk te maken dat het leven meer is dan economie, vakantie en eten bij De Librije, komt Bolkestein toch nog met een economische toegift met de titel "Waarom houden intellectuelen niet van het kapitalisme?"

Zie daar de pendule van would be intellectueel liberaal Nederland: de slingerbeweging tussen intellect en kapitaal. Zie hier ook de constante van veel zogenaamd denkwerk en denkwerkers binnen het liberale denkraambouwwerk. Ellian die zichzelf in 2007 omschreef als PvdA'er die uit onvrede VVD stemde, Hirsi Ali vergelijkbaar, en H.J. Schoo idem dito. Schoo stak met kop en schouders boven voornoemde lieden uit, maar had een exemplarische belangstelling voor gewezen linkse c.q. trotskistische of 'marxistische' lieden die vanuit nood gedreven neoconservatief werden - en het kapitalisme, in enkele gevallen, omhelsden.

De spreker die de H.J. Schoo lezing van dit jaar mocht houden paste in het plaatje. Het was prof. dr. Meindert Fennema, hoogleraar Migratie en etnische studies, gewezen communist, thans democraat en criticus van doorgeslagen politieke correctheid. In het gezelschap van ex-sociaal-democraten, ex-marxisten/trotskisten mocht deze ex-communist een klassiek liberaal geluid ten gehore brengen. Voor verse indrukken en indrukwekkende verslagen moet u bij anderen zijn, zoals Frank Verhoef op DeDagelijkseStandaard en Rutger Schimmel op zijn Anathema-blog. Hier slechts een kleine toegift als aanvulling op genoemde bijdragen.

Nadat Fennema het eerste deel van zijn lezing smaak en krediet bij zijn gehoor had opgeleverd door zogenaamde 'linkse huisjes' af te kammen, maakte hij voglens sommigen in de tweede helft van zijn lezing een merkwaardige draai. Hij deed dit door het poneren en uitwerken van drie stellingen waaraan zijns inziens het publieke debat dient te voldoen. Wie niet aan deze 'toegangsregels' voldoet, moet volgens Fennema vervolgd worden. De drie regels van Fennema zijn: 1) Niet aanzetten tot geweld; 2) Niet oproepen tot uitsluiting van burgers van het debat en de besluitvorming; 3) Het erkennen van de tegenstander als mens. Als voorbeelden van laakbare en te vervolgen opvattingen binnen een samenleving noemde Fennema de uitlatingen van Wilders die moslims met een Nederlandse nationaliteit het land wil uitzetten. Fennema vindt dat wie verworven rechten afgegeven door de staat van mensen wil afnemen, daarmee burgers van het publieke debat uitsluit. En elke vorm van uitsluiting is uit den boze, want - en daar komt het - verworven rechten afgegeven door de staat kunnen niet meer worden afgenomen. Daarom acht Fennema ook het SGP-vrouwenstandpunt strafbaar naast standpunten die de rechten van homo's bekritiseren.

Fennema toont zich daarmee een goed liberaal. Het publieke, democratische debat staat voor hem gelijk aan het geheel van maatschappelijke opvattingen en uitlatingen. De resulaten van het democratisch geleidde vooruitgangsproces vormen de harde basis van onze cultuur en van onze rechtsstaat. Wie zich daar niet aan houdt is geen liberaal - pardon - 'democraat'.

Elke vorm van fundamentele kritiek op deze liberale staat dient onmogelijk te worden gemaakt. In feite wordt - als het aan Fennema ligt - elke gedachte dat er iets fundamenteels mis kan zijn aan en in ons systeem strafwaardig. Wie aanzetten tot geweld strafbaar acht, moet toch ook andere vormen van 'aanzetten tot' vervolgen? De burger moet vinden dat ons systeem fundamenteel goed is. Kritiek mag alleen bijkomstig zijn. De burger moet een bijpassende moraal hanteren en bijpassende visies op geschiedenis, moraal en godsdienst accepteren. Alle oude boeken, religies, wijsheden, vondsten mogen nooit aanleiding zijn tot houtsnijdende vragen.

Het denken mag niet meer iets denken, maar zal zich moeten laten leiden door stromen van common sense met daarin vlaggetjes, piketpaaltjes en oranje pionnen in de vorm van H.J. Schoo-lezingen, Cleveringa-lezingen en uitspraken van rechters en ex-communistische hoogleraren. Het is reeds de liberale praktijk in wording. Maar mannen als Fennema willen daar nog meer schot in aanbrengen. Voor hen is het niet genoeg dat bepaalden mensen de facto buiten het publieke debat worden gesloten; van hem dient dit ook de jure te gebeuren. Zijn geliberaliseerde Elsevier-communisme dwingt mensen om als Frederik van Gent door het leven te gaan. Vervolgd door respectabele vervolgers als H.J. Schoo van Cleveringa tot Fennema. Die terwijl ze hun degens kruisen met andere ex-communisten in kranten als de NRC of Trouw de oudste tegenstanders van het communisme willen elimeren. Zonder de immense verontwaardiging op te roepen van mensen als Arendo Joustra, Afshin Ellian en Frits Bolkestein.

Het kwalijke van de oproep van justitieel geweld tegen een SGP is bij deze heren aan dovemanszielen gericht. Bij liberale onruststokers maakt men van meningsuiting hoogstens een Wilderiaanse komedie in plaats van een constitutionele tragedie. Ook bij Ellian moeten de obscure Internationale Socialisten of de makers van een obscure clip op Internet het bezuren. Maar het oerhollandse hout van bijvoorbeeld een SGP mag niet gesneden worden; niemand protesteert in redactiekolommen van formaat wanneer de liberale haard ermee wordt opgestookt (men klapt wat voor Kees Sorgdrager die protesteerde op genoemde debatavond, dat is niet helemaal hetzelfde als werkelijk protest vanuit de kringen die ertoe doen). Om Amsterdamse debatzalen mee te verwarmen waarin slechts dit evangelie mag klinken: 'wat er ook gebeurt, de fundamenten van onze samenleving zijn goed - het is verboden om hier een vraagteken bij te zetten'.


Naschrift: ondertussen laat Arendo Joustra van de Elsevier wel een geluid horen dat recht doet aan de historische en constitutionele werkelijkheid van ons land. En wel op zo'n manier dat dit een verademing is te midden van wat er voor de rest wordt gezegd. Waarvan Akte.

Lees verder...

woensdag 26 augustus 2009

Liberaal onderwijs

De VVD vindt dat kinderen zo snel mogelijk hun eigen leven moeten kunnen vormen, ook kinderen van 13 jaar. Zoals de 13-jarige Laura Dekker uit Wijk bij Duurstede die in haar eentje de wereld rond wil zeilen. VVD-Kamerlid Hamming noemt Laura Dekker "een uniek kind" en een "ondernemende meid". Nu is elk kind uniek, maar dat zal het Kamerlid wel niet bedoelen. Nee, Laura is uniek omdat ze ondernemend is en met "haar kop een stuk boven het maaiveld uitsteekt". Daar is iets voor te zeggen. De dwang van de middelmaat is verschrikkelijk. En de overheid is inderdaad "verstikkend", zoals Hamming het zegt.

Maar kort voordat het Kamerlid van de VVD haar uitlatingen deed was er nog ander opmerkelijk nieuws in de openbaarheid getreden dat de positie van onze jongeren raakt: volgens een onderzoek van het blad J/M zijn veel ouders ontevreden over het onderwijs dat hun kinderen ontvangen. Met name het middelbaar onderwijs - zeg maar van 13 jaar en ouder - moet het van de ouders ontgelden. De eenvoudige vraag is nu: moeten kinderen zelf hun leven kunnen vormgeven, of moeten ze middels goed en door hun ouders gesteund onderwijs goed worden vormgegeven alvorens ze zelf hun levens vormgeven?

Eerst iets over het onderzoek van J/M. Dit blad is een blad over opvoeding en onderwijs voor ouders van kinderen van 4 tot 12 jaar. Samen met onderzoeksbureau Qrius - een bureau dat zich heeft toegelegd op onderwijs- en opvoedingsprojecten - hield J/M "Het Grote J/M Onderwijsonderzoek 2009". Conclusies waren dat "ouders teleurgesteld zijn in school" en dat "hoe langer op school, hoe lager de waardering". Een citaat: "Scholen moeten strenger, ordelijker en gedisciplineerder zijn. Zo ziet 80% graag de strenge, maar rechtvaardige docent terug in de klas. Volgens 61% zou het helpen als leraren zich niet meer bij de voornaam laten noemen en 56% van de ouders pleit voor het herinvoeren van strafregels. Ruim eenderde vindt dat de school van hun eigen kind te soft optreedt tegen pesters en grote monden. Volgens de meeste ouders worden hun kinderen zeker niet overvraagd. Dat de druk om te presteren te groot is, vindt 60% dan ook "onzin". Spellen, rekenen/wiskunde, grammatica, leesvaardigheid, feitenkennis: daar moeten scholen nu écht (veel) meer aan doen. Al was het maar omdat ouders hun kinderen zelf vaak niet kunnen helpen met bijvoorbeeld het huidige realistische rekenonderwijs; een meerderheid weet namelijk niet eens of hun school met deze methode werkt en als ze het wel weten, hebben ze geen idee wat het inhoudt. En leerkrachten zelf doen er goed aan de Nederlandse spelling nog eens goed te bestuderen, want tweederde van de ouders heeft de docent weleens op een spelfout betrapt."

J/M houdt jaarlijks een dergelijk onderzoek. Al eerder bleek dat veel ouders een strengere school willen, maar ook dat de kloof tussen bewust kinderlozen en ouders met kinderen groeit. Met andere woorden: de politieke consensus die bepaalt wat goed is voor kinderen valt niet samen met de consensus onder ouders; niet-direct belanghebbenden en relatieve buitenstaanders bepalen een groot deel van het beleid ten aanzien van kinderen en jongeren. Dat is niet nieuw. Een duidelijk voorbeeld van deze discrepantie is dat de meeste ouders hun kinderen nog wel eens een corrigerende tik geven terwijl politici en beleidsmakers deze tik als een crimineel feit hebben vastgelegd in ons strafrecht. Met andere woorden: ouders zijn overtreders en de overheid weet het beter.

Er is niet alleen afstand tussen hen die het onderwijs bepalen en hen die er gebruik van maken. Er is ook afstand tussen wat thuis normaal is en op school gangbaar is. Presley Bergen van Beter Onderwijs Nederland: "Daar komt bij dat de meeste ouders die strikte regeltjes (die veel ouders willen, evg) wel voor andere kinderen willen, maar niet voor hun eigen kind. Het zijn dezelfde ouders die op hoge poten verhaal op school gaan halen als hun kind onheus bejegend is." Ouders zouden zich dus af moeten vragen of er geen verband is tussen losgelaten, jengelende en terroriserende eigen kinderen in bijvoorbeeld de supermarkt en soortgelijk gedrag op school. Blijkbaar zien veel ouders dat niet en beschouwen ze de school als een professionele, machinale instelling die bij hun kinderen 'het meeste eruit moet halen', terwijl hun kinderen thuis vrij zijn om te doen wat ze willen. Het serieuze leven vindt op school plaats; thuis is de plek voor de bijzaken.

Er is nog een derde element van afstand. Veel ouders snappen de huidige methodes niet, bijvoorbeeld het 'realistische rekenonderwijs'. En dat vinden ze vervelend, want ze kunnen zo hun kinderen niet helpen. De 'realiteit' van het onderwijs sluit als het ware de realiteit van thuis uit. Iets soortgelijks is er aan de hand als het om sociaal-emotionele vorming gaat. Terwijl men er - voor de vorm - nog vanuit gaat dat ouders ook nog een deel van de opvoeding ter hand nemen, is men op school bezig om kinderen op een therapeutische wijze dieper te kneden. Kinderen moeten worden aangepast aan de maatschappelijke eisen die deskundigen en beleidsmakers stellen, maar dit houdt niet in dat kinderen aangepast worden aan de behoeften en eisen van de ouders. Anders gezegd: ouders willen een minder democratische onderwijssituaite voor hun kinderen; de overheid pro-reageert al jaren door van hun kinderen democratische persoonlijkheden te maken waarvan de richting zich niets aantrekt van de eisen en verlangens van de ouders.

Onderwijs in Nederland is per definitie onderwijs op afstand: afstand tussen politiek en ouders, afstand tussen de normen op school en die thuis, afstand tussen de realiteit van denken, spreken en opvoeden thuis en die op school. Het meest funeste hievan is dat er afstand wordt gecreëerd tussen kinderen en hun ouders. En dat is overheidsbeleid, pedagogisch beleid en schoolbeleid.

Maar goed: nu is er een Kamerlid van de VVD opgestaan, mevrouw Hamming, die vindt dat de overheden met hun vingers van de kinderen af moeten blijven. Als een 13-jarig meisje wil zeilen moet ze gewoon lesboeken mee kunnen nemen om deze zelf te bestuderen. En ouders kunnen dat volgens mevr. Hamming het beste inschatten. Tja. Haar insteek is niet die van de ouders, maar die van de autonomie van het kind. Ik dacht dat volgens liberalen kinderen onbeschreven bladen - tabula rasa's - waren; nu blijken dergelijke tabula rasa's boven het maaiveld uit te kunnen steken. En ouders dergelijke ondernemingen het beste kunnen inschatten, ook wat betreft de risico's die dat met zich meebrengt, waarom past de VVD-politica dat dan niet toe op andere, meer actuele zaken zoals seksuele staatsopvoeding op school, waar de VVD een groot voorstander van is?

En dan wat betreft haar insteek bij de ouders: waar zijn de liberalen als de belangen van de ouders in het bijzonder onderwijs ter spraken komen? Dan weet opeens de overheid beter dan deze ouders hoe ze hun kinderen op moeten voeden. En kan een 13-jarige Antilliaanse jongen uit Rotterdam zichzelf ook 'vormen'? De VVD produceert weer eens gekwek in de ruimte. Ik zie er van komen dat de VVD gaat pleiten voor strenger onderwijs, maar dat pubers ook weg mogen blijven van school en zichzelf mogen onderwijzen. Het is de liberale inconsistentie in een notendop: volgens de autonomieprincipes is een schoolsysteem op zich al iets verschrikkelijks; volgens haar staatsdenken is de hele samenleving een door de overheid aangestuurde school. Waar de VVD officieel te hoop loopt tegen vormen van unschooling zoals in het Iederwijs-onderwijs, blijkt ze in werkelijkheid geen enkel principieel verweer te hebben. Als vorming ook door pubers zelf kan gebeuren, terwijl hun ouders - pak 'm beet - 3000 kilometer ver weg zijn, is elke notie van 'vorming' een wassen neus.

Een logische liberale stap zou zijn die van de 'verstikkende overheid' naar de 'verantwoordelijke ouders' in plaats van de overheid. Maar dat willen de liberalen niet! Beter is het om kinderen te verprutsen dan om zowel de autonomie van kinderen, individuen als de macht van de staat ter discussie te stellen.

Wat in ieder geval duidelijk is dat dit soort mensen beslissen welk onderwijs onze kinderen wel of niet krijgen. En let wel: een volksvertegenwoordiger die haar schouders ophaalt bij het idee dat een 13-jarig meisje verdrinkt in de Atlantische Oceaan geeft ook niet om het wel en wee van uw kinderen die gewoon thuis blijven om onderwijs te volgen en schoolmelk te drinken.


Lees verder...

donderdag 20 augustus 2009

RK-Kerk is negatief over traditionele gelovigen

Het volgende artikel is geschreven naar aanelding van een column van Mgr. dr. G. de Korte in het Nederlands Dagblad d.d. 15 augustus 2009 met als titel "Heilzame wacht bij tong en toetsenbord". Zowel de titel als de lead in de krant (i.c. "Bisschop De Korte keerde zich afgelopen zaterdag in deze krant tegen respectloze, kerkelijke discussies op internetfora. De kritiek is daar ,,harteloos'' en komt vooral 'van rechts', van ,,verbitterde en verzuurde mensen''. Een orthodox, rooms-katholieke gelovige voelt zich aangesproken.") zijn voor rekening van het Nederlands Dagblad.

In plaats van zich te storen aan irritante katholieke bloggers kan mgr. De Korte zich beter door hen wakker laten schudden. Zijn kritiek ( Nederlands Dagblad 15 augustus) op de 'toon' van veel querulante bloggers is modieus. De moderne orthodoxie heeft absolute waarheden vervangen door communicatieve vaardigheden. Wie inhoudelijk kritiek levert, zoals orthodoxen doen, kan op dedain rekenen van de bestuurders.

Mgr. De Korte stelt dat het ,,altijd goed is om te beseffen dat blijde ogen dezelfde werkelijkheid anders zien dan droevige ogen''. Hij richt zijn pijlen op de 'verzuurde generatie' die de sfeer in de kerk verpest. Verschillende bloggers in orthodox katholieke kring leggen naar het gevoel van deze bisschop op een onheuse manier de kerkleiding het vuur aan de schenen door ze te bestoken met beschuldigingen over misstanden en tekortkomingen in en van de Rooms-Katholieke Kerk. Hiermee worden volgens De Korte fatsoensregels geschonden. Toch is dat voor de monseigneur niet het belangrijkste verwijt. Hij zegt namelijk: ,,Verbitterde, verzuurde mensen zien alles met sombere ogen en dreigen hoopvolle ontwikkelingen in de kerk over het hoofd te zien.'' Want wie alles alleen maar met sombere ogen beziet, ziet al het wezenlijke over het hoofd, zoals de 'hoopvolle dingen'. Zijn column is te lezen als een oproep om de verzuurde en gesloten houding open te breken.

Te veel hoop

Toch zijn er vraagtekens te plaatsen bij zijn verhaal. Als het ongeoorloofd is om in een complexe situatie van ontkerstening zondebokken aan te wijzen, mag er dan nog wel geanalyseerd worden? Kortom: mag er nog worden nagedacht en geschreven op de wijze die aan de gelovige helderheid wil verschaffen? Athanasius zei nog: ,,De waarheid is helder''. Is er in onze tijd ruimte voor een helderheid die meer is dan ,,hoopvolle ontwikkelingen''? En voor een waarheid die kan leiden tot schuld?

Wie hoopvolle ontwikkelingen wil zien, zal toch allereerst moeten leren wat de realiteit is waarin we leven? En moeten we voordat we blijde ogen hebben, niet eerst ogen bezitten die iets zien? Zoals we ook oren nodig hebben om te horen?

Katholieke gelovigen hebben te lang bij hoop alleen geleefd. Sinds het Tweede Vaticaanse Concilie (Vaticanum II) is er een stortvloed geweest van hoopvolle ontwikkelingen die de gelovige heeft bedolven. Nu een overgebleven rest de balans opmaakt, ziet men dat blijde, hoopvolle ogen nergens meer op slaan. Waar zijn de waarheid, helderheid, gemeenschap en zekerheid gebleven die door de ,,hoopvolle ontwikkelingen'' zijn weggeslagen en waar elke normale gelovige naar verlangt?

Het verwijzen naar ,,hoopvolle ontwikkelingen'' overtuigt niet meer.

Geen waarheden

Al sinds 1962 zijn de gelovigen getuige van een Rooms-Katholieke Kerk die in haar spreken de accenten heeft verlegd van de realiteit naar de hoop. Dit klinkt overal in door. Het leven onder het beslag van eeuwige waarheden is sinds 1962 vervangen door een modern, hoopvol perspectief van een betere wereld, geproduceerd door politici en ontwikkelingswerkers. De gewone gelovige is verzand geraakt in de complexiteit van het leven; een mix van politieke correctheid en spirituele vaagheid die protestanten tevreden stelt, maar katholieken in de kou zet.

Het verwijt aan verzuurde orthodoxen is een eenzijdig verwijt. Ook de kerkleiding is ronduit negatief als het om traditionele rooms-katholieken gaat. Klap op de vuurpijl was de reactie van monseigneur De Korte, begin dit jaar, naar aanleiding van de affaire-Williamson. De Korte noemde de priesterbroederschap van Pius X toen een ,,zeer onsmakelijke groep. Zij hebben allerlei opvattingen die in strijd zijn met Vaticanum II''. Er werd hier een merkwaardig front zichtbaar. Want terwijl de Rooms-Katholieke Kerk in Nederland voornamelijk wordt bevolkt door gelovigen die opvattingen koesteren die in strijd zijn met al de ooit gehouden concilies, acht de clerus het nodig expliciet het gedachtegoed van traditionalisten af te serveren om daarna in oecumene te gaan met protestanten. Maar die erkennen toch geen Vaticaanse concilies?

Blind

Nu zijn niet alle traditionalisten blij met Pius X. Toch heeft de bejegening van deze 'groep' de toon gezet richting alles wat traditioneel is en grote vraagtekens plaatst bij het succes van de Katholieke Kerk na Vaticanum II.

De Korte verpersoonlijkt een kerk die blind lijkt voor de terechte wens van traditionele katholieken.

Daarom moet hij niet spreken over ,,blijde ogen'', maar dient hij het gesprek aan te gaan met treurenden die na 47 jaar treuren, wellicht zuur en verbitterd zijn geraakt. De ware oecumene is allereerst met de traditionalisten in de Rooms-Katholieke Kerk; pas daarna zijn de protestanten aan de beurt.


Lees verder...