vrijdag 31 juli 2009

Ziel in nood

"Als je zo publiekelijk zelfmoord wil plegen, vraag je er ook om" was de reactie van een reaguurder op een voorval in Alphen aan den Rijn waar iemand die zelfmoord dreigde te plegen werd uitgejouwd door omstanders. "Wat denk je dat dit allemaal kost?" werd hem toegeschreeuwd vanuit een toegestroomde hoop omstanders die de 27-jarige man tartten om dan maar te springen. Anderen schreeuwden hem toe dat hij een lafaard en een sukkel was. Gezinnen met kinderen van drie en vier jaar vormden het publiek dat niet alleen de man uitdaagde, maar ook nog eens de politie lastig viel. Politie kwaad, sommige burgers verontwaardigd. Man uiteindelijk toch overtuigd om niet te springen en meegenomen voor verdere begeleiding. Einde incident.

Hoezo einde incident? Is het wel een incident, of is het een eerlijke ontboezeming van ongeknevelde burgers? Van burgers die hun mening vrijelijk uiten, ook buiten stemhokjes en de reactieformuleren van geenstijl.nl? Maar ja, het blijft lastig, die "vrijheid van meningsuiting", zeker als het er werkelijk om spant. Iemand balanceert op de zesde verdieping van een flat, dreigt te springen, heeft dus waarschijnlijk wat psychische problemen - al is dat natuurlijk niet zeker - en dan borrelt er een mening op: "Je durft het toch niet!". Wat is een mening waard als die niet geuit mag worden? Wat is zelfbeschikking op eigen leven waard als er niet publiekelijk van flats gesprongen mag worden? Wat op TV wordt nagespeeld, waar conferenciers de spot mee drijven, waar ministers van D66 en PvdA koud intellectueel hun euthanasie-evangelie mee larderen, wordt aan de basis letterlijk opgepikt.

Dwazen schrijven de waarheid op deuren en glazen. Burgers roepen de waarheid op straat, zonder Bob te zijn; nuchter, op klaarlichte dag, omringd met kroost en politieagenten roepen ze wat ze geleerd hebben op de school der democratie. Volgens deze school hoort de dood bij het leven, is het leven een eigen keuze waar je iets van moet maken, is een mens niets meer dan een zak met vlees, botten, hormonen en neurale vonkjes - niets bijzonders. Als zoiets op de grond uit elkaar spat, heb je een enorme bende.

Aan de lopende band gaan er in dit land mensen dood die de hand aan zichzelf slaan, of die door de hand van dokters en familieleden het loodje leggen. Steriel, onder witte lakens, in gedesinfecteerde ziekenhuizen. Onder toezicht van ministers en inspecteurs sterft men alsof men nooit heeft bestaan. Zoals het hoort. Zonder aandachttrekkerij. Zodat je als burger gewoon je hond kunt uitlaten, je folder van de Blokker kunt doorbladeren en een dubbelfrisje voor jezelf in kunt schenken en ondertussen hoort (of niet) dat je oude buurvrouw is overleden.

Volgens politiedistrictchef Rijn- en Veenstreek Jaco van Hoorn hebben zelfmoord en aandachttrekken met elkaar te maken: "Ik kan je vertellen dat er inderdaad in bijna elke zelfmoordpoging een zekere aandachttrekkerij zit, maar dan heeft de persoon dus wel hulp nodig, dan moet je hem die aandacht ook geven. Iemand zit in zielennood en die moeten we helpen waar we kunnen." Als je dus in een ziekenhuisbed ligt, is zelfmoord een kwestie van spuiten, slikken en formulieren invullen. Zodra je aan een balustrade gaat hangen niet. Dan is er aandachttrekkerij en moet de "moord" worden verhinderd. Althans: volgens de officiële moraal. Volgens de moraal van de buitenkant.

Aan de binnenkant zijn we een steriel volk dat al calculerend uitrekent of oma nog wel voldoende levensgeluk in haar potje op de schoorsteenmantel heeft om door te kunnen leven. Aan de buitenkant geloven we nog in zielennood. We geloven niet meer in de ziel, maar nog wel in haar nood.

Dat deze moraal dubbel is, laat de houding van de burgers zien. In Alphen aan den Rijn, op Internet, in cafés, op campings. Het volk leert langzaam, maar goed. Het volk gelooft niet meer in unieke mensen die geholpen moeten worden. Het volk wil rust aan de kop. Wil 24 uur per dag economiseren, recreëren en doorsmeren. Het volk ziet geen ziel in nood, maar een zielige vent aan een balustrade.

Om zielennood te peilen moet je immers professioneel zijn, ervoor betaald worden, of in bepaalde dogma's geloven. Maar gelukkig is er de vrijheid van meningsuiting nog. Daar hebben zowel de omstanders als de zielige man wat aan. De meningsuiting redt elke ziel. Redt haar van een publieke dood, van rotzooi op straat en bloedspatten op kleuters.


Lees verder...

woensdag 29 juli 2009

Wat kost ons de allochtoon?

Het voorstel van de PVV om te berekenen wat allochtonen ons economische gezien kosten en wat ze opleveren, getuigt van gezond inzicht en van een goede politiek-maatschappelijke reflex. Het is de vraag of we er wat mee opschieten. Werkelijke kosten en werkelijke baten zijn niet louter economisch te becijferen. Pas in de onderlinge samenhang van een maatschappelijke organisatie die alles zelf ter hand neemt, wordt er een economische balans zichtbaar. Daarom: laat allochtonen alles zelf ter hand nemen - onderwijs, cultuur, uitkeringen, etc. - en laat ze ook alles zelf betalen. Pas dan zien we of ze iets bijdragen aan zichzelf of aan de ander. Tot die tijd blijven alle cijfers geflatteerd, want: positief beïnvloed door een autochtone omgeving die maar te pas en te onpas sociaal, cultureel en moreel krediet uitdeelt alsof het de normaalste zaak van de wereld is.

"Wat kost ons de allochtoon?" De fractie van de PVV heeft het kabinet deze vraag voorgelegd. Alle twaalf ministeries wordt verzocht een kosten-baten analyse te maken over het aandeel van de niet-westerse allochtonen aan onze samenleving. Bij monde van Tweede Kamerlid Sietse Fritsma moet het kabinet opheldering geven over de vraag wat de niet-westerse allochtonen onze maatschappij de afgelopen vijf jaar hebben gekost en wat ze hebben opgeleverd. Veel politici, journalisten zijn woedend. De staat is toch immers geen bedrijf waarin je burgers afmeet aan hun rendabiliteit voor het systeem? Anderen, zoals prof. Peter Nijkamp, zien het onderzoeksresultaten met vertrouwen tegemoet. Volgens hun worden van meer mensen bekeken wat hun maatschappelijke kosten zijn en bovendien zouden allochtonen wel eens een licht positieve bijdrage aan onze economie hebben bijgedragen.

Het moge duidelijk zijn: de PVV vermoedt dat de balans wel eens - behoorlijk - negatief zou kunnen uitpakken voor de allochtonen. Niet lang geleden verwees haar Tweede Kamerlid Fritsma naar een bedrag van zo'n 100 miljard Euro die allochtonen onze samenleving zouden benadelen. Dat er een negatieve kostenbalans is, is volgens Pieter Lakerman zeer aannemelijk. Deze onderzoeksjournalist heeft al in 1997 een studie gedaan naar deze materie en concludeerde toen dat er een negatieve kostenbalans van zo'n 70 miljard gulden zou zijn. En onlangs meldde hij dat ondertussen van 'gulden' best 'Euro' gemaakt kan worden. Dus 70 miljard Euro aan kosten.

In navolging van het PVV-voorstel heeft mevrouw Alexandra Colen, parlementslid van het VlaamsBelang in de Belgische senaat, eenzelfde stel vragen ingediend bij de Belgische regering onder de titel "Wat Kost Ons de Allochtoon?". Blijkbaar kosten niet-westerse allochtonen in meer landen meer dan ze de samenleving opleveren; althans, dat verwachten veel politici aan de rechterkant van het spectrum.

Om vele redenen is het voorstel van de PVV een raar voorstel. Daarmee wil ik niet zeggen dat het een fout of zelfs verwerpelijk voorstel is, integendeel. Maar er speelt een ironie in door die door verschillende mensen wordt opgemerkt. Zo was er ergens te lezen: "Ofwel ze vinden werk en pikken onze banen in. Ofwel zij vinden geen werk (en hebben een uitkering) dan kosten ze ons geld. Ziehier het stroomschema van de PVV." Nog weer een andere reaguurder wees erop dat de eerste gastarbeiders hier naar toe zijn gehaald onder de kabinetten De Quay en Marijnen, waar de PvdA toen geen deel van uitmaakte. Het was juist de PvdA van Den Uyl die wilde dat deze mensen zo snel mogelijk weer terug zouden gaan naar het land van afkomst, en het was de VVD die hier een stokje voor stak omdat de economie deze mensen zo hard nodig had. Iets waar collegablogger Karel de Groot ook al op wees, toen deze fijntjes wees op het feit dat niet de arbeiders, maar de werkgevers de buitenlanders hier naartoe hebben gehaald. De betroffen reaguurder sluit af met de opmerking: "Het enige wat de PvdA in deze kan worden 'verweten' is dat de partij mensen die hier wonen gelijk wenst te behandelen."

Afgezien van de vraag waar de zwarte piet ligt, komt duidelijk aan het licht in welk spanningsveld het allochtonenvraagstuk zich afspeelt: enerzijds de economische belangen, anderzijds het gelijkheidsprincipe.

Je haalt mensen hier naartoe vanwege economische motieven. Gaat het slecht met de economie dan ligt er een economisch verwijt op tafel dat de uitkeringen veel geld kosten; gaat het goed met de economie, dan 'pikken' zij - de allochtonen - volgens sommigen de banen in die ook door Nederlanders hadden kunnen worden ingevuld. Het is een economisch steekspel waarvan de PVV nu de balans wil laten opmaken. En het is de gelijkheidsreflex van 'links c.q. liberaal' die òf hier tegen in opstand komt, òf steevast blijft geloven dat het economische verhaal sluitend is, ook wat betreft de immigratie van niet-westerse allochtonen.

Het voorstel van de PVV lijkt dus een dissidente variant op de economische insteek te zijn. Komend vanuit de VVD-hoek, plaatst de partij van Wilders kritische kanttekeningen bij de klassieke VVD-benadering van alle fenomenen in het universum: de economische verklaring. Maar iedereen voelt aan en weet dat het de PVV niet te doen is om een uitsluitend economische benadering. Met haar voorstel stapt de PVV direct in het spanningsveld tussen economie en gelijkheid.

Tot nu toe speelde de PVV vooral de tweede viool: die van de gelijkheid. Onze samenleving is het product van vrijheidsstreven, liberalisering, gelijkheid en tolerantie. Het importeren van een cultuur die hier haaks op staat, en nauwelijks in staat blijkt te integreren, is dus een obstakel voor de gelijkheidscultuur. Het economische verhaal boeide de PVV tot nu toe minder. Voor zover het economische een rol speelt in haar redenering is het in combinatie met gelijkheid: met doet dan een appèl op het gevoel van economische rechtvaardigheid van de werkende en belasting betalende Nederlander. Zoals dus ook nu het geval is met het voorstel van Fritsma. In feite wordt de vraag gesteld: "Wat hebben de inspanningen van de hard werkende, betalende en alles slikkende Nederlanders nu eigenlijk opgeleverd inzake het allochtonenvraagstuk?"

Heeft het geholpen? Heeft het op z'n minst de allochtonen erbij getrokken als gelijkwaardige sociaal-economische partners die op een vergelijkbare wijze bijdragen aan welvaartsgroei en economische ontwikkeling? Het is de vraag van burgers die niet alleen veel belasting betalen, maar daarnaast delen in de enorme staatsschuld, persoonlijk lasten moeten dragen, een dure woning in randgemeenten hebben moeten kopen met een dikke hypotheek om de oude buurten die volstroomden met allochtonen te ontvluchten, om de zwarte scholen te ontvluchten, etc.

Het is een moment om de balans op te maken. Aan de vooravond van een nieuwe ronde van gedwongen offers van de burgers - van door de politiek afgedwongen gemengde scholen, door de politiek afgedwongen gemengde wijken - is de vraag gerechtvaardigd of men nog iets terugkrijgt voor de offers die men brengt. Het is de vraag naar billijkheid; het is ook een vraag naar dankbaarheid. Veel burgers worden namelijk voortdurend geconfronteerd met ondankbaarheid van hen die - in de ogen van veel burgers - buitensporig veel profiteren van de voorzieningen van dit land. Een allochtone leerling krijgt veel meer geld, toch gaat het onderwijs achteruit. En bovendien: als allochtonen succes hebben, dan is het opeens hun eigen succes en wordt men opeens opgevoerd als toonbeeld van succesvolle integratie. Ja, maar er is wel een prijs betaald.

Het is dus een begrijpelijke stap van Fritsma. Maar het is ook een vreemde stap; althans: het lijkt een vreemde stap. Als voorvechters van de liberale gelijkheidsstaat zou men verwachten dat men als PVV zou pleiten voor een economische kosten/baten-afweging louter op individuele basis. Door dit niet te doen, laat een PVV zien minstens op twee gedachten te hinken. Men ziet niet-westerse allochtonen als een groep, net als 'westerse allochtonen' en ook 'autochtonen'. Men gaat dus niet uit van individuen, maar van groepen. Dit heeft een duidelijke sociale zijde. Door autochtonen als groep te bestempelen, laat men zien dat men de notie van verbondenheid met zwakkeren in de samenleving niet verwerpt. Een sociaal of economisch zwakkere wordt opgevangen in de eigen gemeenschap. Het zijn als het ware uitzonderingen in een omgeving waarin iedereen zijn of haar sociale en/of economische verantwoordelijkheid neemt, of reeds heeft genomen, en die daardoor een vitale basis heeft om zieken, ouden van dagen, gehandicapten of psychisch gestoorden op te vangen en te verzorgen. Evenals een ondernemer die failliet raakt, of een werknemer die zijn baan kwijtraakt. Dit is van alle tijden; dit staat dan ook niet ter discussie in de vragen van de PVV.

Wat nu speelt is het feit dat een cultuur die jongeren opvoedt, werken als normaal beschouwt, evenals het corrigeren van hen die dreigen te ontsporen, de rekening betalen van culturen waarvoor dit niet geldt. Een beoordeling op individuele basis volstaat dus niet. Juist een individuele benadering volgens liberale principes zou asociaal zijn naar verantwoordelijke burgers toe. De liberaal wijst steeds maar weer naar de gevallen die wel goed gaan. Hij doet dit zonder het reële kostenplaatje mee te nemen. Hij doet dit zonder de vraag te beantwoorden wie de vele 'uitzonderingen' moet betalen: economisch, maar ook sociaal. De liberale benadering presenteert de rekening uiteindelijk toch altijd weer aan de fatsoenlijke burgers.

Mijn kritiek op het voorstel van de PVV is dan ook niet afwijzend van aard. De vraagstelling is goed, er zit mijns inziens zelfs een gezonde reflex achter. Maar de verantwoording ontbreekt. Door in te zetten bij het economische plaatje, zet men weliswaar in op één van de weinig punten waar een moderne politiek nog op aanspreekbaar is, maar als men dit doet, moet men zich er goed van bewust zijn dat het economische plaatje tekortschiet en dat elk antwoord van deze aard tekort zal schieten.

Wie de staat als een soort archimedisch punt hanteert die helderheid zou moeten verschaffen, komt bedrogen uit. Dat doet ze namelijk niet. Werkelijke kosten en baten zijn namelijk niet louter economisch te becijferen. Moreel, sociaal, cultureel en religieus kapitaal laten zich niet becijferen, maar zijn tegelijkertijd onontbeerlijk voor een goed 'functionerende' samenleving. Wie hier onvoldoende rekening mee houdt, loopt het gevaar samenleving en staat gelijk te schakelen. Dan wordt de staat een machine waarin we kosten en baten 'scoren'. Dat is - deels - de achtergrond van de kritiek op het PVV-voorstel wanneer sommigen zich afvragen wat volgens de PVV dan de baten zijn van zwakkeren in de samenleving, zoals ouderen, zieken, gehandicapten en andere minder capabelen. Voor de staat liggen hier geen baten: geen groeiprognoses, en geen belastingopbrengsten. Voor een samenleving ligt dat anders.

Een gezonde en normale samenleving laat zich niet primair leiden door economische motieven, maar door samenlevingsmotieven. Geen abstracte samenlevingsmotieven, maar concrete motieven vanuit natuurlijke verwantschap of locaal-sociale aard. Een vrouw verzorgt haar zieke moeder, of kijkt om naar haar zieke buurvrouw. Een vader voedt zijn zoontje op. Leert het fietsen. Zit in het bestuur van de carnavalsvereniging. Een jongen leest een goed boek. Een meisje gaat op vioolles. Waarom? Niet primair vanwege economie. Maar zonder dit soort handelingen, zonder de daarbij behorende motieven van sociale, affectieve en creatieve aard zou een maatschappij niet functioneren. Mensen blijken geld over te hebben, tijd, moeite, voor iets waar ze aan verbonden zijn. Waar ze aan verknocht zijn geraakt of wat ze enthousiasmeert, ontroert of in beslag neemt.

De kostenreflex is wel begrijpelijk, maar maatschappelijk, cultureel, moreel en menselijk totaal ontoereikend. Bij elk fenomeen is de vraag naar de kosten te stellen. Wat kost bijvoorbeeld Europa? Wat kosten allochtonen? Wat kosten Walen? Wat kosten Oost-Groningse derde generatiewerkelozen? Wat kosten werkloze Limburgse ex-mijnwerkers en Brugse ex-automobielindustriewerknemers die zojuist of enkele jaren terug op straat zijn gezet? Wat kost fundamenteel wetenschappelijk onderzoek dat zich niet meteen vertaalt in zichzelf terugverdienende toepassingen? Wat kosten kunstenaars? Wat kosten kinderen? Wat kosten ouderen? Wat kosten koeien? Wat kosten latinisten? Wat kosten 150 parlementsleden? En 50? En ééntje dan? Wat kost een boer die zich niet de grond laat onteigenen? Wat kost een vader of moeder zich niet een kind laat onteigenen, maar er zelf voor wil zorgen, desnoods ten koste van carrière en geld verdienen?

De vraag naar het economische aspect is belangrijk, maar zou - theoretisch gesproken - vooraf dienen te worden gegaan door vragen naar een bijdrage van niet-westerse allochtonen aan het sociale, het culturele, het morele en religieuze kapitaal van ons land. Deze vragen zijn echter niet te beantwoorden via ministeries. Dit soort vragen omzeilen namelijk de staat en confronteren de samenleving met zichzelf. De enige manier om hierachter te komen is dat de staat zich terugtrekt en de samenleving zichzelf laat organiseren inclusief (!) die terreinen waarop juist blijkt dat maatschappelijke kosten van een minderheid worden afgewenteld op een meerderheid.

Eventuele uitkomsten van een onderzoek naar de economische kosten en baten van niet-westerse allochtonen zijn dus pas een echte stok achter de deur wanneer ze als indicatie worden gehanteerd in een maatschappelijke organisatie waarin mensen zichzelf op alle gebied organiseren en dus zelf hun kosten en baten beheren. In een samenleving waarin burgers zelf onderwijs organiseren èn bekostigen èn een financiële verplichting aangaan - zeg maar een soort belasting - om dit te bekostigen, sluit uit dat grote groepen mensen stelselmatig profiteren van een systeem waarin brave sukkels blijven betalen en zich bestuurlijk en maatschappelijk blijven inzetten voor grote groepen mensen die of alleen aan uitkeringsgemak denken, of alleen aan carrièredrang denken en de zorg voor zieke ouders of de kinderen die nodig zijn voor een pensioen overlaten aan de brave middenklasse die toch wel betaalt en samenleeft.

Laat immigranten dus wel een uitkering ontvangen, maar dan van solidaire landgenoten die zich willen organiseren om dit te bekostigen. Net zoals ze landgenoten in Marokko of Turkije bekostigen. Laten ze hun eigen onderwijs betalen, hun eigen opvanghuizen. Willen zij dat niet, dan moet men vertrekken. Willen wij niet het risico lopen dat zoiets een fiasco wordt, dan moeten ze ook weg. De vragen van de toekomst zijn te groot om vraagstukken als rondom immigratie te negeren. Want wanneer blijkt dat een steeds grotere groep inwonenden niet in staat is maatschappelijk bij - te willen - dragen, tenzij na enorme giften van autochtone inwoners, dan is het twaalf uur geweest.

Na zoveel jaren, na zoveel honderdduizenden mensen, na zovele miljarden mag het perspectief niet zijn: nog meer miljarden, nog meer immigranten, nog meer jaren waarin de samenleving naar de haaien gaat. De economie mag de samenleving niet domineren. De immigratiekwestie laat dit overduidelijk zien. Wanneer de economische belangen domineren, raakt de samenleving ontwricht. Het vragen naar een kostenplaatje is dan slechts een eerste begin?


Lees verder...

woensdag 22 juli 2009

De opstand der elites

Hoe stop je Wilders? Er is al veel geschreven over de opkomst van de PVV en van Wilders. De elite schrijft zich lam en haar conclusies liegen er niet om: de PVV zou de-stabiliseren, net zoals Fortuyn dat eerder deed. Negeren heeft geen zin als de media niet meewerken. Een cordon sanitaire heeft geen diepgewortelde traditie, bestaat in feite al en zou bij een doorbreken ervan vooral voor grote schade onder de gevestigde partijen zorgen. Moeilijk, moeilijk, moeilijk dus. Maar onze intellectueel-elitaire Minister van Binnenlandse Zaken Guusje ter Horst weet de oplossing: "Waar ik op dit moment naar snak is dat de intellectuele elite van Nederland in opstand komt.'' De oplossing is dus 'opstand'. Waartegen in opstand? Tegen de "vergroving, de samenleving die extreemrechts propageert is niet het Nederland waarin wij willen leven."

Voor links Nederland is elk jaar het jaar van de opstand. Een opstand is makkelijk. Roep 'opstand', barricadeer deuren, leg treinverkeer plat. Roep leuzen, werp verfbommetjes, en je ziet: de elite moet het veld ruimen. Dat is het model van de klassieke opstand sinds het begin van onze jaartelling: het jaar 1968.

Maar dit truukje raakt uitgewerkt. Het truukje van: verzamel wat linksig, universitair gevormd volk bijeen, laat ze boos wat roepen, maak de nette burgers bang, laat het linksig volk haar terechte (want linkse) grieven spuien in media en politiek, schuif ze de belangrijkste baantjes toe op universiteiten, krantenredacties en politieke partijburelen; het volk drentelt wel mee, iedereen lacht zich te barsten om de grappen van linkse cabaretiers, iedereen betaalt zich een breuk om de linksigen te onderhouden, iedereen zwijgt van de wieg tot het graf. Dit is de geschiedenis van Nederland (en de rest van de Bosatlas) tijdens de afgelopen decennia. Het truukje werkte totdat de verlinkste media erachter kwamen dat er ook nog lezers, adverteerders en echte gebeurtenissen waren in een wereld die niet links is, maar wel door linksen wordt gedomineerd. Het truukje werd lachwekkend toen Wilders een lange neus trok naar de linksen. Het schouwspel dat toen volgde was indrukwekkend: de elite die alle academies bevolkt, de media beheersen, het leger en politie achter de hand hebben, de miljarden door hun vingers laten gaan; deze elite werd benauwd toen er iemand bleek te bestaan die niet was geïmponeerd.

Want de elite van Wim Kok en Jan Pronk droeg dan wel stropdassen - deden ze zelfs af zoals Wouter Bos, maar het was een spel. Met stropdas om was men sociaal-democraat die burgers uitkneep voor goede doelen (ontwikkelingssamenwerking, de portemonnee van Wim Kok); zonder stropdas bleek Wouter Bos nog steeds een carrièrekapitalist die het truukje van 'solidariteit met rood windjack' in verkiezingstijd kon afspelen. En toen was er Guusje. Een van de vrouwen die vanwege hun vrouw zijn ons land regeren en sociaaldemocratische mannen vanwege hun man-zijn verbanden naar de gemeentepolitiek van onder meer Utrecht. Guusje, de vrouw van het 'blind solliciteren'. Van vrouwen aan de top. Deze Guusje liet van zich horen. In het objectieve, links-intellectueel-grachtengordel-linkse opinieweekblad van Nederland: Vrij Nederland. In dit blad gaf 'onze' (?) Minister van Binnenlandse Zaken een interview aan dat volksdeel van Nederland dat ook wel "elite" wordt genoemd.

Het volksdeel "elite" moet volgens haar in opstand komen tegen het volksdeel "volk van Nederland". Guusje: "Waar ik op dit moment naar snak is dat de intellectuele elite van Nederland in opstand komt". Als dienaar van de staat heb je de plicht een opstand af te kondigen richting het volksdeel dat zich bezondigt aan grote overtredingen, zoals: vraagtekens plaatsen bij de autoriteit van een anti-autoritaire Guusje ter Horst. Met wat voor autoriteit kondigt onze minister een opstand af tegen het volksdeel "volk"? Zoals Syp Wynia op Elsevier.nl reeds snedig opmerkte dat deze minister zelf lid is van de elite, zich als studente juist tegen de elite keerde, en zich zelfs anti-autoritair noemde. Wynia: "Haar ruggengraat buigt mee met haar rol."

Er is meer aan de hand. Guusje was als studente tegen een elite van huisvaders, kerkvaders, ondernemende vaders en besturende vaders. Ze keerde zich tegen de autoriteit van hen die hun autoriteit niet ontleenden aan de macht van de staat; ze keerde zich tegen elke macht die niet voortkwam uit de moderne, neomarxistische machtsmachines van politiek, media en academie. Dat was toen ze jong was. Nu ze ouder is geworden, waant ze zich het produkt van gelouterde macht: de macht van de met een mantelpakje omspannen gedoofde, socialistische ziel.

Guusje is het toonbeeld van ware, gelegitimeerde, elitaire macht. Guusje is het product van emancipatie, van afbraak van cultuur en nationale identiteit. Guusje is op een professionele wijze tegen mannelijke politiechefs en voor linkse, feministische vrouwelijke politiechefs. Ze was op een professionele wijze voor geblinddoekt solliciteren, en tegen open kaart spelen. Kortom: ze is voor de macht van de bureaucratie, van de blinde machten, van de gelouterde vooroordelen, van de vrouwelijke suprematie.

Guusje is dus tof. Ze kent het klappen van de zweep. Roep je het volk op tot opstand tegen de elite, dan ben je een criminele populist. Roep je de machthebbers op tot opstand tegen haar consumenten-onderdanen, dan ben je integer, zoals Guusje. Je dient immers het volk waar je op schiet. Zoals een militair zijn vijand dient die hij tussen de ogen mikt.

Guusje ziet wel iets over het hoofd. Een kleinigheidje. Haar elite is al decennialang in opstand. Tegen het volk, de cultuur, de religie, de gezinnen, het onderwijs, etc. Met andere woorden: Guusje is dus reeds lang in opstand. Deze onzorgvuldigheid zij haar vergeven. Wie zolang in opstand is, vergeet vanzelf dat er nog leven buiten de opstand is.

Ik hoop dat de opstand lukt. Want het zou een mooie opstand worden. Een opstand van de kranten tegen de lezers en de adverteerders. Van de belastingdienst tegen de belastingbetalers. Van de generaals tegen de soldaten in het veld - tegen dit slecht geïnformeerde loopgravengajes, dat geen goed boek leest, maar slechts de kogels van de tegenstander rond de oren hoort fluiten. Een opstand van rechters tegen gevangenispersoneel. Van bankdirecteuren in snelle auto's tegen flitspalen met blikvernauwing. Van linkse lesbo-theologen-korpschefs van Kennemerland tegen de geüniformeerde agenten op straat. Met als afsluiting een opstand van Guusje ter Horst tegen de Partij van de (Telegraaf-lezende) Arbeiders; een opstand van de intellectuele drenkeling tegen degene die hem wil redden, maar ondertussen onwelriekend naar transpiratie geurt.

Kortom: een opstand zoals nooit tevoren. Geboren uit het verlangen van Guusje ter Horst, gesmoord in de sisser waarmee zij afloopt: het geld is op, de burgers zijn op, het land is op.


Lees verder...

zondag 19 juli 2009

Scheiding tussen Roversstaat en Bakstenen

Binnengehaald als de slimste sociaaldemocraat ooit van de Nederlandse politieke cultuur, het kabinet en misschien wel van heel Nederland, doet Minister van Onderwijs Ronald Plasterk goede uitspraken. Aan de lopende band blinkt deze minister uit in goede ideeën. En in evenzoveel correcte toepassingen van zijn goede ideeën. Nu ook weer: er mag volgens deze dienaar van de Staat bezuinigd worden op het onderhoud van monumentale kerkgebouwen; dit vanwege de 'scheiding van kerk en staat' die er volgens Plasterk in ons land heerst. Je moet er maar op komen.

Volgens een stuurgroep van kerken, overheden en monumentenorganisaties loopt het onderhoud van monumentale kerkgebouwen in ons land gevaar. Volgens hen kunnen kerkgemeenschappen de kosten voor renovatie en onderhoud zelf al lang niet meer dragen en zou de overheid bij moeten springen. men wijst erop dat de overheid juist steeds minder geld steekt in het onderhoud van monumentale kerkgebouwen. Men heeft een rapport met deze strekking bij Plasterk gelegd, die behalve onderwijsminister ook minister is van cultuur, en dus van monumentenzorg. Hij wees de conclusies van het rapport van de hand. Als kerken hun gebouwen niet meer kunnen onderhouden is dat hun probleem. Laten ze het gebouw anders maar verkopen aan bedrijven, winkels of musea. De staat is er volgens Plasterk niet voor de bevordering van godsdienstoefeningen, en hij verwijst dan naar het beginsel van 'scheiding van kerk en staat' (toch eens opzoeken waar dat in de Grondwet staat - anders zou zo'n intelligente minister er immers niet mee aan komen zetten?).

Er bestaat in ons land dus een scheiding tussen de staat en de eeuwenoude bakstenen van de kerkgebouwen, zolang deze gebouwen nog op de één of andere wijze worden gebruikt voor de christelijke eredienst. Zodra een kerk een bedrijf wordt, zoals een garagebedrijf, heeft een kerk recht op overheidsgeld. Zodra het een door de overheid gesubsidieerd museum wordt, heeft het ook recht op overheidssubsidie. Hetzelfde gebouw heeft dan recht op geld; echter wanneer er godsdienstoefeningen in plaatsvinden is het verhaal anders. Dan kent de staat geen kerken meer. De staat is gescheiden van geheiligde bakstenen, dakpannen en houten spanten wanneer er onder haar bescherming gezongen en gebeden wordt tot God. Zodra er bedrijfsmatig gezongen wordt in het kader van een carnavalspartijtje kan de subsidiekraan worden opengedraaid. Een uitstekend idee dat verder gaat dan alleen maar een hand op de knip houden: een principieel idee.

Maar weet de brandweer wel dat ze geen toezicht meer kan houden op de brandveiligheidsvoorschriften van deze monumentale kerken? Weten de omwonenden wel dat wanneer er brand uitbreekt in een oud, monumentaal kerkgebouw er vanwege de scheiding van staat en kerkelijke bakstenen geen gevaar bestaat dat vlammen overslaan op andere bouwsels van hout en steen? Weet de minister het zelf wel wanneer hij jaarlijkse de Mattheus Passion meezingt, dan wel bijwoont? En wel in een kerkgebouw? Wanneer de adem van de dienaar die de Staat immer dient zich paart met de weerkaatsing op bakstenen van gene zijde van het bestaan: de door het dogma van de 'scheiding van kerk en staat' geëxcommuniceerde bakstenen van heilige kerkgebouwen die geen staatsdienaar ziet staan?

Deze minister kan nog heel veel van zichzelf leren. De scheiding dient te worden doorgezet. Kan een voorganger wel wonen in een monumentaal pand? En daar enige compensatie voor krijgen? Hebben gelovigen nog wel recht op huursubsidie? Of op politiebescherming? Natuurlijk niet. De staat is er niet om de godsdienstoefening te bevorderen; ze is er ook niet om het welzijn van de godsdienstigen te bevorderen.

Deze immoraliteit van monumentale kerkgebouwen die toch nog staatssteun krijgen voor het onderhoud moet stoppen. Maar wat nu als er een baksteen losraakt en vanuit de parallelle dimensie van de kerk pardoes nedervalt op de kruin van een belastingbetaler? Wat als de centra van onze winkelcentra-binnensteden vol staan met gevaarlijke bouwwerken waarvan de staat het bestaan niet erkent? En wat als de godsdienstigen geen geld hebben voor onderhoud?

Moeten de gebouwen dan geconfisceerd worden? Of moet het kerken worden toegestaan om monumentale gebouwen plat te gooien en de grond te verkopen aan een Russische vastgoedfirma - om maar eens wat te noemen? Het zal wel confiscatie c.q. diefstal worden. Maar nog iets anders: hoe komt het dat kerken geen geld hebben? Secularisatie? Maar waar zijn dan de bezittingen gebleven? Die van voor de Reformatie? De Hervormde Kerk heeft die niet gekregen. Hebben de katholieken ze dan teruggekregen in 1853 of erna? Naar mijn weten niet. En de bezittingen die tijdens de Franse overheersing geconfisceerd zijn dan? Daarvoor heeft de Staat jarenlang traktementen en pensioenen van predikanten betaald. Een schijntje dus. En heeft dat een aantal jaren geleden 'afgekocht' met een habbekrats. In deze afkoopregeling was dus niet voorzien in het onderhoud van gebouwen. Dat was niet nodig, want kerkleden betalen toch immers ook belasting. Niet dus. Het belastinggeld is goed, maar moet wel geheiligd worden door seculiere dogma's.

Na de diefstal door elite en staat ten koste van de kerk liggen de zaken dan ook opeens anders. Waar het geld van de kerk is gebleven, weet natuurlijk alleen Plasterk, en die is te slim om te zeggen waar. Nee, het geld is verdwenen en het principe is tevoorschijn gekomen: kerkmuren die als kerkmuur fungeren mogen neervallen van ellende. Tot ze natuurlijk echt dreigen neer te vallen: nadat sommige kerken hun laatste cent hebben gespendeerd aan het onderhoud van dure gebouwen. Dan zal de roversbende van Plasterk komen om haar laatste roof af te handelen. Pas dan zal de scheiding tussen Roversstaat en Bakstenen worden geslecht. En geen moment eerder.


Lees verder...

donderdag 16 juli 2009

Leven en sterven in een open wereld - bij de uitvaart van Pieter Huys

Gisteren is Pieter Huys ten grave gedragen. Met een plechtige uitvaartmis vanuit de Sint Francisuskerk in Sint Kruis bij Brugge nam de familie afscheid van een geliefde man, vader, grootvader en peetvader. Ook tal van vrienden, medearbeiders en medestrijders namen afscheid. Maar in de tranen nam de Kerk geen afscheid. In een homilie van Mgr. prof. Schooyans werd de blik van de droevige aanwezigen afgewend van de gestorven Pieter Huys naar de levende God waarvan mr. Huys zich een kind mocht weten. De Kerk neemt afscheid, maar verwelkomt tegelijkertijd. In de hemelse liturgie van de Heilige Eucharistie is de Kerk een voorportaal van de hemel. In de consecratie zien wij op Jezus die aan de rechterhand van God zit; zingen wij de dode toe als levende; horen wij het gebed van de gestorven heiligen voor hun strijdende broeders en zusters op aarde.

Wanneer een eenvoudig en gelovig mens sterft in vrede, wanneer zijn uitvaart tegelijk een intocht is, worden de tranen van mensen vermengd met hoop, zoals bloed zich met aarde vermengt. Het christelijk geloof is een indrukwekkende manifestatie van een eenvoudige boodschap. Het is de boodschap van de God die duizenden jaren geleden reeds tot de mens Abraham zei: "Ik geef u de aarde." Het is de boodschap die met Kerst ons toeklinkt: "Ik ben gekomen in deze aarde." Het is het Paasgeluid dat ons leert dat niets een nieuwe aarde tegehoudt, zelfs de dood niet, of het sterven. Het is het Hemelvaart- en Pinksterevangelie dat vanuit de hemel ons wordt geopenbaard: "Ik ben met u op deze aarde; de aarde is van u - samen met God regeert u deze aarde tot in eeuwigheid." God is er met de aardlingen; ook wanneer zij sterven met Zijn naam op hun voorhoofd.

Mgr. Schooyans sprak als vriend van de overledene goede woorden. Hij refereerde aan de wens van de overledene, dat de priester de aanwezigen zou vragen: "Gij, mijn vriend, wat heb je van je doopsel gemaakt?" Waar in menig kerk de evangeliewoorden over 'De barmhartige Samaritaan' de prelude zouden vormen van een misvormd 'evangelie' van een zwakke kerk die de slachtoffercultus tot hoogste goed heeft verheven, hield mgr. een werkelijke preek. Met ferme woorden hielden eenvoud en glans elkaar in een troostvol evenwicht. De gebogen gestalte van mgr. Schooyans straalde een kracht uit waar vele jongeren slechts van kunnen dromen. In zijn biddende en prekende voorkomen werd het woord gewaar van de theoloog Noordmans: "Naarmate de gestalte van de biddende mens ineenschrompelt, wordt die van het gebed groter." Wanneer de mens ouder wordt, wordt de biddende mens tot een vleesgeworden gebed. En wanneer hij sterft, is er een bidder bij God.

Wat is dat voor geloof dat bloemen bij doden legt? Wat is dat voor geloof dat kerken bouwt waar doden liggen begraven? Wat is dat voor geloof dat de dood vreest, maar ook ontkent?

Het Evangelie is een boodschap van kracht. Van kracht in zwakheid. Van kracht die niet op zichzelf, maar op de ander is toegelegd. Het is een boodschap waarin het kleine, het verschrompelende met waardigheid wordt omkleed. Het is een evangelie waarin duidelijk wordt gemaakt dat de tranen die hier vergoten worden in de hemel als gebeden worden opgeheven aan God de Vader. En zoals in de hemel de oudsten rond de troon van God staan, zo zong op aarde, gisteren, in de Sint Franciscus een koor van mannen God toe vanaf de aarde. Op flinke wijze zongen ze de gewijde liederen van de Kerk. God wordt toegezongen door engelen, door zuigelingen, door wenende vrouwen, maar ook door mannen. Ferme mannen omringden de Heer Jezus bij Zijn rondwandeling op aarde. Ferme mannen stonden aan het hoofd van christelijke naties, van de Kerk in de glorietijd van het christelijk Europa. Ferme mannen staan ook rond Gods troon wanneer het getal van gelovigen afkalft, wanneer de overgebleven christenheid zich klein voelt. Niet alleen in de hemel, maar ook op de aarde.

God houdt Zijn Kerk in stand. Hij schenkt ons alles wat we nodig hebben. Hij schenkt mensen die ons tot voorbeeld zijn. Overal waar waarachtig verdriet is bij het heengaan van zo'n voorganger, zal God met ons verder gaan. "Zalig zij die treuren." De treurenden zijn de ware erfgenamen van deze wereld. Daarom is het christelijk verdriet van vrouwen, moeders, kinderen en kleinkinderen zo kostbaar. Daarom is de verslagenheid van vrienden zo rijk. Daarom durven zij die waarlijk treuren ook verder te gaan. Verder te gaan op hetzelfde pad als waar hij die is gestorven op wandelde. Verdergaan op wat voor wijze dan ook.

Pieter Huys, uw God is onze God en Hij is een God van de levenden. Het is een God die meeluistert wanneer wij op gepaste wijze nog eenmaal spreken tot gestorven vrienden. In het verdriet zijn wij één, ook met een broeder die bij God mag zijn. Nu zijn de tranen nog niet afgewist en heeft het verdriet een eigen taal; die van bloed dat zich vermengt met aarde. Het is nog steeds de stem van gebroken gezang dat gewijde ruimten vult. Maar het is een stem van waardigheid.

Daarom: wij gaan verder. Ons handelen is niet ten prooi gevallen aan dood en fatalisme. Het is het handelen van levenden. Het is het handelen van de strijdende Kerk. Dit handelen is nooit vergeefs. Deze moeite wordt altijd beloond.

In Paradisum

In Paradisum deducant te Angeli;
In tuo adventu suscipiant te Martyres,
Et perducant te in civitatem sanctam Jerusalem
Angelorum te suscipiat,
Et cum Lazaro quondam paupere,
Aeternam habeas requiem.


(Vertaling: 'Ten Paradijze'

Mogen de engelen u geleiden naar het paradijs;
dat de martelaren bij uw komst u zullen ontvangen
en u binnenleiden in de heilige stad Jeruzalem.
Moge het koor van de engelen u ontvangen
en moge u met Lazarus, eens een arme,
de eeuwige rust ontvangen.)

Lees verder...

maandag 13 juli 2009

Pas op de plaats

De vakantie is uitgebroken. De regen lijkt vandaag tot zwijgen gebracht; het is een stille maandag. Een moment voor een pas op de plaats. Dat is niet verkeerd, gisteren is er al genoeg gesproken. En geluisterd. Een aantal mensen uit de kring van bitterlemon kwam gisteren bij elkaar om te eten, te drinken, samen te komen, een voordracht aan te horen en het gesprek in volle intensiteit te beleven. De meesten waren ´s ochtends ook in de kerk geweest. In de verschillende kerken hoorden ze een goede boodschap, zelfs beter dan anders. Toeval? Nee. Het gehoor was scherper dan anders. Want voor een aantal van ons stond het samenkomen in het kader van het overlijden van onze geestelijke vriend dr. Pieter Huys. Met dankbaarheid hebben we over hem gesproken. Inhoudelijk en geestelijk hebben we lijnen doorgetrokken die hem niet vreemd zouden zijn geweest. Hoewel niet iedereen van ons op eenzelfde wijze in het christelijk geloof - en in de kerk - stond, was er toch gemeenschap. Ontluikend geloof, nieuwsgierig geloof en verwachtingsvol geloof vloeiden in elkaar over. Het conservatisme, dat gisteren extra werd bepaald bij de grote waarde van het christendom, is een hoopvolle zaak.

Hoop, verdriet en verwachting vallen samen als er een mens sterft - wegvalt. Woensdag wordt onze vriend Huys in Brugge begraven. Sommigen van ons kenden hem persoonlijk. Anderen uit zijn artikelen en hadden hem graag willen ontmoeten. En rond deze gebeurtenis zullen enkele van ons in Brugge enkele goede mannen ontmoeten die zich verbonden weten met dezelfde zaak als waar Pieter Huys voor stond. De liturgie van het leven omvat niet het leven zelf, van samenkomen en vieren; het omvat ook geboren worden en sterven. Het is goed om te beseffen dat het leven nooit gereduceerd kan worden tot etiketten als 'conservatisme', of tot activiteiten van politieke aard of tot conservatief bloggen. Het gevaar van conservatieve deformatie ligt altijd op de loer. Dan gaan bijkomstigheden onze levens bepalen. Dit is het moment om de hoofdzaken te aanschouwen. Een mens wordt geboren en sterft. Een mens leeft uit geloof of niet. Een mens komt samen met anderen of is alleen. Een mens wordt bij zijn afscheid beweend door geliefden of niet. Er is dankbaarheid of niet. Er is het leven, of er is de dood.


Lees verder...

maandag 6 juli 2009

Ongelukkig vaderland

Gelukkig, vaders blijken toch nog gelukkig te zijn. Uit een onderzoek door Discovery Channel onder 3000 vaders blijkt dat het vaderschap de Nederlandse man gelukkig maakt. Kinderen hebben een positieve uitwerking op relaties, vriendschap en vakantie, en mannen verlangen doorgaans niet terug naar de "goede oude tijd" zonder kinderen.

Vaders zijn dus gelukkig. Maar zijn ze wel optimaal gelukkig? Enige tijd geleden was er een ander onderzoek waaruit bleek dat vaders minder gelukkig zijn dan kinderloze mannen. Renske Keizer van het demografisch instituut NIDI in Den Haag publiceerde deze bevindingen in het toonaangevende tijdschrift European Sociological Review. Vaders verdienen dan wel meer dan kinderloze mannen, maar hebben minder vrije tijd. En minder vrije tijd betekent: minder geluk. En volgens Renske Keizer worden Nederlandse vaders zelfs – relatief – ongelukkig van het feit dat ze voor hun gevoel niet genoeg tijd hebben voor zichzelf en hun partner.

Het hebben van kinderen verbindt vaders met de gemeenschap. Volgens de onderzoekers van het NIDI zijn vaders meer betrokken bij de samenleving, hebben ze meer contact met familie, buren en sportverenigingen dan mannen zonder kinderen. Renske Keizer: "Dat ligt aan de kinderen. Doordat zij naar school gaan en bijvoorbeeld op een sportclub zitten, komen vaders vaak ook op deze plaatsen." Maar de band van vaders met de samenleving verloopt ook via moeders en vrouwen: "Vrouwen steken over het algemeen meer tijd in het onderhouden van de sociale contacten."

Zonder heel veel belang te hechten aan het onderzoek, zijn de uitkomsten toch opvallend. Weliswaar is het verschil tussen vaders en kinderloze mannen niet heel groot; hierbij moet echter wel worden meegenomen dat relatief veel mannen met sociale, medische en economische problemen moeilijk een partner kunnen vinden en dat daarvan mag aangenomen dat dit soort factoren hun geluksgevoel nadelig zullen beïnvloeden. Zelfs als we dit dus meenemen zijn kinderloze mannen iets gelukkiger dan vaders.

Wat moeten we met deze onderzoeken? Zijn Nederlandse vaders gewoon aanstellers, of kunnen we iets meer uit deze onderzoeken afleiden?

Het is vreemd dat mannen nadenken over "geluk". Nog vreemder is het om geluk te verbinden met ‘meer tijd hebben voor jezelf’. Wat betreft het eerst: echte mannen streven niet naar geluk, maar naar het vervullen van hun roeping, naar het invullen van hun verantwoordelijkheid. Spinoza noemde deze "roeping" een "bepaaldheid". Volgens hem was echte vrijheid dat de bepaaldheid van een mens werd verbonden met de kracht onszelf in deze bepaaldheden te realiseren. Aan vrijheid gaat dan ook de verantwoordelijkheid vooraf. Met andere woorden: de vrijheid komt voort uit de roeping c.q. bepaaldheid van de mens en is de ruimte om deze roeping te vervullen. Vrijheid en verantwoordelijkheid horen samen, en de verantwoordelijkheid is verbonden met de bepaaldheid van de mens: hoe de mens in het leven is gekomen, in het leven staat, en dit leven ter hand neemt. Het geluk is dan de voldoening van deze Sitz im Leben die men vindt in de verwerkelijking van dit leven. Wat is de bepaaldheid van de man die hij verwerkelijkt? Ten eerste dat hij geboren is en geboren doet worden; geboren is in geborgenheid en geborgenheid schenkt, voldoening heeft in kracht en weerbaarheid en dit ook doorgeeft. Ten tweede dat hij man is, man wordt en anderen tot man laat worden: kinderen uit zijn nageslacht; zijn vrouw die hij door zijn man-zijn bepaalt bij en in haar vrouw-zijn. Geluk is het bijproduct in het streven naar zelfverwerkelijking van de bepaaldheid. Los geluk bestaat dus niet; geluk is altijd een al dan niet uitgesproken bijvoegsel bij de bepaaldheid van de mens, in dit geval: de man. Wie streeft, en gelukkig is, ‘vergeet’ het geluk in de verbondenheid met de roeping en de verwezenlijking. Zoals de Leuvense filosoof Herman de Dijn zegt: "Zelfverwerkelijking in de ware zin veronderstelt een soort zelfverlies, een soort zelfvergetelheid en een soort zelfoverstijging; alleen wie zichzelf verliest, zal zichzelf winnen."

Door geluk los te hanteren, is er in feite sprake van een negatieve invulling van geluk. Geluk is dan niet een concreet goed, maar meer een mogelijkheid – of beter gezegd: een ruimte met potentie om verlangens te verwezenlijken. Er is minder sprake van bepaaldheden, maar eerder van het najagen van externe doelen die van buitenaf worden aangereikt. De Leuvense filosoof spreekt in dit verband over ‘geluksmachines’. In een cultuur waarin geluk niet meer is dan ‘zich goed voelen’, ‘zoveel mogelijk afwezigheid van pijn’ en zoveel mogelijk aanwezigheid van genot’ kan geluk worden opgewekt door machinale middelen: pijnstillers, genotsmiddelen in zowel concrete, farmaceutische vorm, als in de verschijningsvorm van maatschappelijk-culturele fenomenen. Zowel oude als nieuwe machines zijn extern en staan in wezen los van de roeping van de man. De oude geluksfactor was verbonden met gemeenschap, beroepsuitoefening, roeping, verantwoordelijkheid. Dit is kwijtgeraakt en ingewisseld voor een geluksfactor die doel op zich is geworden.

Er is een groot verschil tussen oude en moderne geluksfactoren, tussen externe middelen en met middelen die de bepaaldheid van de man zelf aanreikt. De moderne geluksfactoren zorgen voor verlies van mannelijkheid; de oude factoren versterkten c.q. verwezenlijkten juist deze mannelijkheid. Moderne geluksmiddelen zorgen voor vereenzaming. Door zich te storten in een carrière, door bevrediging te zoeken achter computerschermen vereenzaamt de moderne man. De oude geluksmiddelen versterkten juist de man: het feest, de uitoefening van het ambacht aan huis. Het werk aan huis bepaalde de man bij zijn vaderschap. Als drager van de traditie, als gildelid o.i.d. hield hij de riten in stand die de gemeenschap in stand hielden. Het seksuele genot in de gemeenschap met zijn vrouw stond niet los van generatie en nageslacht.

De levens van moderne mannen zien er anders uit. Jonge mannen hebben steeds minder vrienden. Mensen gaan steeds minder op visite, vooral mannen. Mensen gaan steeds minder bij elkaar uit logeren waardoor mannen minder worden gedwongen tot sociale en rituele uitwisseling met vaders, schoonvaders e.d. – dit terwijl vrouwen nog steeds veel meer met elkaar praten (en de mythe in stand houden dat mannen dat van nature niet doen c.q. deden). Het sociale netwerk van mannen functioneert niet meer. Hun kinderen hebben een eigen wereld van Nickleodeon, dagverblijf, een club buitenshuis, etc. Moderne vaders zijn afgesneden van hun kroost in de bezigheden die zij belangrijk vinden. Het sociale wat men nog heeft, wordt bepaald door de vrouwen in hun leven. De overheid en de cultuur versterken dit beeld en de bijbehorende diepe psychische zekerheden en ervaringen door voortdurend de suggestie op te werpen dat kinderen ten diepste niet van de vader zijn, maar van de moeder (en van de staat). De religie slaat mannen het geloof uit handen door van het geloof een spirituele c.q. vrouwelijke zaak te maken. De cultuur gebruikt hoogstens de mannelijke driften om in te haken; om in een vervolgstadium alle mannelijke emoties als kracht, eer, veroveringsdrang die verder gaat dan het seksuele te marginaliseren of zelfs belachelijk te maken.

Een conservatieve ethiek heeft als taak de moderne man duidelijk te maken dat het beter is het geluk terzijde te stellen en te ontdekken wat de roeping van de man is. De man hoeft geen gelukkige vader te zijn; hij dient een goede man en vader te zijn (daartussen is minder verschil dan men denkt). Het geluk dat hij zo anderen schenkt is later zijn geluk. In de rust ervaart de man het geluk dat hij teweeg brengt. En niet in de roes en het plezier van vrije tijd die met geluksmiddelen wordt opgevuld.

Bron: "Man gelukkig als vader", in Reformatorisch Dagblad d.d. 4 juli.


Lees verder...

zaterdag 4 juli 2009

De enige drukkerij van Nederland

Nederland kent slechts één enkel bedrijf dat in staat is badhanddoeken te bedrukken voor een groot evenement. Gelooft u dat? Dan gelooft u ook de oprechte beweegredenen van de belagers van dit enkele bedrijf: Stichting Gay Sport Nijmegen. Drukkerij Konavo uit Nieuwe-Tonge weigert namelijk badhanddoeken te bedrukken voor deze stichting die "Gay Sport Nijmegen PINK Tournament 2009" organiseert. De badhanddoeken zouden dezelfde tekst moeten dragen. De drukker, de heer Koppenaal, wil geen teksten afdrukken die indruisen tegen zijn principes, en daar valt ook een promotietekst onder voor een homo-sporttoernooi. Dat is natuurlijk een groot probleem. De drukkerij had en heeft op haar website dan wel uitdrukkelijk staan dat men niet alles drukt - maar als je de enige drukker in het land bent, hebben grote evenementen een probleem als je als drukker weigert hun opdrachten aan te nemen. Dan kan het evenement niet doorgaan. Dat mag niet gebeuren, dus moet er een proces worden gevoerd om het bedrijf te dwingen deze opdracht aan te nemen. En de meeste mensen vallen natuurlijk de Gay-club bij. Tenminste: als men gelooft in de oprechte beweegredenen van de Stichting Gay Sport Nijmegen. Maar een normaal mens doet dat natuurlijk niet.

Een normaal mens gelooft niet dat het bedrijf in Nieuwe-Tonge het enige bedrijf is in Nederland - of zelfs in Europa - dat in staat is de badhanddoeken te bedrukken. Er is natuurlijk iets anders aan de hand. Bij het zoeken van een geschikt bedrijf kwam de organisatie van Stichting Gay Sport Nijmegen op de website van het betreffende bedrijf in Nieuwe-Tonge terecht, met de tekst: "Wij voorzien geen afbeeldingen en/of teksten: die God-onterend zijn; die (mogelijk) aanstootgevend (kunnen) zijn; voor activiteiten waar wij principieel niet achter kunnen staan." "Touché", moet men hebben gedacht. "We starten een proefproces - het geld ervoor krijgen ze toch van Plasterk cum suis die met miljoenen richting ons, gays, rondstrooien alsof de crisis iets is uit de sprookjesboeken van Kuyper en Colijn."

Dus deed de stichting melding van de weigering bij het Anti Discriminatie Bureau en zal ze een klacht indienen bij de Commissie Gelijke Behandeling (CGB). [1] Wat in Groot-Brittannië en delen van de VS al schering en inslag is, wil de homolobby ook in ons land doorvoeren. Dus via zogenaamde 'hate crime'-wetten mensen en bedrijven verplichten homo's en transseksuelen met al hun diensten ter wille te zijn. Zo niet, dan ga je jaren de gevangenis in.

De vraag is: waarom zou je als zaaleigenaar niet mogen weigeren een zaal te verhuren aan - pak 'm beet - de Nederlandse Volksunie? Het met vele miljoenen overheidsgeld gefinancierde Feyenoord-stadioncomplex mocht enige tijd terug toch ook weigeren accommodatie te verlenen aan een partij als de PVV? En dat vond links c.q. homominnend Nederland toch ook goed? Via het uitweggetje van de eventuele 'dreigende verstoring' van de 'openbare orde' zal men hier wel iets op verzinnen. Het resultaat zal wel zijn dat gebedsgenezingscampagnes en klokkengelui wel verboden mogen worden, en dat je mag weigeren zalen te verhuren aan rechtse en christelijke clubs, maar dat homo's geen strobreed in de weg mag worden gelegd.

Vandaar deze aanklacht. En er is altijd wel een gekke rechter te vinden die erin mee wil gaan. Of anders is er wel een andere sociaal-liberaal, bijvoorbeeld een leugenachtige D66'er die zich graag voor dit karretje wil laten spannen. De tijd van Stalinistische showprocessen is aangebroken. Het eerste barbertje dat moet hangen, woont 'toevallig' in Nieuwe-Tonge. Hoewel: toevallig? Wie dat gelooft, kan zijn hoofd meteen wel in de strop leggen.

[1] Bron: "Voor geen miljoen druk ik homotekst", in Reformatorisch Dagblad d.d. 3 juli 2009.


Lees verder...

woensdag 1 juli 2009

De Groene Revolutie

Wat hebben Iran, komkommers en het Nederlandse onderwijs met elkaar gemeen? Dat ze alledrie groen zijn, groen blijven, of groen moeten blijven. Groen is de kleur van de Iranese revolutie. Het is de kleur van de Europese komkommer en van de Nederlandse student. Groen is de kleur van de permanente revolutie, van de permanente onwetendheid, van de permanente Europese bemoeizucht, maar ook van de Europese Bunker. Dit bouwwerk wordt steeds groter, maar bevat steeds minder ruimte om te leven. De lucht wordt eruit geknepen, de ruimte om te bewegen neemt af. Het onderwijsplan van Minister van Onderwijs Ronald Plasterk is daarvan het zoveelste bewijs.

De komkommertijd is aangebroken. Net nu de Europese Commissie heeft bepaald dat kromme komkommers voortaan weer 'mogen', buigt het groene, kromme monster van de media zich naar Iran. Groen is daar de kleur van de revolutie. Een goede revolutie eindigt nimmer, dus nieuws is verzekerd. Maar de constante aandacht voor grote revoluties - zoals die van de rechte komkommers of die van de volksopstandjes in Iran - leiden de aandacht af van kleine revoluties. Zoals de Tweehonderjarige Culturele Revolutie in het Westen. Terwijl Iran de aandacht opslurpt, slurpen mannen als Plasterk de Nederlandse samenleving leeg. Zijn plannen om het aantal studies van studenten te beperken of in kosten te brengen, slurpt de academische breinen leeg van onze toekomstige elite; toekomstige academici zullen zo altijd 'groen' blijven, ongevormd en ongerept.

Een aantal politieke jongerenorganisaties heeft daarom de alarmbel geklingeld [1]. Onder initiatief van het CDJA is men de actie "Stop Plasterk" gestart. De opstellers maken zich grote zorgen over de plannen van minister Plasterk aangaande het hoger onderwijs: "Morgen wordt in de Tweede Kamer namelijk gestemd over het plan van minister Plasterk om studenten hun tweede studie helemaal zelf te laten betalen. De minister wil dat studenten, zodra zij hun een eerste bachelor of eerste master hebben afgerond, voor een tweede bachelor of master instellingsgeld betalen. Dat instellingsgeld cirkelt vaak rond de 10.000 euro per jaar. Deze bezuinigingmaatregel heeft grote gevolgen voor de toegankelijkheid van het onderwijs. Studenten met een afgeronde HBO-opleiding mogen straks geen universitaire bachelor meer doen voor wettelijk collegegeld, maar moeten duizenden euro’s per jaar gaan betalen. IJverige studenten die zich graag willen verdiepen en verbreden met een tweede studie krijgen geen kans meer. Juist nu zou het investeren in kennis bij de generatie die straks de kosten van de vergrijzing op zich moet nemen, prioriteit nummer één moeten zijn."

Het lijkt een sympathiek plan, dat van de jongerenorganisaties, en het is ook. Maar zoals wel vaker betreft het hier weinig meer dan een politieke reflex. Het is een gezonde reflex te protesteren als je belangen worden bedreigd en je bewegingsruimte wordt ingesnoerd. Maar het is een reflex vanuit de bunker van de moderniteit. Het is een protest dat protesteert nadat het de afbraak van de Revolutie als uitgangspunt heeft genomen. Het koestert de illusie dat de moderniteit ons vrijheid en speelruimte geeft om onze eigen belangen na te jagen. En dat de optelsom van onze eigen belangen resulteert in de vrolijke balans van het publieke belang. Anders gezegd: het is het persoonlijke belang van de student zo goedkoop mogelijk zichzelf zo breed en degelijk mogelijk te vormen; dit eigenbelang heeft in het kader van kenniseconomie en de huidige malaise op de arbeidsmarkt ook een gunstige betekenis voor het algemeen belang. Het scheelt op korte termijn extra jeugdwerkelozen en op lange termijn zullen de afgestudeerden nog meer kunnen betekenen voor onze economie. Wij willen daar enkele bezwaren bij aantekenen:

1) Er is binnen de cultuur, de politiek en de economie sprake van een toenemende internationalisering. Studenten studeren steeds vaker in het buitenland, volgen steeds vaker colleges in het Engels, denken er steeds vaker over om in het buitenland te gaan werken. Waarom zou een samenleving de extra vorming moeten betalen van academici die een steeds kleinere band hebben met de het land c.q. de samenleving die hun studie(s) betaalt? De Nederlandse gestudeerde elite stemt voor een groot deel op Europa-gezinde partijen en is globalistisch ingesteld. Met het argument van concurrentieverhoudingen (met de rest van Europa, met Amerika of met China) is men voor internationalisering. Logisch gezien zou dit ook moeten betekenen dat inhoud en dus ook kosten van een studie worden afgesteld op de buitenlandse praktijk. Wie teveel afwijkt van het buitenland, jaagt zichzelf op kosten.

2) Verder is er binnen de Nederlandse elite een structureel gebrek aan solidariteit met de onderklasse. Het voortdurende pleidooi dat vanuit de elite klinkt om het minimumloon af te schaffen, het ontslagrecht te versoepelen en de immigratie van goedkope arbeidskrachten mogelijk te maken zijn stuk voor stuk aanvallen op de belangen van de gewone werknemer. Het zijn stuk voor stuk aanvallen op de zekerheid een hypotheek te kunnen betalen, een gezin te kunnen onderhouden of een huwelijk in stand te kunnen houden. Waarom zouden deze belastingbetalers solidair moeten zijn met studenten die op kosten van de samenleving dure extra studies willen volgen zonder dat er sprake is van een direct aantoonbaar maatschappelijk nut?

3) Wat heeft de maatschappij überhaupt aan dubbele studies? Mensen met dubbele studies komen voor een groot deel bij de overheid terecht. Sowieso komen veel academici bij de overheid terecht: zo'n 40 procent. En bij de rijksoverheid en de provincie val je over de dubbele studies. Bedrijfsleven en 'civil society' profiteren maar weinig van de gestapelde studies (voor zover het een stapeling van academische studies betreft). Een overheid heeft al genoeg kennis, specialisten en dergelijke in huis. Als er iemand is die geen meervoudige academici nodig heeft, is het de overheid wel.

4) Plasterk is zelf iemand die naast zijn studie biologie enkele jaren economie heeft gevolgd. Er is op geen enkele wijze te merken dat deze extra studie het denkvermogen van deze minister heeft versterkt, integendeel. Als hij een specialist was gebleven, was hij waarschijnlijk èn minder arrogant geworden èn buiten de politiek gebleven.

5) Hoger onderwijs is te duur. Waarom is er in het hoger onderwijs zoveel onderzoek nodig; onderzoek dat academisch nauwelijks wordt gebruikt en onnodig veel dure academici aan het werk houdt? Maak het onderwijs goedkoper door veel onderzoek weg te snijden, en alleen het belangrijke onderzoek nog te financieren.

Hebben de politieke jongerenorganisaties dan helemaal geen gelijk? Ze hebben deels gelijk. Ze hebben gelijk in zoverre ze bedoelen dat het huidige denken over onderwijs en cultuur de lucht uit het systeem haalt waarin we zijn opgesloten. De afbraak van de civil society, van de vitale extra-statelijke instituties heeft de overheid een monopolie geschonken op het gebied van intellectuele en culturele vorming van onder meer de elite. Nu de overheid alles naar zich toe heeft getrokken, worden de touwtjes aangetrokken. Door middel van rendementsdenken, efficiencydenken, 'time management' en internationalisering wordt de lucht uit het systeem geperst voor zover het er nog in zit. Moderne studenten hebben al nauwelijks tijd om naast hun studie zich breed te ontplooien, bijvoorbeeld in studentenverenigingen en dergelijke. Alles komt nu aan op de vorming binnen de academie. Nu wordt binnen de academie de mogelijkheid uitgeknepen om zich breed te ontwikkelen. En we zien ook binnen het middelbaar onderwijs dat bijvoorbeeld op het gebied van taal vormingselementen als literatuur en cultuur eruit worden geknepen.

Het is de logica van de Groene Revolutie. Geef mensen niet meer kennis dan ze voor de instandhouding van het systeem nodig hebben. Leer ze niet verder te kijken dan hun neus lang is: het eigenbelang. Laat de noodzaak van vorming van een elite samenvallen met het economisch meest wenselijke. Uiteindelijk is het eind van dit proces duidelijk; er staat dan een strak bouwwerk waarin mensen uitsluitend doen wat ze moeten doen, en in hun spaarzame vrije uurtjes onschuldig uit hun bol gaan.

Een goede revolutie creëert eerst veel brokstukken om ze daarna op te ruimen. Deze opruimwoede kan in de opstartfase gepaard gaan met het opeten van de eigen kinderen, maar eindigt op den duur in rustiger vaarwater. De brokstukken worden opgeruimd: traditie, overtollige boeken, overtollige kennis, overtollige instellingen, historisch besef en gevoel voor samenhang, etc. Het resultaat is verbluffend: het nieuwe bouwwerk lijkt groter, maar bevat veel minder stenen. Het blijkt een mooie gevel te zijn die vele, piepkleine, compacte kamertjes maskeert. Piepkleine kamertjes zoals de piepkleine breintjes van onze toekomstige academici: alleen volgestopt met wat rendeert en wat werkt.

En het heeft geen zin een kritiek op dit beleid te voeren binnen het huidige stelsel i.c. onderwijsstelsel. Wat heeft een tweede studie voor zin als de eerste al intellectueel misvormt? Wat hebben meerdere studies voor zin als de klassieke idee van Universitas - van de samenhang van de disciplines en van kennis - ten enenmale ontbreekt in het huidige wetenschappelijke en culturele discours? Hoe kan er zonder zo'n samenhang sprake zijn van enige vorming?

Daarom: stop de permanente, Groene Revolutie. In Iran. Bij de Europese Commissie voor Komkommers. In onderwijsland. En overal in het westen. Maak onderwijs weer nationaal. Versterk de solidariteit tussen elite en werkenden. Maak hoger onderwijs goedkoper. Verbied meervoudig afgestudeerden te werken voor de overheid. Hevel onderzoek en culturele vorming over naar klassieke, extra-statelijke instellingen. Laat persoonlijke vorming weer geschieden waar het hoort: thuis, tijdens het lager en middelbaar onderijs en de fase direct daarna. Schrap onderwijs sowieso uit het takenpakket van de overheid. Beperk de overheidstaak tot het opstellen van een eenvoudig, klassiek curriculum. Deel vouchers uit aan burgers met schoolgaande kinderen. Vertrouw op het eigen initiatief. Maak het aantrekkelijk voor extra-statelijke instellingen vormingsprogramma's op te zetten voor scholieren en studenten.

Kortom: haal onderwijs weg uit de politiek. Weg uit Europa. Weg bij ministers èn bij jongerenorganisaties. Keer de Groene Revolutie om. Een overheid kan mensen niet vormen; ze kan studenten dus ook niet vormen. Met andere woorden: een bestaande universiteit kan dat ook niet. Kijk maar naar Plasterk.

De samenleving moet weer lucht krijgen. Het economische denken moet eruit. Het managementsdenken op de schop. Het politieke denken op de helling. Er moet weer tijd en ruimte komen om zichzelf te vormen. Om gevormd te worden door zelfstandige instellingen, kerken en ouderlijke initiatieven. Of gewoon door goede boeken. Er moet een goed minimumloon komen; niet alleen voor arbeiders, ook voor studenten met een bijbaantje zodat er tijd overblijft. Afgestudeerden moeten zich verantwoorden naar hen die hun studie hebben betaald. Na je studie goedkoop verkassen naar het buitenland zit er dan niet meer bij. Tenzij je je studie terugbetaalt.

Er zijn genoeg ideeën. Het is niet genoeg dat Plasterk wordt gestopt. Er moet een klimaat ontstaan waarin Plasterks overbodig zijn.

[1] Klik hier voor de actie "Stop Plasterk".


Lees verder...