donderdag 19 november 2009

Gehoest vanuit het vooronder ~ Over Ewout Klei

Kan ik net op mijn tenen staande over de keukentafelrand kijken – krijg ik een botervloot naar mijn hoofd geslingerd! Want wat is er aan de hand? Ik zou volgens één van de keukentafelbewoners een levensgrote botervloot voorstaan die al het andere tafelgerei zou uitsluiten. Volgens de andere beschuldigende stem bevind ik me aan de rand van de keukentafel, en dat is niet okay. Want grote kinderen staan niet aan de rand, en al zeker niet onder de tafel, maar zitten er middenop: snoepend uit de pot chocopasta en strooiend met de hagelslag en kwetterend slaakt men dat vrolijk dingen die men mag kwetteren als mama niet in de buurt is: verwensingen, godslasteringen en schuttingwoordekens. Met gloeiende oortjes kijk ik bedremmeld toe hoe de grote jongens met veel verve de ganse tafelinhoud van zich af slingeren: dat is het echte leven! De wanden onder de appelstroop en met de middelvinger gaatjes prikken in de licht belegen plakken kaas. Een droom van iedere jonge democraat, doch niet van mij.

Wat betreft de botervloot: Een zeker Ewout Klei beschuldigt ons van het bezigen fascistoïdiïsminatoiriteiten (een afzwakking van fascistoïde neigingen, welke zoveel betekent als: min of meer fascistisch zijn). Dit zou onder blijken vanwege onze vermeende roep om orde, om sterke mannen en het uitsluiten van groepen als Marokkaanse homo’s en andere homo’s. Nu is Ewout Klei een interessante figuur. Ooit figureerde hij in een toneelstuk over blonde beesten en hield daarin een verwarrende monoloog over ons: een potpourri van aankondigingen van artikelen die hij niet had gelezen, een filmrecensie van iemand die omdat hij dit stuk op onze webisite plaatste tegelijk ons allemaal Nietzscheaans had gemaakt en zo nog wat spekkoekstukjes.

Klei hield zijn theatrale monoloog op een site – Het vrije woord – waar ook de gewraakte filmrecensent op figureerde. Dit bracht me in verwarring: als filmrecensent X. op onze website schrijft, besmet hij al onze mensen. Als hij op Het vrije woord figureert doet hij dat niet. Raar.

Nu is het lastig discussiëren met iemand die geen stukken leest, doch enkel en alleen aankondigingen. Ik deed dat dus maar niet en doe dit nog niet. Ik wil me er niet aan bezondigen. Klei is namelijk een akelig neocalvinistisch mannetje dat na het oppeuzelen van oren en ledematen van geloofsgenoten zich graag stort op toevallige passanten. Ik volg zo iemand niet. Dat hij mij – en ons – wel volgt, is zijn hobby en mag hij ook doen omdat hij een AIO-achtige persoon is die met gemeenschapsgeld tijdens werktijd hun medelanders mogen belasteren. Het is mij wel best; Klei weet meer van ons dan ik van hem en dat wil ik graag zo houden.

Mijn info over hem komt dus niet uit zijn artikelen; die ik niet zozeer mijd, maar nooit tegenkom. Ik baseer mij op de overgeleverde comments uit blogoland. En die doen mij smakelijk lachen. De OSL zou volgens Klei rechts-extreem zijn. Dat is dus inclusief OSL’ers als Hans van Baalen, oud-minister Van Eekelen en Mat Herben, welke laatste ook medewerker was van Het Vrije Woord toen K. erop figureerde. Ook hier zit de besmetting dus in een klein bloghoekje. Maar mijn informatie is blogosferisch, dus marginaal.

Maar nog even over het toneelstuk ‘De blonde beesten’. Volgens Klei, toentertijd, zouden ´we´ (onder meer ik) Nietzscheaan zijn, tegen de zwakken, voor een sterke ordemacht. Tja.

Ik heb voor zover ik weet niets met Nietzsche (slechts eenmaal negatief over hem een opmerking gemaakt; hetwelk mij dus Nietscheaan maakt), ben tegen de mensen die de allerzwaksten (ongeboren kinderen, gehandicapten) willen uitroeien, zoals D66 en andere vrienden van K. en ben als één van de weinige Nederlanders tegen een sterke ordemacht, tegen een Staat en verkies anarchie boven een totalitaire orde waar we nu onder leven. Zoals mijn goede vriend Daniël Overgaauw me zei: “We zijn voor een metafysische orde. Degenen die voor een sterke staat zijn, gaan echter uit van een metafysische chaos.” K. hoort duidelijk bij de tweede soort: de fascistische staatsaanbidders die geen groepen willen uitsluiten, maar iedereen wil laten opgaan in één enkele groep: de staatsonderhorigen.

W.L. Brugsma had het ooit over hen die na de oorlog in het verzet waren gegaan. Hij doelde toen vooral op Adriaan Venema. Nu, Klei is de ‘Spuit 11′ van het naoorlogse verzet dat met het touw in de hand het lijk van Venema – pardon, het lijk van Piet Prins door de straten sleept als angstaanjagend teken van wat een blogosferische oprisping teweeg kan brengen.

Nee, geef mij dan maar de ontzettend domme opmerking van Michael van der Galiën, de protoliberale islamist en post-islame liberalist van DeDagelijkseStandaard, die ons ‘marginaal’ noemt. Met spottende blik beziet hij het strubbelingetje tussen Jonathan van Tongeren van Tongeren en Ewout Klei In zijn ogen bekempen de marginalen elkaar. Van der Galiën is niet om te lachen. Op kosten van de vrouw van Joshua Livestro schrijft deze Friese mohammedaan een Dagelijks Broodblog vol voor rechtse kantoorpauzeliberalen over met name (en eigenlijk alleen maar) ‘Amerika’. Zo iemand is niet marginaal. Zo iemand is hoogst ernstig te nemen.

Laat mij dus maar bij de tafelrand wegduiken als Klei een melkbeker uit zijn glibberige vingertjes laat glippen. De marge: dat is een onderwerp op zich: echt interessant. Daar ga ik komend weekend eens dieper over na denken. Want hoe komt het dat ik alle richtingen op kan kijken, terwijl ik toch aan de rand van het bestaan leef? En hoe komt het dat Klei en Van der Galiën slechts één kant op kunnen kijken en toch menen in het centrum te staan? Raar.

(Speciaal voor Klei:) Disclaimer. © Copyright. Alle rechten voorbehouden.

Opmerking: Mijn opmerking dat ik anarchie boven de staat prefereer, is bij nader inzien quatsch. Je kunt namelijk niet zowel een metafysische orde aanhangen, en tegelijkertijd anarchist zijn. Een anarchist verwerpt namelijk de archè - de eerste beginselen - van het bestaan. Ik ben dus geen anarchist, al lijk ik daar wellicht wel soms op vanwege mijn paleolibertaire inslag. Hiervan akte.

Lees verder...

donderdag 12 november 2009

New Edge

Dit artikel is geschreven tegen bepaalde mensen die anoniem publiceren op Internet. Maar niet tegen allen die dit doen. Want sommigen doen het netjes. Maar anderen niet. Die zullen zich aangesproken weten. Dit zijn namelijk de man-vrouw-anonieme-wezens die immer woedend zijn. Het zijn de virtuele wezens uit een parallelle dimensie die boos zijn als bij een comment het mailadres onjuist is, maar die tegelijkertijd een onjuiste naam juist aansprekelijk vinden. Haal geen grappen met ze uit; ze zullen namelijk anoniem terugslaan. En dat doet pijn. Want wie reageert op anonieme boutades, die schiet op wolken. Zo’n schot komt nergens terecht en veroorzaakt hoogstens een regendruppel. Au!

Veel rechtse, conservatieve, christelijke of katholieke blogosfeer is potsierlijk. Anoniemen struikelen over elkaar heen in het beoordelen, beschuldigen, fileren en bejubelen van anderen. Anoniemen beschuldigen het liefst niet-anoniemen. En doen dat onder fraaie namen zoals …. (vult u maar in). En dat is raar. Anoniem betekent dat je openlaat of je (de anoniemeling) een minister-president bent of een neonazi-skinhead. Voor mij is anonimiteit leuk om iets te roepen of om een grap uit te halen; om daarna meteen te vergeten en over te gaan tot de orde van de dag. Voor de meeste deelnemers van de blogosfeer ligt dat anders. Voor hen geeft anonimiteit extra status: de anonieme is goddelijk onaanraakbaar. Een martelaar van het Vrije Woord, want per definitie slachtoffer van de openbaarheid. De anonieme geest is pas freischwebende Intelligenz: ontdaan van profane persoonlijkheid en platvloerse eigenschappen als lichaam, gezicht, vriendennamen, noem maar op. De anonieme persoon die zichzelf beheerst is pas deugdzaam: zonder reden, zonder gevolgen van eventuele brutaliteit kiest deze ‘persoon’ er dan toch maar voor fatsoen te etaleren. De moderne heiligen zijn dus anoniem. Ze zweten niet, urineren niet, hebben geen liefdesverdriet, zijn nooit moe, morsen nooit bij het soep eten. De anonimiteit is de essentie van de blogosfeer: de boodschap spreekt voor zichzelf, naakt en onpeilbaar eerlijk. Zonder ruis van de echte wereld, zonder hinder van persoonlijke vooroordelen is het anonieme een goddelijke vonk.

Het anonieme is de representatie van het onpersoonlijke. De moderne Staat is bijvoorbeeld onpersoonlijk. Haar troon is immers leeg, zoals vele politieke filosofen, rechtsfilosofen en politici menen. Ik noem willekeurig enkele namen: Afshin Ellian, François Guizot, Femke Halssema, Claude Lefort, etc. etc. En nu komt het: het onpersoonlijke van deze moderne Staat is juist kenmerk van haar gezag. Zou er iemand op de troon zitten, dan zou er sprake zijn van willekeur en vooroordeel: afkomst, religie van de betreffende persoon. Maar wanneer er slechts abstracties op deze troon zitten, zoals ‘soevereine Rede’ of ‘generale volkswil’ is er sprake van gezag. De moderne, gezagvolle stem komt altijd vanachter de troon. En vanuit de coulissen van de moderniteit waarin abstracte, steriele en afgewogen argumenten een groter gewicht hebben dan alle Holle Bolle Gijssen van deze wereld bij elkaar.

In de katholieke blogosfeer is anonimiteit een vorm van protelicisme. Protestanten koesteren structuren die onpersoonlijk zijn: gezagsstructuren zonder bisschoppen, pausen en priesters. Men is trots op democratische structuren, op kerkgenootschappen waarin de kerkorde belangrijker is dan de dogma’s of de confessies van eeuwen terug. Niet het belijden en spreken van de Kerk van alle eeuwen, maar de spelregels van kerkje X te Y hebben het grootste gewicht. Katholieken vinden dit maar raar. Behalve op Internet, daar heeft het onpersoonlijke van de anonimiteit de lichtglans van het bovenpersoonlijke. Daar krijgt het Concilie aller Concilies haar weerglans in de bloggers aller bloggers. Hoe onpersoonlijker, des te groter. Des te grootser en des te aanweziger de Heilige Geest. Pas daar waar het vrije spel van het virtuele ABC wordt gespeeld, is er de ernst. De dogma’s zijn verankerd in toetsenborden, worden geschreven met het bloed – pardon koffie van anoniem getik. Vanuit de schuilkelders van het postconciliaire kerkendom klinken er de hosanna’s op de vruchten van de moderne antwoorden van de hippe kerkvaders van de sixties.

Maar…

Maar is het geoorloofd anoniem te beschuldigen, gehoorzaamheid af te dwingen, vriendschappen te sluiten en loyaliteiten en disloyaliteiten te laten blijken? Volgens veel mensen, vooral bloggers, wel. Ze doen het in ieder geval. Tot eigen tevredenheid. Tot mijn ontevredenheid die zich uit in spot. Waarom niet? In een maatschappelijk debat waarin onvrede strijdt met onvrede, waarin anonieme Internetpastors dwepen met diepe waarheden – mogen lippen dan niet opkrullen?

Internet is, net als andere media, een reductie van de ontmoeting tussen mensen. Het middel deformeert. Wie persoonlijk iets kan zeggen tegen een ander moet daarom niet de telefoon pakken. Wie iemand kan bellen, moet geen mailtje sturen. Wie met naam en toenaam kan schrijven, moet niet anoniem gaan schrijven. Dat is vrij eenvoudig te begrijpen. Tenminste voor normale mensen. Want ieder medium is geen werkelijke ontmoeting, maar een instrument c.q. een middel met tekortkomingen. Soms moet er zelfs sprake zijn van een excuus om in bepaalde omstandigheden een bepaald medium te mogen gebruiken. Een klaagbrief moet pas worden opgestuurd als het niet anders kan dan dat deze geschreven wordt. Er kunnen gegronde redenen zijn om brieven te schrijven met een vervelende inhoud. Of om iemand te bellen als een persoonlijke ontmoeting om tal van redenen niet mogelijk of zelfs verstandig is. Zo kan het ook geoorloofd zijn om anoniem te schrijven, via pers of Internetmedia. Want ook anoniem bloggen kan goede – nobele – redenen hebben. Je kunt een ander willen beschermen, of je broodwinning terwijl bepaalde dingen toch gezegd moeten worden. Of als de vrijheid van meningsuiting (geheel of deels) niet meer bestaat. Wie daarentegen zonder zulke gronden structureel de anonimiteit zoekt in het publiceren, dient te beseffen dat hij of zij een aantal wissels heeft genomen die niet zijn terug te zetten, tenzij je de anonimiteit opheft.

De anonieme blogger heeft de hoop op een discours opgeheven, evenals op de vriendschap op afstand. Het pad van het discours loopt namelijk via zaken als autoriteit, vertrouwen, incasseringsvermogen, etc. Van een anonieme blogger weet je niet of zijn of haar arbeid roeping is, lotsverstrengeling of hobby en zelfs goed gecamoufleerde frustratie. Dit zijn stuk voor stuk geen redenen om iemands inspanningen af te wijzen, maar beïnvloeden wel de interactie van de discoursvorming. Anders gezegd: in een gezonde discoursvorming is het medium slechts een bijproduct, een tijdelijke vastlegging van een tussenstadium. De eigenlijke arbeid, het eigenlijke samen-denken en samen-leven vindt immers real life plaats. Voor de anonieme blogger is dat lastig. Real life deelnemen aan het discours is voor hem of haar niets anders dan anoniem tikken achter een PC en zoveel mogelijk real life in postings stoppen. Dat kan nobel zijn bedoeld en ook zo overkomen; het is en blijft verwrongen deformatie.

Anoniem bloggen vervormt de deelnemers en reduceert ze tot onderdelen van een communicatieproces. En dit terwijl de anonieme blogger zich- of haarzelf vrijwaart van problemen die bij niet-anoniem bloggen wel zouden (kunnen) optreden. Dit is makkelijk, maar plaatst daarmee de anonieme persoon in een ongeloorloofde positie wanneer hij dingen pretendeert die alleen publieke figuren toekomen: beschuldigen van personen, gehoorzaamheid afdwingen (of verlangen dat mensen ‘gehoor verlenen aan’),

Je kunt het omdraaien: de niet-anonieme schrijver heeft immer een moreel voordeel ten opzichte van de anonieme schrijver. Een niet anoniem schrijver kan nooit door een anoniem schrijver worden beschuldigd. De anonimicus kiest er namelijk voor om in het midden te laten of hij of zij zelf niet in veel grotere mate schuldig is aan het eventuele vergrijp. Je kunt anoniem een pilsjesdrinker beschuldigen van drankgebruik, maar als ten principale nooit duidelijk mag worden of jezelf niet een alcoholische bierbrouwer bent, is zo’n beschuldiging ten principale immoreel. Want ze is anoniem geuit.

Nogmaals: anonimiteit kan goede redenen hebben. Maar ook dan moet hij of zij voor lief nemen dat de andere, niet-anonieme persoon niet uitgaat van dergelijke redenen en derhalve geen enkele morele waarde verleent aan de in zichzelf gefundeerde – anonieme – autoriteit. De anonieme kan dit ondervangen door zich niet te mengen in een debat, of door louter feitelijke informatie door te geven. Want zoals gezegd: anonimiteit kan te rechtvaardigen zijn, soms tijdelijk. Maar de nadelen zijn groot. Anonimiteit ontvlucht het lijden. Het mijdt de kameraadschap en de hartelijke humor. Een anonieme digitale blogger toont geen hart want hij of zij snijdt juist categorisch de weg naar het hart af in de anonimiteit. Bij een zakelijke anonimiteit is dat niet zo erg, maar bij een missionair gedreven anonimiteit is dat wel erg.

Het gekrakeel in katholiek blogoland, het gekrakeel op een Dagelijkse Standaard, het gekrakeel waar dan ook, is het gekrakeel van koppen zonder kippen. Het lichaam is op aarde. Het sprekende hoofd is opgestegen tot de blogosfeer. Als een voorbode van een nieuwe tijd, waarin mensen geen lichamen meer hebben, maar anonieme rimpels veroorzaken in de etherische woestijn van spamfilters, van tronen zonder lichaam en lichamen zonder hoofd.

Lees verder...