woensdag 30 maart 2005

DE WEG NAAR EEN THEOLOGISCH DAMASCUS

Het christendom is in een minderheidspositie beland; de verwarring slaat toe. Zelfs een flirt met de islam behoort dan opeens tot de mogelijkheden. Het resultaat is een plek van kaalslag en angst: een theologisch Damascus. Nu de aanval van sommige prominente orthodoxe christenen op de beweging van "conservatief, liberaal en nieuw-rechts" is ingezet, en daarnaast de Islamitische medeburger is ontdekt, is er in ieder geval duidelijkheid aan het ontstaan. Het is een duidelijkheid die afstevent op een reeks van oneindige doemscenario's en de orthodoxie zal doen belanden in een theologisch Damascus: een plek van kaalslag en angst, waar veel er niet meer toe doet, en alleen de kunst van het overleven in tel is.

Het seculier gebeuk op de religie neemt toe. En dit terwijl christenen een minderheid zijn geworden. Sinds de moord op Theo van Gogh komen de bondgenoten in het zicht: de islam en de "linkse kerk" [1]. Daarnaast lijkt het erop dat de nood der tijden tot leven komt. In de afgelopen tijd zijn er tal van geluiden en artikelen gehoord en verschenen die in deze richting gaan. Volgens dr. G. van den Brink en het samenlevingscontract van CV Koers zijn dat eerst onder medechristenen en daarna de moslims en andere wat men noemt religieuzen. Eerst moeten de christenen zich aaneen sluiten om daarna tot werkafspraken met moslims en Joden te komen. Vergelijkbare geluiden waren er te vernemen van ChristenUnie-politica Tineke Huizinga, ds. W. Visscher en W. Büdgen van het orthodox-gereformeerde onderwijs.

Een andere interpretatie

Deze gebeurtenissen van de laatste tijd laten een onthutsend beeld zien van de huidige stand van het christelijk geloof. Het gemak waarmee veel ballast van zich af wordt geworpen, dingen worden verzwegen en oorspronkelijke vijanden - zonder al teveel fundamentele overdenking - opeens als bondgenoten worden gezien, is opmerkelijk.

Katalysator en spreekbuis voor deze ontwikkelingen is de theoloog en godsdienstfilosoof dr. G. van den Brink. Als docent van de “gereformeerde bond in de PKN” aan de universiteit van Leiden en als huisfilosoof van de ChristenUnie, gaf hij enige tijd geleden de voorzet om tot een bondgenootschap met de islam te komen [2]. Hij deed zijn voorzet in het kielzog van het “samenlevingscontract” dat onder initiatief van het christelijke opinieblad CV-Koers werd opgesteld [3] om christenen, joden, moslims en seculieren, na de moord op Theo van Gogh samen de multiculturele rechtsstaat te laten verdedigen.

Een mens is te kennen aan zijn primaire en instinctieve handelen. In tijden van crises en van angst komen we erachter: “in tijden van nood leert men zijn vrienden kennen”. Als dit waar is, dan schetsen de laatste ontwikkelingen een naargeestig beeld van het christendom. Door de nood gedreven reageert men op de moord op Theo van Gogh door naast de moslims te gaan staan en te insinueren (door er de Joodse gemeenschap bij te betrekken) dat er een reprise van ’40-’45 aan zit te komen.

Dat men hiermee het Nederlandse volk – al is het niet in de kou laat staan – in ieder geval op het verkeerde been zet, moge duidelijk zijn. Want ondertussen blijkt zonneklaar dat er talloze Nederlanders slachtoffer zijn en van hun zogenaamde “medelanders” en van een Haagse politiek die jarenlang de ogen sloot voor de levenssituatie van tal van Nederlanders in wijken als Spangen (Rotterdam), Schildersbuurt (Den Haag) en Bos en Lommer (Amsterdam). De angstreactie van de kerken is misschien als angst (geboren uit lafheid) nog te begrijpen – zij het dat het laakbaar blijft, maar de theologische fundering die meteen uit de kast gehaald wordt, kan niet anders dan christenen in de verdachtenbank zetten, wat HP De Tijd dan ook begrijpelijkerwijze deed [4].

Dat HP De Tijd alleen vrijzinnige voorbeelden noemde, zoals het Reformatorisch Dagblad suggereerde, bleek al snel een wassen neus te zijn. Niet alleen had HP De Tijd het samenlevingscontract over het hoofd gezien (wat het Reformatorisch Dagblad gemakshalve dan ook maar deed), ook deed dr. G. van den Brink van zich spreken met zijn pleidooi voor werkafspraken met moslims. En ook bij hem dook de suggestie weer op dat het met de houding tegenover moslims (en christenen) wel eens dezelfde kant op zou kunnen gaan als dat het de joden in het verleden was overkomen.

Een landschap van bontgespikkelde verfpotten

Was de situatie niet zo ernstig, en de boodschappers niet de eersten de besten, dan was het onbedaarlijke lachen eerder op zijn plek geweest dan erop in te gaan. Het landschap van bontgespikkelde verfpotten dat het theologicum van Van den Brink en tal van andere orthodoxe voorgangers voor ogen staat, is een wonderlijk samenraapsel van alles wat er maar te bedenken valt.

Zo moeten we bijvoorbeeld, volgens hem, om de oorspronkelijke betekenis van tolerantie te leren bij de Franse filosoof Voltaire zijn, die zei: "Ik walg van uw ideeën maar voor uw recht om ze uit te dragen ben ik bereid te sterven." Hoe concreter men dit beeld invult - een tot de dood toe strijdbare Van den Brink die ons beschermt tegen Jan Rap en zijn maat? - des te ongeloofwaardiger deze voorstelling wordt. De staat van dienst van zowel Van den Brink als van Voltaire onderstrepen deze bereidheid om te sterven in ieder geval niet. Het zal wel de sterke Staat wel weer moeten zijn die moet strijden voor tolerantie. Want een politiek kan niet zonder dwang, dus een politiek van tolerantie ook niet.

Het tolerantiebegrip van Van den Brink heeft dus wankele basis: de sterke overheid c.q. Staat. Hoe kunnen we in zijn visie de ander dragen (tolerere)? Door de overheid boven ons te zetten en de basis weg te nemen, kunnen we deze “tolerantie” niet anders dan alleen maar geestelijk interpreteren. Bevinden ik en de ander ons dan niet beide in eenzelfde moeras en trekken we elkaar dan niet aan de haren omhoog? De fundamentele switch wordt door Van den Brink aangevoeld en ingevuld met een tuimelende reeks vallende dominostenen die hij markeert met het beginpunt Augustinus.

De oplossing van Augustinus

Het claimen van Augustinus, zoals Van den Brink doet, heeft een voordeel: iedereen kent Augustinus. Het heeft ook een groot nadeel: iedereen claimt hem als de zijne. Vrijzinnigen, Rooms-katholieken, conservatieven, reformatorischen - iedereen doet aan Augustinus. Het belangrijkste wapenfeit van Augustinus was dat hij de werkelijkheid in twee rijken scheidde: de stad van God (civitas Dei) en de stad van de mens (de civatas terrena). Door deze scheiding aan te brengen en te funderen kon de christenheid tijdig het Romeinse Rijk loslaten, en heeft Augustinus de katholieke kerk ervoor behoed meegesleurd te worden door de val van dit rijk.

Nu de situatie, volgens sommigen, net zo nijpend is geworden als onder Augustinus en de horden ons weer bedreigen, menen we ons te herkennen in de vroege kerk en in haar kerkvaders. Door terug te gaan op Augustinus zijn we in staat om afscheid te nemen van de theocratie, van de middeleeuwse kerk (die vergelijkbaar is met de razernij van Hirshi Ali), het Oude Testament, en kunnen we ongestraft zwijgen over de eerste eeuwen na de Reformatie. Het scheiden van de Staat en de Kerk wordt zo de redding voor een kleine minderheid met grote pretenties. “Als we de pretenties willen laten staan, dan moeten de Kerk en de Staat er maar aan”, zo moeten vele orthodoxe leidslieden gedacht hebben.

Ondertussen schildert men een contrast tussen moslims en christenen dat er mag zijn. Terwijl men over moslims zegt dat hun religie diep gaat en daarom niet zomaar weg te vegen is, veegt men nagenoeg de gehele traditie van zichzelf weg. Met andere woorden: het geloof van christenen zit dus niet zo diep! Ook is het merkwaardig dat wij achter moslims moeten gaan staan, en niet andersom. Wij leven hier toch al? Hebben toch mede dit land opgebouwd? Hebben er toch al eeuwenoude rechten? Maar nee, omdat moslims geen leiders hebben moeten wij achter hen gaan staan. Wij moeten de moslims dus leiden? En als leiders achter de mensen gaan staan? Welke lippen zouden hier niet van omhoog krullen?

De vraag die we hier echter aan de orde willen stellen, is die naar de verhouding kerk en staat. Gezien het netelige van de kerkvraag, richten we ons hierbij vooral op de Staat.

Een tolerante Staat?

Het introduceren van de tolerante Staat zonder Gods Wet is een merkwaardige move. Kiezen we hiermee voor een neutrale overheid? Max Weber en Eric Voegelin hebben ons op het agnostische en blinde karakter gewezen van zo'n moderne Staat. Onmachtig om maar het verschil te zien tussen God of duivel, is deze Staat een voortdurend levensbedreigend machtsapparaat. Zo'n Staat is geen schutse tegenover het gevaar van de antichrist, maar een doorlopend voorportaal daartoe.

Hoe zou het anders kunnen zijn? Hoe moet immers een blinde Staat haar moraal vaststellen? Op basis van deskundigheid van vakspecialisten? Zijn zij dan wel in staat het verschil te ontwaren tussen God en Duivel? Bij christenen hoeft de Staat niet aan te kloppen; de civitas Dei en de civitas terrena verstaan elkaar per definitie niet! Blijft over een blind appel doen op wederzijds vertrouwen als basis voor een juist intuïtief luisteren naar het volk van de Weg. Maar op basis waarvan? Medemenselijkheid?

Het is de medemenselijkheid die zowel het “samenlevingscontract” als Van den Brink naar voren schuiven. Daarbij doet men twee dingen. Ten eerste wordt door voorgenoemde leidslieden de historische en staatkundige basis onder deze medemenselijkheid genegeerd door de medemenselijkheid multicultureel zo breed mogelijk te trekken. Ten tweede maakt men haar eigen “burgerschap” los van ons land door er een “hemelse” tint en invulling aan te geven.

Men vergeet daarbij wel één ding: Paulus was dan wel burger van de hemelen (Fill. 2), maar hij was ook burger van “Rome”. En hij was lid van het Joodse volk. Beide aspecten verloochende hij niet. Door zich als Jood op te stellen gaf hij een primaat aan de verwantschap van de volksgemeenschap. Door zich als Romein op te stellen, eiste hij zijn volwaardige rechten op temidden van de rechtsstaat. Beiden vielen voor hem niet samen, maar beide aspecten wogen wel mee. De politieke werkelijkheid van Rome absorbeerde bij Paulus niet de historische werkelijkheid van Jeruzalem. Maar christenen vandaag kennen geen Rome en geen Jeruzalem, tenzij men een “geestelijk” Jeruzalem bedoelt.

Wie citeert wie?Bij vreemde bewegingen hoort ook gesjoemel met citaten en gedachten. Zo komt Van den Brink schijnbaar aanzetten met de woorden van Jezus, maar gebruikt de woorden van Jezus om die van Kant te verpakken: de Categorische Imperatief van Immanuel Kant legt hij in de mond van Jezus Christus: "Gelijk gij wilt, dat u de mensen doen zullen, doet gij hun ook desgelijks". Volgens Kant moet de kerk van de staat gescheiden worden om zo de innerlijke en zuivere godsdienst te kunnen handhaven. De Staat baseert haar handelen met name op de zogenaamde Categorische Imperatief die op bovengenoemde stelregel is gebaseerd uit Matth. 6. Maar er is een groot verschil tussen de woorden van Jezus en die van Kant. Jezus richt Zijn woorden tot het volk van de Wet en de Profeten die gerechtigheid willen voor zichzelf en dat daarom, volgens Jezus, ook een ander moeten toewensen (Shalom). Bij Kant is dit niet het geval, en bij Van den Brink ook niet. [5]

Kant richt zich met deze algemene stelregel op alle mensen. De Italiaanse filosoof Giovanni Papini heeft terecht de dubieuze basis achter deze woorden ontmaskerd: "De imperatief moest, om het kwalificaat redelijk te verdienen, toepasbaar zijn op iedereen. Dat beginsel geeft de rede niet." Papini wijst het gevoel van Rousseau aan als de basis van Kants gelijkheid van alle mensen. En niet alleen hij. Ook de revolutionaire denker Karl Marx erkende de Imperatief van Kant als revolutionair principe bij uitstek.

Maar daar komt nog iets bij. Wie iets van de Verlichting wil begrijpen, moet iets van haar motieven verstaan. Een drijfveer was de angst die was ontstaan bij het wegvallen van de kosmische orde van Gods Wetten en van de Corpus Christianum. Het wegvallen van deze orde deed sommigen naar het natuurrecht grijpen (Locke en Rousseau), anderen naar de sterke staat (Hobbes) of de zuivere rede (Kant). In de praktijk grepen de middelen in elkaar en was het resultaat hetzelfde: een sterke, soevereine staat die boven alles stond, zelf wetten maakte en tolerante onverschilligheid bedreef inzake godsdienstige geschillen. Toen Voegelin en Weber de blinde Staat voor zich zagen, was deze het maaksel van Kant, Voltaire en anderen. [6]

Democratie zonder dwang?

En nu moeten we volgens vele orthodoxe leidslieden deze democratische rechtsstaat principieel omhelzen. En met Churchills woorden in gedachten wordt van de democratie wordt gezegd dat we ons geen beter systeem kunnen voorstellen. Als wij ons niets beters kunnen voorstellen, dan ligt dit aan ons gebrek aan voorstellingsvermogen. Tijdens de Reformatie, de middeleeuwen, het Oude Testament was er ook geen democratie. Zoiets theologisch over het hoofd zien is een misser.

Wat vooral een rol lijkt te spelen is de angst om te verbieden dat wat tegen je gebruikt kan worden: zaken als godsdienstvrijheid en vrijheid van onderwijs. Als Van den Brink (en Holdijk van de SGP) in dit kader stelt dat dwang uit den boze is, verraadt hij zijn Kantiaanse staatsvisie. Want dwang is ten allen tijde mogelijk en geboden, maar niet inzake godsdienst.

Hoezo dan niet? Mag een overheid zich niet verweren tegen (opkomend) fascistische, communistische of nationaal-socialistische ideeën? Tegen stromingen die de fundamenten van de beschaving en de cultuur willen vernietigen en daarvoor zelfs de rechtsstaat gebruiken en misbruiken? In dit kader denken we overigens niet alleen aan de islam, maar ook aan liberalen als H. Philipse en Hirshi Ali die de godsdienst willen uitroeien met behulp van de zogenaamde rechtsstaat.

Het probleem van dwang en geweld is niet gelegen in de zaken die men aanreikt: gebrek aan tolerantie en een overheid die zich nergens mee bemoeit dan met het stoffelijke. Het geestelijke en het stoffelijke kunnen niet gescheiden worden. Daar is zo langzamerhand iedereen van overtuigd, behalve – in theoretische zin – de Kerk en de Staat. Het probleem is gelegen in de orde. Nader gepreciseerd: orde, verbond, unie en burgerschap.

Om het laatste als voorbeeld te nemen: de weigering om het burgerschap te funderen en af te grenzen heeft ons opgezadeld met enorme problemen op tal van terreinen. Wie ook maar één teen in ons land zet, krijgt meteen de volle burgerrechten in de schoot geworpen. Daarmee is dat burgerschap volledig waardeloos gemaakt en is alle historische en dure inspanning, ten bate van ons land, geschoffeerd. Dat moderne kerken hier hun slaatje uit slaan door de immigrantenkerken en de multiculturele kerken in de armen te sluiten, ter oplossing om haar eigen afkalving tegen te gaan, is een schoffering van dit burgerschap in het kwadraat.

Door de Staat te onttrekken aan de menselijke maat “ontmenselijkt” de kerk deze Staat. Evenals ze dat doet met het begrip “naastenliefde”. De totalitaire claim van deze naastenliefde (vanwege haar grenzeloze aanspraak) is een bedreiging voor elke orde van recht, volk en verbond. Die orde – als uiting van de scheppingsorde – is duur bevochten; en wie weet de prijs van de dingen beter dan de Kerk? Niet dus.

De Staat als apparaat

De Staat is volgens Kant niet gefundeerd in de scheppingsordeningen, maar is een apparaat dat boven ons staat. Wanneer de Heidelbergse Catechismus het over het overheidsgezag heeft, doet ze dat in het kader van het gebod: "Eert uw vader en uw moeder". Het gezin is niet alleen de hoeksteen van de samenleving, maar ook de basis en het fundament van de Staat. Het is de toetssteen die op de menselijke maat is toegesneden. Er is geen wezenlijk onderscheid tussen de gezagsverhoudingen binnen het gezin en binnen de Staat. Dwang verwerpen op staatsniveau moet zodoende ook consequenties hebben voor het gezin. En kunnen wij dat nog kunstmatig scheiden (met een beroep op wie?), de moderne Staat zal dit niet doen. Met welk recht dwingen wij straks onze kinderen om mee naar de kerk te gaan?

Het verwerpen van dwang lijkt te zijn ingegeven door het angstmotief: "stel dat ze zich tegen ons zullen richten." Wie bang is, is niet alleen bang voor de ander, maar ook voor zichzelf. Angst creëert roep om beheersing, terwijl de vrijheden worden geannexeerd in het systeem als onderdeel van de instrumentele vrijheid. Het zijn vooral zwakke en ontwortelde mensen die roepen om een sterke tolerante staat en die het rijk van de angst van Hobbes en Rousseau betreden. (En die hard mee schreeuwen met een Voltaire.)

Angst leidt ook vaak tot vreemde logica. Om verdere radicalisering van moslims te voorkomen, mogen we van Van den Brink, Visscher en CV Koers niet in vijandtermen spreken over de Islam. Maar daarentegen mogen we wel de liberalen als vijand zien. Behalve de vraag of wij het recht hebben iemand als liberaal weg te schrijven, is dit een vreemde redenering. Kunnen liberalen (waar er ook best wel veel van zijn) dan niet radicaliseren? Jazeker, dat geeft men ook toe. Maar om dit gevaar in te perken, hebben we de Islam nodig, waarvan men toegeeft dat ook dezen kunnen radicaliseren. Merkwaardig...

Oneindige doemscenario's

Wij vrezen, dat we door het volgen van het spoor van Van den Brink en dat van mensen als die achter het samenlevingscontract (en in mindere mate dat van ds. Visscher), in een vrome nachtmerrie zullen belanden. De condition humaine van het vreemdelingschap levert zelden tot nooit gezonde mensen op. De angst naar buiten zal vroeg of laat bezit nemen van onze binnenste instituties (kerk en gezin) en zelfs van ons innerlijk.

Het voortdurende leven in een shocktoestand zal alle resten van gezonde geloofstraditie, die nog zijn blijven liggen, opruimen. Er is niet te leven met de oneindige spanningsbogen van vele orthodoxen van dit moment. Ten eerste niet met die tussen het Nieuwtestamentische zuivere geloof en het eschatologische. Ten tweede niet met die tussen de roep tot aanpassing en de voortgaande afval van Gods Wet.

Eschatologische christenen hebben geen innerlijke en gefundeerde band met de natuurlijke, historische en politiek-sociale concrete mens. Welk recht hebben dezen om zich met de Staat te bemoeien? Daarnaast is de spanning tussen aanpassing en secularisatie helemaal onmenselijk. Hoe moet een afkalvend en afzwakkend christendom steeds meer rekening houden met een steeds vijandiger wordend klimaat? Want de vervreemding zal niet alleen toenemen, er is geen enkele garantie dat de (wederzijdse) afval gestopt zal worden.

Wie deze paden wil bewandelen zal zich steeds meer op willen en moeten sluiten. Weg van de erotische billboards langs de wegen? De tergende muziek in de supermarkten? De ontwrichtende echtbreuk in onze gezinnen en het pastorale begrip hiervoor? De wereldse lesprogramma's op onze scholen? Wie denkt dat dit mogelijk is, en dat we weer terug kunnen gaan naar de eerste christelijke gemeente leeft in een grote illusie. Het concrete en historische christendom is naar buiten getreden. En daarbij leven we in een maatschappij waarin veel minder privé-domein mogelijk is dan in het Romeinse Rijk. En waar blijft dan de verantwoordelijkheid voor de historische en culturele erfenis van ons land en werelddeel?

Een theologisch Damascus

Volgens een enkele verdoolde profeet leven we nu al in een stad zonder catacomben en in een land zonder spelonken om te schuilen. Wat we zien, is een theologisch Damascus als een rijk van angst en loslating. Wat voor ons ligt is een smeulend land met ruines van de sinds de jaren '60 gekoesterde vernietigingsdrang. In christelijk en theologisch Nederland klinkt de roep om te overleven. En wat is er mis met deze onblusbare drang om te overleven? Er is alles mis mee. Op louter en langdurig overleven volgt altijd dood, ziekte of decadentie. Het moet ons om niet minder gaan dan het leven zelf! Het problematische van de de verhouding tussen geloof en (politiek) leven mag geen vrijbrief zijn om dit leven te ontlopen. En dit zien we gebeuren bij Van den Brink, CV Koers en vele anderen. Het gemak waarmee deze lieden zaken loslaten, doet ons vrezen.

Noten

[1] Zie het artikel De linkse kerk en het libertijnse kerkendom van ds. H. Oussoren.
[2] Voor het lezen van het interview met dr. G. van den Brink d.d. 11-1-2005 in het Reformatorisch Dagblad, "Lijden aan vele visies - Theoloog Van den Brink: Christenen moeten zich achter moslims scharen", klikt u hier.
[3] Het samenlevingscontract is te vinden op de site van CV Koers: www.cvkoers.nl.
[4] Zie HP De Tijd "Kerstnummer" december 2004: "Flirten met Allah", zie voor het RD-commentaar hierop: hier.
[5] Van den Brink herhaalt deze stelregel in het Reformatorisch Dagblad d.d. 19-03-05
[6] Daarom is zo het spijtig redelijke kerels als dr. C.P. Veerman en ook de Italiaan Buttiglione te zien schermen met Immanuel Kant.

Geen opmerkingen: