vrijdag 26 oktober 2007

RECHTSSTAAT VERSUS AMBT

Het kabinet stuurt binnenkort een wetsvoorstel naar de Raad van State om radicale predikers sneller uit hum ambt te kunnen zetten. Deze maatregel is vooral bedoeld om radicale imams aan te kunnen pakken. Dit lijkt een loffelijk streven. Maar ook hier schuilen tal van adders onder het gras. Niet de terreurdreiging, maar de strijd tegen discriminatie is het Leidmotief. En daarvoor moet onze rechtsstaat sowieso wijken. In de ogen van menigeen zijn tal van radicale imams een doorn in het oog van de politiek en - in het verlengde hiervan - van justitie.

Een recent rapport van de AIVD (Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst) concludeerde weliswaar dat er bij het gros van deze radicale imams geen sprake is van geweld of een oproepen daartoe, maar toch stelt men vast dat er bij de zogenaamde radicale imams sprake is van een groot risico voor onze rechtsstaat. De vijandschap ten aanzien van onze rechtsstaat die deze predikers verkondigen - volgens de AIVD - is doordrenkt met een antidemocratische houding, en een visie op vrouwen en homoseksuelen die - volgens de AIVD - op gespannen voet staat met deze rechtsstaat. Dus niet de expliciete steun aan geweld of een oproepen ervan is het probleem rond deze imams, maar hun houding ten opzichte van de liberale rechtsstaat, die zoals u weet allang niet meer slechts de "Staat" behelst, maar zich meer en meer uitstrekt over geheel het mensenleven. Niet het terrorisme, maar de discriminatie. Niet het geweld, maar het ondemocratische. Daarom moeten imams eerder uit hun ambt worden gezet.

Het is een vreemd voorstel [1]. De steun van de overgrote meerderheid van de Tweede Kamer voor het idee van dit kabinet om radicale imams eerder uit hun ambt te kunnen zetten roept vragen op. Want het voornoemde voorstel is vreemd om meerderlei redenen. Allereerst is er de positie van het ambt. Een ambt is een hoedanigheid die door iets hogers is verleend. De koningin regeert bij de "gratie Gods" en zelfs in onze geseculariseerde tijd zijn ambten - zoals van minister, volksvertegenwoordiger en ambtenaar - nog steeds iets dat wijst naar een hoedanigheid die door iets hogers verleend, gelegitimeerd is en inhoud aan wordt gegeven. Dit ambt verwijst in staatkundige zin naar het volk, haar constitutie, verleden en soevereiniteit. Het ambt van een prediker verwijst naar een andere instantie. Elke prediker meent dat hij geroepen is door God (of een allah) of door een geloofsgemeenschap. Hoe kan een overheid iets intrekken dat ze niet heeft verleend? Meent de overheid het recht te hebben in de plaats te gaan staan van deze God of geloofsgemeenschap? En heeft ze het recht er zelfs boven te gaan staan?

De overheid - en de politiek - probeert deze vraag waarschijnlijk te omzeilen door van de ambtelijke relatie tussen geestelijk ambtsdrager en geloofsgemeenschap een standaard arbeidsverhouding te creëren. Het advies - op verzoek van het ministerie van Binnenlandse Zaken - dat onlangs werd uitgebracht, wees ook al in deze richting [2]. De uitzonderingspositie van geestelijke ambten, zoals een predikant, moet volgens dit advies worden opgeheven. Nu is de predikant nog een zelfstandig beroep, als het aan de adviesgroep ligt, komt de predikant straks gewoon in dienst van een geloofsgemeenschap. Doel hiervan is om het de overheid mogelijk maken deze arbeidsovereenkomst te ontbinden en zodoende het de predikant onmogelijk te maken zijn “beroep” uit te oefenen. De keerzijde hiervan is dat een geloofsgemeenschap die hier niet aan voldoet kan worden vervolgd en zelfs kan worden verboden. Het ambt bestaat dus in de ogen van de overheid niet. Er bestaan slechts arbeidsverhoudingen die door een overheid ontbonden kunnen worden. Hierbij rijst de vraag: als het ambt niet echt iets is, is dan een geloofsgemeenschap dan wel iets? Nu zijn kerken nog steeds niet geheel gelijkgeschakeld met verenigingen en stichtingen. Maar de tendens is om deze grootheden toch gelijk te schakelen. En zoals stichtingen en verenigingen ontbonden kunnen worden door een rechter, kunnen kerken dat straks ook. Als het aan veel juristen ligt. Maar ook zonder dat het meteen zo ver komt; zonder ambten is er geen geloofsgemeenschap.

Dat de scheiding tussen kerk en staat hiermee een farce is, moge duidelijk zijn. Het zal de overheid een rotzorg zijn. Want wie gelooft hier nog in? Niemand toch zeker? Ernstiger is echter de misvatting dat een overheid een ambt kan opheffen. Vooral in de protestantse traditie is dit in feite onmogelijk. Het bijzondere ambt, zoals dat van predikant, is slechts een verbijzondering van het algemene ambt: van dat van aller gelovigen. Het oneervol afnemen van dit ambt door een meerdere kerkelijke vergadering, behelst volgens de orthodoxe lijn automatisch het afnemen en afleggen van het geloofsambt. Ook in de Rooms-katholieke traditie is excommunicatie altijd oneervol en gaat gepaard met het erkennen van de geëxcommuniceerde als zijnde afvallig en ongelovig. Een overheid die dus een ambt afneemt, verklaart daarmee dat zij zich bevoegd acht iemand het geloof af te nemen en mensen voor al dan niet gelovig te verklaren.

Geheel in deze lijn is het recente idee om een verklaring van goed gedrag te eisen van kerkelijk werkers die met kinderen omgaan [3]. Zoals dat nu reeds gebeurt in andere beroepsgroepen, wil een meerderheid van de Tweede Kamer zo'n verklaring ook eisen van kerkelijk werkers. Men wil zo voorkomen dat (veroordeelde en bekende) pedoseksuelen opnieuw een aanstelling krijgen waarin ze met kinderen kunnen omgaan. Daarbij is nog weinig gesproken over sancties, wanneer kerken weigeren hier gehoor aan te geven. Maar het principe is vreemd: hoe kan een overheid toezien op een levenssfeer waarin het professionele, het non-professionele, het persoonlijke en het gemeenschappelijke niet van elkaar te scheiden zijn? Moet iemand die kerkelijk catechismusonderwijs geeft zo’n verklaring bezitten? Maar dat kan iedereen zijn. Althans in het calvinistische kerkrecht kan dat iedereen zijn die wordt gedelegeerd door kerkenraad waarbij de ouders de keuze krijgen om daar gebruik van te maken of niet. Want volgens de calvinistische traditie mogen ook ouders zelf, of de vader zelf, het onderwijs van de kerk verzorgen. Moeten ouders – moeten vaders – dan ook zo’n verklaring van goed gedrag aanvragen?

De effectiviteit is hier niet in het geding. Waar het om gaat is de staat die controle wenst in geloofsgemeenschappen als kerken, moskeeën en synagogen. Men heeft reeds tal van middelen tot haar beschikking om geweldsplegers, kindermisbruikers, terroristen en staatsgevaarlijke lieden aan te pakken. De huidige voorstellen hebben een ander doel: het genereren van een wettelijk kader om elk onwelgevoegelijk geluid dat uit kerken komt te smoren in een set van regels die ertoe kunnen leiden dat kerken verboden worden en geloofsgemeenschappen en voorgangers worden vervolgd. Er is in het overheidsbeleid klaarblijkelijk een verschuiving gaande van concrete strafrechtelijk daden naar vermeende motieven. En van daaruit is er weer sprake van een verschuiving naar daar weer achterliggende motieven die stevig worden aangelengd met de huidige liberale staatsdoctrine van gelijkheid, democratie en seculariteit. Wanneer een overheid zich gaat bemoeien met het inhoudelijk theologische moeten er toch tal van belletjes gaan rinkelen?

Nu vraagt u zich misschien af waar deze ophef voor nodig is. Gevaarlijke imams moeten toch het land uit kunnen worden gezet? Staatsgevaarlijke, opruiende preken in moskeeën moeten toch kunnen worden gestopt? Maar daar gaat het niet om; daar gaat het niet meer om. Niet het geweld is de spits van de maatregelen, maar de discriminatie. Van geweld is er namelijk geen sprake, wel van discriminatie [5]. Er is volgens het kabinet – en volgens de politiek in het algemeen - sprake van opvattingen die ingaan tegen de huidige gelijkheidsdoctrine. Daar zit ‘m de kneep. Waar grondrechten nog gelijkwaardig aan elkaar zijn – en dus met elkaar concurreren- en het antidiscriminatiebeginsel nog niet mag heersen over de andere grondrechten, moet via een omweg toch mogelijk worden gemaakt om elk geluid dat tegen de antidiscriminatiebepaling in gaat te smoren. Niet de misdaad, maar de mening en de overtuiging worden aangepakt. Niet de direct schadelijke overtuiging, maar de – volgens de bestuurders – achterliggende en onderliggende opvattingen moeten worden aangepakt. Met andere woorden: de orthodoxie moet worden aangepakt. Om individuele opvattingen zo aan te pakken is het nog te vroeg. Maar op institutioneel vlak wil men al wel zo ver gaan. Desnoods moeten bij – volgens de rechters – kwalijke uitspraken van kerkelijke vergaderingen straks gehele synodes en predikantencorpsen uit hun ambt worden gezet. En moet er als voorgangers doorgaan met preken en bidden ook gehele kerken en geloofsgemeenschappen worden aangepakt, vervolgd en worden verboden. Want dat laatste ligt natuurlijk in het verlengde. Een enkeling strafbaar stellen is niet genoeg. Men eist een institutionele aanpak betreffende de totaliteit van geloofsgemeenschappen. Een hetze en een beschuldiging zijn snel gemaakt. Zoals te zien was rond de besluiten van de synode van de Gereformeerde Gemeenten die het onverstandig vonden Nigeriaanse voorgangers op Nederlandse kansels toe te laten [4].

Hoewel volgens direct betrokkenen van “racisme” absoluut geen sprake was, werd deze beschuldiging toch geformuleerd door een landelijk dagblad. Door allerlei “buitenstaanders” erbij te slepen, riep men een sfeer op van racisme, achterlijkheid en schandaal. In de toekomst kan dit resulteren in een uit het ambt zetting van een gehele synode, met daarbij het verbod om in het openbaar te preken, te bidden en Bijbel te lezen (want dat is een openbare uitoefening van het protestantse ambt). In de strijd tegen zogenaamd terrorisme worden op dit moment alle principes van de liberale rechtsstaat met voeten getreden. Het voorstel om voorgangers uit hun ambt te zetten is daarvan het zoveelste bewijs. Het liberale beest wordt wakker. En de lamlijers van CDA, CU en PvdA die het huidige kabinet bevolken, gaan maar door de constitutionele hysterie die gaande is te voeren. Dat zelfs christelijke gelovigen in CDA en CU hier aan mee willen werken is schandalig. Een christelijke partij die het overheidsgezag boven het kerkelijke en geloofsmatige ambt stelt, is volstrekt goddeloos en vervloekt. Laten we daarom hopen dat – in ieder geval – het CDA en de CU zich van deze voostellen zullen distantiëren en alles zullen doen om soortelijke wetgeving tegen te houden. Doet men dat niet, dan is de christelijke partijpolitiek in Nederland nagenoeg opgehouden te bestaan.

Bronnen

[1] Ter Horst: eerder beroepsverbod voor radicale imams op Trouw.nl d.d. 18 oktober 2007; & Ter Horst: vaker beroepsverbod radicale imams op Elsevier.nl d.d. 18 oktober 2007

[2] Bij terreurdreiging mag je moskee of kerk sluiten in Trouw d.d. 5 oktober 2007

[3] PVV: namen voor misbruik veroordeelde priesters desnoods openbaar

[4] Kerk discrimineert zwarte predikanten in Trouw d.d. 17 oktober 2007; & Zwarten mogen kansel niet op in Trouwd.d. 17 oktober 2007

[5] Zie de nota "Aandachtsgebieden AIVD"

Geen opmerkingen: