dinsdag 10 januari 2006

WE HEBBEN GEEN PROFETEN NODIG, MAAR EEN PROFETISCH BURGERSCHAP

Onze tijd heeft niet zozeer "profeten en zieners" nodig, zoals charismatici en mensen als ir. J. van der Graaf dat stellen, maar een sterk burgerschap dat de joods-christelijke eenheid van de mens weer centraal stelt. Wie onze wereld in ogenschouw neemt, ziet een wonderlijk amalgaam. Ogenschijnlijk is onze wereld klinisch, hard en doorzichtig tot op de bodem. Maar wie beter kijkt doorziet diezelfde wereld als troebel, chaotisch en zonder hoop. Dat is geen specifiek religieuze observatie, zowel gelovigen als niet-gelovigen kunnen tot deze zelfde slotsom komen.

De wereld van de politiek en economie roept in deze "dynamische i.c. chaotische wereld" dan ook om inspirerend leiderschap. Charisma was enige tijd uit den boze en riekte naar volksmennerij, maar nu het charisma van politici en topmanagers verdampt lijkt te zijn, en Fortuyn veilig dood is, ontdekt men weer wat men is kwijtgeraakt: charisma en inspiratie. In de tijd van de imagowisseling van Jan Peter Balkenende, de eindelijk "sprekende" Wouter Bos die meteen weer terug moet nemen wat het "spreekt" en in een tijd met Femke Halsema als "liberaal van het jaar" (volgens de JOVD) - in deze tijd zien we de slinger van de pendule van onze tijd weer terugslaan naar eenheid en bezieling. Dat de wereld deze vergeten zaken weer herontdekt mag opvallend heten, maar dat de kerk ze ook weer herontdekt en grijpt naar de profetie als "charismatische oplossing" is merkwaardig...

Hebben we profeten nodig? In een groot artikel in het Reformatorisch Dagblad d.d. 07/01/2006 schreef ir. J. van der Graaf een stuk met de titel "Profeten nodig". In een collage van voorbeelden, opgehangen aan de "schouwer van de tijdgeest" Johan Huizinga, loopt diens artikel uit op een teleurstelling: "Profeet, sta op! Maar dat kan en mag alleen de Heilige Geest zeggen." Wij mensen kunnen alleen maar bidden tot de Geest van God of Hij mocht komen om ons "innerlijk te reinigen". In dezelfde krant stond ook een verslag van een bijeenkomst waarin ook werd gerept over de profetie. De spreker, dr. W. van Vlastuin, koppelde het onderwerp profetie aan de charismatische beweging die de kop opsteekt onder protestanten; iets waarvoor hij onlangs ook al was geinterviewd door de EO. Van Vlastuin pleitte in zowel het interview voor de EO als in het verslag in het Reformatorisch Dagblad voor een voortdurende zekering van de profetie in de kern van het evangelie: het heilswerk van en voor Christus. Van der Graaf en Van Vlastuin spreken zich niet voor niets uit over dit onderwerp. Van Vlastuin zal als docent aan de theologiefaculteit van de Vrije Universiteit flink in aanraking komen met de charismatische theologie, die aan deze universiteit een leerstoel bezit, en haar volgelingen. Van der Graaf wil vanuit zijn zogenaamde "theocratische" insteek het profetische niet overlaten aan de charismatischen en wil zodoende een halt toeroepen aan de charismatisering van het "profetenambt". En daarin wil hij waarschijnlijk zijn collega ds. C. Blenk niet alleen laten staan, die onlangs nog een pleidooi hield voor "de bijzondere gaven van de Geest", waaronder de gave van profetie.

Wat is een profeet?

Wat moeten we nu denken van die opspelende aandacht voor de profetie en het profeet-zijn? In veel bespiegelingen die aan het profetenschap worden gewijd, wordt het profetenschap toegespitst op visionaire interpretaties als "bepaalde dingen zien in de toekomst", "de tijd verstaan" of "de tijd schouwen". Het is opvallend hoe de suggestie op de loer ligt dat het huidige (christelijke) volk volslagen blind zou zijn bij gebrek aan profetische visionaire inzichten. Wat verder opvalt is dat men in de uitvoerige beschouwingen over de profetie voortdurend voorbij gaat aan het wezen van de profeet zelf: de profeet is allereerst geen mens die wonderlijke dingen ziet, maar is in de joods-christelijke traditie allereerst een mens die kennis bemiddelt tussen het volk waar hij onderdeel van uitmaakt en tegelijkertijd - namens de Bron van de allerverklarende kennis: God - ook tegenover dit volk staat als vreemdeling. De echte profeet kenmerkt zich door de pijn - de Weltschmerz - der verscheurdheid tussen volk en roeping voor dat volk dat maar niet wil horen.

De echte profeet onderscheidt zich van de valse profeet door voor vernieuwing van het bestaande te pleiten en niet voor het nieuwe in plaats van het bestaande. Hij is een dienaar van de Geest die het oude, reeds bestaande vernieuwt en doortrekt en is niet een dienaar van een "nieuwe geest" waar Huizinga over sprak in zijn boek In de schaduwen van morgen uit 1936, en waar J. van der Graaf in zijn artikel breedvoerig op door gaat. Het is een populaire gedachtegang waar je je nooit een buil aan zult vallen: profeten zijn schouwers van de tijdgeest of zieners van wat er gebeurt. Het verraadt een moderne, humanistische en negentiende-eeuwse manier van denken door voor de tijdgeest een zelfstandige, belangrijke plek in te ruimen. Het verraadt een zienswijze waarin in een gezonde cultuur de Geest de Natuur vormt, stuurt en bepaalt. Het "hogere" beheerst het "lagere" en het "ongevormde" dat blind vaart op driften, instincten en primaire aansturing.

De profeet in de lijn van Huizinga is hooguit een negentiende-eeuwse ziener die zijn klassiek-burgerlijke Bildungsapparaat toe kan passen op de ruige werkelijkheid van politiek, cultuur en geschiedenis. Door te vluchten in termen van geestelijke, culturele en beschaafde aard vervreemdt deze profeet zich per definitie van het gewone volk en de werkelijkheid van alledag. Van der Graaf slaat dan ook de plank mis als hij Huizinga citeert, en zegt dat het volgens Huizinga "waarschijnlijk" is dat de kerken "uit de vervolgingen (...) gesterkt en gelouterd tevoorschijn kunnen komen". Alsof vervolgingen betere mensen of gelovigen zouden kweken. En de vraag bij loutering is: wat blijft over en wat verdwijnt er in de louteringsoven? Minder natuur en meer vroomheid en geestelijkheid en nog meer cultureel bewustzijn? Een profeet kenmerkt zich door zijn transparante blik op de dingen. Door het levende besef van de orde van de dingen en hun oorsprong en door het zich onderdeel weten van de levende samenhang van de dingen - het organische geheel van Gods schepping - doorziet de profeet zaken en gebeurtenissen als geen ander. Hij ziet de beschadiging van de orde en het onrecht in een wereld zonder Recht.

Iedereen een profeet?

Maar de profeet wijst niet alleen maar misstanden en onrechtmatigheden aan. De joods-christelijke traditie laat ons zien dat een ware profeet als dienaar van de Wet ook een ordehersteller en als het moet een ordehandhaver is; Mozes en Elia zijn hiervan duidelijke voorbeelden. Een ware profeet is derhalve ook een richter (rechter) van het volk. De profeet begrijpen we niet als we geen oog hebben voor de eenheid van de mens. De profeet is weliswaar bijzonder, maar ook in dat bijzondere staat hij niet alleen tegenover het volk - om te herstellen! - maar is hij ook onderdeel van het "algemene" volk. De verhouding tussen het bijzondere en het algemene is belangrijk wanneer we de profeet en zijn boodschap willen begrijpen. Het bijzondere is altijd een verbijzondering van het veronderstelde aanwezige in het algemeen. Oorspronkelijk waren alle ambten een en in de oudsten i.c. stamvaders verenigd. Zo kon Zacharias spreken over "Zijner heilige profeten, die van het begin der wereld geweest zijn" (Lukas 1: 70) en kon eveneens de schrijver van de Hebreeënbrief spreken over de priesterkoning Melchisedek die bekend is van zijn onmoeting met de aartsvader Abraham. We mogen niet vergeten dat het bestaan van een aparte priesterstam - die van de Levieten - slechts een "noodoplossing" was, nadat het volk en haar oudsten het priesterschap onwaardig was gebleken in de geschiedenis van het Gouden Kalf. Ook kunnen we uit de instelling van het koningsambt in Israël afleiden dat dit ambt niet het doel is, het is in feite een abnormaal ambt. Het eigenlijke ambt is het koningschap van alle oudsten, al kan een geïnstitutionaliseerd richterschap d.i. koningschap wel dienen tot onderhouding, versterking en presentstelling van het algemene koningsambt.

Dat het koningschap wijst op de oorsprong zien we bij de aanstelling van David tot "herder van Israël". Het herderschap was de oorsprong van het volk Israël als herdersvolk. Abraham en de aartsvaders, Mozes na zijn vlucht, maar ook Abel waren herders. Niet voor niets moest elke Israëliet zijn afkomst gedenken wanneer hij naar het altaar liep bij het offeren van de eerstelingen: "Mijn vader was een bedorven Syriër, en hij toog af naar Egypte en verkeerde daar als vreemdeling met weinig volk, maar hij werd aldaar tot een machtig en menigvuldig volk." (Deut. 26: 5). Zoals er "vanaf den beginne" profeten waren, zo waren er ook koningen en priesters "vanaf den beginne". Zo is de mens geschapen, zo is de mens hersteld na de zondeval, zo is de mens ook bedoeld na de herstel van de schepping en haar orde door Jezus Christus. De roep om profeten is dan ook altijd de roep om zichzelf, de oorsprong, het volk, de orde en het leven zelf.

Schril contrast

Wie bovenstaande gedachten tot zich door laat dringen, valt pas op hoezeer de gangbare beschouwingen over profetie en profetendom zijn toegespitst op het bijzondere: de bijzondere gebeurtenis, het bijzondere gave van de Geest of het bijzondere heilswerk door Jezus Christus. De verbinding tussen het algemene en het bijzondere, en hoe het bijzondere in het algemene aanwezig en werkzaam is en vice versa, krijgt in de moderne bespiegelingen over de profetie maar weinig aandacht. In de praktijk blijft de moderne profetie altijd op afstand. Het verlekkert zich aan een christendom ver over de oceaan in Amerika of in Afrika, of het verlekkert zich aan de spanning in het Midden-Oosten rond Israël of het verlekkert zich aan massameetings met bijzondere tekenen. Sprak Nietzsche liever over de versten tegenover de christenen met hun naasten, de moderne profeten lopen hier in het voetspoor van deze heidense profeet...

De moderne profeet heeft dan ook weinig van doen met datgene wat hem tot profeet maakt. In plaats van deel van het volk, is hij deel van een onzichtbare oecumene van allerheiligste zielen. En in plaats van dat hij de Orde tot richtpunt maakt in zijn denken en spreken is hij dikwijls een ontleder van de zogenaamde "tijdgeest" die hij "moet verstaan". De helderheid van spreken die de klassieke profeet kenmerkt, is dan bij zijn moderne epigoon voor je het weet verkeerd in de esoterische taal van het geestelijke. Mozes kon vanuit het perspectief van het verlangen naar het herstel van de oude Orde nog uitspreken: "Ach, of toch het ganse volk profeten waren!" (Num. 11: 29). Daarom mogen wij, die kennis hebben aan de terugkeer naar de totale mens - koning, profeet en priester - niet meer uitzien naar profeten. Als we dat toch doen, dan is dat tot onze schade; profeten zullen namelijk nooit opstaan als wij naar hen uitzien. Wij zullen dan wel denken dat we profeten onder ons hebben, maar het zijn de broodprofeten die we het eerst zien; broodprofeten hebben namelijk met behulp van cursusmateriaal al vrij snel de profetentoon onder de knie... Werkelijke profeten worden echter geboren en gevormd in het onzichtbare, kleine en verachte van onze wereld; het zijn zij die hebben leren leven zonder succesformule.

Geen profeten, maar profetische burgers

We hebben dan ook geen profeten nodig, zoals ir. Jan van der Graaf en vele anderen op dit moment menen, maar we hebben in onze tijd profetische mensen nodig en we hebben dan ook een burgerschapsvisie nodig die uitgaat van de gehele, "zelfredzame" en weerbare mens. Ik zou tegenover de charismatische "hypes" willen pleiten voor de ontwikkeling van een "profetisch burgerschap" waarin profetische inzichten en kennisoverdracht hand in hand gaat met priesterlijke toewijding en opoffering en koninklijk leiderschap en daadkracht. Waar alles bij elkaar wordt gebracht in de ene volledige mens, zal de mens zelf moeten toetsen wat "uit God" is en wat "uit de mens". Zo'n profeet leeft niet bij het haalbare, maar bij het vaststaande van de orde van God. Zo'n profeet legt zich nooit klakkeloos neer bij kunstmatige kerkelijke reorganisaties, zoals J. van der Graaf dat wel meent te kunnen doen met een "schouwen der tijdgeest", of bij evenzo kunstmatige "partijorganisaties" zoals de kleinchristelijke kongsie dat doet. Voor de ware profeet dient de tijdgeest desnoods bevochten te worden om zo het leven te bewaren. Het bevechten van deze tijdgeest kan alleen vanuit vaste en zekere posities, en nooit vanuit kunstmatige bouwsels en vanachter kunstmatige schotjes die slechts bestaan bij de afspraak van het "hogere", het "geestelijke" en het "machtige".

In onze tijd betekent dat, dat alleen sterke mensen die vast verklonken zijn in de primaire verbanden van huwelijk, gezin, volk en kerk het profetische van het mens-zijn kunnen ontdekken. In onze context betekent dit, dat wie het Nederlanderschap koestert, wie een man is van één vrouw en wie zijn ouders en bloedverwanten "eert", voldoet aan enkele basisvoorwaarden van het profetische burgerschap. Andere basisvoorwaarden zijn: het kennen en toepassen van de Tien Geboden als basisordeningen voor deze wereld en het leven vanuit de verzoening om als "middelaar" niet alleen te koesteren en te bewaren, maar ook het oude, bestaande te vernieuwen en te herstellen. Tegenover de profeet en de ziener van de charismatici, of van neo-theocraten als ir. J. van der Graaf en ds. C. Blenk, is het nodig deze noties te versterken en ons zo te hoeden voor een profetendom dat ons nog meer verwijdert van het ambt en dat ons doet vluchten in de ver-van-ons-bed-shows van American Dreams van een mega-christendom of in de apocalyptische wespennesten van het Midden-Oosten. Alleen een profetisch burgerschap, zoals hierboven kort geschetst, kan ons voor zo'n afgang bewaren.

Geen opmerkingen: