vrijdag 27 juni 2008

DE TOLERANTIE VOORBIJ

Onze maatschappij is straks de tolerantie voorbij. De vrijheden hebben de tolerantie weggevaagd en thans zijn de vrijheden iets van een ander tijdperk. De moderne maatschappij is een harde, metalen Maagdenburger bol: vacuüm van binnen, de twee bolhelften bijeen gehouden door druk van buitenaf. En geloof het of niet: de vrijheid van meningsuiting is vandaag één van de belangrijkste instrumenten om de bolhelften toe te sluiten.

Heeft John Gray gelijk? Deze Britse filosoof en voormalig adviseur van Margaret Thatcher stelt in zijn jongste boek Zwarte mis dat secularisatie enerzijds en de toenemende vrijheid van de liberale democratie anderzijds in onze tijd heel goed samen blijken te gaan. Als John Gray gelijk heeft, en hij heeft gelijk, moeten we de vraag stellen of de erfenis van christendom en oude cultuur geen sta in de weg is voor vrijheid, welvaart en geluk. En dat is nog maar de vraag. Want John Gray heeft dan wel gelijk, het is het gelijk van de cynicus die een grap maakt waar niemand om lacht en die iedereen serieus neemt. Want wat is het geval? Waar mensen ongodsdienstig worden, is de vrijheid van godsdienst een dode letter. Waar mensen geen overtuigingen meer bezitten en zich laten informeren door wetenschappers en opinieleiders is de vrijheid van meningsuiting dat ook. Waar eenieder individualist is, is de gemeenschap – en daarmee het recht van vereniging – een dood paard. En wat is een persvrijheid waard als niemand nog leest, hoogstens wat koppen snelt en plaatjes scant? Het is nog erger dan dit: vrijheden worden door de huidige machthebbers steeds vaker terzijde gesteld ten bate van veiligheid; de Europese landen veranderen steeds meer in politiestaten. En de burgers vinden dit goed – vinden het goed dat vrijheid voor veiligheid wordt ingewisseld. Men zou tegen John Gray kunnen zeggen: de ultieme liberale rechtsstaat is de seculiere politiestaat. Daartussen bestaat binnenkort geen verschil.

Voor wie deze gelijkschakeling te snel mocht gaan, illustreer ik dit proces met een moderne mythe: die van de vrijheid van meningsuiting. Ik actualiseer deze mythe met de affaire rond de opgepakte politieke cartoonist Gregorius Nekschot. Met een aan de islam gerelateerde cartoonrel mag Nederland zich in hetzelfde rijtje scharen als Denemarken. Net als in Denemarken zou de islam zijn beledigd. En net als in Denemarken ging het om tekeningen: spotprenten. Maar naast de overeenkomst zijn er tal van verschillen. De Deense affaire typeerde zich vooral door een sterke golf van verontwaardiging in de moslimwereld; de Nederlandse affaire toonde vooral verontwaardiging over het feit dat de tekenaar eventjes is opgepakt door tien agenten, dertig uur is vastgezet en dat er nog steeds een aantal aanklachten tegen hem lopen. Verder was het opmerkelijk dat de moslimgemeenschap in Nederland zich gedeisd hield. Wie zich niet gedeisd hield was de wereld van politiek, cultuur, media en secularisten. Vooral het feit dat de minister van justitie een christen was, moest het ontgelden. De religie in het algemeen moest het ontgelden en hier en daar kreeg zelfs de joodse afkomst van minister Hirsch Ballin een sneer. Dat de minister zich weinig had bemoeit met deze zaak deed niet ter zake. En het feit dat zowel de agenten die de tekenaar hadden opgepakt, als het Openbaar Ministerie dat hiertoe opdracht had gegeven, evenals de aanklagers (hoogstwaarschijnlijk) libertijnse seculieren waren, deed er merkwaardigerwijze ook niet toe. Wat er toe deed, was de emotie aangevallen te zijn door eigen volk en verkwanseld te worden aan achterlijke culturen, religies en opvattingen. De feiten doen er dan niet meer toe.

De onverwerkte erfenis van de moord op de cineast Theo van Gogh en de onvrede over de houding van de regering tijdens en voor het uitbrengen van de film “Fitna” versterkten de reactie rond de cartoonaffaire. Ook hier zou het gaan om het hoogste goed van onze vrije maatschappij die door het politiekcorrecte establishment verkwanseld zou worden: de vrijheid van meningsuiting. Om vooruitgang te garanderen moet de vrijheid om te zeggen en te tekenen wat je wilt onbeperkt zijn. Alleen de strafrechtelijke grens van het verbod op aanzetten tot haat en geweld zou de grens moeten zijn van dit symbool van onze vrijheid. Niet de teloorgang van de pers, niet het retour van de godsdienst, niet de crisis in het Europese onderwijs, niet het tanende verenigingsleven – niets van dit alles is een symbool van onze vrijheden. Alleen is er de vrijheid van meningsuiting.

Staat versus individu

Het moderne mens kent de klassieke grondrechten niet meer. De nieuwe pijlers van zijn denken zijn gelijkheid, scheiding van kerk en staat, solidariteit en vrijheid van meningsuiting. Past de klassieke vrijheid van meningsuiting wel in dit rijtje? Want waar de klassieke grondrechten staatsvrije terreinen markeerden waarbinnen de burger zich veilig kon achten tegen een al te grote staatsmacht, zijn de nieuwe principes juist instrumenten van deze staatsmacht om in te kunnen grijpen binnen de ooit afgeschermde en beschermde levensterreinen als vereniging, gezin, kerk en krant. Zoiets als een antidiscriminatiewet is nooit een instrument om een instituut af te schermen, maar juist een middel om het instituut iets af te dwingen. Door de staatsmacht, zogenaamd ten behoeve van het individu.

Nu bestaat er een al te eenvoudige analyse van deze ontwikkelingen die stelt dat de individualisering de maatschappelijke dynamiek voor een groot deel terugbrengt tot de verhouding staat versus individu en dat de oude vrijheden nu het individu ten deel vallen, en niet meer gemeenschappen, tradities en collectiviteiten. Deze opvatting is niet alleen ronduit naïef, maar tevens begripsmatig wankel en inconsistent. De opvatting dat grondrechten slechts aan individuen ten deel vallen is natuurlijk een regelrechte inperking van de grondrechten. Als vrijheid van drukpers slechts individueel is, is er geen vrijheid van drukpers. Want voor de invulling van zo’n vrijheid heb je een collectief nodig. Dat geldt ook voor vereniging, godsdienst of onderwijs. Wat overblijft is dan vrijheid van meningsuiting. Voor wat het waard is. Want de klassieke mening was een opvatting die ingebed was binnen traditie, geloof, levensbeschouwing en gemeenschap. Een moderne mening is daarentegen iets willekeurigs: aangereikt door anderen die immer de illusie erbij verschaffen dat deze luttele mening voor het ene moment van jou alleen is en van niemand anders. Omdat we allemaal drinken wat we willen, drinken we allemaal Coca Cola. Tegenover de grote krachten van commercie, wetenschap, politiek en technologie stelt een moderne mening helemaal niets voor.

De moderne meningsuiting versterkt slechts de processen die gaande zijn. En deze processen hebben helemaal geen zin in radicale wendingen, niet te slechten barrières of onneembare vestingen als een katholieke kerk. Al onze hoop is gevestigd op de autonome krachten van wetenschap, techniek en economie en alles wat onze hoop grieft, moet het ontgelden. En de mening is het instrument van onze wraak. De moderne mening is niet, zoals de klassieke mening, verwant aan de idee dat macht beperkt dient te worden, maar is uit op versterking van macht. Vergelijkbaar is de verschuiving in de politiek. Waar de klassieke politiek erop uit was om sentimenten en uitwassen te beperken en immer de constitutie te ontzien, is de moderne politiek erop uit de sentimenten te voorzien van een politiektechnisch instrumentarium om sentimenten te effectueren, desnoods ten koste van oude grondrechten. En daarbij schakel ik de gelijkheidsdrang ook onder de sentimenten, aangezien de gelijkheidsidee nog steeds niet feitelijk is te onderbouwen. De politieke druk neemt toe om moderne opvattingen te integreren met de lespakketten op scholen. Of te verweven met een kunst- en cultuurbeleid van de overheid. En een ieder die zich hier tegen keert, krijgt de publieke opinie over zich heen in de vorm van artikelen of spotprenten. Een mening is dus niet zo bijzonder. Slechts binnen de grenzen van een concrete plaats, een instituut, een traditie of levensbeschouwing betekent een mening iets. Vrijheid van drukpers betekent derhalve nog iets. Het slappe aftreksel “vrijheid van meningsuiting” niet. Juist het onbegrensde is funest voor enige positieve werking.

Nekschot

We keren terug naar de affaire Nekschot. De overeenkomst tussen deze affaire en de Deens spotprentaffaire is het vrije woord als fetisj van de moderne vrije samenleving. Een vrijheid die slechts wordt begrensd door het strafrecht. En dat is opmerkelijk. Zowel volgens de seculiere spotters in prent en geschrift, als volgens de zogenaamd politiekcorrecte politici wordt de vrijheid van meningsuiting slechts begrensd door het strafrecht. En dit zou een minimale begrenzing moeten zijn: slechts aanzetten tot haat en geweld zou uit den boze zijn. Juist deze begrenzing toon het immorele karakter van de moderne meningsuiting. Want wanneer de grens van het toelaatbare samenvalt met de wet, vallen wet en moraal als het ware samen.

Wat is dan de moraal van de mens ten overstaan van een staat die wetten stelt? Niet veel. Maar er is meer aan de hand. Want men kan natuurlijk zeggen: de grens van het toelaatbare is niet de praktijk zelf. Dat is echter in theorie niet zo, en het is historisch ook niet zo geweest. Maar het kenmerk van het huidige mediale, culturele en politieke discours is dat het zich met name op de grens afspeelt. Altijd gaat politiek om incidenten en uitzonderingen. Altijd dient kunst grensverleggend te zijn. Dient de individuele vrijheid verruimt te worden. Het vooruitgangsdenken is niet alleen expanderend, het kent geen centrum van vertrek. Het leven kent geen centrum meer, geen standaard voor moraal, voor waarheid, schoonheid, wat goed of wat kwaad is. In het leven zonder centrum is alles een grenssituatie geworden en ligt alles onder het directe beslag van de scheidsrechter: de staat. Zoals Carl Schmitt zegt: “De soeverein is hij die de uitzonderingen kan bepalen”. En zoals Tom Zwitser zegt in diens essay “Twee steden”: “De scheidsrechter heeft altijd gelijk”. Dit is de ironie van de ongeremde vrijheid van meningsuiting: zowel het politiekcorrecte traject als het traject van tekenaars als Gregorius Nekschot komen allebei op hetzelfde punt uit: het punt dat de staat de moraal bepaalt, het innerlijk bij gebrek aan ruimte opheft, en de moraal verstatelijkt.

Tolerantie

Een belangrijk punt hebben we laten liggen. Het is een punt dat later verdere uitwerking behoeft, maar nu nodig is om ons verhaal rond te maken. Alle moderne staatsprincipes, gelijkheid, scheiding kerk en staat en solidariteit en vrijheid van meningsuiting zijn gebaseerd op het principe van gelijkschakeling. Ook vrijheid van meningsuiting. Moderne meningsuiting heeft weinig meer van doen met de oude variant. Was de oude opvatting over vrijheid van meningsuiting verwant met het tolerantiebegrip, de moderne variant is wars van elk tolerantiebegrip. De oude grondrechten raakten in de negentiende eeuw op drift en mondden uit in een revolutie in het vrijheidsdenken dat alle grondrechten van zich af heeft geschud, en slechts één recht – dat van meningsuiting – heeft bewaard, zij het in een volledig getransformeerde vorm. De klassieke tolerantie-idee was: het tolereren (dragen) van het kleine kwaad om het grote kwaad te voorkomen (Thomas van Aquino). Vanuit een sterke waarheidsclaim, vanuit een cultureel-religieuze monocultuur met een sterk centrum konden bepaalde verschijnselen, bepaalde afwijkende opvattingen worden getolereerd. Hoe sterker het centrum, hoe sterker de kracht om aan de rand de uitwassen door de vingers te zien. Maar door het wegvallen van het christendom als centrum is tolerantie niet meer nodig. De ethicus prof. Frans Jacobs zegt het zo: "De echte tolerantie - datgene toestaan waar je een bloedhekel aan hebt - is een deugd die thuishoort in een andere tijd, toen de grote meerderheid van de samenleving nog vond dat iedereen zich tot het ene, ware geloof moest bekeren, en het werkelijk een gruwel werd gevonden als iemand dat niet deed. Maar in onze tijd, waar bijna iedereen er vrede mee heeft dat verschillende mensen op verschillende manieren hun levens invullen, is de deugd van de tolerantie nog slechts een deugd voor fatsoensrakkers, moraalridders en religieuze fanatici."

Vrijheid van meningsuiting is dus niet meer gebaseerd op het tolereren van afwijkende opvattingen, maar op iets anders. Het is gebaseerd op het wegvallen van de compartimenten van ons denken door het wegvallen van de metafysische grondprincipes. Op het wegvallen van de scheidslijnen publiek en privaat. Op de kunstmatige scheiding van kerk en staat. Het tolerantiemodel ging nog uit van een centrum en een rand. Het liberale model kent slechts een expanderende ruimte waarin voortdurend de grenzen worden afgetast. Dit model is centrifugaal, vanwege de gerichtheid naar buiten en de fixatie op de marge. Het liberale model is een samenstelling van twee Maagdenburger halve bollen. Op elkaar geperst vanwege de druk van buiten, maar van binnen heerst er een vacuümtoestand. En daarin leven wij.

Geen opmerkingen: