zondag 19 juli 2009

Scheiding tussen Roversstaat en Bakstenen

Binnengehaald als de slimste sociaaldemocraat ooit van de Nederlandse politieke cultuur, het kabinet en misschien wel van heel Nederland, doet Minister van Onderwijs Ronald Plasterk goede uitspraken. Aan de lopende band blinkt deze minister uit in goede ideeën. En in evenzoveel correcte toepassingen van zijn goede ideeën. Nu ook weer: er mag volgens deze dienaar van de Staat bezuinigd worden op het onderhoud van monumentale kerkgebouwen; dit vanwege de 'scheiding van kerk en staat' die er volgens Plasterk in ons land heerst. Je moet er maar op komen.

Volgens een stuurgroep van kerken, overheden en monumentenorganisaties loopt het onderhoud van monumentale kerkgebouwen in ons land gevaar. Volgens hen kunnen kerkgemeenschappen de kosten voor renovatie en onderhoud zelf al lang niet meer dragen en zou de overheid bij moeten springen. men wijst erop dat de overheid juist steeds minder geld steekt in het onderhoud van monumentale kerkgebouwen. Men heeft een rapport met deze strekking bij Plasterk gelegd, die behalve onderwijsminister ook minister is van cultuur, en dus van monumentenzorg. Hij wees de conclusies van het rapport van de hand. Als kerken hun gebouwen niet meer kunnen onderhouden is dat hun probleem. Laten ze het gebouw anders maar verkopen aan bedrijven, winkels of musea. De staat is er volgens Plasterk niet voor de bevordering van godsdienstoefeningen, en hij verwijst dan naar het beginsel van 'scheiding van kerk en staat' (toch eens opzoeken waar dat in de Grondwet staat - anders zou zo'n intelligente minister er immers niet mee aan komen zetten?).

Er bestaat in ons land dus een scheiding tussen de staat en de eeuwenoude bakstenen van de kerkgebouwen, zolang deze gebouwen nog op de één of andere wijze worden gebruikt voor de christelijke eredienst. Zodra een kerk een bedrijf wordt, zoals een garagebedrijf, heeft een kerk recht op overheidsgeld. Zodra het een door de overheid gesubsidieerd museum wordt, heeft het ook recht op overheidssubsidie. Hetzelfde gebouw heeft dan recht op geld; echter wanneer er godsdienstoefeningen in plaatsvinden is het verhaal anders. Dan kent de staat geen kerken meer. De staat is gescheiden van geheiligde bakstenen, dakpannen en houten spanten wanneer er onder haar bescherming gezongen en gebeden wordt tot God. Zodra er bedrijfsmatig gezongen wordt in het kader van een carnavalspartijtje kan de subsidiekraan worden opengedraaid. Een uitstekend idee dat verder gaat dan alleen maar een hand op de knip houden: een principieel idee.

Maar weet de brandweer wel dat ze geen toezicht meer kan houden op de brandveiligheidsvoorschriften van deze monumentale kerken? Weten de omwonenden wel dat wanneer er brand uitbreekt in een oud, monumentaal kerkgebouw er vanwege de scheiding van staat en kerkelijke bakstenen geen gevaar bestaat dat vlammen overslaan op andere bouwsels van hout en steen? Weet de minister het zelf wel wanneer hij jaarlijkse de Mattheus Passion meezingt, dan wel bijwoont? En wel in een kerkgebouw? Wanneer de adem van de dienaar die de Staat immer dient zich paart met de weerkaatsing op bakstenen van gene zijde van het bestaan: de door het dogma van de 'scheiding van kerk en staat' geëxcommuniceerde bakstenen van heilige kerkgebouwen die geen staatsdienaar ziet staan?

Deze minister kan nog heel veel van zichzelf leren. De scheiding dient te worden doorgezet. Kan een voorganger wel wonen in een monumentaal pand? En daar enige compensatie voor krijgen? Hebben gelovigen nog wel recht op huursubsidie? Of op politiebescherming? Natuurlijk niet. De staat is er niet om de godsdienstoefening te bevorderen; ze is er ook niet om het welzijn van de godsdienstigen te bevorderen.

Deze immoraliteit van monumentale kerkgebouwen die toch nog staatssteun krijgen voor het onderhoud moet stoppen. Maar wat nu als er een baksteen losraakt en vanuit de parallelle dimensie van de kerk pardoes nedervalt op de kruin van een belastingbetaler? Wat als de centra van onze winkelcentra-binnensteden vol staan met gevaarlijke bouwwerken waarvan de staat het bestaan niet erkent? En wat als de godsdienstigen geen geld hebben voor onderhoud?

Moeten de gebouwen dan geconfisceerd worden? Of moet het kerken worden toegestaan om monumentale gebouwen plat te gooien en de grond te verkopen aan een Russische vastgoedfirma - om maar eens wat te noemen? Het zal wel confiscatie c.q. diefstal worden. Maar nog iets anders: hoe komt het dat kerken geen geld hebben? Secularisatie? Maar waar zijn dan de bezittingen gebleven? Die van voor de Reformatie? De Hervormde Kerk heeft die niet gekregen. Hebben de katholieken ze dan teruggekregen in 1853 of erna? Naar mijn weten niet. En de bezittingen die tijdens de Franse overheersing geconfisceerd zijn dan? Daarvoor heeft de Staat jarenlang traktementen en pensioenen van predikanten betaald. Een schijntje dus. En heeft dat een aantal jaren geleden 'afgekocht' met een habbekrats. In deze afkoopregeling was dus niet voorzien in het onderhoud van gebouwen. Dat was niet nodig, want kerkleden betalen toch immers ook belasting. Niet dus. Het belastinggeld is goed, maar moet wel geheiligd worden door seculiere dogma's.

Na de diefstal door elite en staat ten koste van de kerk liggen de zaken dan ook opeens anders. Waar het geld van de kerk is gebleven, weet natuurlijk alleen Plasterk, en die is te slim om te zeggen waar. Nee, het geld is verdwenen en het principe is tevoorschijn gekomen: kerkmuren die als kerkmuur fungeren mogen neervallen van ellende. Tot ze natuurlijk echt dreigen neer te vallen: nadat sommige kerken hun laatste cent hebben gespendeerd aan het onderhoud van dure gebouwen. Dan zal de roversbende van Plasterk komen om haar laatste roof af te handelen. Pas dan zal de scheiding tussen Roversstaat en Bakstenen worden geslecht. En geen moment eerder.

Geen opmerkingen: