vrijdag 18 januari 2008

DE BELGISCHE CRISIS EN DE NEDERLANDEN

Op vrijdagavond 18 januari hield ik namens bitterlemon een lezing voor de VVB, de Vlaamse Volksbeweging. Tijdens de nieuwjaarsreceptie van de Gileamskring - een samenbundeling van een aantal VVB-afdelingen - moest er door de spreker een rechtsconservatief geluid te berde worden gebracht met een zogenaamd "Groot-Nederlandse" insteek. Hieronder volgt de lezing:

Geachte en waarde Vlaamse vrienden,

Ik was enigszins verbaasd toen mij gevraagd werd een lezing te houden voor de Vlaamse Volksbeweging van de Gileamskring. Wie ben ik te midden van de Vlaamse beweging? Wat kan een Noord-Nederlander de Vlamingen nog leren over de belangen aangaande de Vlaamse cultuur, het Vlaamse volk en misschien wel het Vlaamse nationalisme? Toen mij gevraagd werd te spreken over het onderwerp zoals aangegeven: “De Belgische crisis – Nieuwe perspectieven voor Dietsland?” kreeg ik het Spaans benauwd. Ik dacht: “Belgische crisis”... Is dat niet twee keer hetzelfde? België èn Crisis? Is België voor uw gezelschap dan niet de vleesgeworden crisis? Of is ook bij u de twijfel toegeslagen, en is er toch nog eerst het rustige, vertrouwde België, en pas daarna de crisis – oftewel de pleuris – die er rond de kabinetsformatie is uitgebroken?

Ik werd gevraagd op het moment dat er sprake was van beginnende kabinetsformatiecrisis. Ik wist toen nog uiteraard nog niet dat die zich op dit moment nog steeds zou voortslepen. Ik hoopte er wel stiekem op, al was het alleen maar voor deze lezing. Maar de crisis is er nog; meer nog: België is er nog. En u bent nog steeds nodig. Het mag vanavond dus geen onverdeeld genoegen zijn, al moet ik er wel bij zeggen: ik heb er veel zin in. En als ik zo om mij heen kijk, heeft deze crisis u ook niet echt aangegrepen.

Ik weet nog dat toen ik werd gevraagd een lezing te houden voor de Gileamskring van de VVB, dat toen de Belgische crisis net begon te spelen in de Noord-Nederlandse pers. Opmerkelijk, want doorgaans besteedt de Noord-Nederlandse pers geen aandacht aan haar zuiderburen (en als ik de Vlaamse kranten lees is dat andersom meer het geval). Maar er werden toen nogal wat volkspeilingen gehouden waaruit bleek dat veel Noord-Nederlanders wel samen wilden gaan met Vlaanderen; de animo voor zo’n samengaan was in mijn land zelfs groter dan in uw land.

En ik dacht bij mezelf: kan het zijn dat ik daarom ben uitgenodigd? Wellicht. En is een noordelijke Nederlander dus meer hoopvol gestemd over Dietsland? Tja, Dietsland… Voor het woord “Dietsland” moest ik eerst diep graven in mijn geheugen. Het is een term die we in bij ons in het noorden nooit – of nooit meer – gebruiken. De gebruikers bij ons zijn overleden. En dat is wellicht jammer. Want voor een verband dat groter is dan Vlaanderen alleen of Nederland alleen ontbreekt ons daarom een naam als “Dietsland” dat ik voor het gemak en voor de begrijpelijkheid meestal zal aanduiden met “De Nederlanden”.

Er is dus een crisis. En u wilt van mij perspectieven horen. Waarom? Heeft u dan nog niet genoeg perspectieven? U heeft immers ook nog Europese perspectieven? En Belgische perspectieven? Confederale perspectieven? Groot-Nederlandse, Heel-Nederlandse of seperatistisch-Vlaamse perspectieven? U bent een perspectiefrijk volk... Als Noord-Nederlander tuimelt het mij dikwijls door de kop, al uw perspectieven. En nu, nu komen mijn perspectieven. De perspectieven voor het nieuwe jaar des Heeren 2008. Uitgesproken op een Nieuwjaarsborrel van uw Vlaamse Volksbeweging, de VVB.

Nu, alvorens er grootse perspectieven over tafel vliegen, begin ik bij wat fragmentarische ervaringen van meer of minder belang. Toen ik enkele jaren geleden voor het eerst echt uw land bezocht – niet als toerist, maar bij vrienden over de vloer – begonnen mij een aantal dingen op te vallen. Als conservatief kaderlid bezocht ik zo wat Vlaamse kringen. Mij verbaasde het dat er met zoveel egards over Nederland werd gesproken. Mijn land bleek een soort voorbeeld te zijn voor Vlamingen als het ging om vrijheid van meningsuiting, een meer zelfstandige pers en een politiek waarin minder taboes heersen en de boel minder stroperig is dan in uw land.
Tja, ikzelf merkte in mijn land juist een tegenoverstelde beweging, zij het op een ander niveau dan het meer politieke. Noordelijke Nederlanders zijn de laatste jaren namelijk steeds positiever gaan denken over – met name – Vlaanderen. De journalist Simon Rozendaal, wetenschapsredacteur bij Elsevier, het grootste opinieweekblad van Nederland – op de Donald Duck na –gaf enige maanden geleden een opsomming van goede dingen in Vlaanderen:

Het onderwijs is bij U beter.
Het eten ook.
Uw mensen werken harder.
Ondertussen is men vriendelijker in de omgang.
Er wordt meer gedaan aan fundamenteel wetenschappelijk onderzoek op belangrijke wetenschapsterreinen zoals de micro-elektronica en de biogenetica.
De TV is er leuker – en nog wat onbeduidende zaken die met vrouwen te maken hadden en een partij waarvan we de naam niet mogen uitspreken.

Nu is Simon Rozendaal niet de enige die zo denkt. Steeds méér Noord-Nederlanders denken positief over uw land, en dan met name over Vlaanderen. Waar het onderwijs bij ons onder vuur ligt vanwege haar vermeende wanprestaties, ziet het onderwijsland in Vlaanderen er voor ons uit als het Nederland van voor de zogenaamde Mammoetwet – de wet die ons begin jaren zeventig het onderwijs op de kop zette en een veranderingsproces in gang bracht dat daarna nooit meer is gestopt.

Veel Noord-Nederlanders maken zich zorgen over het onderwijs van hun kinderen. En daarmee over de toekomst van hun kinderen. Velen van ons hebben het idee dat in een tijd van globalisering, en een daarmee gepaard gaande toenemende economische concurrentie al die onderwijsvernieuwingen van de afgelopen decennia ons opbreken. Onze positie op technologisch gebied hebben we voor een belangrijk deel verspeeld. Veel gespecialiseerde bedrijven, zoals kleinschalige high-tech industrie, zijn verdwenen, opgedoekt of naar het buitenland verkast. Veel van dit soort bedrijven hebben plaatsgemaakt voor transportondernemingen, dienstverlening en nog vagere sectoren.

En niet alleen economisch is er het één en ander te vergelijken tussen Noord-Nederland en Zuid-Nederland – Vlaanderen. Wat ons opvalt is dat de mensen – ook de jongeren – hier beleefder zijn. Dat er meer fatsoen is in de onderlinge verhoudingen. Waar mensen zich steeds meer zorgen maken over wegvallende sociale verbanden en vervagende normen en waarden, gaat men zien dat we in de noordelijke Nederlanden in rapper tempo dan bij u een stukje fatsoen zijn kwijtgeraakt.

Ten derde noem ik de levenshouding. Want volgens veel noordelijke Nederlanders genieten Vlamingen meer van het leven dan dat Noorderlingen dat doen. Er wordt beter gegeten – ik weet: het is flauw, maar ik noem het hier toch. Er is meer een cultuur van gastvrijheid. Nogmaals: wij zijn dat kwijtgeraakt, u minder.

Ik kan daar voor een groot deel in mee gaan. Ook ik heb enkele ervaringen die onderstrepen wat ik zojuist noemde. Ik noem slechts twee kleine puntjes. Tijdens mijn korte bezoeken aan Antwerpen vielen me een paar zaken op. Ik dronk, op een plein waar markt werd gehouden, een befaamd Antwerps bolleke De Koninck en keek zo wat naar de mensen die de markt bezochten. Het viel me op dat er in Antwerpen veel gewoon volk over de markt liep. Gewone gezinnen, gewone oudere mensen. Fatsoenlijke autochtonen noem ik ze maar gemakshalve.

Dat is in een stad als Amsterdam of Rotterdam wel anders. Daar wonen nauwelijks nog gewone mensen. Waar in Antwerpen nog alles door elkaar loopt, zijn het in Amsterdam de studenten, de randgroepen, veel allochtonen en wat rijken die je ziet. Maar weinig normale burgers die er thuis horen. In Antwerpen is er nog steeds minder immigratiedruk, waarschijnlijk omdat de immigratie hier later op gang is gekomen. Daardoor is er meer inheems volk gebleven en hebben mensen meer binding met hun stad. Als ze er werken, dan werken ze vaak in hun eigen stad. Om het nog wat duidelijker te maken: zelfs in de gemiddelde voorstad van bijvoorbeeld Amsterdam tref je geen volk meer aan zoals hier in Brasschaat, een voorstad van Antwerpen.

Nog een puntje viel me op. Ik zat in een café-restaurant met wat vrienden en keek tussen de gesprekken door wat naar het personeel wat flink z’n best deed. Mij viel op wat ik met een enkel woord als “beroepseer” kan aanduiden. De obers, vaak iets oudere mannen, maakten een praatje en deden hun werk op een zelfbewuste manier. In Noord-Nederland komt je dat haast niet meer tegen. Daar zijn het vooral studenten die in een bijbaantje de benen uit hun lijf rennen. Maar mij viel op: het volk in Antwerpen kent meer gevoel van trots en meer eergevoel dan het volk in – pak ‘m beet – Amsterdam.

Daarmee heb ik twee belangrijke begrippen te pakken: beroepseer en volkstrots. Beroepseer functioneert alleen als er erkenning is door een gemeenschap, wanneer motieven om een beroep uit te oefenen niet alleen louter economische zijn en wanneer de beoefenaar van het beroep het besef heeft iets te doen waarvan het nut en de betekenis zich uitstrekken buiten het louter persoonlijke gewin. Zo’n bedding – want daar spreken we dan over – is bijvoorbeeld “het volk”. Het besef om lid te zijn van een volk, van een volkscultuur en dit om te zetten in zoiets als een Volksbeweging is – vergeleken met Noord-Nederland – typisch Vlaams.
Ik wijs dus op het belang van zaken als eer, trots en volksleven. Wanneer er sprake is van perspectieven voor zoiets als “De Nederlanden” noemt, dan zullen deze hier moeten beginnen: de diepste motieven van een mens dat onderdeel is van de meest basale levenseenheden, zoals het volk.

In al het positieve wat de Noord-Nederlander denkt over Vlaanderen, zit dat er nu haast nooit: volk, beroepseer, de trots van de volksgenoot. De jaloersheid – laat ik deze term maar eens gebruiken – van de Nederlander op de Vlaming betreft voornamelijk economische zekerheden: voorwaarden om een lekker leventje te leiden. Daar is niks mis mee. Maar daar is niets Nederlands of Noord-Nederlands aan. En niets Vlaams.

Ik zal het u scherper zeggen: het is buitengewoon gevaarlijk enig belang te hechten aan de Noord-Nederlandse motieven om Vlaanderen gunstig gezind te zijn, of: om zelfs voor een eenheid van de noordelijke Nederlanden met Vlaanderen te zijn – een standpunt dat door velen bij wordt gedeeld. Waarom? Mij is altijd geleerd dat een zaak waar je voor staat voornamelijk bepleit moet worden met argumenten die er toe doen. Alleen wezenlijke argumenten maken een zaak op de lange termijn sterk. Niet-wezenlijke argumenten kunnen een kortstondig succes veroorzaken, maar keren zich uiteindelijk altijd tegen je. Dat geldt voor de zogenaamde “Crisis in België”. En dat geldt ook voor de zogenaamd hoopvolle toevoeging van uw kant: “perspectieven voor Dietsland” waarvan volgens sommigen een samengaan van Noord-Nederland en Vlaanderen er één zou zijn.

Eén zo’n niet-wezenlijk argument is het economische motief. Wie namelijk om economische redenen voor een onafhankelijk Vlaanderen is of zelfs voor een vereniging tussen Nederland en Vlaanderen, zal er om economische redenen tegen kunnen zijn. Bijvoorbeeld wanneer blijkt dat de kosten van zo’n hereniging of te hoog of niet te overzien zullen zijn. En dit economische argument werd juist zo vaak gehoord. In België zelf. Hoe vaak gaat en ging het niet over de bedragen die van Vlaanderen naar Wallonië vloeien en niet andersom? Of over een afgeremde economische groei in zowel Vlaanderen als Wallonië?

Maar is de kracht van Vlaanderen – hetgeen dat haar typeert? – wel het economische aspect? Is het typerende van De Nederlanden – laat ik het wat breder trekken dan Vlaanderen – wel te vervatten in woorden als “groei”, “efficiency” en het wegnemen van barrières voor economische groei? Met andere woorden: is de identiteit van De Nederlanden hetzelfde als die van het doorsnee “Europa” in de meest abstracte zin des woords: namelijk het Europa dat vanuit Brusselse bureaucratie op dit moment gevestigd wordt? Mijns inziens is er alleen sprake van enig perspectief voor De Nederlanden – wanneer er sprake is van een andere identiteit. Niet zozeer een economische, maar – ik noemde het in zekere zin al: die van volk, eer en trots.

De kracht van De Nederlanden, van Vlaanderen – van noemt u maar op – is niet haar economische dynamiek, of sociale flexibiliteit. Nee. De identiteit van De Nederlanden wordt gevormd door de blokken aan het been. Laat de Noord-Nederlanders jaloers zijn of worden op Vlaanderen, maar dan wel om de juiste redenen: om de blokken aan het been. Wat bedoel ik daarmee? Al het goede heeft zo’n blok aan het been. Een man heeft zijn vrouw. Een man en vrouw hebben samen hun kinderen. Een gezin heeft haar familie en een woonplaats. Anders gesteld: mensen zijn gebonden. Datgeen wat ze bindt, dàt vormt hun identiteit! Dát wat in de ogen van de dynamische managers een blok aan het been is en steeds maar weer de vooruitgang vertraagt, is onze identiteit.

Dit goede leven – want daar heb ik het dan over – heeft altijd vertragingsmechanismen. Een huwelijk kent huwelijkstrouw. Een volk kent een woonplaats, heeft traditie en gemeenschappelijke moraal. Een vakman kent zijn ambacht; en wie zijn vak of ambacht beheerst hopt niet zoals een manager van de ene werkplek naar de andere. Elk perspectief voor De Nederlanden begint dus met het waarderen van deze “blokken aan het been”. Maar wie dat doet, schopt tegen het zere been van de moderne Staat die ons wijsmaakt dat deze “blokken aan het been” moeten worden opgeruimd.

Deze staat, de Jacobinische Staat, heeft in Vlaanderen door haar afstand tussen volk en elite, tussen clerus en leken, lange tijd het volksleven geconserveerd – zij het tegen wil en dank. Dit geldt natuurlijk niet voor Brussel – dat hoef ik u niet uit te leggen – maar wel voor de rest van Vlaanderen. Het Vlaamse volk werd lange tijd niet meegenomen in de culturele vaart der volkeren. Achteraf gezien was dat geen straf, maar iets waar u nu nog de vruchten van plukt. Maar door de emancipatie van de Vlamingen, de Europeïsering van onze naties en met het toenemen van de middelen van de Staat – en daarmee van de macht van de Staat – keert diezelfde “Jakobinische” Staat zich tegen “ons”. Ik zeg maar “ons” voor het gemak.

Nu in de moderne maatschappij waarin wij leven, deze Staat onze leventjes tot in alle uithoeken controleert, dienen de zogenaamde blokken aan het been te worden opgeruimd. Mensen moeten sociaal mobiel worden. Ze moeten in het buitenland studeren. Huwelijken moeten makkelijk kunnen worden ontbonden. Enzovoorts. Met het opruimen van de barrières voor de economische en sociale omvorming van de maatschappij, ontstaat er een beperk begripsvermogen, met een vernauwd blikveld: een manier van kijken en denken dat alleen maar individuen ziet, alleen maar economisch kan argumenteren en alleen maar vooruitgang of achteruitgang constateert en bij elke hapering in de vooruitgangsmachine vlagen van hysterie gaat vertonen. Bijvoorbeeld: om de vergrijzing op te vangen jaagt men de vrouwen de arbeidmarkt op, maakt men van opvoeding van kinderen een overheidstaak. En een ander voorbeeld heeft alles te maken met het hysterische “cordon sanitaire” dat er in deze zuidelijke Nederlanden maar blijft bestaan. Beide zijn vormen van hysterie.

Perspectieven voor wat u "Dietsland” noemt, kunnen alleen bestaan bij de gratie van een gezonde en sterke basis van De Nederlanden. Èn bij de gratie van een Nederlanden dat deze basis kan overdragen en uitdragen. En wil de Vlaamse volksbeweging, willen “De Nederlanden” een perspectief hebben, dan zal ze de identiteit van De Nederlanden vast moeten leggen en uit moeten leggen. Misschien gebeurt dit al. Maar mijns inziens niet krachtig en overtuigend genoeg. Laat ik u vertellen waarom ik dat denk. Ik stipte al min of meer de Europeïsering van onze landen aan. Ik had ook kunnen zeggen: er is sprake van een groeiende etnische en culturele diversiteit in Europa en in De Nederlanden. Hoe reageert de politiek hierop? Ik lees in uw kranten dat men dit doet door te hameren op zaken als tolerantie, scheiding kerk en staat, gelijkheid van man en vrouw, enzovoorts. En ik lees ook dat volksnationalistische partijen niet veel anders doen. U mag zelf de voorbeelden invullen.

Men moet daar maar over denken wat men wil, maar wie zo immigranten wil integreren, integreert geen immigranten, maar ex-tegreert de eigen mensen door de eigen identiteit in te wisselen voor een vage, abstracte identiteit waardoor er geen verschillen meer bestaan – mogen bestaan – tussen de diverse culturen en etniciteiten. Wil Vlaanderen, willen de Nederlanden overleven en enig perspectief hebben, dan zal er in de toekomst sprake moeten zijn van culturele expansiedrang van u en van mij. Een Nederland van de locale gemeenschappen, van de sterke identiteit vanaf de basis, druist namelijk in tegen de culturele Europese hoofdstroom die sterke identiteiten juist als bedreigend ziet. Maar daar moet u geen boodschap aan hebben. Een sterke Vlaamse volksbeweging moet kortom tot doel hebben anderen in te lijven in haar identiteit. Ik noem in het kort drie vormen van expansie:

Ten eerste: als een Marokkaan hier wil blijven wonen, dan dient hij of zij een Nederlander te zijn: cultureel, sociaal en religieus. Mijn opdracht aan de Vlaamse Volksbeweging is dan ook: maak van een Marokkaan een Vlaming. Dat gaat verder dan taal of werk. Dat gaat verder dan tolerantie en gelijkheidsdenken. Daar hoort een huwelijksopvatting bij, een verbondenheid met het christendom en een familieopvatting die Nederlands is en niet Arabisch of Berbers. Maar de expansiedrang dient verder te gaan, en dit is de tweede vorm van expansie. Een Vlaamse, een Nederlandse volksbeweging zal in het Europa van nu ook anderen moeten inwinnen voor haar zaak. De volkscultuur van gemeenschappen, traditie en historische verbondenheid dienen over in Europa te worden gevoed en ondersteund. Zonder een Nederlands Europa – dat is: een Europa dat vanaf de basis is opgebouwd van volksgemeenschappen, gezinnen en huwelijken, is elk perspectief voor “De Nederlanden” bij voorbaat kansloos. Te midden van een machtig Europa zullen De Nederlanden geen vreemde eend in de bijt kunnen zijn. De derde vorm van expansie is die binnen de Vlaamse beweging zelf. Er zijn politieke tegenstellingen. Er zijn tal van historische gevoeligheden. Deze tegenstellingen moeten worden overwonnen. Er moeten nieuwe perspectieven worden ontwikkeld om van de historische ballast af te raken en van de historie een vruchtbaar terrein te maken.

Dit zijn in het kort de drie perspectieven voor De Nederlanden. Het zijn drie vormen van expansie. Het klinkt bizar, maar om als Nederlanden te overleven, om verder te komen in wat voor vorm dan ook, dient eigenlijk geheel Europa een "*Nederlands" voorland te worden. Om dit alles te bewerkstelligen is er behoefte aan denktanks, denkgroepen en nieuwe initiatieven om oude impasses en tegenstellingen te overbruggen of te doorbreken. En om zoiets als “nationalisme” te herdefiniëren. Vlaanderen moet Nederland jaloers maken. Niet alleen culinair, of wat betreft onderwijs of vriendelijkheid; dat zijn slechts zaken aan de buitenkant. Nee, de fundering moet zichtbaar worden. Het moet zover komen dat zulke Nederlanden Europa jaloers maakt.

Perspectieven voor “De Nederlanden” ontstaan alleen door een wisselwerking tussen het hervinden van een identiteit die ingaat tegen de economische modes in enerzijds en anderzijds een expansieve houding die het volksleven, het nationalisme of wat dan ook niet slechts koestert, maar uitdraagt als noodzakelijk medicijn voor elke Europeaan. Misschien gaan de Noord-Nederlanders het eerst overstag. Misschien wel het laatst. Maar laat dat een bijzaak zijn. Net zoals de aanwezigheid van een Noord-Nederlander op een bijeenkomst van de Vlaamse Volksbeweging een bijzaak is.

Geen opmerkingen: