donderdag 25 juni 2009

Tuimelende vrijheden

Het voorstel van de Commissie Brinkman, de tijdelijke commissie Innovatie en Toekomst Pers, om kranten geldelijk te ondersteunen door middel van Internetheffingen [1], is een logisch voorstel. Wie kranten onmisbaar vindt voor het functioneren van een democratische rechtsstaat kan niet met lede ogen toezien hoe deze kranten één voor één het loodje dreigen te leggen. De geïnformeerde burger is de basis van de staatslegitimiteit. Deze burger kiest immers haar vertegenwoordigers op basis van afwegingen die reëel zijn, want gedragen door een voldoende aanbod van informatie en achtergronden via onze pers. Valt dit aanbod weg, dan heeft de democratie een probleem. Op grond waarvan kiezen mensen dan nog? Op basis van autoriteit - de geïnformeerde ambtenaren en politici? Om dat te voorkomen, moet worden voorkomen dat de pers verdwijnt. Vandaar het logische voorstel van de Commissie Brinkman. Een erg fout voorstel voor wie niet gelooft in de fabels van de democratie; een erg goed voorstel voor alle democratische staatsaanbidders.

Het is een feit dat in het huidige bestel van infomatievoorziening en achtergrondvoorziening de kranten de belangrijkste spil zijn. Veel nieuwe media halen hun informatie weg bij kranten. Veel persbureaus drijven op abonnementen van kranten. Radio en TV vullen hoogstens wat gaten op. Deze media lenen zich niet voor het leveren van uitgebreide informatie. Dat doet alleen een geschreven pers: kranten en tijdschriften. En dat doen ook boeken. En al deze mediavormen staan onder druk van de vrije markt en het gedrag dat de vrije burger op deze vrije markten vertoont. De vrije burger ondermijnt zo een belangrijke bestaansvoorwaarde van diezelfde vrije burger.

Heeft een samenleving daarom een vrije pers nodig - als de vrije pers zo'n belangrijke voorwaarde is voor vrijheid? Voor onszelf, of ook voor landen als Iran? Iran verwijt Nederland dat ze metterdaad vanuit Amsterdam een radiostation ondersteunt van de Iranese oppositie. Minister van Buitenlandse Zaken Verhagen verdedigde dit door te wijzen op het recht op vrije pers dat ook voor Iraniërs zou gelden. Dat dit een merkwaardige discrepantie met zich meebrengt, zal Verhagen niet interesseren. Waarom zou hij ook? De zogenaamde 'vrije pers' van Nederlandse bodem interesseert zich er ook niet voor. Want 'vrije pers' in Iran betekent een door de Nederlandse staat gesteunde 'media' vanuit Nederland voor Iran. En tegelijkertijd klinkt er in Nederland een pleidooi voor een door de Nederlandse staat gesteunde Nederlandse vrije pers. Een pers is dus vrij indien deze door de Nederlandse staat wordt gesteund. Een pers is niet vrij indien deze door de Iranese staat wordt gesteund.

Natuurlijk kan men hier tegenin werpen dat 'onze' Nederlandse c.q. Iranese pers vrij is om te spreken wat ze wil. Dat is zo tot op zekere hoogte. Zolang je je houdt aan de regels van het democratische stramien, zul je 'gesteund' worden. Zodra je dit stramien inwisselt voor een stramien dat de democratie juist omver wil werpen, zul je erachter komen dat je niet gesteund wordt, en zelfs de kans loopt verboden te worden. De vrijheid van spreken dient dus als inhoud te hebben de vrijheden zoals die door ons worden aanvaard: vrijheden zoals opgevat in het kader van de mensenrechten. Een vrije pers is er dan om vrijheden te bewaren. Vrijheden staan namelijk niet op zichzelf, maar hangen samen. De vrijheid om jezelf te verenigen hangt samen met de vrijheid om zelf initiatieven te organiseren, waaronder politieke.

De hoofdredacteur van Trouw, Willem Schoonen, zegt het zo: "Probleem is wel dat de krant zijn sleutelfunctie in het democratisch bestel dreigt te verliezen. En er is niet één medium dat die functie overneemt. De meest schokkende uitkomst van het onderzoek van het Pew Research Centre, is niet dat de krant concurrentie heeft gekregen van andere nieuwsbronnen. De meest schokkende uitkomst is, dat van de jonge ondervraagden 34 procent zegt geen enkel nieuwsfeit van de vorige dag tot zich te hebben genomen. Niet via tv, niet via internet. Een samenleving waarin een groeiend deel van de bevolking helemaal niet meer op de hoogte is van het nieuws, moet zich ernstig zorgen maken."

Dat is het nu juist: de samenleving maakt zich geen zorgen; de staat maakt zich zorgen. En komt in actie. Ondermeer door plannen van mensen als Plasterk en Brinkman. Afgezien van de vraag in hoeverre onze vrijheden nog leven in ons staatsbestel, in de media en onder onze bevolking, moeten we iets anders vaststellen: de noodzakelijke voorwaarden voor een vrije maatschappij worden hoe langer hoe meer in stand gehouden door de staat. Niet de samenleving houdt de staat in stand, maar de staat houdt de samenleving in stand.

Door een omvangrijk subsidiestelsel onderhoudt en steunt met tal van verenigingen, stichtingen, partijen en andere initiatieven. Men steunt niet alleen, maar stimuleert en propageert zelfs bepaalde activiteiten, zoals op mediaal, cultureel of op homolobbyïstisch gebied. De staat bepaalt welke initiatieven wel of niet subsidie waard zijn. En we zien ingeval de SGP dat de staat kan besluiten - al dan niet onder dwang van een rechter - om bepaalde organisaties uit te sluiten van staatssteun, in dit geval de SGP.

De staat bepaalt wat nodig is voor haar functioneren en haar voortbestaan. Ze bepaalt ook wat we moeten denken. Met behulp van bepaalde lesprogramma's op scholen bepaalt de staat hoe de toekomstige burgers van Nederland moeten denken over vrouwen, homo's, seksualiteit, het ontstaan van de wereld en integratie - een lijst die steeds langer wordt. De zogenaamde vrijheid van mening volgt dus op de verplichting door de staat te denken zoals zij dat wil.

Deze verplichting geschiedt met name via het 'vrije onderwijs'. Dat onderwijs is zoverre vrij dat de staat bepaalt wat er op bepaalde gebieden gedacht dient te worden en dat de staat dit mag doen omdat zij dit onderwijs financiert. Afgezien van de vraag hoe het dan zit met het geld dat burgers aan deze staat afdragen om hun eigen onderwijs ingesnoerd te zien worden, is dit het punt dat ik wil maken: de vrijheid van onderwijs wordt, evenals de vrijheid van wetenschap, geregeld en gefinancierd door de staat. Niet alleen in theorie, maar ook in praktijk is het dus volgens verreweg de meeste burgers mogelijk, en zelfs wenselijk, een belangrijke basisvrijheid c.q. basisvoorwaarde voor een vrije samenleving te laten verlopen via de staat. De staat bepaalt de eisen wie er les mag geven. De staat bepaalt de lesinhoud. De staat controleert de kwaliteit. De staat financiert. In dit kader is het niet meer dan logisch dat Verhagen Iran niet opriep tot het invoeren van 'vrijheid van onderwijs', eventueel met Nederlands geld. Het Iranese stelsel van staatsonderwijs is immers ook het ultieme doel van de Nederlandse vrijheidsapostelen? Wat dat betreft, doet Iran het alvast erg goed.

Dat het onderwijs, en voor een belangrijk deel ook wetenschap en cultuur, een staatstaak is, en zelfs onderdeel is van de staat, is voor het gros van de burgers geen punt van discussie. Het wordt opeens anders als het gaat om de geschreven pers. Waar de radio en de televisie voor een belangrijk deel ook staatsgestuurd zijn, is de geschreven pers dat (nog) niet. Dit zou namelijk in strijd zijn met haar vrijheid die onafhankelijkheid veronderstelt.

Op radio en TV zien we dat de meeste serieuze nieuwsvoorziening, achtergronden, cultuuraanbod, etc. verloopt via de publieke, staatsgestuurde zenders, en niet via de kanalen van de vrije markt. Vergeleken met radio en TV is de geschreven pers dus opeens een heel ander verhaal. De geschreven pers zou niet alleen onmisbaar zijn voor een moderne democratische rechtsstaat, haar onafhankelijkheid evenzeer.

Niet iedereen denkt er zo over. Veel jongeren denken er namelijk anders over. Zij lezen geen kranten meer en het al dan niet voortbestaan ervan laat ze koud. Zelfs in grote steden met veel jonge, hoogopgeleide mensen, is deze trend merkbaar. In de Verenigde Staten verwacht men zelfs dat sommige grote steden het straks zelfs helemaal zonder gedrukte krant moeten stellen, zoals de stad San Francisco. De burgemeester van San Francisco reageerde op dit bericht vrij luchtig. Volgens hem zullen de mensen onder de dertig het niet eens merken.

Nu is San Francisco geen schoolvoorbeeld van een normale samenleving. Ik wil weten op wie ik stem. Ik wil weten wat zijn achtergronden zijn, wat de achtergrond is van het nieuws. Wat de betekenis is van het gedachtegoed van een partij. Ik wil de denkers lezen die weer anderen inspireren tot bijvoorbeeld vrije marktdenken, of juist een kritiek erop. Ik wil dus niet alleen kranten lezen, ik wil ook tijdschriften en boeken lezen.

Als al deze markten onder druk staan, is er binnen ons bestel maar één oplossing: de staat neemt niet alleen de kranten onder haar hoede, maar ook de gehele geschreven pers en de boekenuitgeverijen incluis. Ik wil mij bovendien als toekomstige 'decision maker' internationaal oriënteren. Dus waarom zou de staat ook niet de reisbureaus onder haar hoede nemen, zeker in een tijd van hoge brandstofprijzen en teruglopende vakantieboekingen? En als de staat zich dan toch met de opvoeding van mijn kinderen bemoeit, waarom dan niet met mijn relatieleven? Ik heb het te druk om dat zelf te regelen. En een stabiele relatie brengt stabiel stemgedrag met zich mee en dus een stabiele rechtsstaat.

Het is de logische gang van de rechtsstaat dat deze alles in zich opneemt dat cruciaal is voor haar bestaan. Wat is het meest cruciale element van een vrije samenleving? Juist. U en ik; de burgers. Alles wat deze burgers aangaat is dus belangrijk voor de rechtsstaat. De burger zelf is belangrijk. Daarom: nationaliseer niet alleen de kinderen, het initiatief en de informatie, nationaliseer dan ook meteen maar het leven van de burger. En daarmee ben je er nog niet. Want wat als de burger zelfs geen staatsgesteunde, of zelfs in de toekomst genationaliseerde, NRC Handelsblad wil lezen? Dat is niet erg. Een burger die nooit een krant of een boek heeft gelezen, begrijpt ook niet het constitutionele probleem van de niet-geïnformeerde burger. Zo'n burger blijft geloven in de democratie. Het enige probleem is zijn onvrede. Deze kan men beheersen door de onvrede te nationaliseren. Heropvoeding op scholen (gebeurt al), in slaap sussen door democratische fantasieën (gebeurt ook reeds) en het afwentelen van onvrede op elementen die uit de weg moeten worden geruimd (religie, traditie, patriarchaat, etc.).

De staat is de oplossing van de maatschappij. Negentig procent is al opgelost. Die andere tien procent kan daar ook nog wel bij.

[1] Zie hier de website van de Commissie Brinkman.

Geen opmerkingen: