zaterdag 2 mei 2009

Battle of the Books

Het moderne Europa heeft het humanisme tot grondslag verheven. Daarmee heeft ze een oude slang aan haar boezem gedrukt. Want het humanisme is een smerige oorlog. Van boeken tegen boeken. Van boeken tegen het Boek. En van boeken tegen het leven zelf.

Humanisme is oorlog. In de satire “Battle of the Books”, van Jonathan Swift (1667-1745), de Engelse schrijver die vooral bekend is geworden door zijn Gulliver’s Travels, wordt de aanzet gegeven tot deze conclusie. Swift schreef zijn satire als onderdeel van de literaire polemiek die zich eind zeventiende eeuw in Europa afspeelde tussen aanhangers van de klassieke traditie en die van de moderne cultuur. Laatstgenoemden meenden dat de moderne cultuur van wetenschap en rede superieur was aan de klassieke cultuur van Athene en Rome. Maar waar moderne schrijvers bij de klassieken bijgeloof en bekrompen denken zagen, meenden de verdedigers van de Klassieken dat deze oude boeken, zoals die van Virgilius, Cicero, Homerus en Aristoteles, tijdloze voorbeelden waren voor een gezonde en volwaardige cultuur. Swift beeldde deze strijd uit door in zijn satire de boeken tot leven te laten komen: het gevecht tussen boeken. Zo heftig dat zelfs het manuscript waarop dit gevecht is opgetekend beschadigd raakte en zodoende de lezer in het ongewisse laat over de uitkomst van het gevecht tussen moderngezinden en klassiekgezinden.

De verdedigers van de Klassieken waren dus niet zo onder de indruk van de toename van kennis van wetenschap en filosofie. Evenmin van de idee van vooruitgang. Men verwierp de houding van kritiek die als ze eenmaal in gang was gezet, alles zou ondergraven. De geschiedenis gaf de ‘klassieken’ gelijk. De kritiek van de modernen op de plaats van de Klassieken bleek uiteindelijk niet terug te schrikken voor kritiek op de Bijbel. De kritiek op cultuur resulteerde alras in een kritische houding ten aanzien van Kerk en politiek, met revolutie als gevolg. Jonathan Swift stond nog midden in de strijd; midden in “The Battle of the Books”, en hij liet in deze satire de uitkomst van de strijd in het midden. Want een klassiek mens weet: wie er ook wint, de natuur, met haar eeuwige wetten, is onverwoestbaar.

In “Battle of the Books” maakte Swift gebruik van een reeds bestaande parabel, die van de spin en de bij. De moderne cultuur met haar schrijvers en filosofen stelt Swift voor als een spin in een web. Volgevreten met talloze vliegen, spint hij zijn web, vanuit zijn eigen lichaam dat volgens Jonathan Swift weinig anders is als "a good plentiful Store of Dirt and Poison." Met minachting spreekt de spin over de bij – beeld van de klassieken, van de echte schrijvers – die rondvliegt zonder web als huis, zonder angst over wat anderen van hem zullen denken. Waar de spin zijn maaksel vanuit de vuiligheid van zijn eigen lichaam opbouwt, onttrekt de bij zijn materiaal aan de natuur, waar hij rondvliegt in de velden waar hij thuis is en zich thuis voelt.

Oppervlakkig gezien gaat de “Battle of the Books” dus om een strijd tussen ideeën. Of liever gezegd: de strijd om het behoud van de klassieke, artistieke verbeelding tegenover de koude, levenloze rationaliteit van de modernen en de culturele en literaire critici. En dat is een thema dat veel conservatieve, klassiekgezinde mensen in Europa en Amerika aanspreekt. Niet voor niets gaf het Intercollegiate Studies Institute (ISI) – een Amerikaans traditioneel conservatief instituut – eind 2008 een boek uit waar eenzelfde toon in klinkt: Wreck of Western Culture: Humanism Revisited, van de Australische cultuursocioloog John Carroll.

Op een haast niets ontziende manier gaat Carroll, hoogleraar Sociologie aan de Universiteit van Melbourne, aan de hand van Great Books vijfhonderd jaar westerse cultuurgeschiedenis langs om te concluderen dat deze ‘geschiedenis van vijfhonderd jaar humanisme’ zo dood als een pier is en dat het humanisme daar zelf de hoofdschuldige aan is. Van Donatello tot Freud, van Velázquez tot Darwin ziet Carroll een ontwikkeling waarin de mens zelf het centrum van de wereld wilde zijn, en hij stelt dat deze vervanging van God door de mens op een culturele en morele ramp is uitgelopen. Carroll: “Het menselijk individu is niet alleen geen schepsel en schepper in één, en ook geen hoog ontwikkelde vis, zoals Darwin ons wilde doen geloven. Het is waar, geef een vis een bewustzijn en je krijgt een modern individu wiens aardse bestaan wordt doorgebracht in angst voor die onvermijdelijke toekomst, de dood, een onbewuste angst die alle plezier vergalt. Het schepsel verandert in steen.”

Carroll is oneindig veel scherper dan een humanist als Stephen Toulmin, die reeds in Cosmopolis – The Hidden Agenda of Modernity (1990) stelde dat de tragiek van de westerse cultuur het uiteengaan van wetenschap en kunsten was. Volgens Toulmin is de remedie eenvoudig, namelijk de verzoening tussen de exacte wetenschappen en de humanistische traditie. Nee, volgens Carroll omvat het humanisme juist ook de dodende, zogenaamd ‘exacte’ wetenschappen zoals die van Freud, Darwin en Marx. Juist door het hogere en het lagere van ons bestaan uit elkaar te trekken, kon de wetenschappelijke, economische en technische vooruitgang ongestoord expanderen. En het humanisme leende zich uitstekend voor dit uit elkaar trekken doordat het wezen van het humanisme de onderdrukking van de natuur door de cultuur, i.c. de boeken inhoudt. Met alle gevolgen vandien voor de mens. Carroll: “Onze gezonde instincten zijn tot vrijwel nul gerationaliseerd door deze ziekte, deze illusie dat de geest het zijn opnieuw kan vormen.”

In Carroll echoot iets door van eerdere de waarschuwingen van George Steiner die in 1971, in zijn essay In Bluebeard’s Castle, reeds stelde: “In plaats van de doeleinden en de spontane verlangens van de mens te dienen, zijn de ‘positieve waarheden’ van de exacte wetenschap en haar wetten een gevangenis geworden, nog donkerder dan (de imaginaire kerkers – Carceri d'Invenzione (1745), EvG) van Piranesi, een carcere om de toekomst in op te sluiten. Niet de mensen, maar de feiten bepalen de loop van de geschiedenis.” Daartegenover poneerde Steiner een keuze voor de “utopische bronnen van het humaan bewustzijn”. Deze utopische bronnen bleken later, in het essay Real Presences, ideeën te zijn die volgens Steiner niet konden bestaan zonder Transcendentie. Een gezonde cultuur – een cultuur die de naam ‘cultuur’ waardig is – is er slechts bij de gratie tussen het contract tussen God en mens. Waar dit contract wordt verbroken, belanden we in een cultuur van “boeken over boeken en boeken over die boeken”. Ook Steiner keerde zich, evenals Swift dat eerder deed, tegen een cultuur die wordt gedomineerd door critici, door spinnen die de echte cultuur willen verstikken in hun web.

Maar Steiner ging niet zover als Carroll. Waar Steiner nog denkt, voelt en gelooft door, in en via de boeken van de cultuur, van het humanisme, wil Carroll af van het keurslijf van de humanistische utopie. Steiner wil juist de utopie, zoals hij in Real Presences pleit voor het “utopia van de zondag”; namelijk datgene wat er na onze deconstructie overblijft om de verbeelding te voeden. Carroll wil geen utopie, want cultuur zonder natuur is, evenals het koude modernisme, een web dat je gevangen houdt, totdat de spin je doodt en leegzuigt.

Het is trouwens opmerkelijk dat het ISI een boek als dat van Carroll heeft uitgegeven. Deze denktank gaf tot nu toe voornamelijk boeken uit die uitblonken in culturele en literaire uitwijdingen over ´Great Books´ en ´Great Men´; de ideeën van de hogere cultuur zouden ons moeten redden. Niet dat men daarin onwaarheid sprak. Want juist in de Klassieken zou de natuur, de wijsheid en de transcendente weer moeten spreken. Maar dat spreken gebeurde maar niet en het luisteren verzandde uiteindelijk in het drijfzand van “boeken over boeken en boeken over die boeken” - waar Swift en Steiner in zekere zin reeds tegen waarschuwden. Heeft men bij ISI soms geluisterd naar de kritiek van Claes Ryn, die in een kritiek op het Amerikaanse conservatisme, dit conservatisme juist beschuldigde van intellectuele en artistieke luiheid? Ryn: “American intellectual conservatives seem to feel no existential need for poetry, novels, paintings, symphonies, films, and such.” (in: Modern Age, 2007)

Mocht men bij ISI naar Ryn geluisterd hebben, dan is dit een goede zaak. Want op de keper beschouwd, is de “Battle of the Books” in de diepste grond geen strijd tussen boeken onderling, om een tegenstelling tussen boeken van modernen en boeken van klassieke auteurs. Het gaat bij Swift om iets anders; de werkelijke oorlog bij hem is die tussen de critici van de natuur en haar wijsheid enerzijds en de inwoners en representanten van de natuur anderzijds. Waar zogenaamde wetenschappelijke kennis toeneemt, en bij het voortschrijden de oude kennis haar waarde ontneemt, en waar een vooruitgang voortwentelt en de oude wereld als een oud kleed van zich afwerpt, is volgens de Klassieken – en haar verdedigers – de waarde van de natuur blijvend.

Bij verontruste humanisten als Stephen Toulmin gaat het om ideeën die sturing moeten geven aan de vooruitgang van wetenschap en techniek, om te voorkomen dat de wereld ten onder gaat aan “institutionele aderverkalking”. En George Steiner ziet deze ideeën slechts bestaan als het contact met de hogere werkelijkheid – het transcendente – niet verbroken wordt. Want zonder contract met ‘God’ wordt de wereld van wetenschap en rationaliteit volgens hem een kerker; gelukkig schenkt ‘God’ ons de broodnodige utopie om te overleven en onze vrijheid te behouden.

Maar John Carroll gelooft niet dat ideeën los verkrijgbaar zijn, al dan niet met behulp van een ‘God’ die ons de utopie schenkt om te blijven geloven dat er meer is dan de kerker. En Carroll gelooft evenmin dat ‘humane ideeën’ en rationaliteit te mixen zijn tot een leefbare wereld, zoals Toulmin schijnt te denken. Want aan het slot van zijn boek stelt hij: “Er bestaan eeuwige wetten – zedelijke en metafysische – en op het diepste niveau is kennis van die wetten het menselijk geweten aangeboren. (…) Dus hoezeer het waarachtige geweten in een bepaalde periode ook vervormd en onderdrukt wordt, het zal nooit helemaal uitgewist worden. (…) De mijlpalen van de weg die een cultuur, onze cultuur moet gaan, zullen overleven en zijn er voor iedere volgende generatie die ervoor openstaan. Zo gezien hebben we altijd vaste grond onder onze voeten.”

Nu, ook George Steiner gelooft dat de ‘hoop’ ongevoelig is voor deconstructie door literatuurwetenschappers en taalfilosofen, maar Carroll gelooft in meer: hij gelooft in vaste grond. Welke strijd er ook wordt gevoerd; boeken zijn altijd een bijzaak. “The Battle of the Books” vindt immers plaats op de vaste grond van eeuwige wetten. Al in de parabel van de spin en de bij liet Jonathan Swift zien dat deze eeuwige wetten vrijheid schenken; zoals de bij zich vrij van bloem naar bloem beweegt zonder acht te slaan op reputatieschade of webbeschadiging. En eeuwige wetten schenken de mens plezier. Dat wist Swift, dat wisten zijn medestanders, en dat weet ook John Carroll. En als het goed is, weten wij dat ook.

Naar aanleiding van: John Carroll, The Wreck of Western Culture. Humanism Revisited. ISI Books, Wilmington, DE, 2008, 275 p. ISBN10/13: 1933859695 / 9781933859699.

Geen opmerkingen: