donderdag 31 augustus 2006

EDMUND BURKE IN AMSTERDAM

"All that is necessary for the triumph of evil is that good men do nothing." (Edmund Burke)


De Amsterdamse Volkskrant-columnist Martin Bril heeft enige tijd geleden zijn "racistische" column ingetrokken. In de Volkskrant van 6 juni schreef hij zelfs het excuses "Optimisme als plicht". Bril had zich volgens eigen zeggen verschreven door over de enorme hoofdstedelijke toename van (vooral Marokkaanse) allochtonen dit te melden: "we verheugen ons op een gruwelijke toekomst". Hij was met "verkeerde been uit bed gestapt" en daardoor – zo zei Martin Bril - "vloekte ik in mijn eigen kerk". Martin Bril heeft daar spijt van, want, en hier citeert hij Karl Popper, "optimisme is een morele plicht."

Maar het is een zware plicht, want "zo zorgeloos als optimisme klinkt, zo moeilijk is het in de praktijk, want de werkelijkheid is grimmig en de feiten die op ons af komen liegen er niet om. Cynisme en starre rechtlijnigheid liggen altijd op de loer. (...) In dat licht gezien is optimisme een kwestie van beheersing, en evenwichtskunst, en bestaat er altijd een kans dat je ineens onderuit gaat." En naar eigen zeggen ging Bril onderuit bij het schrijven van een column over het schrikbeeld van onze toekomstige steden die massaal bevolkt zullen worden door inwoners van vreemde afkomst. Bril heeft gezondigd, ook tegen zichzelf. Want, zoals hij zelf zegt: "ik heb een hang naar het goede, want goed is beter dan slecht."

Martin Bril is het perfecte voorbeeld van sociaal-liberaal met een vervelende rest gezond verstand dat zo nu en dan opspeelt en hem dan een uitglijer bezorgt. Bril moest wel terug krabbelen, en een excuuscolumn schrijven, om zijn job en zijn vriendenkring (en daarmee zijn werkelijkheid) niet te verliezen. Een conservatief is Martin Bril daarom niet; een conservatief weigert namelijk terug te krabbelen ten koste van zijn waarachtigheid en van de dingen waar hij bij leeft. Volgens Bril moeten we met onze evenwichtskunsten vooral naar boven kijken, en vooral niet naar beneden. Je blik afwenden van de harde werkelijkheid is voor hem, samen met Karl Popper, zelfs een morele plicht. Bril is een exponent van de culturele grachtengordelelite van ons land; de elite die de kranten volschrijft, het parlement bevolkt en onze kinderen opvoedt. Het zijn opvattingen als deze die het leven van normale, goede mensen moeilijk, zo niet onmogelijk maken.

Het leven van een conservatief in landen als Nederland of België is dan ook een hard leven. Een fatsoenlijke krant of een behoorlijk opinieblad is er niet. Een partij om op te stemmen bestaat niet. En – indien religieus – is er ook nauwelijks een kerkgenootschap waar je lid van kan zijn. Klassiek onderwijs in de vorm van privé-scholen of parochiescholen is evenmin voorhanden. Moet je als "conservatief in Amsterdam" wanhopen of hopen op een conservatief moment? Namelijk het moment dat de wal het schip zal keren; het moment dat het "normale" weer normaal wordt?

Wie als paleoconservatief wacht op dat paleoconservatieve moment kan lang wachten. Dat komt er namelijk nooit. Daarin onderscheidt het paleoconservatisme zich van andere denkstromingen zoals het liberalisme en het neoconservatisme. Er gaapt een diepe kloof tussen de werkelijkheid van de paleoconservatief enerzijds en de vele momenten zoals het liberale, het sociaal-democratische of het democratische moment anderzijds.

Het moderne “moment” ontstaat vanzelf. Het moment veronderstelt autonome processen die hun werk doen in een wereld van chaos en wanorde, en die altijd zullen leiden tot een nieuw evenwichtsmoment: de "tijd" dat iets rijp is voor een boodschap of iets dergelijks. Het verlangen naar het moment illustreert de hoop die afwacht en niets doet. Het is deze houding van integere hoop die in de woorden van Edmund Burke scherp wordt afgewezen. Voor de Brits-Ierse filosoof en staatsman Edmund Burke is voor de triomf van het kwaad - de toestand van chaos en de verwildering - slechts één ding nodig: namelijk dat normale en goede mensen niets doen. Meer dus niet. En dit is een verbijsterende stellingname.

Achter Burke’s scherpe woorden zit de onvoorstelbare constatering: dat goede mensen in staat zijn om niets te doen tegen een opkomend kwaad. Er bestaat volgens Burke een sterke neiging bij de mens – zelfs bij de goede mens – om ten overstaan van het kwaad niets te doen dat het kwaad kan tegenhouden of kan elimineren.

Burke ontmaskert zo met zijn woorden de valse religie der hoop die verwachtingsvol het moment afwacht dat de wal het schip keert. Maar Burke wist dat het kwade juist floreert in een cultuur waarin het niet wordt tegengewerkt. Het drijft als het ware op het nietsdoen en stimuleert de lamlendigheid en de moedeloosheid van goede mensen. Op zichzelf genomen heb je namelijk niets aan goede mensen. Een houding, een intentie, een ondergrond, of wat dan ook – het zegt allemaal niets wanneer er tegelijkertijd niets gedaan wordt om het kwaad actief te bestrijden.

Als er dus sprake is van een conservatief moment, dan is dat moment altijd en overal continu present. En wie dat niet weet is geen conservatief en is bovendien geen goed mens. Want zo scherp liggen de zaken. Een goed mens hangt geen marxistische en liberale Verelendungs-theorieën aan en kent geen volkswijsheden als "de wal keert het schip". Een goed mens komt ten allen tijde op voor het goede en keert zich actief tegen het kwade.

Een modern mens – een liberaal, een socialist of een democraat – heeft geen weet van deze dingen. Het denken van de moderne mens probeert er altijd het beste van te maken. In een kluwen van onafwendbare ontwikkelingen zoekt hij of zij zijn weg om toch nog iets van een goed bestaan te creëren. Het marxistische, liberale of democratische denken is altijd in staat ergens een positieve draai aan te geven. Komt je kind op een school met buitensporig veel allochtone leerlingen, dan draag je bij aan de integratie van buitenlanders, en zelfs van elkaar. Rijzen de echtscheidingscijfers de pan uit, dan verzint men wel zoiets van "het is beter om uit elkaar te gaan, dan om altijd ruzie te maken". En als iemand tijdens de studententijd er een enorme puinhoop van zijn leven maakt, is het: je leeft ten slotte maar één keer. Het steeds terugkerende refrein is dit: in de wanorde je weg vinden en er iets van proberen te maken – maar het kwaad blijft bestaan.

Het kwaadaardige van het erbij laten zitten is in onze maatschappij zelfs geïnstitutionaliseerd. Ben je als burger de gelukkige bewoner van een stad – Amsterdam of een stad in de "provincie" - die haar zinnen heeft gezet op een grote, nieuwe megaschouwburg om net als andere steden grote musicalproducties te kunnen uitvoeren, en betekent dit dat er een enorme hap gemeenschapsgeld richting een vertier van de happy few wordt geschoven, naast de bijdrage in de exploitatie tot in lengte van dagen, dan ligt het nog weer anders. Zou een normaal denkend mens ervaren uitgeleverd te zijn aan criminelen, een modern denkend mens legt zich al bij voorbaat neer bij een stel gekozen vertegenwoordigers die massaal instemmen met megaprojecten terwijl de bevolking daar wel eens massaal tegenovergesteld zou kunnen denken.

Het kwade is een sterke macht; het is een macht die een zekere normaliteit lijkt te kunnen constitueren. In onze tijd lijkt de natuur van de mens dit te zijn: de chaos, gebrokenheid en ondoorzichtigheid van het bestaan aanvaarden als de realiteit en deze naar de eigen hand te zetten. Zonder kompas en als een blinde is de moderne mens zichzelf tot eigen maatstaf. De driften zijn zo de leidraad voor het eigen levensproject; het driftmatige is de natuur die geëerbiedigd dient te worden.

Burke zag dat anders. Ook voor hem was de natuur van de mens een grond van het goede leven. Maar deze natuur kon slechts ontdekt en in stand gehouden worden door het beteugelen van de passies. Niet de aanpassing van de omgeving aan de mens was het doel van de conservatieve mens, maar de aanpassing van de mens aan zijn omgeving; alleen zo kon de ware natuur van de mens worden ontdekt en gekoesterd. Het goede vraagt inzet en onderhoud – uithoudingsvermogen en duurzaamheid.

Het goede is anders dan het kwade. Voor het goede moet er iets gedaan worden; zowel voor de totstandkoming ervan in een situatie van verval en wanorde, maar ook voor het instandhouden van het goede. Het kwade verwerkelijkt echter zichzelf.

Het kwade is iets anders dan een donkerzwarte omgeving - het is meer. Het ultieme kwaad is niet alleen het resultaat van afbraak, chaos en verwildering. Het is ook de evenwichtssituatie die deze wanorde voortbrengt. Zoals Martin Bril het formuleerde: "een kwestie van beheersing, en evenwichtskunst, (met) altijd een kans dat je ineens onderuit gaat." In deze moderne levensopvatting is het kwade de bevestiging van de overwinning van het kwaad op goede mensen. Want de ondergrond van de evenwichtskunst is niets anders dan een grote zwarte realiteit.

Burke leert ons iets anders. Hij leert ons om ons af te wenden van decadentiedenken en van het goedkope bodemloze optimisme van de ongefundeerde hoop. Want als het kwade zich zo makkelijk nestelt, dan is datzelfde kwade ook makkelijk te weerstaan. Niet door het lezen van goede boeken, of door het zich bewust worden van beschaafde waarden, of door afzondering samen met lotgenoten.

Het kwade is te weerstaan door het goede te doen en de consequenties van het goede ten volle te aanvaarden. Het kwade is te weerstaan door het denken in onafwendbare ontwikkelingen af te leren. Of door het democratisch excuus af te zweren. Het goede zal alleen overwinnen wanneer we leren dat alleen conservatieve mensen goed kunnen zijn. En dat liberale, socialistische en democratische mensen dat niet kunnen zijn (en als ze dat toch mochten zijn, dan is dat vanwege hun latent conservatieve inborst).

Het goede overwint dan ook alleen door de laatste categorie mensen te verslaan. Met woorden, argumenten, maar - als het niet anders kan - ook door zich te verdedigen tegen de kwade krachten die zich verhullen in een mantel van hoop, optimisme en beheersing. Alleen zo kan een conservatief overleven. Zelfs in Amsterdam. Laat de grachtengordelelite van Martin Bril cum suis maar vrolijk verder hopen. Dit houdt vanzelf wel een keer op, namelijk wanneer op een goede zondagmiddag onze grachtengordel blijkt te zijn verzopen in een nudistenbad na een flinke overdosis blauwalg. Als er zoiets als een conservatief moment bestaat (wat het niet doet), dan zal het op dat moment aanbreken. Als de liberale, socialistische en democratische voorlieden zijn gestikt in het eigen gelijk treedt – behalve de waarheid van Burke – ook deze waarheid in werking: het is nooit te laat om in te grijpen.


Lees verder...