vrijdag 29 december 2006

2006: Het jaar van het terrorisme

De ware terrorist is in het jaar 2007 geen fundamentalistische Afghaan, maar een klassiek ogende Nederlander, Vlaming of Europeaan. Als kenner van het conservatieve en traditionele denken, weet de neoconservatief immers waar hij zijn tanden in moet zetten. Waar een Al-Qaida ongericht vernielingen aanricht, zijn de acties van de neocons gericht. In naam van Allah en de Verlichting moeten Europa, volk, christendom, huwelijk en familie eerst worden losgemaakt van elkaar, om daarna stuk voor stuk te worden verkruimeld.

We leven in de tijd van de terreurdreiging. De donkere achtergrond van het terrorisme heeft onze blik vertroebeld en in veel gevallen zelfs blind gemaakt. De ware terroristen lopen niet in burqa's rond, maar werken aan onze academies in westerse colbertjes en mantelpakjes. Met of zonder stropdas zaaien deze terroristen een sfeer van achterdocht, haat, angst en onzekerheid. Het jaar 2007 wordt voor de klassieke Europeaan het jaar om de goede van de slechte boom te onderscheiden door op de vruchten te letten.

Als er iets is wat het afgelopen jaar de actualiteit direct of indirect heeft bepaald, dan is dat het terrorisme. De dreiging van terreur heeft niet alleen het veiligheidsbeleid en de buitenlandse politiek van veel Westerse landen getoonzet; het heeft daarnaast zijn stempel gezet op een belangrijk deel van het publieke debat in Nederland, België en in de Westerse wereld als geheel.

Het fenomeen terrorisme is niet nieuw. Niemand minder dan Edmund Burke was de eerste die deze term in de mond nam en koppelde aan het zaaien van schrik en verderf om een doel te bereiken. Niet alleen regimes kunnen een waar schrikbewind voeren, zoals dat van Robespierre tijdens de Franse Revolutie, ook autonome organisaties en personen kunnen zich hieraan schuldig maken. Europa kende (en kent) haar eigen terreurorganisaties, zoals de ETA in Spanje, de IRA in Groot-Brittanië, de RAF in West-Duitsland en de Rode Brigades in Italië.

In onze tijd is er een verandering gekomen in de aard van het terrorisme. Er is een nieuwe variant ontstaan: terreur zonder doel. Hadden oorspronkelijke terreurorganisaties altijd een concreet doel voor ogen: separatisme of het vestigen van een ander politiek systeem, het moderne terrorisme opereert zonder zo'n concreet doel. Het gaat deze nieuwe variant om de loutere destabilisatie van de wereldeconomie, van de handel, het transport en de culturele uitwisselingen in het algemeen. Haar doel is niet het overtuigen van een populatie van bijvoorbeeld een land of een werelddeel, maar het verwarren en destabiliseren van de maatschappijen waarin deze populatie leeft.

Werd het oude terrorisme altijd nog weerhouden door factoren als goodwill bij de basis, het nieuwe terrorisme trekt zich nergens wat van aan. Haar doelen zijn abstract. Organisaties als ETA en IRA hadden (en hebben) altijd nog hun thuisbasis van Basken en (Rooms-katholieke) Noord-Ieren waar ze rekening mee moesten (moeten) houden. Een organisatie als Al-Qaida heeft dat niet. Zij maakt rustig slachtoffers onder potentiële sympathisanten. Haar doel is niet zozeer overtuiging, maar vernietiging.

De Engelse filosoof John Gray heeft op de treffende overeenkomsten tussen Al-Qaida en het modernisme gewezen. In zijn boek "Al-Qaida en de moderne tijd" analyseert hij het verschijnsel Islamitisch fundamentalisme als een product van de moderniteit. De maakbaarheidsidee en het abstract ideologische zijn niet alleen typerend voor een organisatie als Al-Qaida, maar evenzeer voor het Verlichtingsdenken. Beide bewegingen gedijen het beste in een vacuümtoestand. Daarom richten beide bewegingen zich op de vernietiging van het bestaande. Gecreëerde anarchie schreeuwt om macht, en zowel fundamentalistische Islamieten als Verlichtingsdrijvers staan vooraan om de macht te gebruiken voor eigen doeleinden.

De definitie van terrorisme is aan het verschuiven. Was het in vroeger dagen zo dat de machthebbers bepaalden wat terrorisme was, nu ligt dat anders. Vroeger waren opstandelingen voor de machthebbers terroristen, zoals de verzetsstrijders in de Tweede Wereldoorlog voor de Duitsers "terroristen" waren. Voor de bepaling van "de klassieke terrorist" was het nodig de grond van zijn handelen - van zijn opstand - te bezien. Lag deze grond voor zijn opstand in oude rechten, vrijheden en in historische verworvenheden, dan kon er onmogelijk over terrorisme gesproken worden. De opstandeling dient namelijk het belang waarvoor hij in opstand komt: volk, historie, verwanten en geloof - het één nooit los van het ander.

De moderne terrorist opereert los van een organische rechtsbasis. Voor hem (of haar) zijn de geschiedenis, volk, organisch geloof, verwantschap verworden tot abstracties: tot elementen die gebruikt kunnen worden om het doel te bereiken, maar die bij falen kunnen worden afgedankt. De moderne terrorist is een socialist, liberaal of neoconservatief die speelt met normen en waarden, die dolt met klassieke deugden en paradeert met cultuur en identiteit. Totdat het niet meer voldoet, dan worden deze zaken afgedankt.

De moderne terrorist waar de conservatief in 2007 rekening mee moet houden is diegene die meehuilt met alles wat klassiek, conservatief, rechts of behoudend is, maar ondertussen een eigen agenda hanteert. Het is de André Rouvoet die in naam van de afgewezen asielzoekers de grondwet en het staatsrecht vloert. Het is een kardinaal Danneels die in naam van de humaniteit zijn Rooms-katholieke kerk afbreekt. Het is een Guy Verhofstadt die zijn oude rechtse vrienden in naam van de vrijheid het leven politiek onmogelijk wil maken. Het zijn neoconservatieven als Leon de Winter en Afshin Ellian die in naam van de vooruitgang en de Verlichting het volk, de beschaving, de godsdienst en de cultuur willen vernietigen.

Autonoom ten aanzien van onze geschiedenis, de natuurlijke en bovennatuurlijke orde, van het volk en van het verbond van onze voorvaderen, is hun enige doel het destabiliseren en verzwakken van onze beschaving. Hun ideaal is een vacuüm waarin deze machtsdenkers hun slag kunnen slaan. Met hun politiek van goede bedoelingen, zaaien ze een sfeer van weerzin en achterdocht ten opzichte van ons christelijke verleden, ten opzichte van de strijd die onze voorouders hebben gestreden, ten opzichte van de traditionele structuren die onze cultuur eeuwenlang hebben gedragen.

De ware terrorist is in het jaar 2007 geen fundamentalistische Afghaan, maar een beschaafd ogende Nederlander, Belg, Vlaming of Europeaan. Sommigen roepen al argwaan op bij hun verschijning: socialisten, groenen en soortgelijk volk. Hun mogelijkheden van terreur zijn daarom beperkt. Het zijn de zogenaamde "medestaanders" die de conservatief het meest moet vrezen: de neoconservatieven. Want als kenner van het conservatieve, religieuze en traditionele denken weet de neoconservatief immers waar hij zijn tanden in moet zetten. Waar een Al-Qaida ongericht vernielingen aanricht, zijn de acties van de neocons gericht. Ze weten waar ze hun pijlen op moeten richten. In naam van Allah en/of de Verlichting moeten Europa, volk, christendom, huwelijk en familie eerst worden losgemaakt van elkaar, om daarna stuk voor stuk te worden verkruimeld.

Terrorisme anno 2007 is de terreur van de goede bedoelingen. Het is de terreur van de totale bevrijding. Bevrijd van verleden, religie, bloedband en orde streeft dit nieuwe terrorisme een wereld na waarin iedereen zorgeloos kan voortleven. Maar wel na te zijn gehersenspoeld tot een Verlicht creatuur. En onder de hoede van de Verlichtingsautonomen, dat ook.

Ik wens u daarom een voorspoedig en oplettend 2007.


Lees verder...

woensdag 13 december 2006

BURGERSCHAP IN EEN HARTELOZE WERELD

Volgens de zeventiende-eeuwse Italiaan Giambattista Vico heeft een beschaving twee kenmerken. Kinderen weten wie hun ouders zijn en de doden worden begraven. Waar dit niet meer gebeurt, houdt een cultuur op een beschaving te zijn. In onze wereld waarin kinderen en ouders van elkaar vervreemden en zowel doden, ouders als de traditie monddood zijn gemaakt, is dit het geval. De beschaving maakt plaats voor een koude, harteloze wereld. Er is geen normaal mens die dit wil. Maar wat valt er tegen te doen? Het conservatieve antwoord zet in bij de weerbare burger. Waar is deze sterke burger waar iedere politicus de mond vol van heeft?

Wie conservatief is ingesteld, is voor een weerbaar en sterk burgerschap. Zonder burgers vervalt het recht van bestaan van de Westerse cultuur. Want de Europese burger staat voor verantwoordelijkheid en is iemand die vanouds doordrongen is van het algemene belang. De burger leeft nooit louter en alleen voor zichzelf, maar leeft zelf ten bate van zijn familie, zijn vrouw en kinderen en zijn volk en gemeenschap. Het is deze burger die onder vuur ligt; de socialisten, liberalen en democraten zien namelijk niets in de burger. De klassieke burger is een bedreiging voor onze moderne samenleving. Daarom moet hij verdwijnen.

Dat de burger bij de holle vaten van de moderniteit hoort, was de laatste tijd goed te horen tijdens de jongste verkiezingen in zowel in Nederland als in België. Beloften en beschuldigingen dat beloften niet zijn nagekomen tuimelden over elkaar heen. Nieuwe problemen worden aangedragen samen met nieuwe oplossingen. En waar men ook de vol van had was het burgerschap.

De burger is een vast ingrediënt van de politiek. Deze politiek bemoeit zich met de burger zoals de politiek zich met alles in ons leven bemoeit. Wie de kranten openslaat leest voortdurend uitspraken van politici die diep ingrijpen in de levenssfeer van burgers en locale gemeenschappen. De arbeidsparticipatie van vrouwen, langer doorwerken na je 65e, het steunen van de krantenmedia, integratie binnen wijken, het aanleren van tolerantie in onderwijsprogramma’s. Steeds weer klinkt vanuit de politiek de boodschap dat de burger het zelf niet kan, en dat de burger zelf niets doet en niets wil. Dus doet de overheid het maar weer. En ze doet dit met een volmacht om desnoods hard in te grijpen in de levenssfeer van de burgers zelf.

Verzwakking

Onze cultuur raakt meer en meer gepolitiseerd. Problemen die voorheen door de mensen zelf of met directe naasten werden opgelost, worden nu in de handen van de overheid gelegd. Maar niet alleen de cultuur raakt gepolitiseerd, ook de burger raakt steeds meer in de greep van de politiek. De burger doet alles, de staat bepaalt alles. Er is dus sprake van een structurele verzwakking van de burger. Alles wordt hem uit handen genomen. Hij wordt gegijzeld door de goede intenties van de politiek. En om te geloven dat we nog steeds zelf verantwoordelijk zijn, gelooft de moderne burger in de mythe dat de overheid het beste met hem voor heeft. De staat houdt zich bezig met voedselveiligheid, met verkeersveiligheid, met de kwaliteit van de taxichauffeurs, met uw pensioenleeftijd, met de stoeptegels voor uw huis.
Voortdurend is er vanuit de politiek de suggestie: als wij er niet meer zijn, vervalt u tot misère. Voortdurend wekt de politiek de suggestie dat een normale samenleving er één is van dieven en verkrachters. Waren tot ver na de Tweede Wereldoorlog veel huizen niet op slot, vandaag is alles zwaar bewaakt en zijn we omgetoverd in een land van dieven en rovers. Zonder staat wordt u overvallen, slaat u elkaar de hersens in, en is er geen onderwijs – dat wil men de burger tenminste doen geloven.

Politisering en democratisering gaan hand in hand. Wanneer het politieke ergens de hand op legt, klinkt al gauw de roep om de democratisering. Alles wat beheerst wordt, geregeld wordt door de overheid, dient gecontroleerd te worden. En controle dient democratisch te geschieden. Verantwoording moet er opeens worden afgelegd aan democratisch aangestelde vertegenwoordigers, lichamen en bestuurders. Elke stap van democratische controle gaat gepaard met het uitkleden van de burger.

Zowel de politiek als de democratie staan vijandig tegenover de burger. Het volk wil eigenlijk geen politiek. Politiek is abnormaal. De politiek ontstaat wanneer de verantwoordelijkheden van de burger zich losmaken van het leven van de burger zelf. Als iedereen zich met een aspect van jouw leven mag bemoeien, is dat aspect onderdeel geworden van het politieke. Een gezond mens wil dat van nature niet. De gezonde samenleving is dan ook apolitiek.

Want gezonde burgers zijn niet bezig met politiek, maar met de vanzelfsprekendheid van het leven. Waar de politiek zich bezig houdt met voorlichting over seksualiteit, houdt de burger zich bezig met het vinden van een goede levensgezel en met het krijgen van kinderen. Waar de burger de opvoeding van zijn kinderen zelf ter hand neemt, houdt de politiek zich bezig met de vraag in hoeverre onze kinderen moeten integreren met allochtone kinderen.

Aantasting

Omdat de politiek niet bij machte is het leven zelf te bepalen, doet ze niets anders dan maatregelen nemen om het leven aan te tasten. De moderne verantwoordelijkheid van de burger is deze: dat we verantwoordelijk zijn voor dat wat de overheid ons opdraagt te doen.

Waar de gezonde samenleving het gemeenschapsleven weerspiegelt, staat de politiek vijandig ten opzichte van dat gemeenschapsleven. Gemeenschap werkt integratie immers niet in de hand. Gemeenschap bevestigt namelijk rolpatronen terwijl volgens de politiek de mensen juist moeten worden losgemaakt uit hun patronen. Een gemeenschap koestert en bewaart traditie en waarden, terwijl politiek juist met standaardprocedures en algemene wetten de culturele en plaatselijke verschillen probeert te omzeilen.

De democratie heft de grenzen op die het klassieke burgerbestaan kenmerkten, om zo een collectieve realiteit te vormen. Als er geen grenzen zijn, is iedere burger volledig vastgelijmd aan de grillen van zijn medeburgers. Het socialisme heeft dat goed begrepen. Een mens die voor alles en iedereen verantwoordelijk wordt gemaakt, verliest zijn verantwoordelijkheden aan processen, bestuurders en deskundigen. Het zogenaamde integratiedebat is een goed voorbeeld hoe men sjoemelt met wederzijdse afhankelijkheid die omslaat in de collectiviteitsdwang van "we hebben elkaar nodig, zitten in hetzelfde schuitje". En daarbij maakt het niet uit of men liberaal of socialistisch denkt.

De socialistische manier om de burger af te schaffen is: hef de verschillen tussen de mensen op en vorm ze om tot collectief. Het liberale principe is: maak mensen allemaal onderling afhankelijk ten behoeve van vrede, vrijhandel en beschaving, en je voorkomt oorlog, godsdiensttwist en armoede. Beide vormen zijn een aanval van het zelfvoorzienend karakter van de burger. Maar zelfvoorziening is de grondtrek van elke burger die hij meeneemt in het maatschappelijke en gemeenschappelijke verkeer.

Maar wie zoals de liberalen en de socialisten de burger wegsnijdt uit de samenleving, creëert een samenleving zonder hart. In de burger worden alle grondtrekken zichtbaar van een gezonde westerse beschaving: gemeenschapszin, ondernemerschap, opofferingsgezindheid, weerbaarheid, rechtsgevoel en rechtshandhaving, moreel en religieus besef, familiezin, huwelijkstrouw en zelfvoorziening.

De burger wekt zijn omgeving tot leven. Als hart van de samenleving is hij in zijn ondernemingszin een vitale figuur voor zijn werknemers en vakbroeders. Als vader en echtgenoot draagt hij altijd het belang van vrouw, kinderen en familie in zich om wanneer hij op pad gaat.

Waar de verschillende levensterreinen, levensfuncties en verantwoordelijkheden dicht bij elkaar liggen, zoals bij de burger, kan dat omdat het hart – het centrum – van deze dingen hierop in is gesteld. Waar het hart wordt weggesneden zie je tegenovergestelde processen. Levensfuncties scheiden zich af en creëren niet alleen een dood centrum, maar doden uiteindelijk ook de ledematen.

Wie als tweeverdieners alle zaken zoals opvoeding, koken, boodschappen doen, ontspanning en de hond uitlaten uitbesteedt, creëert een huis zonder hart. In het huis wordt er niet geleefd omdat iedereen een eigen eenzaam leven leidt. Wie als stad alle functies opdeelt in bedrijventerreinen, kantoorgebieden, woonwijken, winkelcentra en bejaardeneilanden, creëert overdag niet alleen doodse buitenwijken, maar maakt het stadscentrum doods. Hier wordt niet gewoond en niet geleefd, maar toch is het er altijd een drukte van belang. Zoals een volle zak met knikkers. Vol met mensen die de monotone winkelketens afstruinen terwijl ze volgens onderzoekers steeds minder tijd hebben om op visite te gaan en om vrienden te maken. En wie als bedrijf zijn bedrijfsonderdelen opdeelt in zelfstandige bedrijfsunits, maakt van de holding een centrum voor planning & control; zonder band met producten, mensen en klanten wordt het centrum een plek waar managers de agenda beheren.

De centra van ons land, onze steden, onze huizen en van onze bedrijven raakt leeg. En het moet in naam van de democratie leeg blijven. Het is opvallend dat de laatste tijd zelfs progressieven en zelfverklaarde liberalen bij monde van de neoconservatieve politieke filosoof Claude Lefort zeggen dat het centrum van de macht leeg is en leeg moet blijven. Het hart is gevaarlijk voor politici die grip willen houden op de dingen. En om macht te houden, maakt de politiek van de burger een politicus. Ouders moeten managers worden van hun leven, werknemers van hun carrière en bestuurders van hun gemeentes. Maar nooit mag er een vast centrum zijn waarin cultuur, normen en waarden en andere zaken vastliggen. Het hart moet uit de samenleving worden gesneden.

Herstel

Om de maatschappij weer een hart te geven moet het burgerschap worden hersteld. Maar de burger is afgeschaft door het liberalisme en de liberale democratie. Liberalisme is het project van de moderne tijd om de burger te elimineren. Net als het socialisme dat is.

Juist vanwege de kracht van het klassieke burgerschap hebben de liberalen het begrip gekaapt om er een non-betekenis aan te geven. En hebben de socialisten er een scheldwoord van gemaakt: “burgerlijk”. De burger is in onze rechtsstaat gecorrumpeerd tot onderhorig stemvee. Waar de eigen verantwoordelijkheid en het algemeen belang centraal staan voor de burger, maakt de liberale democratie van de samenleving een optelsom van eigenbelang zonder verder te kijken dan je neus lang is.

De democratie maakt de verantwoordelijkheid van de burger los van de gevolgen die zijn daden kunnen hebben. Je kunt trouwen zonder trouw te zijnen te blijven. Je kunt geen kinderen willen krijgen, en toch later verzorgd worden door kinderen van hen die wel zo gek waren voor kinderen te kiezen in plaats van een carrière nu, en een mooi pensioen en een luxe verpleeghuis straks wanneer we oud zijn geworden. Je kunt de moraal in je eigen leven afschaffen en de rechters en maatschappelijk werkers het werk laten doen. Je kunt pacifist zijn en ondertussen politieagenten en militairen opofferen voor “de goede zaak”.

De moderne burger moet vooral goed voor zichzelf zorgen. En dit eigenbelang maakt hem blind, manipuleerbaar en kwetsbaar zonder dat hij het in de gaten heeft. Moet hij kiezen tussen zijn levensgeluk en dat van zijn vrouw en kinderen, dan kiest de moderne burger voor zichzelf. Moet je kiezen tussen minder winst en de laatste arbeidsjaren van je oudere werknemers, dan kies je voor de winstgevendheid.

Dat is niet erg. Mensen moeten vooral geen burgerschap tonen. Want een sterke burger kent sterke verplichtingen, leeft in sterke verbanden en is onlosmakelijk verbonden met zijn verwanten, zijn gemeenschapsleden, zijn idealen en zijn territorium. Wie de banden bedreigt, krijgt dus met de sterke burger van doen. En dat is gevaarlijk voor een maatschappij die leeft van mobiliteit, arbeidsdeling en overdracht van bevoegdheden aan het democratische proces. Voor deze maatschappij is een gebonden mens een potentiële opstandeling. En is iemand met een eigen territorium per definitie gevaarlijk.

De laatste burger is een eenzame burger. Het welvaartsdenken, de directe democratie en de warme deken van de verzorgingsstaat hebben de laatste burger opgezadeld met een harteloze wereld. Het hem opgedrongen leven van langer werken en toenemende mobiliteit hebben hem vervreemd van zijn kinderen, hebben zijn huwelijk spaak doen lopen, lieten hem geen tijd om vriendschappen te onderhouden.

Aan het einde van de geschiedenis is de laatste mens allesbehalve een burger. Hij is de perfecte mix van aan elkaar gelijmde liberale, socialistische, democratische en kapitalistische brokstukjes van de westerse cultuur. De burger is een relict uit een oude tijd, uit een wereld van voor de democratische rechtsstaat van onze moderne tijd. Toen de burger nog bestond, was hij geen individu maar een gemeenschapsmens. Toen de burger werd afgeschaft, was hij allesbehalve een mens. Wie de burger ontdekt en in ere herstelt, redt de menselijkheid. Aan conservatieven is de taak deze opdracht ter harte te nemen.

Leessugesties

Leessuggesties:Christopher Lasch, Haven in een harteloze wereld, Amsterdam 1981
Kenneth S. Templeton Jr. (ed.), The Politicization of Society, Indianapolis, IN, 1979
Roger Scruton, Het Westen en de Islam: over globalisering en terrorisme, Amsterdam/Antwerpen, 2004

Citaten

“Het verval van de maatschappij gaat gepaard met ontbindingsverschijnselen op het gebied van het geestelijke en morele leven, in de ziel van ieder mens, in de familie zelf, in het onderwijs, in de ethische oriëntering, in wetenschap en kunst en ook in die moeilijk te waarderen regionen van het geloof, de overtuiging en de verering. Tegelijk met het verval van de familie krijgt men het verlies van het gevoel van generatie, zodat de enkeling niet alleen het oriënteringsgevoel in de levende gemeenschap kwijt raakt, maar ook het gevoel voor de tijdsopvolging van doden, levenden en nakomelingen, zodat de volgende woorden van Edmund Burke toepasselijk wordt op hem: Lieden, die nooit aan hun voorvaderen denken, zullen ook wel geen gedachten aan het nageslacht wijden.” (Wilhelm Röpke, in Civitas Humana)

De burger en de republiek

Het burgerschap is een begrip dat stamt van voor de tijd van de democratie en de vrije markt. De burger is verbonden met de stadstaat en koppelde het horen bij een stad en het deelnemen aan de stadsgemeenschap aan de rechten die hiermee gepaard gingen. Zowel in de middeleeuwse stad als in de Romeinse Republiek speelde het burgerschap een grote rol. Het conservatieve denken ziet in de burger alle componenten van de Republiek: zelfredzaamheid, weerbaarheid, gemeenschapsbinding en moreel en religieus besef. In de burger komen alle belangrijke bronnen van de Europese traditie bij elkaar: de christelijke, de klassieke en de Germaanse. Samen dragen deze bronnen bij aan de synthese van de Europese cultuur. Het Germaanse denken heeft met haar nadruk op gemeenschap (stam) en eer de bedding gelegd voor de bevruchting door het christendom die met haar nadruk op gewetensvorming en de uniciteit van de menselijke persoon gebruik maakte van de klassieke middelen en inzichten op het gebied van institutievorming en cultuuroverdracht. Het klassieke liberalisme heeft haar succes voor een groot deel te danken aan deze voor-kapitalistische en voor-democratische burger. Pijnlijk is het nu om te zien hoe in onze tijd datzelfde liberalisme nu de burger verslindt.

Los Angeles en een wereld zonder hart

De Groningse filosoof en ex-hoogleraar popmuziek René Boomkens vergelijkt zijn ideale samenleving met de stad Los Angeles. Wie de kaart van deze Californische metropool bekijkt ziet volgens hem veel wegen en verbindingen, maar geen stadscentrum. Waar Claude Lefort een politiek zonder hart bepleit, doet Boomkens hetzelfde wat betreft de cultuur en de inrichting van de stad. Boomkens en Lefort vervangen de mens die verantwoording aflegt van zijn daden aan het “centrum” in zijn leven en zijn bestaan door een reeks willekeurige beslissingen van het moment. Zo wordt er door denkers als hen een nieuwe infrastructuur geschapen voor onze levens: overal moet het centrum leeg worden. Met behulp van de verzorgingsstaat, de vrijemarkteconomie en de directe democratie trekt de moderne cultuur alle verbanden uit elkaar en maakt van de burger een lachwekkend schouwspel. Daarbij gaat slim te werk. “Los Angeles” gebruikt elk succes van de ondernemende burger om deze burger te verzwakken. Wanneer een burger welvaart nastreeft, zet de overheid een beleid in om op lange termijn deze welvaart te garanderen (om zo de verzorgingsstaat te kunnen betalen). Door alles met alles samen te laten hangen wordt de burger steeds meer onderdeel van een groot radarwerk. “Los Angeles” voedt zich met burgers en transformeert ze tot mensen zonder hart.


Lees verder...

donderdag 23 november 2006

Het land van de rode koe

De verkiezingsuitslag maakt duidelijk dat Nederland niet geregeerd wil worden. Het gedrag van de linkse partijen maakt meer duidelijk: de volgende verkiezingen komen eraan. Het land van de rode koe voert liever campagnes dan dat het regeert.

Waar het politieke fatsoen ligt in Nederland is duidelijk: nergens en een beetje bij rechts. Dit werd duidelijk in de aanloop naar de verkiezingen; op de verkiezingsavond na het binnenkomen van de uitslagen werd het helemaal duidelijk. De schimpscheuten richting CDA, VVD en rechtse kiezers gingen bij de linkse partijen gewoon door. A-sociaal, koud en kil zijn ze daar in rechts Nederland, zo waren de vriendelijke woorden.

Waar Balkenende jarenlang een beschadigingscampagne heeft moeten ondergaan door linkse politici en media, en daar rustig onder is gebleven, is links Nederland doorgedraaid. Het landsbelang telt opeens niet meer. Het land hoeft niet geregeerd te worden. De SP sloot voor de verkiezingen het CDA uit (en daarmee VVD en PVV).

De PvdA benadrukte de laatste dagen van de verkiezingen keer op keer de onoverbrugbare verschillen met het CDA. Dat dit geen verkiezingsrethoriek was bleek gisteravond toen de PvdA gewoon doorging met haar aanvallen richting de christendemocraten. Verder maakte de ChristenUnie duidelijk dat de nummer 2 van de VVD, Rita Verdonk, voor haar een onoverkomelijk probleem zou zijn en dat regeren met de PVV geheel buiten de orde van de ChristenUnie ligt.

Vooral het gedrag richting Wilders is onbegrijpelijk. Terwijl iedereen de felicitaties uitdeelde aan de SP, deed niemand dat aan de PVV van Wilders. Waarom niet? Omdat Wilders zijn stemmen heeft weggehaald bij hardwerkende echte Nederlanders, en niet zoals de SP (en de andere linkse partijen als PvdA en D66) bij allochtonen die samen goed bleken te zijn voor 12 (linkse) zetels?

Het volk krijgt de regering die het verdient. Maar veel moeite om tot een kabinetsformatie te komen werd er gisteren niet gedaan. Van enige toenadering was geen sprake. Links leeft bij polarisatie. En bij consolidatie van de leugen. En het fatsoen van Balkenende werd tegen hem gebruikt.

De feitelijke toestand van het land was dat jaren van paars potverteren (van PvdA èn VVD) het land nergens hadden gebracht. De banengroei bleek ambtenarengroei te zijn. De kosten voor de zorg waren geëplodeerd zonder dat de patiënt er beter van werd. De immigratie liep volkomen uit de hand. Het beleid van paars was er op gericht om door het oppompen van tweeverdienerschap en van de huizenprijzen de welvaart van ons land naar boven te stuwen, ongeacht de gevolgen voor de maatschappij. Miljarden waren er weggesmeten zonder dat duidelijk was wat deze bestedingen hadden utigericht.

Toen de economische recessie aanbrak was het geld op om de harde klappen op te kunnen vangen. Elke klap werd daardoor hard gevoeld. De rek was overal uit. Want om een fatsoenlijk bestaan op te bouwen, moesten mensen zich sinds Paars het leplazarus werken. Kinderen zijn hierdoor een sociale en economische ballast geworden die problemen rond opvoeding en vergrijzing hebben versterkt.

Links heeft en had hier geen boodschap aan. Wouter Bos durfde te zeggen dat bij economische terugslag extra aandacht moet worden geschonken aan de zwakkeren. In het licht van het paarse beleid, waar hij persoonlijke mede verantwoordelijk voor was, was dit onhoudbaar. In goede tijden moet het geld worden uitgegeven aan het verminderen van de schuldenlast. Dat had paars niet gedaan. Met "na ons de zondvloed" had men een ravage aangericht die het CDA weer eens moest opruimen.

Dit ondankbare werk heeft Balkenende voortvarend gedaan. Niet dat we hem in alles zullen bijvallen, maar het is een constante: om werkelijk problemen aan te pakken is het CDA nodig. Links, maar ook VVD is in tijden van nood en in tijden van overvloed een ramp voor het land. Balkenende was met de handen op zijn rug gebonden. Hij moest het CDA omhoog tillen. Hij kon de Paarse ravage niet benoemen, omdat hij dan zijn liberale coalitiegenoot tegen de schenen zou trappen. En die deed in het begin van het kabinet immers tegen heug en meug mee?

Het fatsoen, de daadkracht en de moed van Balkenende doen er voor veel kiezers niet toe. Socialisten en liberalen hebben geen boodschap aan het landsbelang. Dikke uitkeringen, dikke auto's, christendemocraatje pesten en geen verschil meer weten tussen campagne en politiek; dit is het politieke voorland van "het land van de rode koe": Nederland.

Maar misschien hebben de linkse partijen wel gelijk: het systeem werkt gewoon niet. Misschien is het ook wel lariekoek om te verwachten dat de SP nu opeens wel met een CDA zou willen regeren. En dat een ChristenUnie met een PVV zou willen regeren. Misschien moeten we ons maar neerleggen bij een land dat niet geregeerd wordt, maar continu wordt afgebroken door links en door liberaal om daarna ondankbaar te worden hersteld door de christendemocratie.


Lees verder...

dinsdag 21 november 2006

Rechtse koffie & links koffiedik

Het enige verrassende van de verkiezingen van morgen is de groei van de SP. En ook dit mag nauwelijks een verrassing worden genoemd. Want wie koffie zet, krijgt koffiedik. En hoe meer rechtse neoliberale koffie, des te meer links koffiedik.

De jaren neoliberale potverdeerderspolitiek van de twee paarse kabinetten onder Wim Kok, de neoliberale saneringspolitiek van de kabinetten Balkenende en de neoliberale oppositiepolitiek van PvdA, GroenLinks en ChristenUnie gedurende de periode Balkenende hebben Nederland met een probleem opgezadeld: een SP die op weg is een dominante factor in de binnenlandse politiek te worden.

Dat zou menigeen aan het denken moeten zetten. Dat doet het echter niet. Niet alleen CDA en VVD houden vast aan een koers van meer vrije markt, meer concurrentie en minder sociale en maatschappelijke zekerheid, ook de linkse oppositie doet geen wezenlijk andere keuzes dan de huidige coalitiepartijen. Meer arbeidsmobiliteit, meer arbeidsparticipatie, een soepeler ontslagrecht, meer Europa, meer globalisering en een oprukkende harde managementcultuur van efficiency en hyperproductiviteit hebben grote groepen Nederlanders de afgelopen jaren in het nauw gedreven.

Dit proces is nog lang niet ten einde. En daarom zal in Nederland een partij als de SP ook in de toekomst door blijven groeien. Zelfs al zal ze bij de verkiezingen morgen iets terugzakken ten koste van de PvdA. Want het is simpel: veel mensen hebben geen alternatief voorhanden.

Zelf zijn veel mensen niet in staat een uitweg te creëren. Als je als vijftig-jarige bent afgeschreven voor een vaste betrekking, krijgen alle politieke discussies een opeens cynisch karakter. Dan wordt zelfs het integratievraagstuk een ver-van-mijn-bed-show. Waar de verantwoordelijke ondernemer is verdwenen die oudjes nog een kans gaf, en waar de behulpzame gemeenschap die iemand sociaal-economisch nog wel eens kon opvangen eveneens is verdwenen, blijft er niets anders over dan de landelijke politiek.

Veel mensen hebben hun hoop dus gevestigd op de politiek. En deze mentale instelling heeft een ernstige schaduwzijde: men heeft overspannen verwachtingen over wat de politiek in staat is. Men leeft bij de illusie dat de politiek structurele oplossingen kan aandragen voor problemen die dieper en breder liggen. Men meent werkelijk dat de politiek de kosten van de zorg kan drukken en zo de premies, ondanks vergrijzing en een toenemende vraag naar zorg. Men meent werkelijk dat de VUT kan blijven bestaan ondanks een teruglopend kindertal. En men meent werkelijk dat meer Europa en open grenzen gecombineerd kan worden met baanbehoud in eigen land.

Het is op de golf van deze illusies dat een partij als de SP groeit. En het is te gemakkelijk alleen deze partij in de beklaagdenbank te zetten. Want alle partijen hebben op dit punt boter op hun hoofd. Alle partijen zijn decennialang voortdurend bezit met het voeden van een politieke cultuur van hoge verwachtingen. In plaats van de illusie te ontkrachten dat de politiek er op wezenlijke punten niet toe doet, oefent ze de burger om politiek te denken: eigenbelang, lijfsbehoud, en genotsmaximalisatie.

Het is de burgers ingepompt dat de vraag "wat heb IK eraan?" de enige vraag is die er in de politiek en in de economie toe doet. De massa egocentrische burgers is zo verleerd de werkelijke oorzaken te zien van hun eigen problemen: globalisering, kinderloosheid, secularisatie, individualisering. Zaken die men met het eigen gedrag voedt en in stand houdt. En daar kan geen lieve politiek iets aan veranderen; hoogstens kan men wat gerommel in de marge veroorzaken.

De samenleving is de afgelopen decennia flink veranderd. Veel beschermende instuties hebben hun kracht en hun functie verloren: familie, huwelijk, gemeenschap, nationale cultuur, kerk, enzovoorts. Mensen kiezen niet meer de bakker die ze kennen om hem van nering te voorzien; mensen kiezen nu voor een stuiver korting al betekent dit de nekslag voor een zelfstandige ambachtsman. Mensen kiezen niet meer voor een goede boterham voor de timmerman uit hun dorp, maar voor een goedkope Oost-Europeaan die de duurdere autochtone krachten dwingt een zeker en normaal bestaan op te geven.

Niet alleen de politiek heeft dus boter op het hoofd, ook de burgers zelf. De linkse burgers zullen dit niet als schuld ervaren: de roes van vreemdelingenliefde en barmhartige solidariteit op kosten van een ander maken immers veel goed: deze sentimenten zijn uitstekend in staat elk restje besef van egocentrisme uit te bannen.

Maar niet alleen linkse burgers hebben geen boodschap aan hun eigen ongeluk, ook rechtse kiezers willen het niet zien. Met schrikbeelden omtrent het Maoïstische verleden van Jan Marijnissen probeert men de kiezer bang te maken. Maar een kiezer zonder alternatief laat zich niet bang maken. Want je moet als kleine zelfstandige, als oudere werknemer en als iemand met een zwaar beroep wel gek zijn om op een "correcte" partij te stemmen die openlijk een beleid voert dat wel eens zou kunnen uitlopen op een persoonlijke nachtmerrie voor jou of je buurman.

Laten de neoliberale carrièrejagers het maar voelen. Want socialisten mogen dan net zulke egocentrici zijn als hun liberale veelverdieners: er bestaat ook nog altijd zoiets als verantwoordelijkheid. Een directeur die alleen het eigenbelang op het oog heeft meer schuld dan een arbeider die alleen aan zichzelf denkt; daar wordt zo'n directeur nog altijd dik voor betaald.

Wie jarenlang neoliberale politiek bedrijft, krijgt SP-koffiedik. En dat is niet zomaar terug te draaien.


Lees verder...

dinsdag 14 november 2006

Liberale Sharia op Hollandse wegen

Het nieuwe VVD-plan voor meer en hogere snelwegen is het zoveelste teken dat het polderliberalisme niets meer dan een verkapte vorm van socialisme is. Wegen moeten makkelijker kunnen worden aangelegd. En dat betekent: locale gemeenten en burgers kunnen volgens de liberalen naar de pomp lopen.

Terwijl Bos en Balkenend bakkeleien en de SP groeit als kool zitten de liberalen van de VVD niet stil. Opnieuw is er een onzalig plan uit de liberale koker tevoorschijn gekomen: er moeten meer snelwegen komen, desnoods met meer lagen en er moet harder kunnen worden gereden. Daarvoor moeten de burgers meer geld afdragen aan de veelrijders, moet het privaat grondbezit makkelijker kunnen worden onteigend en dienen locale gemeenten monddood gemaakt te worden. Dit alles alleen omdat snelwegen makkelijker moeten kunnen worden aangelegd zonder teveel oponthoud van de kant van gemeenten en onwillige burgers.

We konden het aan zien komen. Enige tijd geleden was er het voorstel van Verdonk de Commissie Gelijke Behandeling op te heffen en zo het monster van een Wet Gelijke Behandeling in handen te leggen van een Tweede Kamer. Vlak daarvoor was er het liberale pleidooi tot afschaffing van de Zondagsrustwet, dit in weerwil van een VVD-commissie die waarschuwde dat dit de nekslag voor kleine ondernemers kan betekenen. Daarvoor was er het VVD-plan voor gratis kinderopvang, dat liberale ouders die zelf de verantwoordelijkheid voor de opvang van hun kinderen nemen, laat betalen voor socialistische ouders die kinderopvang als een staatstaak zien. Nu is er dus dit plan: het makkelijker te maken burgers weg te jagen van hun grond en het concrete algemene belang van de locale democratie de nek om te draaien.

Niet lang geleden kwam VVD-minister Remkes al met het plan alle gemeenten beneden de 20.000 inwoners gedwongen op te heffen en alle gemeenten tot 50.000 inwoners per geval te bekijken. Dat het contact tussen bestuurders en burgers hierdoor zal vervagen en zelfs kan verdwijnen, is volgens de liberale bestuurders niet erg. De efficiency zal namelijk toenemen. En daar gaat het om.

We zien nu wat dit betekent: efficiency is beslissingen nemen die steeds maar enkele burgers tegelijk raken en de onwetende massa onverschillig laat. Kleine gemeenten betekenen in liberale ogen grote problemen. Grote gemeenten betekenen kleine problemen en als politiek doen waar je zin in hebt.

De burger is daarbij tot idioot verklaard; tot iemand die alleen maar zo snel mogelijk van A naar B wil gaan ten koste van iedereen en van alles. En hij wordt daarin gesteund door een liberale elite die deze wensen mogelijk wil maken ten koste van iedereen en van alles.

Liberalen of socialisten: het is zo langzamerhand lood om oud ijzer.


Lees verder...

maandag 13 november 2006

Bob Smalhout vliegt uit de bocht

Anno 2006 ontspoort iedereen wel eens. Dus waarom zou prof. Bob Smalhout de grote uitzondering zijn? En dat is hij dus ook niet. Want tussen de regels door van zijn terechte kritiek op het gedraai van onze politici blijkt ook Smalhout rare kronkels te bezitten.

Professor Bob Smalhout snapt, in een column in dagblad de Telegraaf, het gedraai niet dat politici als premier Balkenende en oppositieleider Wouter Bos aan de dag leggen inzake het doodvonnis van Saddam Hussein en de genocidekwestie. Volgens Smalhout nemen vele Nederlanders het de premier kwalijk "dat hij zich zo politiek correct heeft uitgelaten." Daarnaast plaatst prof. Smalhout het volgens hem eveneens laakbare gedrag van Wouter Bos over de genocide op de Armeniërs. Bos laat zich volgens Smalhout, net als Balkenende, leiden door "electoraal opportunisme". En dat vindt de professor een kwalijke zaak.

Volgens de emeritushoogleraar en columnist had Balkenende twee mogelijkheden: "Óf hij had als kampioen van normen en waarden moeten zeggen dat iedere vorm van doodstraf ethisch, moreel en juridisch verwerpelijk is. Óf hij had, zoals velen opmerkten, moeten beseffen dat er thans in ons land een groeiend sociaal draagvlak is voor uitvoering van die allerzwaarste straf. En prof. Smalhout gaat nog een stap verder door te zeggen: "Als oud-hoogleraar van de juridische faculteit van de Vrije Universiteit had premier Balkenende moeten zeggen dat het bewezen is dat de doodstraf geen enkel nuttig effect heeft. En dat de uitvoerders zich moreel verlagen tot het niveau van de veroordeelde misdadiger."

Volgens Smalhout is de doodstraf dus niet juist omdat het niet werkt. Pardon? Is iets juist als het werkt? En is iets niet (meer) juist als het niet (meer) werkt? Waar is hier de moraal? Dus als de doodstraf zou werken, dan zou Smalhout ervoor zijn en zijn moraal wijzigen? Prof. Smalhout doet hier iets wat veel moderne Nederlanders normaal vinden: hij benadrukt de afschrikwekkende functie van de straf, maar laat de straf over het kwaad zelf buiten beschouwing.

Als het kwaad er is dan is het volgens Smalhout tweeledig: enerzijds is er het kwaad van de massaslachting door Saddam Hussein, anderzijds is er het kwaad van de doodstraf over Saddam Hussein. Smalhout plaatst beide "kwaden" naast elkaar. Want wat hij zegt is overduidelijk: "dat de uitvoerders zich moreel verlagen tot het niveau van de veroordeelde misdadiger." Je moet maar durven.

In de ogen van Smalhout heeft dus ook het Joodse c.q. Israëlische volk, door de doodstraf op het nazikopstuk Adolf Eichmann, zich op hetzelfde lage morele niveau gesteld als dat van de Nazi-kampbeulen. En voor Smalhout staan de talloze slachtoffers die hun geliefden in het massagraf van Saddam zagen verdwijnen door de opgelegde doodstraf op hetzelfde niveau als hun vervolger Saddam. Smalhout heeft het over het "electoraal opportunisme" van Balkenende en Bos. Hijzelf bezondigt zich aan "immoreel opportunisme".

Te midden van een overvloed van linkse media was de Telegraaf ooit een plek waar tussen het nog wel eens wat gezond verstand kon worden aangetroffen. Leo Derksen en mr. G.B.J. Hiltermann waren twee stevige rechtse geluiden in een zee van rood gekakel. Maar dat is verleden tijd. Mindere goden hebben hun plaats ingenomen in de kolommen van de krant van de gewone man: artikelen van mannen als prof. Bob Smalhout die nog wel de geur van rechts denken verspreiden maar tussen de regels door eenzelfde waanzin aan de dag leggen als hun links-intellectuele collega-commentatoren in de andere kranten. En dat is jammer.


Lees verder...

donderdag 9 november 2006

De rode vloed

De zelfverklaarde priester en katholiek Huub Oosterhuis kon het niet laten. Als Nederlander numero zoveel en zoveel maakt ook hij de vergelijking tussen het Nederlandse immigratiebeleid en de Tweede Wereldoorlog. Teveel tomaat tast het denken aan, net als teveel geestelijke gezangen.

De SP - de partij van "de tomaat" - is bezig met een opmars in Nederland. De rode vloed golft meer en meer over ons Lage Landje. Maar behalve de opmars van de Socialistische Partij richting de derde partij van Nederland, is in het denken van veel Nederlanders de rode vloed al eerder tot ver boven de tongriem gestegen. En dan doet een vergelijking tussen het beleid van Rita Verdonk en WO II het natuurlijk altijd goed.

Huub Oosterhuis, bekend van "de ver beneden peil-show" rond de begrafenis van Prins Claus, is behalve componist van geestelijke liedjes ook actief in de politiek: de linkse politiek. Al jaren roert hij zijn trom in kringen rond het Amsterdamse debatingcentrum "De Rode Hoed" en in de linkse straatkrant "Roodkoper"; sinds enige tijd is hij actief "on tour" voor de SP van Jan Marijnissen.

Nederland wordt steeds linkser en Huub wordt steeds gekker. De IND, de Immigratie en Naturalisatiedienst, vergelijkt Huub Oosterhuis met de collaborerende politie in de Tweede Wereldoorlog. Al eerder had de linkse politica Tineke Huizinga eenzelfde vergelijking gemaakt, maar na het winnende doelpunt bij het meisjesvoetbal moest en zou ook "priester" Oosterhuis een doelpunt scoren. En niets is zo makkelijk als de Tweede Wereldoorlog erbij te halen.

Het doel is bereikt: Verdonk zit op de kast en de parochie van Oosterhuis is in haar sas. Zonder over de consequenties na te denken. Want wat als iedere Nederlander handelt volgens het evangelie van Tineke en Huub? Namelijk dat iedereen al zijn bezittingen verkoopt om zoveel mogelijk Afrikanen en Chinezen hier naartoe te halen? Is de wereld dan beter en rechtvaardiger geworden?

Volgens de SP en de ChristenUnie wel. Dat onze maatschappij onder de toevloed van miljoenen gelukzoekers zal instorten, en dat onze beschaving zal verdwijnen is niet erg. Belangrijk is dat de dundrukliedbundels van evangelicale en progressieve snit wijdverspreid zullen raken onder de grote menigte verschoppelingen van deze aarde.

De grenzeloze barmhartigheid van de SP en geestverwanten is een gevaar voor ons land. Wanneer breekt het moment aan dat de massa ontevreden Nederlanders van socialistiese en gristelijke snit inziet dat ze deze politieke warhoofden beter links kunnen laten liggen?


Lees verder...

Weg gezond verstand

In Bergen op Zoom is vrijdag 3 november een kunstexpositie in het Algemeen Burger Gasthuis vervangen vanwege het schokkende karakter. Wat bleek? Een kunsternares had het in haar hoofd gehaald het bejaardenoord vol te hangen met sado-masochistische voorstellingen van haar hand.

Wat vorige generaties op hun klompen konden aanvoelen, is heden ten dage volstrekt duister aan het worden voor onze culturele elite. Een stichting, een kunstenares en een directeur van een bejaardeninstelling in Bergen op Zoom konden van tevoren niet inschatten dat onze oudjes niet zijn gediend van pornografische voorstellingen op de gangen van hun laatste rustplaats.

Men kon zich van tevoren niet indenken dat het wel eens vervelend zou kunnen zijn als kleinkinderen op weg naar oma geconfronteerd worden met vastgeketende en gepijnigde vrouwen in nauwelijks verhullende kledij. Pas na klachten van bezoekers en van bewoners, besloot de directie de gewraakte schilderijen weg te halen en te laten vervangen door meer "neutraal" materiaal van de Bergense "kunstenares" Dinny Brouwer. Dit vervangen ging niet zonder gesputter van de kunstenares, die verklaarde slechts gedaan te hebben wat haar kunstdocenten haar opdroegen: niet zo voorzichtig te zijn in haar schilderkunst en de grenzen verderop te zoeken.

Meneer Jos Huffmeijer van Stichting Tante Louise, een organisatie die tal van zorgcentra in West-Brabant onder haar beheer heeft, kwam erachter dat "dit een woonomgeving is en geen kunstgalerij". Dit kon hij niet bedenken toen hij de schilderijen ruim van tevoren had gezien. Toen besefte hij niet dat, zoals hij zegt: "Zeker mensen met gedragsstoornissen of beginnend dementerenden er heel onrustig of angstig van raken. Veel oudere bewoners hebben een oorlogsverleden. Afbeeldingen van geknevelde vrouwen roepen bij hen nare herinneringen op."

Mensen met gedragsstoornissen hebben dus last van sadomasochistische voorstellingen. Normale mensen volgens meneer Huffmeijer niet. Die gaan gezellig met de kinderen een kopje koffie drinken bij oma en "die rare vrouwen aan een hondenketting". De gedragsstoornis ligt echter niet bij de oudjes, maar bij managers als Huffmijer en bij dat wat er van onze kunstacademies afkomt. Iedereen met een restje gezond verstand zou dat moeten inzien.

Maar het gezond verstand is aan het verdwijnen. In plaats daarvan verklaart men schaamteloos dat mensen met een gedragsstoornis er problemen mee hebben dat de publieke moraal wordt geschoffeerd en dat de laatste jaren van onze ouderen worden verziekt. Het wordt hoog tijd dat men dit soort managers en kunstenaars aan de lijn legt om ons te beschermen tegen hun artistieke waandenkbeelden.


Lees verder...

maandag 6 november 2006

Straffeloos dood

Vanuit een cultuur waarin de dood vaak als bevrijding wordt gezien "en erbij hoort" klinkt een protest tegen het vonnis dat aan Saddam Husssein wordt voltrokken. Want de EU verwerpt de doodstraf.

Duizenden aanhangers van Hussein zijn woedend en honderdduizenden slachtoffers van zijn schrikbewind juichen: Saddam Hussein krijgt de doodstraf voor zijn wandaden. Men had hem voor tal van misdaden kunnen berechten, maar het is het bloedbad in 1982 in het dorp Dujail geworden, waar de toenmalige president 148 sjiitische moslims liet vermoorden na een mislukte aanslag op zijn leven.

Behalve de collaborateurs van het Saddam-regime is ook de Europese Gemeenschap ontevreden. Deze "gemeenschap" waagde het om zich bij monde van haar woordvoerder, voorzitter Finland, namens u en mij uit te spreken tegen het vonnis dat door de Irakese rechtbank werd voltrokken: de doodstraf voor de massamoordenaar Saddam Hussein. Ten slotte zijn de politieke mensenrechtenorganisaties ertegen omdat het proces volgens hen niet eerlijk zou zijn gevoerd. Het zou namelijk een politiek proces zijn geweest. Maar wat men wil wil is niet duidelijk: een proces zonder Irakezen met uitsluiting van al het menselijk leed en de grote stromen bloed omdat deze de rechtsgang en het rechtsgevoel zouden verstoren? Waarschijnlijk wel.

Het schijnt dat de EU in "alle zaken en onder alle omstandigheden tegen de doodstraf is". Eerder had de gezant van de Verenigde Naties voor de Mensenrechten, Louise Arbour, er al bij Bagdad op aangedrongen niet tot voltrekking van het vonnis over te gaan.

De vraag is hoe waarachtig de critici hier zijn. Want als de dood voor oma - die vrouw die we eens per jaar met een bosje bloemen vereren - een heuse bevrijding is om daarna stijlvol gecremeerd te worden. En als de dood in de vorm van een abortus voor ons een welkome oplossing is als er een kind op komst blijkt te zijn en het carrièreperspectief wenkt (of de knappe Spaanse kerels op Mallorca naar de kersverse moeder lonken, maar niet vallen op zwangere vrouwen). - Hoe kan de dood van een massamoordenaar dan opeens wel ethische bezwaren opleveren?

Er zijn tal van redenen waarom men tegen de doodstraf is. Ten eerste: stel je voor dat je je vergist en een ander blijkt als president van Irak verantwoordelijk te zijn geweest voor de honderdduizenden doden? Deze reden is in het licht van de Irak-kwestie bespottelijk.

Ten tweede: de doodstraf is barbaars en inhumaan. Zestig burgers per ongelijk over de kling jagen in Afghanistan was dat niet, omdat er sprake was van "fouten" door de Canadezen en een excuses en een onderzoek alles goed maken. Verder valt er weinig zinnigs over dit argument te zeggen omdat het geen echt argument is. Het hangt van emoties aan elkaar en is eigenlijk ronduit pervers. In plaats van de talloze slachtoffers van deze dictator voor ogen te stellen, is men vervuld met weerzin omdat er een mensenbeest verloren gaat.

Ten derde: de doodstraf is volgens sommigen geen echte straf, een levenslange uitzitting wel. Dit argument is vaak gehoord en ontluisterend bovendien. Voor een nihilistische en atheïstische westerling kan de doodstraf geen straf zijn omdat er niets op dood volgt. Juist daarom kan de dood een ultieme bevrijding zijn voor oude mensen en kan een kind worden weggehaald zonder "iets af te breken": dus zonder schuld.

Voor een echte nihilist is ieder mens er één. Ook Saddam. Dus die wordt met een doodstraf ook niet gestraft. En dat is een consequente redenering: als er niets achter de dood komt en dit perspectief ten volle wordt aanvaard als onderdeel van het "bestaan" (i.c. "niet-bestaan"), dan is "straf" niet van toepassing op de dood. Straf is slechts van toepassing op het perspectief van niet kunnen leven zoals je wilt - dus in de cel je levenseinde afwachten.

Officieel zegt men dit niet; alleen in onderbouwingen in de media kom je deze reden tegen. Want stel je eens voor dat de terroristen erachter komen: doden is niet erg want er komt niets achteraan? Alles is geoorloofd als het moorden maar kort, pijnloos en snel gebeurt? Want wat volgens moderne westerlingen pas erg is, is het leven zelf, wanneer dat niet meer geleefd kan worden volgens onze eigen wensen.

In dit licht zijn terroristische bomaanslagen met doden dan ook niet echt erg. Wat pas erg is, zijn de zwaargewonden die zo tot hun dood toe moeten blijven leven. Net niet erg genoeg om een spuitje te geven, maar te laat om te laten aborteren omdat de foetus een been miste.

Saddam is dus eigenlijk niet gestraft. Hij is beloond met een oplossing zonder pijn en zonder gestraft leven. Een straffeloze dood dus. Dat is alleen maar erg totdat hij er niet meer is. Dan is er niets meer om erg te zijn. Net zoals die honderdduizenden er ook niet meer zijn. En dat is dus ook niet erg. Vandaar dat deze talloze slachtoffers er de afgelopen dagen zo weinig toe deden.


Lees verder...

dinsdag 17 oktober 2006

De moord op de man die niet bestond

Met het aannemen van de Franse genocide-wet is het rumoer rond de Armeense kwestie nog niet verstomd. In Nederland wacht er nog een voorstel van de ChristenUnie om de ontkenning van genocide strafbaar te stellen. Toch blijft de vraag wat genocide is. Want is er wel sprake van moord als er geen lijk is? Of wanneer het bestaan van dat lijk wordt ontkend?

De commotie is groot rond de genocide-kwestie. Niet alleen in Turkije is er sprake van een grote verontwaardiging, ook in Europa heerst het onbegrip over de houding van de Turken. Wat voor baat heeft men erbij om de genocide op de Armeniërs te ontkennen, dit terwijl de toelatingsgesprekken wat betreft de toelating van Turkije tot de Europese Unie nog niet zijn afgerond? Wat is het dat Turkije ertoe drijft zo halsstarrig haar gemaakte versie van het verleden te koesteren, zelfs als dit leidt tot "genocide-ontkenning"?

Het conflict rond de Armeense genocide heeft ironische kanten. Ditmaal is het niet afdoende de Turkse houding af te doen met een staaltje van islamitische achterlijkheid. Turkije is namelijk een seculiere staat en als seculiere staat is ze het product van zaken die weinig tot niets met de islam van doen hebben, zoals nationalisme en laïcité. Het is deze seculiere, moderne natiestaat die zo angstvallig waakt over haar interpretatie van de geschiedenis.

Wie de geschiedenis van Turkije bekijkt, ziet er één die broos is en kunstmatig. Voordat Kemal Atatürk in 1923 de Turkse natie stichtte, bestond er namelijk geen Turkse natiestaat - had ze ook nooit bestaan. Het Anatolische schiereiland was vanouds een plek waar vele volkeren bij elkaar en door elkaar heen woonden. Anatolië was onderdeel van een veel groter rijk - het Ottomaanse Rijk - waar dat niet veel anders was. Turken, Koerden, Assyriërs, Grieken, Joden, Armeniërs leefden zowel in Anatolië - het schiereiland dat nu voornamelijk Turkije uitmaakt - door elkaar zoals ook andere volkeren onderdeel uitmaakten van het grotere Ottomaanse Rijk.

De door de Turkse nationalisten van Kemal Atatürk voorgestane moderniteit van de natiestaat - met als kenmerken het secularisme, het nationalisme, het racisme en de soevereiniteitsidee van de natie - verdroeg zich niet met oude structuren zoals van de Ottomaanse Rijks-idee. "Constructies" (althans in de ogen van de liberalen waren en zijn het "constructies") als die van het Rijk waren en zijn de moderne mens een doorn in het oog. Atatürk en zijn aanhangers stonden daarin niet alleen. De Duits-Amerikaan Hans Hermann Hoppe wijst in zijn Democracy - The God that Failed op het feit dat de pro-oorlogslobby in de Verenigde Staten die Wilson ertoe bewoog mee te doen met de Eerste Wereldoorlog, onder meer ten doel had de ontmanteling van het Oostenrijks-Hongaarse Rijk, de afschaffing van het Duitse keizerschap en die van het Tsarendom. De gevolgen van deze inzet zijn bekend. De ontmanteling van het Oostenrijks-Hongaarse Rijk veroorzaakte datgene wat Joodse schrijvers als Joseph Roth en Franz Werfel vreesden: nationalisme en antisemitisme als keerzijde ervan. De ontmanteling van het Ottomaanse Rijk, zo veelvuldig voorgesteld als de "zieke man van Europa", bracht ook in dit opzicht meer van hetzelfde. De nationalistische bewegingen, of deze nu Pan-Slavisch, Pan-Germaans of Pan-Turks waren, kenden geen grenzen.

De ontmanteling van de Rijksstructuur

In plaats van in te zetten bij hervorming van de bestaande rijksstructuren [2], om zodoende de zwakheden die er zeker waren - vooral ingeval het Ottomaanse Rijk - recht te zetten, koos het liberale Westen voor de tactiek van vernietiging en ontmanteling. Het liberalisme - en met haar de democratische rechtsstaat - verdraagt zich niet met klassieke staatsvormen zoals de confederatie of het Rijk. Het liberalisme verlangde de natiestaat, en om deze natiestaten te creëren wendde men al haar inventiviteit aan om deze vondst op te tuigen met symbolen, vlaggen, "ontstaansgeschiedenissen", historische canons en dergelijke.

De eenheid van de natiestaat was dus kunstmatig. Maar ze werkte wel, doordat men op een slimme manier gebruik maakte van oudere en bij het volk bekende zaken en verhalen. Het creëren van een "generale volkswil" kan namelijk alleen wanneer er binnen de gecreëerde natie voldoende eenheid is op moreel, cultureel en sociaal vlak. En wanneer er geen oude structuren, rechten en instellingen in de weg staan die de liberale economische en politieke mobiliteit op natieschaal in de weg kunnen staan en die tegelijkertijd herinneren aan het tijdperk voor de natiestaat - een dodelijke herinnering die het mythisch karakter van het de liberale vinding vroeg of laat zou blootleggen.

Eén zo’n dodelijke herinnering is die van genocide. Want wat nu als de seculiere natiestaat is gegrondvest op de schijneenheid van het volk? Namelijk een eenheid die bestond doordat men de Armeniërs, de Assyriërs, de Grieken of had gedood of had verdreven c.q. had weggejaagd? En dan hebben we het nog niet eens over het lot van de Koerden en de harde aanpak van fundamentalistische islamieten van latere datum? En getalsmatig moet men de inbreng van genoemde volkeren niet onderschatten. Oorspronkelijk (begin twintigste eeuw) was zeker zo’n 30 % van de bevolking van het huidige Turkse grondgebied christen. Nog in 1915 was zo’n 50 % van de bevolking van Istanbul christen.

Van de gevarieerde bevolkingssamenstelling van het Anatolische schiereiland is nu weinig meer over. De mythe van de eenheidsstaat heeft haar tol geëist. Het nationalisme heeft gezegevierd en de laïcistische, seculiere staat gevestigd. En nog steeds is het nationalisme in Turkije een sterke kracht. En daarmee is Turkije dus een moderne staat. Toch is er weinig waardering te vernemen voor de moderniteit van dit land. Er is vooral onbegrip voor het Turkse standpunt, terwijl het toch gaat om de stichtingspapieren van deze natie. Kan men het een land aandoen dat de eenheid en soevereiniteit van deze natie op volkerenmoord in bloed is gegrondvest? Tel daar nog eens de oosterse gevoeligheid van de Turkse bewoners bij op, en dan zouden we toch kunnen begrijpen dat deze kwestie toch niet slechts een kwestie van "Rechthaberei" moet zijn?

Het bloed van de Revolutie

Of we werkelijk begrip zouden moeten opbrengen voor de Turkse houding laat ik nu even terzijde - ik kom daar verderop in dit artikel op terug. Wat nu opvallend is, is dat de oosterse gevoeligheid van de Turken in schril contrast staat met de ongevoeligheid van diverse Europese landen. De moordpartijen tijdens en na de Franse Revolutie, de massa-oorlogen van Napoleon, de guillotines - dit alles doet er immers in het Europa van na Revolutie en Verlichting niet meer toe? Wie zich kan herinneren hoe uitbundig en euforisch in 1989 het 200-jarig bestaan van de Franse Revolutie is gevierd en herdacht, zal zich verbazen over de Franse verontwaardiging over de Armeense genocide. Heeft de Franse natie niet zelf oneindig veel bloed aan haar handen? Is ze zelf niet nog steeds niet in staat haar grove fouten te erkennen in Algerije [3]? En wat nu als men het ontstaan van de Franse staat plaatst in het kader van de beestachtigheden van de Franse Revolutie [4]?

Het verzwijgen van de misdadige elementen van de vestiging van het huidige moderne regiem in Europa geeft aan dat ook de verlichte Europeaan zijn of haar afkomst graag nobel ziet en ook zo wil houden. Iets in ons zegt dat moordpartijen, omverwerping van de orde, tirannie en verloedering nu niet bepaald de beste papieren zijn om een cultuur van tolerantie en verdraagzaamheid enige legitieme grond te geven. Alleen daarom is het voorstel van de Rus Sergei Markedonov [5] onzinnig, om Turkije ertoe te bewegen de wettelijke band met het Osmaanse Rijk door te snijden en zodoende de schuld van de genocide van zich af te kunnen werpen. Niet alleen is er een continue lijn van het agressieve Turks-nationalisme vanaf 1885 naar nu, en heeft deze lijn zich ook gemanifesteerd in de staatsvorming, een dergelijk voorstel zou ook de legitimiteit van de natie zelf ter discussie stellen (afgezien van de vraag of de huidige Turkse natie ook daadwerkelijk een legitieme basis heeft. Maar het bloed van de revolutie legitimeert veel, zo niet alles.

Wat is genocide?

Maar niet alleen het ontbreken van historisch besef in deze zaken is vreemd, het gebeuren rond de genocide-kwestie is ook nog eens laakbaar op een geheel andere wijze. Voorbij wordt namelijk gegaan aan de vraag naar de genocide zelf. Wat is genocide? [6] De term genocide is een combinatie van het Griekse woord genos (ras, natie of volk) en het Latijnse caedere (vellen, doden, vermoorden). Genocide is niet zomaar een vorm van (grootschalige) moord. Genocide betreft het moorden met als oogmerk het uitroeien van een volk, ras of natie. Sinds wanneer denken moderne landen als Frankrijk in een entiteit als "volk"?

Is niet juist Frankrijk het land bij uitstek dat systematisch alle natuurlijke en historische gegevenheden heeft uitgebannen uit haar staatkundig bewustzijn? Heeft ze niet een actieve politiek gevoerd om andere (en regionale) talen uit te bannen? Heeft ze niet een net zo agressieve politiek gevoerd om de aloude religie van Frankrijk uit te bannen? Weigert ze niet pertinent om zoiets als etniciteit ook maar enigszins van belang te achten inzake de vraag van het "Fransman/vrouw zijn"?

Armeens protest

Het Franse volk is de willekeurige optelsom van individuen die toevalligerwijze, ongeacht taal, cultuur, afkomst, religie, etniciteit, etc., op het territorium "Frankrijk" wonen. Een ieder die daar anders over dacht is in het begin van haar revolutionaire fase afgeslacht; later werd men opgepakt of monddood gemaakt. Factoren die mogelijk de eenheid van de Franse natie zouden kunnen bedreigen - taal, religie - moesten bij voorbaat al hard worden aangepakt. Een priester die in het noord-Franse Flandre in het Vlaams wilde preken, kon rekenen op een fikse straf, ongeacht de vraag in hoeverre het nu werkelijk een gevaar voor de nationale eenheid opleverde wanneer deze man de Nederlandse taal zou bezigen die hij en zijn voorouders al vele eeuwen in Flande hadden gebezigd.

Ondanks de geschiedenis van bloed, hakbijlen, verbanningen, revoluties en leger-ingrijpen heeft Frankrijk geen last van schuldcomplexen. En natuurlijk: bloed hoort bij de geschiedenis van de volkeren. Recht, orde, gezag - het zijn woorden waarvan de schaduw dikwijls bloedrood is gekleurd. Maar wat in Frankrijk heeft gebloed was datgene dat zich weigerde te voegen naar de categorieën van nationalisme en liberalisme. De Franse geschiedenis is de nooit aflatende strijd tegen het begrip "volk". En de vraag is dan ook gerechtvaardigd of het in de ogen van Fransen wel mogelijk is iets uit te roeien dat niet werkelijk bestaat: namelijk een volk.

Als volk een illusie is, en in feite niets anders is dan een willekeurige verzameling van individuen is, dan wordt het begrip genocide door en door problematisch. Genocide is een samenhang tussen de omvang van de daad (bijv. het doden van Armeniërs), de omvang van de entiteit (het Armeense volk) en de doelstelling om met het doden (van Armeniërs) de entiteit (het Armeense volk) te vernietigen. Wie dus wie één Armeniër doodt, pleegt geen genocide. Zelfs niet wie dat doet met het oogmerk van genocide. Maar ook het volgende geldt: wie willekeurig een flink aantal mensen doodt, ongeacht van welk ras, van welke natie, godsdienst of cultuur, pleegt dan ook geen genocide. Zo iemand is een massamoordenaar. En als dit laatste genocide is, dan is het bloedbad in de Vendée ook "genocide". Dan wordt elke oorlog een vorm van genocide.

Genocide in Nederland

De hiervoor geschetste richting wil men niet op. Maar wat dan wel? En deze vraag gaat ook ons aan. Want wat is nu precies het probleem aan het ontkennen van genocide als het bestaan van een volk wel ontkend mag worden. Waar houdt de strafbaarstelling hier op? En meer nog: als dit laatste juist de inzet blijkt te zijn van een moderne natiestaat. Ook in Nederland is de heersende opvatting dat volk er niet toe doet. Het doet er niet – het mag er zelfs niet toe doen op straffe van juridische stappen. Om dit te onderstrepen heeft de PvdA het zelfs gepresteerd een Turkse, Albayrak, op nummer twee van haar Tweede

Kamerlijst te zetten voor de komende verkiezingen. Zelfs zinspeelt deze partij zelfs hardop op het naar voren schuiven van deze vrouw voor de post van voorzitter van de Tweede Kamer.

De houding van Albayrak is inzake de genocide-kwestie niet onbesproken [7]. Zelf plaatst deze Turkse politica vraagtekens bij de aantallen doden onder de Armeniërs, suggereert ze collaboratie onder het Armeense volk als reden voor de moordpartijen en poneert ze dat de historische bronnen inzake de Armeense genocide troebel zijn en dat zodoende niet vast hoeft te staan wat hier waarheid is. De prominente PvdA'er en Europarlementariër Frans Timmermans nam het niet lang nadat Albayrak haar uitspraken had gedaan, voor haar op.

Nu valt er genoeg te zeggen over haar woorden. In het kader van dit verhaal zijn slechts deze opmerkingen nodig. Ten eerste is het opvallend dat voor de (bijna) grootste partij van Nederland weinig tot niets uitmaakt of haar volksvertegenwoordigers en toekomstige voorzitters van de Tweede Kamer het Nederlandse belang voorop stellen. Albayrak denkt en redeneert als een Turk, en dat is geaccepteerd. Ten tweede is het opvallend hoezeer bij Albayrak het Turkse nog een rol speelt, en bij de rest van de PvdA het Nederlands geen enkele rol lijkt te spelen. De "seculier" Albayrak zit dus nog in een eerder fase van de modernisering waarin natie en volk nog van belang zijn; het moderne denken heeft "volk" daarentegen losgelaten (behalve dan in de beschuldiging van genocide). Ten derde is het opvallend hoezeer ook de rechtse critici van de houding van Albayrak en de PvdA in dezen de realiteit van het "volk" niet kennen. Als men zich maar conformeert aan het Nederlandse standpunt mag je als Turk ons parlement voorzitten. Maar de vraag is natuurlijk waar een buitenlander het recht vandaan haalt een "volk" (de vertegenwoordiging ervan: de Tweede Kamer) voor te zitten en tot de orde te roepen.

Als blijkt dat ook politici van de Partij voor de Vrijheid en de ChristenUnie de werkelijkheid van het volk miskennen of zelfs ontkennen (dit laatste zal eerder bij de ChristenUnie het geval zijn), dan zijn alle woorden en voorstellen rond genocide uit hun mond even ongeloofwaardig als die uit andere monden. De kwestie rond Turkije en de Armeense genocide zal ons niet alleen moeten bepalen bij de werkelijkheid van het volk, maar ons ook moeten brengen bij de vraag hoezeer de moderne natiestaat gebaseerd is op mythes; mythes die de aard van de geschiedenis ontkennen en geweld aandoen. De moderniteit is een afrekenen met het onwelgevallige in het verleden. Het is een zuiverstelling van de zuivere, ongedeelde en harmonieuze natie die uit het niets ontstaan is en derhalve geen enkele legitimiteit bezit. Maar de moderniteit leeft niet alleen bij mythes van glorieuze overwinningen van vrijheid, gelijkheid en democratie - ze leeft er ook uit. Zozeer dat waanzin haar deel is. Zozeer dat zowel de verdedigers van de werkelijkheid van het volk strafbaar zijn, als degenen die de vernietiging ervan willen ontkennen - dit laatste ongeacht de vraag of men dit zelf zou willen doen. Want het moderne Turkije verwerpt de praktijk van de genocide, net als het moderne Europa. Want net als het moderne Europa heeft ze geen genocides meer nodig; het bloed heeft immers al gevloeid.

Noten

[1] "CU: maak ontkennen genocide strafbaar", in Nederlands Dagblad, d.d. 2 juni 2006; dat dit nog steeds speelt blijkt uit de bijdrage van CU-Tweede Kamerlid Tineke Huizinga: Een vrij debat duldt geen ontkenning , in Trouw d.d. 29-09-2006. Ook de Turkse gemoederen zijn nog niet bedaard, zie hiervoor bijvoorbeeld Turkije zint op strafmaatregelen tegen Frankrijk, in de Volkskrant d.d. 14/10/2006.
[2] Wie meer wil weten over de geschiedenis van Rijken, verwijs ik naar www.allempires.com
[3] Lawmakers debate retaliatory French Algerian genocide bill op jurist.law.pitt.edu die vermeldt dat Turkse juristen een wet voorbereiden die refereert aan de Franse ontkenning van genocide in Algerije tijdens de Algerije-crisis. Dit onderzoek blijkt nu te zijn stopgezet, maar de analogie is niet geheel onzinnig.
[4] genocide-vendeen.com is een website die de gedachtenis in ere houdt van de honderdduizenden slachtoffers die in naam van de Franse Revolutie op een beestachtige wijze zijn uitgemoord in de Vendée.
[5] Turkije kan Armeniers compromis aanbieden, door Sergei Markedonov in het Reformatorisch Dagblad d.d. 16/10/2006.
[6] De Verenigde Naties definiëren genocide als: "Elk van de volgende handelingen met als opzet het vernietigen, geheel dan wel gedeeltelijk, van een nationale, etnische, raciale of religieuze groepering als zodanig: "Het vermoorden van leden van de groep; Het toebrengen van ernstig lichamelijk of geestelijk letsel aan leden van de groep; Het welbewust aan de groep opleggen van levensomstandigheden, die bedoeld zijn om de groep geheel dan wel gedeeltelijk fysiek te vernietigen; Het opleggen van maatregelen om geboortes binnen de groep te verhinderen; En het met dwang overbrengen van kinderen uit de groep naar een andere groep"."
[7] Albayrak blijft vaag over Armeense kwestie op Elsevier.nl d.d. 04/10/2006.


Lees verder...

dinsdag 26 september 2006

Naar een wereld zonder dwang

Heeft Paus Benedictus XVI gelijk en is geweld onverenigbaar met het christendom? Onderscheidt het christendom zich daarmee van het islamitische geloof? Of hebben zijn linkse critici gelijk en is zijn Regensburger Rede een misser - maar dan wel van een geheel andere aard dan waar de critici hem van betichten?

Nu de druk op religie en godsdienst toeneemt, begint het moderne christendom zelfreddingspogingen te ondernemen. Eén zo'n poging is die om het christendom steeds luid en duidelijker te positioneren als geweldsloze godsdienst en als godsdienst zonder dwang. Hoewel vele gelovigen deze principes al lang en breed in de praktijk brachten, wordt er nu een soort handelsmerk van gemaakt.

Deze tendens van een steeds geweldslozer christendom, die met de Verlichting was ingezet, wordt steeds sterker. Actuele gebeurtenissen versnellen het proces van geweldsloosheid, zoals de commotie rond de toespraak van Paus Benedictus XVI in Regensburg op 12 september. De storm van protest die deze toespraak van Benedictus XVI heeft losgemaakt, is nog steeds niet geluwd. Velen vragen zich af: "waarom heeft de paus bewust voor dat ene citaat gekozen, terwijl er zoveel andere voor het oprapen waren? Waarom moest hij per sé - bij monde van een historische figuur - benadrukken dat de islam zich met het zwaard heeft verbreid?" En wij vragen ons af waarom - getuige zijn laatste uitlatingen - het christendom hier afstand van dient te nemen?

Paus Benedictus gaat ver in zijn ijver om een religie zonder dwang te grondvesten. Bij monde van een Byzantijnse keizer in gevangenschap leek hij te verklaren dat "God en geweld onverenigbaar zijn". Deze indruk versterkte hij tegenover een gezelschap van ambassadeurs uit twintig moslimlanden [1]. Kernwoorden van het christendom - zo verklaarde hij voor het academische gezelschap in Regensburg zijn volgens de paus de dialoog en - en daar richtte zijn betoog zich met name op - de Rede. Dus niet het zwaard, maar de dialoog noemde de paus als het wapen bij uitstek voor het christendom.

Op de keper beschouwd ging de Regensburger Rede [2] dus niet over de vraagstelling "geweld of dialoog", maar over de analogie tussen "geloof en rede". Benedictus XVI betreurt de zogenaamde dehellenisering die de kerk heeft getroffen. Deze dehellenisering heeft volgens hem de rede niet alleen losgekoppeld van het geloof, maar deze binnen de kerk ook in het diskrediet gebracht. De oorsprong van deze ontwikkeling ziet de paus liggen in de zestiende eeuw toen de Reformatie zich afwendde van het humanisme en het "sola scriptura" in stelling bracht:

"Dehellenisatie komt op de eerste plaats met betrekking tot de doelstellingen van de Hervorming in de zestiende eeuw te voorschijn. Kijkend naar de traditie van de scholastische theologie, dachten de Hervormers dat zij met een geloofssysteem geconfronteerd werden dat totaal door filosofie wordt geconditioneerd, dat wil zeggen een hele andere doelstelling van het geloof op een geheel andere denkwijze had. (...) Het principe van sola scriptura, enerzijds, streefde naar geloof in zijn zuivere, fundamentele vorm, zoals die oorspronkelijk in het bijbelse Woord is bedoeld. De metafysica is daarbij niet een voorwaarde van een andere bron, waaruit het geloof moest worden bevrijd om weer volledig zichzelf te kunnen worden. Toen Kant verklaarde dat hij het denken opzij moest plaatsen om ruimte voor geloof te maken, zette hij dit gedachtegoed voort met een radicalisme dat de Hervormers nooit konden voorzien. Hij verankerde zo uitsluitend het geloof in praktische rede, dat de toegang tot de werkelijkheid als geheel ermee werd ontkend."

Lijnen over Kant en Von Harnack

Benedictus trok in zijn Regensburgse rede de lijnen ferm door over Kant naar negentiende-eeuwse theologen als Von Harnack naar nu. De afkeer van het Griekse c.q. hellenistische denken met haar metafysica en filosofie is volgens Benedictus XVI funest gebleken voor de theologiebeoefening binnen de kerk en heeft de kerk verzwakt.

Een kerk die zich alleen maar heeft teruggetrokken op het eiland van de "sola's" (sola scriptura = alleen de Bijbel en niet de traditie en de filosofie, en het sola fide = alleen door het geloof) is volgens Benedictus een zwak christendom dat niet alleen de dialoog met de moderne wetenschap en cultuur niet aankan, maar ook de basis ontbeert voor een overtuigende dialoog. De resultaten van deze ontkoppeling van geloof en rede zijn duidelijk: door zich weerloos te maken op het gebied van wetenschap, cultuur en rede, wordt het geloof zelf hoe langer hoe meer bepaalt door een wetenschap, cultuur en rede die niets met het geloof te maken heeft (en wil hebben).

Wie de lezing van Paus Benedictus leest met het oog op de noodzaak van het christendom zich de rede weer toe te eigenen, ontdekt veel fraais in diens lezing. Maar er is meer. De ondertoon van de lezing is niet alleen een pleidooi ergens voor, maar ook ergens tegen, namelijk tegen het geweld, of om preciezer te zijn: tegen de combinatie "religie en geweld". Volgens de paus haalde hij de woorden van de keizer namelijk aan om aan te geven dat religie dient samen te gaan met rede, niet met geweld [1].

Het lijkt in de ogen van de moderne democratische mens een sympathiek doch vanzelfsprekend gevaar. Als hij iets anders had beweerd dan was hij door de publieke opinie gekielhaald. Religie mag volgens de moderne communis opinio niet worden verbonden met dwang aangezien religie geen onderdeel is van de harde werkelijkheid van macht, politiek, wetenschap en economie, maar tot de totale non-relevante domein van de vrijheid. Religie is in onze maatschappij een privé-zaak en dat moet volgens de goegemeente ook vooral zo blijven. De kerken denken hierover niet wezenlijk anders dan de rest van de maatschappij.

Toch blijft het vreemd. De inzet van Paus Benedictus was immers de weerbaarheid van het christendom en de cruciale rol van dit weerbare christendom voor de redding van Europa. Bij eerdere gelegenheden benadrukte deze paus immers de onlosmakelijke band tussen Europa en het christendom. De vraag is nu wat weerbaarheid voorstelt als bij voorbaat al elk ultiem sanctiemiddel wordt uitgesloten. Ultieme sanctiemiddelen om af te kunnen dwingen - rechten, vrijheden, belangen, etc. - zijn immers slechts overtuigend - en dus reëel - wanneer bij voorbaat juist niet wordt uitgesloten dat er in uitzonderlijke omstandigheden sprake kan zijn van dwangmiddelen, waaronder zelfs geweld.

Wat is de weerbaarheid van een huisvader waard, wanneer hij verklaart dat ingeval van aanranding en mishandeling van zijn vrouw en kinderen, hij uiteindelijk nooit naar dwangmiddelen zal grijpen zoals geweld? Staat de verklaring dat christendom en geweld niets met elkaar te maken hebben, gelijk met het uitroepen van het weerloze christendom dat in een wereld die steeds gewelddadiger optreedt tegenover klassieke en behoudende krachten, uiteindelijk vermorzeld zal worden?

Kanttekeningen

Het is waar: de paus verklaart dat het christendom niet gelooft in bekering met geweld. Niet door de kracht of de dreiging van het zwaard wordt het geloof bewerkt. Daarin onderscheidt het christendom zich van de islam of het democratische denken die beide met geweld een systeem kunnen vestigen dat via de buitenkant steevast leidt tot aangepaste islamitische i.c. democratische burgers. Maar we moeten ons hier geen valse voorstellingen maken.

Allereerst dienen we bekering en kerstening niet door elkaar te halen. Het christendom heeft weliswaar nooit geloofd in bekering door middel van het zwaard, maar wat betreft de kerstening is het een ander verhaal. Volkeren werden gekerstend, dat wil zeggen in uiterlijke zin onder een bepaalde vorm van een christelijke maatschappelijke orde gebracht. Dit kon uiteraard nooit tegen de wil van het volk ingaan. Uiterlijke kerstening is in de geschiedenis nooit louter een individuele zaak geweest en altijd een zaak van gemeenschap en volk.

Verder waren zowel de kerstening als de bekering nooit gericht op een dwang van buitenaf die het bestaande wilde verwoesten, maar stonden beide zaken voor een proces dat van binnenuit werkte en het bestaande zoveel mogelijk wilde bewaren, louteren en heiligen om het zo tot een christelijke cultuur om te transformeren. Maar bij de gedachte dat ware verandering van binnenuit plaatsvindt, zijn meerdere kanttekeningen te maken.

Het van binnenuit is niet alleen, en niet in de eerste plaats van toepassing op de individu, maar op de volksgemeenschap. Niet het hart van een enkele persoon, maar dat van een volk dient bereikt te worden om van daaruit het gehele lichaam door te werken.

Het christendom is geen dualistische religie. Het primaat van de inwerking ligt weliswaar bij het binnenste van een volk, een gemeenschap, een cultuur en een persoon, maar het buitenste staat nooit los van dat binnenste. Met andere woorden: er is een verband tussen een gehandhaafde uiterlijke orde die de gezonde innerlijke orde weerspiegelt.

Het geloof begint weliswaar in het innerlijk van een gemeenschap, volk of cultuur, maar is onmogelijk - bestaat niet - zonder uiterlijke vorm en verschijning. Uiteindelijk wordt het innerlijk zelfs getoetst aan het uiterlijk: de daden en de werken van een mens, een gemeenschap of cultuur.

Beide - geweld en rede - zijn zaken die beginnen bij de buitenkant van de gemeenschap c.q. persoon. Beide kunnen dus nooit het primaat krijgen inzake de religie, maar ook: beide kunnen dus nooit (!) tegenover elkaar worden geplaatst, zoals Paus Benedictus XVI dat doet.

Benedictus en Kant

Paus Benedictus zegt met de woorden van de Byzantijnse keizer: "Geweld is onverenigbaar met het wezen van God en het wezen van de ziel. "God", zegt hij, "houdt niet van bloed. En op een onredelijke manier handelen is tegengesteld aan het wezen van God". Wie iemand tot het geloof wil brengen, heeft de gave nodig om behoorlijk te kunnen spreken en juist te redeneren, zonder geweld en zonder dreigementen. Om een redelijke ziel te overtuigen, heeft men geen sterke arm, of wapens of andere middelen nodig, waarmee men iemand met de dood kan bedreigen." En Benedictus vervolgt: "Een sterke argumentatie tegen een gewelddadige bekering is dit: Onredelijk handelen is strijdig aan het wezen van God. De redacteur, Theodor Khoury merkt daarover op: "Voor de keizer, een Byzantijn die is gevormd door de Griekse filosofie, is die opmerking vanzelfsprekend. Maar voor de islamitische leer is God absoluut transcendent. Zijn wil is aan geen van onze categorieën gebonden, ook niet aan die van de rede."

Met zijn inzet bij de analogie tussen geloof en Rede kiest Benedictus positie tegenover Immanuel Kant. Deze Duitse filosoof ontkoppelde de religie en de Rede en plaatste de religie in de private sfeer, buiten het publieke domein. Weliswaar erkende hij de waarde van de institutionele vorm van religie - om de ongeordende religie te beteugelen, maar het publieke terrein was voor hem het terrein van de Rede waar het geloof buiten moest blijven. Deze houding ten opzichte van religie was niet uitsluitend negatief bedoeld, integendeel. Juist de religie had tot taak de moraal te bewaken en juist een kerk die los stond van de staat hoefde zich alleen nog maar bezig te houden met de zuivere religie: de verkondiging van het geloof en de barmhartigheid. De zo "gezuiverde" religie hoefde geen vuile handen te maken op het terrein van politiek, wetenschap en cultuur [3].

Hiertegen lijkt Paus Benedictus XVI dus stelling te nemen. En dat is opmerkelijk. Liet zijn voorganger nog goede woorden horen over de persoon van Kant, en wordt deze positieve waardering ook gevonden bij andere christelijke Europeanen - zoals bij de Rooms-katholieke Italiaan Buttiglione die in "Europa" moest afdruipen vanwege zijn homostandpunten, de Nederlandse "orthodox-protestantse" minister van landbouw C.P. Veerman en de protestantse theoloog Gijsbert van den Brink [4], Paus Benedictus lijkt een andere weg te gaan.

De vraag is nu of Paus Benedictus werkelijk zo diametraal tegenover Immanuel Kant staat als hij ons wil doen geloven. Het moderne christendom - zowel orthodox als niet-orthodox - verwerpt steeds explicieter elke vorm van dwang en geweld. Net als Kant wil men het geloof redden door het zuiver te houden - door het zuiver te maken - en wil men de religie plaatsen in het domein van de vrijheid. Benedictus verschilt zo bezien niet veel van onze Kantiaanse christenen.

Het zuivere christendom dat de knellende banden van staat, volk, cultuur en politiek kwijt is, kan zich richten op de corebusiness van het geloof: het navolgen van Jezus. Wie zich de werkelijkheid uit handen liet slaan zal zich moeten behelpen met de ethiek, de opvoeding van de eigen kinderen en een heilig en gelovig leven leiden. Maar alvorens de nieuwe geloofsprincipes stevig konden verankeren in de microkosmos van het christelijk bestaan, staat deze aanpak al weer op losse schroeven. De grondvoorwaarden voor ethiek en opvoeding blijken lame ducks te zijn. Want de grondvoorwaarden voor ethiek en opvoeding zijn - hoe je het wendt of keert - de dwang en de eenheid van het leven. Daar hebben sommigen iets op gevonden: niet het hebben van een ethiek is het probleem, maar het hebben van een claim van absoluutheid.

Nederlandse geluiden

Een soortgelijk was er vorig jaar te horen bij monde van de Nijmeegse hoogleraar prof. Van der Ven. Hij meent dat geloof de dwang uitsluit. Tijdens een lezing op de Soeterbeeck-programma van de Radboud Universiteit in Nijmegen, stelde hij dat er alleen toekomst is voor religies wanneer die hun claim op absoluutheid laten varen [5]. Ook bij Van der Ven heeft de angst en dreiging van islamitische moslimterreur de ogen heeft doen opengaan voor de schadelijke kanten van religie. Met name de religies die absolute normen en waarden pretenderen en deze desnoods willen opleggen moeten het in het publieke debat flink ontgelden. Is dat zo, zijn geloof en dwang onverenigbare zaken?

Een reactie op de toespraak van prof. Van der Ven bleef niet uit. Diens pleidooi voor een sociale religie die een absolute openbaringsclaim inwisselt voor een bijdrage aan de sociale samenhang van de samenleving werd niet gedeeld door de protestantse dr. P. de Vries. Volgens De Vries kan men "alleen vanuit de innerlijke overtuiging die het werk is van de Heilige Geest" een ware christen zijn en "nooit door dwang" [6]. Met de notie van het vreemdelingschap en de veelgebruikte zinsnede dat "Gods koninkrijk niet van deze wereld is" dekte dr. De Vries zich in tegen de mogelijkheid van een totalitaire staat die zich baseert op christelijke gronden. Een soortgelijk geluid was onlangs te horen bij monde van de Nederlandse protestant J. van der Graaf in het Reformatorisch Dagblad van 2 oktober j.l. [7].

De logica van dr. P. de Vries en dr. ir. J. van der Graaf bevat een merkwaardige logische structuur. Want wie weet dat het fenomeen dwang onlosmakelijk verbonden is met het leven, ziet in hun woorden de volgende bewering: "Het christelijk geloof is vreemd aan het leven." Net zoals Gods koninkrijk niet van deze aarde is en wij vreemd staat ten overstaan van de aarde, is er in het geloof geen plaats voor dwang. Maar wie deze redeneertrant overneemt, moet wèl de consequenties voor zijn of haar rekening nemen. Een eerste consequentie van deze redenering bewering is het einde van de christelijke ethiek. Een leven zonder dwang is namelijk onvoorstelbaar. Is er dan toch onontkoombaar sprake van dwang in het leven, en is tegelijkertijd dwang onverenigbaar met een christelijk leven, dan bestaat dit christelijke leven doodeenvoudig niet.

Deze weg zullen Benedictus en genoemde protestantse Nederlandse heren wel niet bedoelen. In de ethiek is het christendom namelijk helemaal niet onverenigbaar met dwangmiddelen. Integendeel. Zonder dwang is er geen leven en is er ook geen levend christendom. Wie als christen de dwang afzweert maakt een einde aan de christelijke ethiek. Het is namelijk niet mogelijk om werkgever te zijn zonder dwang uit te oefenen of zonder dwangmiddelen tot zijn of haar beschikking te hebben. Hetzelfde geldt voor talloze andere beroepen met een verantwoordelijk karakter: bestuurder, officier, politieagent, maar ook: ouderschap en ambtsdragerschap. Als het christendom onverenigbaar is met dwang, dan is christelijk werkgeverschap een onmogelijke zaak geworden.

Wie christelijk geloof en dwang onverenigbaar vindt, moet er zelfs voor oppassen het christendom te demoniseren. Wie dit namelijk zo stelt, zal nooit stellen dat dwang an sich uit den boze is. Wie dwang sowieso afwijst, wijst immers het leven zelf, de rechtsstaat en tal van andere basale zaken af. Wie geloof en dwang niet te verenigen acht stelt in feite dat dwang niet verkeerd is, zolang het christelijk geloof er maar niets mee van doen heeft. Het geloof belichaamt dan het kwade element dat dwang immoreel maakt. Problematischer is wanneer we in het licht rond de opmerkingen over de ethiek moeten stellen dat dwang inherent is aan het leven zelf. Dan zouden we namelijk ook dit moeten zeggen: het leven zelf is goed, mits dat leven verschoond blijft van (christelijk) geloof. Het geloof is dan voor je het weet het kwade element geworden dat het geheel van het leven aantast. Wie het geloof elimineert, creëert dus een goed leven.

Er zijn meer kanttekeningen te plaatsen bij opvattingen als van genoemde heren. De lezing van de Bijbel – met name die van het Oude Testament – wordt problematisch en zal gefilterd moeten worden door een theologische constructie die theologisch sluitend zal zijn, maar wel het eenvoudige, gezagvolle en dwingende lezen van de Schriften elimineert. Een net zo belangrijk bezwaar is dat de eenheid van het leven eraan gaat. In de christelijke opvoeding beoogt een ouder niet zozeer de buitenkant van een kind te polijsten, maar veeleer de binnenkant – het hart – van het kind te bereiken. De vorming en geloofsopvoeding van het kind in het gezin rust dit kind toe voor zijn of haar weg in de maatschappij. Wat voor een gezin geldt, geldt ook voor een land. Wie het welzijn van zijn burgers op het oog heeft kan niet blijven staan bij een vrijblijvende buitenkant. Tenzij er natuurlijk sprake is van een negatieve benadering van wetten en normen: als zouden dezen slechts het kwade beteugelen, maar niets goeds in zichzelf met zich meebrengen.

Een andere weg dan Rede of Geweld?

Op de één of andere manier is het in deze tijd verleidelijk toe te geven aan de drang om christendom en dwang te ontkoppelen. Is wat uit dwang geboren is, ook echt? En leidt dwang niet vaak tot geweld? En sommigen zijn bang dat het schrikbeeld van een totalitaire staat zich wel eens tegen het christendom kan keren. En moeten we zoiets in een tijd van angst en terreur niet voor zijn? Maar wie als christen de dwang verwerpt maakt zichzelf onnodig zwak. Het onderscheid met andere religies zal dus op andere punten gezocht moeten worden.

De inzet bij een redelijk en geweldsloos christendom door Paus Benedictus roept de nodige twijfels op. Wie daarnaast nog eens leest hoe veel christenen in het spoor van Kant en anderen dwang en christendom los koppelen ziet de twijfels alleen maar toenemen. In een tijdperk van terreur, globalisatie en wetenschapsexpansie is elke vorm van expliciete dwang uit den boze. Moderne dwang gebeurt impliciet, gestuurd door systemen en structuren en dient reflectieloos en "vrijwillig" te worden ondergaan. Christenen als Benedictus en protestanten als De Vries en Van de Graaf hebben hier geen antwoord op. Zij kiezen voor de gekwadrateerde weerloosheid en zelfs voor het einde van de christelijke ethiek.

Zowel het redelijke als het vrome camoufleren beide het gebrek aan denkkracht en fantasie bij genoemde heren. Wie de dwang afwijst, wijst de vrijheid af. Want wie de dwang afwijst laat zich altijd meevoeren met de grotere machten in het bestaan. Daarom moet in een samenleving die één en al dwang is, de religie weerloos zijn. De enorme potentiële kracht van religie stelt namelijk niets voor wanneer men de weerbaarheid per definitie aflegt. En voorkomen moet worden dat mensen zich mee blijven nemen door de enorme dwingende machten van onze moderne maatschappij.

De Regensburger Rede van Benedictus is een schamele schaamlap. Zeker wanneer we bedenken dat een immens rijk - het Oost-Romeinse - is bezweken onder de islamitische druk van buitenaf. Wie inzet bij de Rede komt onherroepelijk bij de dwang uit. De geschiedenis van het moderne geweld ziet naast een spoor van filosofie ook een spoor van vernietiging en destructie: Jacobinisch, marxistisch en kapitalistisch. Daarom is Benedictus' inzet bij de Rede misschien wel gevaarlijk. Het roept een grenzeloze liberale barbarij op die weet dat ze nooit gestopt zal worden. Het roept de voortdurende chantage op van de kant van de Islamieten, zoals te zien was rond de woorden van Benedictus en zijn afzwakking ervan. En het piëtisme gaat ermee op eigen wijze mee op de loop, zoals te zien is aan de uitlatingen van genoemde protestanten. Is er een andere weg dan de Rede of het Geweld om het christendom te revitaliseren? Om zo Europa te redden?

Noten

[1] Paus roept op geweld af te zweren in het Nederlands Dagblad d.d. 26/09/2006.
[2] Voor de Regensburger Lezing van Paus Benedictus XVI klik hier >>.
[3] Lees meer hierover in "Vroomheid, macht, verlichting" door Peter van Rooden.
[4] Zie hiervoor mijn artikel "De weg naar een theologisch Damascus". Door de woorden van Jezus als leidraad te nemen inzake de vragen van tolerantie en godsdienstvrijheid, laat Van den Brink de evangeliewoorden als het ware samenvallen met de Kategorische Imperativ van Immanuel Kant.
[5] Religie: alleen als ze bijdraagt aan tolerantie in het Reformatorisch Dagblad d.d. 2 november 2005.
[6] Dwang is vreemd aan het christelijk geloof in het Reformatorisch Dagblad d.d. 10 november 2005.
[7] Stel theocratisch manifest op - Bijbelse visie op samenleving verdraagt geen dwang en geweld door dr. ir. J. van der Graaf in het Reformatorisch Dagblad d.d. 02/10/2006.


Lees verder...

woensdag 13 september 2006

De Open Maatschappij van Piet Hein Donner

Het wordt tijd om zo snel mogelijk paal en perk te stellen aan ons constitutioneel bestel. Niet alleen moet de gelijkheidsgedachte op de schop, ook dient de christelijke erfenis zeker te worden gesteld. Alleen zo bewaren we onze vrijheden voor wilden als Donner, Abou Jahjah en de sociaal-liberale verlichtingsdenkers die van hetzelfde laken een pak zijn.

Opeens is alles helder. Natuurlijk: Donner is een grappenmaker en de rest ook. Donner is een grappenmaker omdat hij dweept met de democratie; zelfs al loopt dit uit op onze (en zijn) zelfvernietiging. Maar ook de critici van Donner blijken grappenmakers te zijn; ook zij geven geen lor geven om de democratie. Want niet de meerderheid telt volgens hen, maar het tot nu toe bereikte resultaat dat moet blijven staan tot in eeuwigheid. Op wie moeten we hier "Amen" zeggen?

Op geen van beide standpunten. Want wat is er aan de hand? Volgens Donner moet een democratie zoals die van ons ook openstaan voor radicale geluiden. Zelfs als dit zou betekenen dat de sharia - d.i. de Islamitische wetgeving - zou worden ingevoerd [1]. Donner: "Voor mij staat vast: als twee derde van alle Nederlanders morgen de sharia zou willen invoeren, dan moet die mogelijkheid toch bestaan? Zo iets kun je wettelijk toch niet tegenhouden? Het zou ook een schande zijn om te zeggen: dat mag niet! De meerderheid telt. Dat is nou juist de essentie van democratie".

Dit alles is te lezen in een interview met hem dat is opgenomen in een boek van de journalisten Margalith Kleijwegt en Max van Weezel van het weekblad Vrij Nederland dat vandaag, 13 september, verschijnt. Hierin zegt hij meer. Zoals dat de - volgens Donner dreigende "gewelddadige confrontatie buiten de regels van het democratisch rechtsbestel om" moet volgens hem worden vervangen door een democratisch treffen binnen het bestel. Als iemand als Dyab Abou Jahjah, de leider van de Arabisch Europese Liga (AEL), deel zou uitmaken van de Tweede Kamer zou Donner dat toejuichen: "Hij blijft binnen de grenzen van de wet en functioneert als bliksemafleider voor de onlustgevoelens onder jonge moslims. Wat hij wil bereiken, doet hij door met anderen samen te werken".

Minister Donner zet in bij een weerbare democratie waarin ruimte is voor iedereen: "Mensen vanwege hun geloof, overtuiging of opvatting op voorhand uitsluiten van het democratisch proces, is geen oplossing. Het is een oplossing van ’bange’ mensen, die de gevaren waar ze bang voor zijn alleen maar groter maakt. Vergis u niet, we zullen waakzaam moeten zijn; de Europese samenleving behoeft bescherming; er zijn vele krachten die de fundamenten daarvan aantasten. Democratie is geen rustig bezit en het vergt moed." Zo'n democratie is volgens Donner geen "democratie die zich weert", maar "een weerbare democratie".

Een element van gelijk

Er zit een element van gelijk in de benadering van minister Donner. Let wel: we spreken hier niet over een element van waarheid, maar slechts van gelijk. Zij het dat dit gelijk allang haar grenzen heeft bereikt en zelfs heeft overschreden. Het gelijk is dus uitgewerkt en waar we niets voor kopen. Donner ziet dit niet. Hoe komt dat? En wat is er in feite aan de hand? Donner redeneert logisch verder in de tot nu toe gebruikelijke opvatting over democratie. Democratie is een open systeem met daarin ruimte voor elke opvatting, ook als deze op gespannen voet staat met de grondwet of de gangbare opvattingen over moraal, religie en de politieke inrichting van een land.

Achterliggende gedachte achter deze opvatting was de positieve werking die men toedicht aan het systeem zelf. Het participeren in het systeem zelf heeft een matigende invloed op radicale opvattingen. Zoals Donner het eerder zei: "Democratie is geen statische toestand die aan de grenzen beschermd wordt, maar een dynamisch proces dat door betrokkenheid en actieve participatie wordt beschermd. De uitkomst wordt niet op voorhand bepaald door verboden en geboden, maar door deel te nemen in het proces en dat te beïnvloeden. Waarden, beginselen en normen zijn uitkomst, geen input. Opvattingen die men als radicale minderheid had, zijn tegen de tijd dat men een meerderheid behaalt doorgaans aangepast en geïntegreerd." [2]

En hier zit iets in. Het Nederlandse systeem stond open voor radicale geluiden die regelrecht tegen de rechtsorde en de grondwet ingingen. Partijen als PSP en CPN kregen in het verleden de volle ruimte om hun opvattingen uit te dragen, zolang ze dat maar deden met de binnen ons stelsel toegestane middelen. Partijen die geweld van Rusland goedpraatten en soms dweepten met communistische dictators, het koningshuis wilden afschaffen, de opvattingen over leven en sterven om zeep wilden brengen (en waarvan de aanhangers inzake de euthanasie ook "voor de wet uitliepen") of de grondrechten wilden inperken of afschaffen kregen tot nu toe de volle ruimte binnen ons bestel. Tenminste: zolang ze maar ultralibertijns of extreemlinks/communistisch waren. Zolang er maar sprake was van een interne ideologische verwantschap was er ruimte. En die verwantschap was er. Communisten, sociaal-democraten, libertijnen en VVD-liberalen hebben en hadden veel gemeen.

Onlangs werd dit nog eens duidelijk in en rond de discussie binnen de VVD over de rol van Art. 1 van de Grondwet. Volgens het Liberaal Manifest, en volgens Marc Rutte, moet dit artikel een super-artikel worden dat alle andere grondrechtelijke bepalingen van de Grondwet moet gaan overheersen. Frits Bolkestein wees er fijntjes op dat dit een merkwaardig standpunt is voor liberalen. Volgens hem is juist de onbepaaldheid van Art. 1 reden om van een prioriteitstelling af te zien, en - hier komt het - het is des te vreemder omdat juist deze onbepaaldheid erin is gebracht door het toenmalige communistische kamerlid Marcus Bakker van de CPN! [3]

De VVD en de communisten

Met andere woorden: de liberalen in ons land willen, net als de linkse partijen, een communistisch paradepaardje tot hoeksteen van onze samenleving maken. Een partij die in haar beginjaren dweepte met het moordlustige regime van massamoordenaar Stalin, de militaire acties van communistisch Rusland tegen haar satellietstaten goed praatte - de erfenis van deze partij is volgens de liberalen, de sociaal-democraten en anderen in ons land de "hoeksteen van de samenleving". Als we daarnaast ook nog eens in aanmerking nemen dat de CPN gelieerd was aan onze directe militaire bedreiging: het communistische blok dat militair samenwerkte in het Warschaupact en belangrijke elementen van onze traditie, cultuur en constitutie verwierp (het koningshuis), kunnen alle liberale, socialistische en progressieve krachten in ons land niets anders doen dan Donner gelijk geven wanneer deze stelt dat "opvattingen die men als radicale minderheid had, zijn (...) geïntegreerd."

Het gelijk van Donner reikt verder. Donner begrijpt de systeemlogica van het democratische proces an sich. Donner: "Democratie is geen statische toestand die aan de grenzen beschermd wordt, maar een dynamisch proces dat door betrokkenheid en actieve participatie wordt beschermd. De uitkomst wordt niet op voorhand bepaald door verboden en geboden, maar door deel te nemen in het proces en dat te beïnvloeden. Waarden, beginselen en normen zijn uitkomst, geen input." Met name de woorden "door betrokkenheid en actieve participatie beschermd" zijn hier van belang. Mensen die actief deelnemen aan het democratische systeem identificeren zich na verloop van tijd met dit systeem. Men raakt beïnvloed door de informatie die men voortdurend op het bordje krijgt van bewindslieden, ambtenaren en adviseurs en men raakt onder de indruk van dilemma’s en de complexiteit van problemen en ontmoet continu hen die men bestrijdt als debatpartners - en soms als (ad hoc) samenwerkingspartners in het politieke bedrijf.

De kracht van de assimilerende werking van het democratische proces ligt in de aanname dat democratische proces waarden produceert, in plaats van dat bestaande waarden de democratie dragen. Donner: "Waarden, beginselen en normen zijn uitkomst, geen input." Wie ondergaat in de complexiteit van regelgeving, nota's, adviezen, mediageluiden, verplichtingen, verdragen, etc. etc. raakt op den duur vanzelf het zicht kwijt op de eigen, voorheen zo gekoesterde, meta-ethiek van tijdloze, dragende waarden en houdt vanzelf enkel en alleen micro-ethische situatiebepaalde waarden, beginselen en normen over.

Donner vertrouwt op het gebrek aan innerlijke weerbaarheid en vastberadenheid van de moderne mens, ook van de moderne moslim-mens. Donner gelooft nog meer. Hij gelooft in de kracht van de Westerse waarden en de plicht deze "actief te onderwijzen, dagelijks vorm te geven en in debat uit te dragen." Hij gelooft in de kracht van het systeem. In de ontvankelijkheid van de ander. Donner gelooft in de scheiding van kerk en staat. Hij gelooft heilig in de seculiere staat. Donner heeft vertrouwen in... - ja, in wat eigenlijk niet? En op basis van wat schenkt hij vertrouwen in mensen? Hij heeft vertrouwen in mensen op basis van het resultaat van processen waar mensen in participeren die juist geen gezamenlijke basis van vertrouwen met ons delen.

Donner vertrouwt lukraak alles en iedereen. Tot en met het vaderlandse linkse journaille dat geen enkele moeite doet de woorden van onze minister juist weer te geven [4], terwijl toch van meet af aan duidelijk was dat Donner niet de sharia propageerde, maar bezig was met een theoretisch gedachte-experiment [5]. Donner vertrouwt hersenschimmen. Hij blaakt van burgerzin en werpt zich op als de profeet van de democratie. Overtuigd dat hij is van haar kracht gooit hij de grenzen open.

Maar teveel burgerzin is dodelijk voor de publieke moraal. En teveel geloof in de werking van de democratie ook. Idem dito wat betreft de neutrale staat. Donner zweert bij de heilzame werking van de democratie en de neutrale staat. Zijn krachtige zelfbewustzijn drijft hem ertoe te verklaren dat hij in staat is om in elke situatie, onder elk systeem te overleven. We vermoeden dat het nog waar is ook...

Adders onder het gras

En dan verschuilen er de adderen onder het gras. Want vertrouwt Donner zijn medemens wel echt? De man die voor de Europese Grondwet was omdat anders het gevaar dreigde van massagraven en mensenafslachtingen? Die man die overal "intelligente camera's" wil plaatsen? Die man die "haatzaaien" wil verbieden, terroristen bestrijdt door fietsers met een kapot achterlicht op te pakken wegens het niet bij zich hebben van een identiteitskaart? De man die de pedagogische tik door ouders heeft verboden om onder meer het fenomeen kindermoord aan te pakken? Nee. Donner vertrouwt geen mens. Hij vertrouwt vooral denkbeelden.

Eén zo'n adder komt aan het licht in: "Door als overheid ontwikkelingen die de samenleving versterken en binden, actief te stimuleren en te bevorderen, en andere af te remmen." Duidt Donner hier op een eerlijk debat? Een debat waarin je radicalen binnenhaalt om ze vervolgens op een tweede plan te zetten en ze knarsetandend laat indoctrineren met "gezond geestelijk voedsel"? En wat is dan de inhoud van zijn boodschap? Die is er niet. Donner is door en door relativistisch. Donner: "Welke opvattingen beter zijn en welke slecht zien mensen vaak heel goed, maar ze zien het alleen verschillend; hoe stelliger de eigen overtuiging des te scherper ziet men de gebreken in andere. Er is geen maatstaf. Ik hanteerde in het voorgaande het criterium of een opvatting heilzaam of schadelijk is voor mens en samenleving. Maar ieder acht zijn opvatting doorgaans heilzaam voor zichzelf en anderen." [2]

Donner heeft dus geen maatstaf. Hij denkt zomaar in het wildeweg. Net als zijn criticasters. Eén zo'n wild om zich heen denkende criticaster van Donner is het PvdA–Tweede Kamerlid Jeroen Dijsselbloem: "De minister van justitie moet zijn energie steken in het bestrijden van dit soort opvattingen in plaats van het signaal te geven dat dergelijke ideeën onderdeel zouden kunnen uitmaken van onze democratie". De minister lijkt volgens hem te vergeten dat de sharia op tal van punten regelrecht in strijd is met de Nederlandse grondwet. Ook deze kritiek is een grap. De Nederlandse Grondwet is immers volgens onze politiek-culturele elite een dynamisch document dat - zodra er tweederde meerderheid is - radicaal omgegooid kan en mag worden?

Men schijnt te zijn vergeten dat veel wat in de tegenwoordige Grondwet staat een gruwel moet zijn geweest voor onze voorouders en zelfs voor de opstellers ervan. Wat moreel, politiek en religieus volkomen verwerpelijk was, staat nu te blinken in de zinderende middagzon van ons trotse zelfbewustzijn. De veranderingen zijn altijd en immer tot stand gekomen door een elite die "gebruik" (of misbruik) makend van het vertrouwen van het volk, ditzelfde volk bestookte met denkbeelden die volkomen vreemd waren aan dit volk. Door maar te blijven drammen via klaslokalen, pers en media, preekstoelen en schouwburgen werd het volk steeds weer en meer omgeturnd. Er is in ons land dus niet zozeer sprake van een sociaal-culturele continuïteit op basis waarvan men een sharia zou kunnen weren. Ook is er nooit sprake geweest van een proces van wederzijdse aanpassing en matiging door samenwerking en participatie. De elite heeft haar agenda uitgevoerd; het volk moest zich steeds maar weer aanpassen. Wat ze door de verraderlijke houding van Koning, Kerk en Elite ook daadwerkelijk deed.

De criticasters van Donner kletsen dus maar wat. Heeft Donner dan toch gelijk? Nee. Eerder lijkt hij last te hebben van mentaal autisme. Hij lijkt te leven bij gematerialiseerde post-christelijke trauma's zoals Elsevier-commentator Eric Vrijsen het treffend formuleert: "Ongetwijfeld ziet Donner in zo'n groepering een herhaling van de Antirevolutionaire en de Rooms-katholieke partijen, die de emancipatie van de "kleine luyden" en de katholieken bewerkstelligden. Daarop doorredenerend komt de minister tot de stelling dat de islamitische rechtspraak (sharia) mag worden ingevoerd zodra de moslims een meerderheid van de bevolking uitmaken. Het is een levensgevaarlijk gedachte-experiment. In het Nederland van pakweg honderd jaar geleden leefden katholieken en protestanten min of meer gescheiden. Maar ze behoorden tot een en dezelfde Nederlandse cultuur. Ze aanvaardden de spelregels van de democratie, waarbij er altijd respect is voor een minderheid. Het probleem met radicale islamieten is thans dat zij niet (willen) deelnemen aan de nationale cultuur." [6]

Maar het alternatief voor Donner is ook niet bijster hoopgevend. Jeroen Dijsselbloem, en met hem de PvdA, lijdt aan een ernstige vorm van constitutioneel narcisme: ons toevallige perspectief is eeuwig en universeel, kent geen noemenswaardig verleden en heft het belang van de toekomst op. Een Grondwet die altijd veranderd mocht worden zolang het sociaal-democratische en/of libertijnse ideaal nog niet was bereikt, is nu aan het Einde van de Geschiedenis een heilig document geworden. Alleen liberalen als Marc Rutte en zijn vrienden mogen er naar hartelust mee rotzooien.

Het alternatief

Wat is dàn het alternatief? Het enige alternatief bestaat hierin dat men het failliet erkend van het huidige democratische systeem. Een land dat het communisme prijst en vereert met een zaal in het parlement - de Marcus Bakker zaal - heeft geen moreel recht zich tegen fundamentalistische moslims te keren. Wie de Grondwet dynamisch maakt en de klassiek-christelijke moraal verwerpt, heeft geen verweer tegen hen die de sharia willen invoeren. De enige oplossing is een radicale: het schrappen van het gelijkheidsdenken, het schrappen van Art. 1 van de Grondwet en dit vervangen door een verwijzing naar de christelijke traditie die paal en perk stelt aan onze grondrechten en paal en perk stelt aan het democratische experiment.

Zoals Elsevier het stelt: respect voor minderheden werkt alleen als er sprake is van eenzelfde Nederlandse cultuur waar men in verworteld is. Het is een mythe te denken dat mensen in enkele maanden tot een paar jaar tijd verworteld kunnen raken in zo'n cultuur. Zelfs niet als duidelijk is wat deze cultuur inhoudt. En zelfs daar is geen sprake van. In plaats van tijd en energie in rare gedachte-experimenten te steken, zou Donner er beter aan gedaan hebben burgers - als de lezers van de Elsevier en vele anderen - duidelijk te maken wàt onze nationale cultuur is.

Maar daarvoor moet eerst het besef groeien dat een Grondwet de expressie is van een gezamenlijke, historisch gegroeide en verankerde basis van moraal, cultuur, religie en gewoonten. Dat besef zal men bij Donner niet aantreffen. De verachting die hij koestert ten aanzien van het verleden - getuige zijn weerzin tegen de "christelijke staat" - leent zich niet voor de houding van dankbaarheid ten aanzien van ons nationale verleden.

Ten tweede dient er een besef te ontstaan dat democratie onverenigbaar is met de liberale inzet bij de individu. In de discussie rond de uitlatingen van Donner kwam het menigmaal ter sprake: een democratie is niet alleen gefocust op de meerderheid, maar is ook inherent aan het rekening houden met minderheden. Wie echter de groep ontkent en vanuit individualistisch oogpunt steeds meer moeite krijgt met het verlenen van groepsgebonden rechten, kent geen minderheden meer, maar slechts individuen die toevallig anders denken dat de meeste andere individuen; en het is voor een staat onmogelijk rekening te houden met al die losse individuen.

Ten derde is er besef nodig dat de weerbaarheid waar Donner over spreekt niet voortkomt vanuit vertrouwen in een abstract systeem als democratie, maar verbonden is met de verworteldheid van burgers in opvoeding, natuur, cultuur en historie van een land. Deze verworteling is niet los verkrijgbaar en kan niet worden verondersteld bij mensen die vanuit culturen komen die fundamenteel wezensvreemd zijn aan onze eigen cultuur.

Het besef van Donner dat een gesloten systeem zich niet leent voor een krachtige en weerbare vorm van democratie is het waard doordacht te worden. Bolkestein wees al op de onbepaaldheid van Art. 1 van de Grondwet. Er zijn echter diverse vormen van onbepaaldheid te noemen. Het wetsvoorstel van de CDA'er Van Haersma Buma om radicale partijen te kunnen verbieden herbergt zo'n onbepaaldheid. Want moet de burger weerloos gemaakt worden als er de (theoretische) mogelijkheid bestaat dat een democratisch gekozen meerderheid de rechten van de burgers schendt? Zou een verbod op radicale partijen - die geweld voorstaan of anderszins tegen de rechtsorde c.q. openbare orde zouden ingaan - niet gecombineerd moeten worden met een superlegale benadering van klassieke grondrechten die persoonlijk, maar ook gemeenschappelijk erkend worden? Want wie absolute gehoorzaam eist, dient ook absolute waarborgen te verlenen aangaande de rechten van personen en groepen. Hiervoor is het nodig dat Art. 1 van de Grondwet sneuvelt, aangezien dit artikel op vijandige voet staat met de andere - klassieke - grondrechten.

Conclusie: common senses

Er zat iets dubbels in de reacties van politici en media op dat wat Donner zei. Veel burgers zijn verontwaardigd. Net als veel primaire reacties van media en politici. De latere politieke reacties vanuit de politiek zijn andere: wat Donner zegt, is weliswaar theoretisch mogelijk, maar daarom niet verstandig want een verkeerd signaal richting fundamentalistische moslims die zich nu gesterkt zouden kunnen weten in hun laakbare opvattingen.

Opvallend is de weerzin tegen de theoretische mogelijkheid bij burgers en in primaire reacties en de theoretische reactie in tweede instantie bij de politici. Vanuit het leven van alledag is de theoretische constructie die democratie heet minder belangrijk dan de vrijheden, de rechten en de identiteit van volk en burger. Het is dit secundaire karakter van democratie waar de politiek wel eens meer rekening mee zou moeten houden. Een open systeem is slechts mogelijk naar hen toe die historisch, etnisch, cultureel en/of religieus/moreel met ons volk zijn verklonken. In dit opzicht is het voorstel van Wilders tot wijziging van de Grondwet een eerste stap in de goede richting die ook de andere partijen ter harte zouden moeten nemen.

Het wachten is op een breder draagvlak voor een soortgelijke "politiek van common senses" als die van Wilders. Openheid en weerbaarheid zijn slechts samen te verkrijgen bij een structurele afbakening van ons constitutionele bestel. Het is jammer voor de islamieten en de libertijnen, maar vele eeuwen cultuur-, moraal- en natievorming is geen voer voor theoretische democratische experimenten zoals die van Donner die slechts gegrond zijn op een ambivalent vertrouwen in een medemens waar ondertussen de beveiligingscamera's op gericht dienen te zijn.

Noten

[1] Donner hekelt toon integratiedebat in Reformatorisch Dagblad d.d. 13/09/2006.
[2] Open brief van Piet Hein Donner aan Bart Jan Spruyt in Trouw d.d. 15/07/2006, als reactie op Open brief aan Piet Hein Donner door Bart Jan Spruyt op Open Orthodoxie, welke eveneens is verschenen in Trouw d.d. 08/07/2006.
[3] Frits Bolkestein tegen superartikel 1 in Nederlands Dagblad d.d. 06/09/2006.
[4] Donner: sharia moet kunnen in Algemeen Dagblad d.d. 13/09/2006 & Donner: Invoering sharia moet mogelijk zijn in Telegraaf d.d. 13/09/2006.
[5] Donner handhaaft uitspraken over sharia in Algemeen Dagblad d.d. 13/09/2006 & Donner handhaaft uitspraken over sharia in Reformatorisch Dagblad d.d. 13/09/2006.
[6] Wat bezielt Piet Hein Donner op Elsevier.nl d.d. 13/09/2006.


Lees verder...