dinsdag 26 september 2006

Naar een wereld zonder dwang

Heeft Paus Benedictus XVI gelijk en is geweld onverenigbaar met het christendom? Onderscheidt het christendom zich daarmee van het islamitische geloof? Of hebben zijn linkse critici gelijk en is zijn Regensburger Rede een misser - maar dan wel van een geheel andere aard dan waar de critici hem van betichten?

Nu de druk op religie en godsdienst toeneemt, begint het moderne christendom zelfreddingspogingen te ondernemen. Eén zo'n poging is die om het christendom steeds luid en duidelijker te positioneren als geweldsloze godsdienst en als godsdienst zonder dwang. Hoewel vele gelovigen deze principes al lang en breed in de praktijk brachten, wordt er nu een soort handelsmerk van gemaakt.

Deze tendens van een steeds geweldslozer christendom, die met de Verlichting was ingezet, wordt steeds sterker. Actuele gebeurtenissen versnellen het proces van geweldsloosheid, zoals de commotie rond de toespraak van Paus Benedictus XVI in Regensburg op 12 september. De storm van protest die deze toespraak van Benedictus XVI heeft losgemaakt, is nog steeds niet geluwd. Velen vragen zich af: "waarom heeft de paus bewust voor dat ene citaat gekozen, terwijl er zoveel andere voor het oprapen waren? Waarom moest hij per sé - bij monde van een historische figuur - benadrukken dat de islam zich met het zwaard heeft verbreid?" En wij vragen ons af waarom - getuige zijn laatste uitlatingen - het christendom hier afstand van dient te nemen?

Paus Benedictus gaat ver in zijn ijver om een religie zonder dwang te grondvesten. Bij monde van een Byzantijnse keizer in gevangenschap leek hij te verklaren dat "God en geweld onverenigbaar zijn". Deze indruk versterkte hij tegenover een gezelschap van ambassadeurs uit twintig moslimlanden [1]. Kernwoorden van het christendom - zo verklaarde hij voor het academische gezelschap in Regensburg zijn volgens de paus de dialoog en - en daar richtte zijn betoog zich met name op - de Rede. Dus niet het zwaard, maar de dialoog noemde de paus als het wapen bij uitstek voor het christendom.

Op de keper beschouwd ging de Regensburger Rede [2] dus niet over de vraagstelling "geweld of dialoog", maar over de analogie tussen "geloof en rede". Benedictus XVI betreurt de zogenaamde dehellenisering die de kerk heeft getroffen. Deze dehellenisering heeft volgens hem de rede niet alleen losgekoppeld van het geloof, maar deze binnen de kerk ook in het diskrediet gebracht. De oorsprong van deze ontwikkeling ziet de paus liggen in de zestiende eeuw toen de Reformatie zich afwendde van het humanisme en het "sola scriptura" in stelling bracht:

"Dehellenisatie komt op de eerste plaats met betrekking tot de doelstellingen van de Hervorming in de zestiende eeuw te voorschijn. Kijkend naar de traditie van de scholastische theologie, dachten de Hervormers dat zij met een geloofssysteem geconfronteerd werden dat totaal door filosofie wordt geconditioneerd, dat wil zeggen een hele andere doelstelling van het geloof op een geheel andere denkwijze had. (...) Het principe van sola scriptura, enerzijds, streefde naar geloof in zijn zuivere, fundamentele vorm, zoals die oorspronkelijk in het bijbelse Woord is bedoeld. De metafysica is daarbij niet een voorwaarde van een andere bron, waaruit het geloof moest worden bevrijd om weer volledig zichzelf te kunnen worden. Toen Kant verklaarde dat hij het denken opzij moest plaatsen om ruimte voor geloof te maken, zette hij dit gedachtegoed voort met een radicalisme dat de Hervormers nooit konden voorzien. Hij verankerde zo uitsluitend het geloof in praktische rede, dat de toegang tot de werkelijkheid als geheel ermee werd ontkend."

Lijnen over Kant en Von Harnack

Benedictus trok in zijn Regensburgse rede de lijnen ferm door over Kant naar negentiende-eeuwse theologen als Von Harnack naar nu. De afkeer van het Griekse c.q. hellenistische denken met haar metafysica en filosofie is volgens Benedictus XVI funest gebleken voor de theologiebeoefening binnen de kerk en heeft de kerk verzwakt.

Een kerk die zich alleen maar heeft teruggetrokken op het eiland van de "sola's" (sola scriptura = alleen de Bijbel en niet de traditie en de filosofie, en het sola fide = alleen door het geloof) is volgens Benedictus een zwak christendom dat niet alleen de dialoog met de moderne wetenschap en cultuur niet aankan, maar ook de basis ontbeert voor een overtuigende dialoog. De resultaten van deze ontkoppeling van geloof en rede zijn duidelijk: door zich weerloos te maken op het gebied van wetenschap, cultuur en rede, wordt het geloof zelf hoe langer hoe meer bepaalt door een wetenschap, cultuur en rede die niets met het geloof te maken heeft (en wil hebben).

Wie de lezing van Paus Benedictus leest met het oog op de noodzaak van het christendom zich de rede weer toe te eigenen, ontdekt veel fraais in diens lezing. Maar er is meer. De ondertoon van de lezing is niet alleen een pleidooi ergens voor, maar ook ergens tegen, namelijk tegen het geweld, of om preciezer te zijn: tegen de combinatie "religie en geweld". Volgens de paus haalde hij de woorden van de keizer namelijk aan om aan te geven dat religie dient samen te gaan met rede, niet met geweld [1].

Het lijkt in de ogen van de moderne democratische mens een sympathiek doch vanzelfsprekend gevaar. Als hij iets anders had beweerd dan was hij door de publieke opinie gekielhaald. Religie mag volgens de moderne communis opinio niet worden verbonden met dwang aangezien religie geen onderdeel is van de harde werkelijkheid van macht, politiek, wetenschap en economie, maar tot de totale non-relevante domein van de vrijheid. Religie is in onze maatschappij een privé-zaak en dat moet volgens de goegemeente ook vooral zo blijven. De kerken denken hierover niet wezenlijk anders dan de rest van de maatschappij.

Toch blijft het vreemd. De inzet van Paus Benedictus was immers de weerbaarheid van het christendom en de cruciale rol van dit weerbare christendom voor de redding van Europa. Bij eerdere gelegenheden benadrukte deze paus immers de onlosmakelijke band tussen Europa en het christendom. De vraag is nu wat weerbaarheid voorstelt als bij voorbaat al elk ultiem sanctiemiddel wordt uitgesloten. Ultieme sanctiemiddelen om af te kunnen dwingen - rechten, vrijheden, belangen, etc. - zijn immers slechts overtuigend - en dus reëel - wanneer bij voorbaat juist niet wordt uitgesloten dat er in uitzonderlijke omstandigheden sprake kan zijn van dwangmiddelen, waaronder zelfs geweld.

Wat is de weerbaarheid van een huisvader waard, wanneer hij verklaart dat ingeval van aanranding en mishandeling van zijn vrouw en kinderen, hij uiteindelijk nooit naar dwangmiddelen zal grijpen zoals geweld? Staat de verklaring dat christendom en geweld niets met elkaar te maken hebben, gelijk met het uitroepen van het weerloze christendom dat in een wereld die steeds gewelddadiger optreedt tegenover klassieke en behoudende krachten, uiteindelijk vermorzeld zal worden?

Kanttekeningen

Het is waar: de paus verklaart dat het christendom niet gelooft in bekering met geweld. Niet door de kracht of de dreiging van het zwaard wordt het geloof bewerkt. Daarin onderscheidt het christendom zich van de islam of het democratische denken die beide met geweld een systeem kunnen vestigen dat via de buitenkant steevast leidt tot aangepaste islamitische i.c. democratische burgers. Maar we moeten ons hier geen valse voorstellingen maken.

Allereerst dienen we bekering en kerstening niet door elkaar te halen. Het christendom heeft weliswaar nooit geloofd in bekering door middel van het zwaard, maar wat betreft de kerstening is het een ander verhaal. Volkeren werden gekerstend, dat wil zeggen in uiterlijke zin onder een bepaalde vorm van een christelijke maatschappelijke orde gebracht. Dit kon uiteraard nooit tegen de wil van het volk ingaan. Uiterlijke kerstening is in de geschiedenis nooit louter een individuele zaak geweest en altijd een zaak van gemeenschap en volk.

Verder waren zowel de kerstening als de bekering nooit gericht op een dwang van buitenaf die het bestaande wilde verwoesten, maar stonden beide zaken voor een proces dat van binnenuit werkte en het bestaande zoveel mogelijk wilde bewaren, louteren en heiligen om het zo tot een christelijke cultuur om te transformeren. Maar bij de gedachte dat ware verandering van binnenuit plaatsvindt, zijn meerdere kanttekeningen te maken.

Het van binnenuit is niet alleen, en niet in de eerste plaats van toepassing op de individu, maar op de volksgemeenschap. Niet het hart van een enkele persoon, maar dat van een volk dient bereikt te worden om van daaruit het gehele lichaam door te werken.

Het christendom is geen dualistische religie. Het primaat van de inwerking ligt weliswaar bij het binnenste van een volk, een gemeenschap, een cultuur en een persoon, maar het buitenste staat nooit los van dat binnenste. Met andere woorden: er is een verband tussen een gehandhaafde uiterlijke orde die de gezonde innerlijke orde weerspiegelt.

Het geloof begint weliswaar in het innerlijk van een gemeenschap, volk of cultuur, maar is onmogelijk - bestaat niet - zonder uiterlijke vorm en verschijning. Uiteindelijk wordt het innerlijk zelfs getoetst aan het uiterlijk: de daden en de werken van een mens, een gemeenschap of cultuur.

Beide - geweld en rede - zijn zaken die beginnen bij de buitenkant van de gemeenschap c.q. persoon. Beide kunnen dus nooit het primaat krijgen inzake de religie, maar ook: beide kunnen dus nooit (!) tegenover elkaar worden geplaatst, zoals Paus Benedictus XVI dat doet.

Benedictus en Kant

Paus Benedictus zegt met de woorden van de Byzantijnse keizer: "Geweld is onverenigbaar met het wezen van God en het wezen van de ziel. "God", zegt hij, "houdt niet van bloed. En op een onredelijke manier handelen is tegengesteld aan het wezen van God". Wie iemand tot het geloof wil brengen, heeft de gave nodig om behoorlijk te kunnen spreken en juist te redeneren, zonder geweld en zonder dreigementen. Om een redelijke ziel te overtuigen, heeft men geen sterke arm, of wapens of andere middelen nodig, waarmee men iemand met de dood kan bedreigen." En Benedictus vervolgt: "Een sterke argumentatie tegen een gewelddadige bekering is dit: Onredelijk handelen is strijdig aan het wezen van God. De redacteur, Theodor Khoury merkt daarover op: "Voor de keizer, een Byzantijn die is gevormd door de Griekse filosofie, is die opmerking vanzelfsprekend. Maar voor de islamitische leer is God absoluut transcendent. Zijn wil is aan geen van onze categorieën gebonden, ook niet aan die van de rede."

Met zijn inzet bij de analogie tussen geloof en Rede kiest Benedictus positie tegenover Immanuel Kant. Deze Duitse filosoof ontkoppelde de religie en de Rede en plaatste de religie in de private sfeer, buiten het publieke domein. Weliswaar erkende hij de waarde van de institutionele vorm van religie - om de ongeordende religie te beteugelen, maar het publieke terrein was voor hem het terrein van de Rede waar het geloof buiten moest blijven. Deze houding ten opzichte van religie was niet uitsluitend negatief bedoeld, integendeel. Juist de religie had tot taak de moraal te bewaken en juist een kerk die los stond van de staat hoefde zich alleen nog maar bezig te houden met de zuivere religie: de verkondiging van het geloof en de barmhartigheid. De zo "gezuiverde" religie hoefde geen vuile handen te maken op het terrein van politiek, wetenschap en cultuur [3].

Hiertegen lijkt Paus Benedictus XVI dus stelling te nemen. En dat is opmerkelijk. Liet zijn voorganger nog goede woorden horen over de persoon van Kant, en wordt deze positieve waardering ook gevonden bij andere christelijke Europeanen - zoals bij de Rooms-katholieke Italiaan Buttiglione die in "Europa" moest afdruipen vanwege zijn homostandpunten, de Nederlandse "orthodox-protestantse" minister van landbouw C.P. Veerman en de protestantse theoloog Gijsbert van den Brink [4], Paus Benedictus lijkt een andere weg te gaan.

De vraag is nu of Paus Benedictus werkelijk zo diametraal tegenover Immanuel Kant staat als hij ons wil doen geloven. Het moderne christendom - zowel orthodox als niet-orthodox - verwerpt steeds explicieter elke vorm van dwang en geweld. Net als Kant wil men het geloof redden door het zuiver te houden - door het zuiver te maken - en wil men de religie plaatsen in het domein van de vrijheid. Benedictus verschilt zo bezien niet veel van onze Kantiaanse christenen.

Het zuivere christendom dat de knellende banden van staat, volk, cultuur en politiek kwijt is, kan zich richten op de corebusiness van het geloof: het navolgen van Jezus. Wie zich de werkelijkheid uit handen liet slaan zal zich moeten behelpen met de ethiek, de opvoeding van de eigen kinderen en een heilig en gelovig leven leiden. Maar alvorens de nieuwe geloofsprincipes stevig konden verankeren in de microkosmos van het christelijk bestaan, staat deze aanpak al weer op losse schroeven. De grondvoorwaarden voor ethiek en opvoeding blijken lame ducks te zijn. Want de grondvoorwaarden voor ethiek en opvoeding zijn - hoe je het wendt of keert - de dwang en de eenheid van het leven. Daar hebben sommigen iets op gevonden: niet het hebben van een ethiek is het probleem, maar het hebben van een claim van absoluutheid.

Nederlandse geluiden

Een soortgelijk was er vorig jaar te horen bij monde van de Nijmeegse hoogleraar prof. Van der Ven. Hij meent dat geloof de dwang uitsluit. Tijdens een lezing op de Soeterbeeck-programma van de Radboud Universiteit in Nijmegen, stelde hij dat er alleen toekomst is voor religies wanneer die hun claim op absoluutheid laten varen [5]. Ook bij Van der Ven heeft de angst en dreiging van islamitische moslimterreur de ogen heeft doen opengaan voor de schadelijke kanten van religie. Met name de religies die absolute normen en waarden pretenderen en deze desnoods willen opleggen moeten het in het publieke debat flink ontgelden. Is dat zo, zijn geloof en dwang onverenigbare zaken?

Een reactie op de toespraak van prof. Van der Ven bleef niet uit. Diens pleidooi voor een sociale religie die een absolute openbaringsclaim inwisselt voor een bijdrage aan de sociale samenhang van de samenleving werd niet gedeeld door de protestantse dr. P. de Vries. Volgens De Vries kan men "alleen vanuit de innerlijke overtuiging die het werk is van de Heilige Geest" een ware christen zijn en "nooit door dwang" [6]. Met de notie van het vreemdelingschap en de veelgebruikte zinsnede dat "Gods koninkrijk niet van deze wereld is" dekte dr. De Vries zich in tegen de mogelijkheid van een totalitaire staat die zich baseert op christelijke gronden. Een soortgelijk geluid was onlangs te horen bij monde van de Nederlandse protestant J. van der Graaf in het Reformatorisch Dagblad van 2 oktober j.l. [7].

De logica van dr. P. de Vries en dr. ir. J. van der Graaf bevat een merkwaardige logische structuur. Want wie weet dat het fenomeen dwang onlosmakelijk verbonden is met het leven, ziet in hun woorden de volgende bewering: "Het christelijk geloof is vreemd aan het leven." Net zoals Gods koninkrijk niet van deze aarde is en wij vreemd staat ten overstaan van de aarde, is er in het geloof geen plaats voor dwang. Maar wie deze redeneertrant overneemt, moet wèl de consequenties voor zijn of haar rekening nemen. Een eerste consequentie van deze redenering bewering is het einde van de christelijke ethiek. Een leven zonder dwang is namelijk onvoorstelbaar. Is er dan toch onontkoombaar sprake van dwang in het leven, en is tegelijkertijd dwang onverenigbaar met een christelijk leven, dan bestaat dit christelijke leven doodeenvoudig niet.

Deze weg zullen Benedictus en genoemde protestantse Nederlandse heren wel niet bedoelen. In de ethiek is het christendom namelijk helemaal niet onverenigbaar met dwangmiddelen. Integendeel. Zonder dwang is er geen leven en is er ook geen levend christendom. Wie als christen de dwang afzweert maakt een einde aan de christelijke ethiek. Het is namelijk niet mogelijk om werkgever te zijn zonder dwang uit te oefenen of zonder dwangmiddelen tot zijn of haar beschikking te hebben. Hetzelfde geldt voor talloze andere beroepen met een verantwoordelijk karakter: bestuurder, officier, politieagent, maar ook: ouderschap en ambtsdragerschap. Als het christendom onverenigbaar is met dwang, dan is christelijk werkgeverschap een onmogelijke zaak geworden.

Wie christelijk geloof en dwang onverenigbaar vindt, moet er zelfs voor oppassen het christendom te demoniseren. Wie dit namelijk zo stelt, zal nooit stellen dat dwang an sich uit den boze is. Wie dwang sowieso afwijst, wijst immers het leven zelf, de rechtsstaat en tal van andere basale zaken af. Wie geloof en dwang niet te verenigen acht stelt in feite dat dwang niet verkeerd is, zolang het christelijk geloof er maar niets mee van doen heeft. Het geloof belichaamt dan het kwade element dat dwang immoreel maakt. Problematischer is wanneer we in het licht rond de opmerkingen over de ethiek moeten stellen dat dwang inherent is aan het leven zelf. Dan zouden we namelijk ook dit moeten zeggen: het leven zelf is goed, mits dat leven verschoond blijft van (christelijk) geloof. Het geloof is dan voor je het weet het kwade element geworden dat het geheel van het leven aantast. Wie het geloof elimineert, creëert dus een goed leven.

Er zijn meer kanttekeningen te plaatsen bij opvattingen als van genoemde heren. De lezing van de Bijbel – met name die van het Oude Testament – wordt problematisch en zal gefilterd moeten worden door een theologische constructie die theologisch sluitend zal zijn, maar wel het eenvoudige, gezagvolle en dwingende lezen van de Schriften elimineert. Een net zo belangrijk bezwaar is dat de eenheid van het leven eraan gaat. In de christelijke opvoeding beoogt een ouder niet zozeer de buitenkant van een kind te polijsten, maar veeleer de binnenkant – het hart – van het kind te bereiken. De vorming en geloofsopvoeding van het kind in het gezin rust dit kind toe voor zijn of haar weg in de maatschappij. Wat voor een gezin geldt, geldt ook voor een land. Wie het welzijn van zijn burgers op het oog heeft kan niet blijven staan bij een vrijblijvende buitenkant. Tenzij er natuurlijk sprake is van een negatieve benadering van wetten en normen: als zouden dezen slechts het kwade beteugelen, maar niets goeds in zichzelf met zich meebrengen.

Een andere weg dan Rede of Geweld?

Op de één of andere manier is het in deze tijd verleidelijk toe te geven aan de drang om christendom en dwang te ontkoppelen. Is wat uit dwang geboren is, ook echt? En leidt dwang niet vaak tot geweld? En sommigen zijn bang dat het schrikbeeld van een totalitaire staat zich wel eens tegen het christendom kan keren. En moeten we zoiets in een tijd van angst en terreur niet voor zijn? Maar wie als christen de dwang verwerpt maakt zichzelf onnodig zwak. Het onderscheid met andere religies zal dus op andere punten gezocht moeten worden.

De inzet bij een redelijk en geweldsloos christendom door Paus Benedictus roept de nodige twijfels op. Wie daarnaast nog eens leest hoe veel christenen in het spoor van Kant en anderen dwang en christendom los koppelen ziet de twijfels alleen maar toenemen. In een tijdperk van terreur, globalisatie en wetenschapsexpansie is elke vorm van expliciete dwang uit den boze. Moderne dwang gebeurt impliciet, gestuurd door systemen en structuren en dient reflectieloos en "vrijwillig" te worden ondergaan. Christenen als Benedictus en protestanten als De Vries en Van de Graaf hebben hier geen antwoord op. Zij kiezen voor de gekwadrateerde weerloosheid en zelfs voor het einde van de christelijke ethiek.

Zowel het redelijke als het vrome camoufleren beide het gebrek aan denkkracht en fantasie bij genoemde heren. Wie de dwang afwijst, wijst de vrijheid af. Want wie de dwang afwijst laat zich altijd meevoeren met de grotere machten in het bestaan. Daarom moet in een samenleving die één en al dwang is, de religie weerloos zijn. De enorme potentiële kracht van religie stelt namelijk niets voor wanneer men de weerbaarheid per definitie aflegt. En voorkomen moet worden dat mensen zich mee blijven nemen door de enorme dwingende machten van onze moderne maatschappij.

De Regensburger Rede van Benedictus is een schamele schaamlap. Zeker wanneer we bedenken dat een immens rijk - het Oost-Romeinse - is bezweken onder de islamitische druk van buitenaf. Wie inzet bij de Rede komt onherroepelijk bij de dwang uit. De geschiedenis van het moderne geweld ziet naast een spoor van filosofie ook een spoor van vernietiging en destructie: Jacobinisch, marxistisch en kapitalistisch. Daarom is Benedictus' inzet bij de Rede misschien wel gevaarlijk. Het roept een grenzeloze liberale barbarij op die weet dat ze nooit gestopt zal worden. Het roept de voortdurende chantage op van de kant van de Islamieten, zoals te zien was rond de woorden van Benedictus en zijn afzwakking ervan. En het piëtisme gaat ermee op eigen wijze mee op de loop, zoals te zien is aan de uitlatingen van genoemde protestanten. Is er een andere weg dan de Rede of het Geweld om het christendom te revitaliseren? Om zo Europa te redden?

Noten

[1] Paus roept op geweld af te zweren in het Nederlands Dagblad d.d. 26/09/2006.
[2] Voor de Regensburger Lezing van Paus Benedictus XVI klik hier >>.
[3] Lees meer hierover in "Vroomheid, macht, verlichting" door Peter van Rooden.
[4] Zie hiervoor mijn artikel "De weg naar een theologisch Damascus". Door de woorden van Jezus als leidraad te nemen inzake de vragen van tolerantie en godsdienstvrijheid, laat Van den Brink de evangeliewoorden als het ware samenvallen met de Kategorische Imperativ van Immanuel Kant.
[5] Religie: alleen als ze bijdraagt aan tolerantie in het Reformatorisch Dagblad d.d. 2 november 2005.
[6] Dwang is vreemd aan het christelijk geloof in het Reformatorisch Dagblad d.d. 10 november 2005.
[7] Stel theocratisch manifest op - Bijbelse visie op samenleving verdraagt geen dwang en geweld door dr. ir. J. van der Graaf in het Reformatorisch Dagblad d.d. 02/10/2006.


Lees verder...

woensdag 13 september 2006

De Open Maatschappij van Piet Hein Donner

Het wordt tijd om zo snel mogelijk paal en perk te stellen aan ons constitutioneel bestel. Niet alleen moet de gelijkheidsgedachte op de schop, ook dient de christelijke erfenis zeker te worden gesteld. Alleen zo bewaren we onze vrijheden voor wilden als Donner, Abou Jahjah en de sociaal-liberale verlichtingsdenkers die van hetzelfde laken een pak zijn.

Opeens is alles helder. Natuurlijk: Donner is een grappenmaker en de rest ook. Donner is een grappenmaker omdat hij dweept met de democratie; zelfs al loopt dit uit op onze (en zijn) zelfvernietiging. Maar ook de critici van Donner blijken grappenmakers te zijn; ook zij geven geen lor geven om de democratie. Want niet de meerderheid telt volgens hen, maar het tot nu toe bereikte resultaat dat moet blijven staan tot in eeuwigheid. Op wie moeten we hier "Amen" zeggen?

Op geen van beide standpunten. Want wat is er aan de hand? Volgens Donner moet een democratie zoals die van ons ook openstaan voor radicale geluiden. Zelfs als dit zou betekenen dat de sharia - d.i. de Islamitische wetgeving - zou worden ingevoerd [1]. Donner: "Voor mij staat vast: als twee derde van alle Nederlanders morgen de sharia zou willen invoeren, dan moet die mogelijkheid toch bestaan? Zo iets kun je wettelijk toch niet tegenhouden? Het zou ook een schande zijn om te zeggen: dat mag niet! De meerderheid telt. Dat is nou juist de essentie van democratie".

Dit alles is te lezen in een interview met hem dat is opgenomen in een boek van de journalisten Margalith Kleijwegt en Max van Weezel van het weekblad Vrij Nederland dat vandaag, 13 september, verschijnt. Hierin zegt hij meer. Zoals dat de - volgens Donner dreigende "gewelddadige confrontatie buiten de regels van het democratisch rechtsbestel om" moet volgens hem worden vervangen door een democratisch treffen binnen het bestel. Als iemand als Dyab Abou Jahjah, de leider van de Arabisch Europese Liga (AEL), deel zou uitmaken van de Tweede Kamer zou Donner dat toejuichen: "Hij blijft binnen de grenzen van de wet en functioneert als bliksemafleider voor de onlustgevoelens onder jonge moslims. Wat hij wil bereiken, doet hij door met anderen samen te werken".

Minister Donner zet in bij een weerbare democratie waarin ruimte is voor iedereen: "Mensen vanwege hun geloof, overtuiging of opvatting op voorhand uitsluiten van het democratisch proces, is geen oplossing. Het is een oplossing van ’bange’ mensen, die de gevaren waar ze bang voor zijn alleen maar groter maakt. Vergis u niet, we zullen waakzaam moeten zijn; de Europese samenleving behoeft bescherming; er zijn vele krachten die de fundamenten daarvan aantasten. Democratie is geen rustig bezit en het vergt moed." Zo'n democratie is volgens Donner geen "democratie die zich weert", maar "een weerbare democratie".

Een element van gelijk

Er zit een element van gelijk in de benadering van minister Donner. Let wel: we spreken hier niet over een element van waarheid, maar slechts van gelijk. Zij het dat dit gelijk allang haar grenzen heeft bereikt en zelfs heeft overschreden. Het gelijk is dus uitgewerkt en waar we niets voor kopen. Donner ziet dit niet. Hoe komt dat? En wat is er in feite aan de hand? Donner redeneert logisch verder in de tot nu toe gebruikelijke opvatting over democratie. Democratie is een open systeem met daarin ruimte voor elke opvatting, ook als deze op gespannen voet staat met de grondwet of de gangbare opvattingen over moraal, religie en de politieke inrichting van een land.

Achterliggende gedachte achter deze opvatting was de positieve werking die men toedicht aan het systeem zelf. Het participeren in het systeem zelf heeft een matigende invloed op radicale opvattingen. Zoals Donner het eerder zei: "Democratie is geen statische toestand die aan de grenzen beschermd wordt, maar een dynamisch proces dat door betrokkenheid en actieve participatie wordt beschermd. De uitkomst wordt niet op voorhand bepaald door verboden en geboden, maar door deel te nemen in het proces en dat te beïnvloeden. Waarden, beginselen en normen zijn uitkomst, geen input. Opvattingen die men als radicale minderheid had, zijn tegen de tijd dat men een meerderheid behaalt doorgaans aangepast en geïntegreerd." [2]

En hier zit iets in. Het Nederlandse systeem stond open voor radicale geluiden die regelrecht tegen de rechtsorde en de grondwet ingingen. Partijen als PSP en CPN kregen in het verleden de volle ruimte om hun opvattingen uit te dragen, zolang ze dat maar deden met de binnen ons stelsel toegestane middelen. Partijen die geweld van Rusland goedpraatten en soms dweepten met communistische dictators, het koningshuis wilden afschaffen, de opvattingen over leven en sterven om zeep wilden brengen (en waarvan de aanhangers inzake de euthanasie ook "voor de wet uitliepen") of de grondrechten wilden inperken of afschaffen kregen tot nu toe de volle ruimte binnen ons bestel. Tenminste: zolang ze maar ultralibertijns of extreemlinks/communistisch waren. Zolang er maar sprake was van een interne ideologische verwantschap was er ruimte. En die verwantschap was er. Communisten, sociaal-democraten, libertijnen en VVD-liberalen hebben en hadden veel gemeen.

Onlangs werd dit nog eens duidelijk in en rond de discussie binnen de VVD over de rol van Art. 1 van de Grondwet. Volgens het Liberaal Manifest, en volgens Marc Rutte, moet dit artikel een super-artikel worden dat alle andere grondrechtelijke bepalingen van de Grondwet moet gaan overheersen. Frits Bolkestein wees er fijntjes op dat dit een merkwaardig standpunt is voor liberalen. Volgens hem is juist de onbepaaldheid van Art. 1 reden om van een prioriteitstelling af te zien, en - hier komt het - het is des te vreemder omdat juist deze onbepaaldheid erin is gebracht door het toenmalige communistische kamerlid Marcus Bakker van de CPN! [3]

De VVD en de communisten

Met andere woorden: de liberalen in ons land willen, net als de linkse partijen, een communistisch paradepaardje tot hoeksteen van onze samenleving maken. Een partij die in haar beginjaren dweepte met het moordlustige regime van massamoordenaar Stalin, de militaire acties van communistisch Rusland tegen haar satellietstaten goed praatte - de erfenis van deze partij is volgens de liberalen, de sociaal-democraten en anderen in ons land de "hoeksteen van de samenleving". Als we daarnaast ook nog eens in aanmerking nemen dat de CPN gelieerd was aan onze directe militaire bedreiging: het communistische blok dat militair samenwerkte in het Warschaupact en belangrijke elementen van onze traditie, cultuur en constitutie verwierp (het koningshuis), kunnen alle liberale, socialistische en progressieve krachten in ons land niets anders doen dan Donner gelijk geven wanneer deze stelt dat "opvattingen die men als radicale minderheid had, zijn (...) geïntegreerd."

Het gelijk van Donner reikt verder. Donner begrijpt de systeemlogica van het democratische proces an sich. Donner: "Democratie is geen statische toestand die aan de grenzen beschermd wordt, maar een dynamisch proces dat door betrokkenheid en actieve participatie wordt beschermd. De uitkomst wordt niet op voorhand bepaald door verboden en geboden, maar door deel te nemen in het proces en dat te beïnvloeden. Waarden, beginselen en normen zijn uitkomst, geen input." Met name de woorden "door betrokkenheid en actieve participatie beschermd" zijn hier van belang. Mensen die actief deelnemen aan het democratische systeem identificeren zich na verloop van tijd met dit systeem. Men raakt beïnvloed door de informatie die men voortdurend op het bordje krijgt van bewindslieden, ambtenaren en adviseurs en men raakt onder de indruk van dilemma’s en de complexiteit van problemen en ontmoet continu hen die men bestrijdt als debatpartners - en soms als (ad hoc) samenwerkingspartners in het politieke bedrijf.

De kracht van de assimilerende werking van het democratische proces ligt in de aanname dat democratische proces waarden produceert, in plaats van dat bestaande waarden de democratie dragen. Donner: "Waarden, beginselen en normen zijn uitkomst, geen input." Wie ondergaat in de complexiteit van regelgeving, nota's, adviezen, mediageluiden, verplichtingen, verdragen, etc. etc. raakt op den duur vanzelf het zicht kwijt op de eigen, voorheen zo gekoesterde, meta-ethiek van tijdloze, dragende waarden en houdt vanzelf enkel en alleen micro-ethische situatiebepaalde waarden, beginselen en normen over.

Donner vertrouwt op het gebrek aan innerlijke weerbaarheid en vastberadenheid van de moderne mens, ook van de moderne moslim-mens. Donner gelooft nog meer. Hij gelooft in de kracht van de Westerse waarden en de plicht deze "actief te onderwijzen, dagelijks vorm te geven en in debat uit te dragen." Hij gelooft in de kracht van het systeem. In de ontvankelijkheid van de ander. Donner gelooft in de scheiding van kerk en staat. Hij gelooft heilig in de seculiere staat. Donner heeft vertrouwen in... - ja, in wat eigenlijk niet? En op basis van wat schenkt hij vertrouwen in mensen? Hij heeft vertrouwen in mensen op basis van het resultaat van processen waar mensen in participeren die juist geen gezamenlijke basis van vertrouwen met ons delen.

Donner vertrouwt lukraak alles en iedereen. Tot en met het vaderlandse linkse journaille dat geen enkele moeite doet de woorden van onze minister juist weer te geven [4], terwijl toch van meet af aan duidelijk was dat Donner niet de sharia propageerde, maar bezig was met een theoretisch gedachte-experiment [5]. Donner vertrouwt hersenschimmen. Hij blaakt van burgerzin en werpt zich op als de profeet van de democratie. Overtuigd dat hij is van haar kracht gooit hij de grenzen open.

Maar teveel burgerzin is dodelijk voor de publieke moraal. En teveel geloof in de werking van de democratie ook. Idem dito wat betreft de neutrale staat. Donner zweert bij de heilzame werking van de democratie en de neutrale staat. Zijn krachtige zelfbewustzijn drijft hem ertoe te verklaren dat hij in staat is om in elke situatie, onder elk systeem te overleven. We vermoeden dat het nog waar is ook...

Adders onder het gras

En dan verschuilen er de adderen onder het gras. Want vertrouwt Donner zijn medemens wel echt? De man die voor de Europese Grondwet was omdat anders het gevaar dreigde van massagraven en mensenafslachtingen? Die man die overal "intelligente camera's" wil plaatsen? Die man die "haatzaaien" wil verbieden, terroristen bestrijdt door fietsers met een kapot achterlicht op te pakken wegens het niet bij zich hebben van een identiteitskaart? De man die de pedagogische tik door ouders heeft verboden om onder meer het fenomeen kindermoord aan te pakken? Nee. Donner vertrouwt geen mens. Hij vertrouwt vooral denkbeelden.

Eén zo'n adder komt aan het licht in: "Door als overheid ontwikkelingen die de samenleving versterken en binden, actief te stimuleren en te bevorderen, en andere af te remmen." Duidt Donner hier op een eerlijk debat? Een debat waarin je radicalen binnenhaalt om ze vervolgens op een tweede plan te zetten en ze knarsetandend laat indoctrineren met "gezond geestelijk voedsel"? En wat is dan de inhoud van zijn boodschap? Die is er niet. Donner is door en door relativistisch. Donner: "Welke opvattingen beter zijn en welke slecht zien mensen vaak heel goed, maar ze zien het alleen verschillend; hoe stelliger de eigen overtuiging des te scherper ziet men de gebreken in andere. Er is geen maatstaf. Ik hanteerde in het voorgaande het criterium of een opvatting heilzaam of schadelijk is voor mens en samenleving. Maar ieder acht zijn opvatting doorgaans heilzaam voor zichzelf en anderen." [2]

Donner heeft dus geen maatstaf. Hij denkt zomaar in het wildeweg. Net als zijn criticasters. Eén zo'n wild om zich heen denkende criticaster van Donner is het PvdA–Tweede Kamerlid Jeroen Dijsselbloem: "De minister van justitie moet zijn energie steken in het bestrijden van dit soort opvattingen in plaats van het signaal te geven dat dergelijke ideeën onderdeel zouden kunnen uitmaken van onze democratie". De minister lijkt volgens hem te vergeten dat de sharia op tal van punten regelrecht in strijd is met de Nederlandse grondwet. Ook deze kritiek is een grap. De Nederlandse Grondwet is immers volgens onze politiek-culturele elite een dynamisch document dat - zodra er tweederde meerderheid is - radicaal omgegooid kan en mag worden?

Men schijnt te zijn vergeten dat veel wat in de tegenwoordige Grondwet staat een gruwel moet zijn geweest voor onze voorouders en zelfs voor de opstellers ervan. Wat moreel, politiek en religieus volkomen verwerpelijk was, staat nu te blinken in de zinderende middagzon van ons trotse zelfbewustzijn. De veranderingen zijn altijd en immer tot stand gekomen door een elite die "gebruik" (of misbruik) makend van het vertrouwen van het volk, ditzelfde volk bestookte met denkbeelden die volkomen vreemd waren aan dit volk. Door maar te blijven drammen via klaslokalen, pers en media, preekstoelen en schouwburgen werd het volk steeds weer en meer omgeturnd. Er is in ons land dus niet zozeer sprake van een sociaal-culturele continuïteit op basis waarvan men een sharia zou kunnen weren. Ook is er nooit sprake geweest van een proces van wederzijdse aanpassing en matiging door samenwerking en participatie. De elite heeft haar agenda uitgevoerd; het volk moest zich steeds maar weer aanpassen. Wat ze door de verraderlijke houding van Koning, Kerk en Elite ook daadwerkelijk deed.

De criticasters van Donner kletsen dus maar wat. Heeft Donner dan toch gelijk? Nee. Eerder lijkt hij last te hebben van mentaal autisme. Hij lijkt te leven bij gematerialiseerde post-christelijke trauma's zoals Elsevier-commentator Eric Vrijsen het treffend formuleert: "Ongetwijfeld ziet Donner in zo'n groepering een herhaling van de Antirevolutionaire en de Rooms-katholieke partijen, die de emancipatie van de "kleine luyden" en de katholieken bewerkstelligden. Daarop doorredenerend komt de minister tot de stelling dat de islamitische rechtspraak (sharia) mag worden ingevoerd zodra de moslims een meerderheid van de bevolking uitmaken. Het is een levensgevaarlijk gedachte-experiment. In het Nederland van pakweg honderd jaar geleden leefden katholieken en protestanten min of meer gescheiden. Maar ze behoorden tot een en dezelfde Nederlandse cultuur. Ze aanvaardden de spelregels van de democratie, waarbij er altijd respect is voor een minderheid. Het probleem met radicale islamieten is thans dat zij niet (willen) deelnemen aan de nationale cultuur." [6]

Maar het alternatief voor Donner is ook niet bijster hoopgevend. Jeroen Dijsselbloem, en met hem de PvdA, lijdt aan een ernstige vorm van constitutioneel narcisme: ons toevallige perspectief is eeuwig en universeel, kent geen noemenswaardig verleden en heft het belang van de toekomst op. Een Grondwet die altijd veranderd mocht worden zolang het sociaal-democratische en/of libertijnse ideaal nog niet was bereikt, is nu aan het Einde van de Geschiedenis een heilig document geworden. Alleen liberalen als Marc Rutte en zijn vrienden mogen er naar hartelust mee rotzooien.

Het alternatief

Wat is dàn het alternatief? Het enige alternatief bestaat hierin dat men het failliet erkend van het huidige democratische systeem. Een land dat het communisme prijst en vereert met een zaal in het parlement - de Marcus Bakker zaal - heeft geen moreel recht zich tegen fundamentalistische moslims te keren. Wie de Grondwet dynamisch maakt en de klassiek-christelijke moraal verwerpt, heeft geen verweer tegen hen die de sharia willen invoeren. De enige oplossing is een radicale: het schrappen van het gelijkheidsdenken, het schrappen van Art. 1 van de Grondwet en dit vervangen door een verwijzing naar de christelijke traditie die paal en perk stelt aan onze grondrechten en paal en perk stelt aan het democratische experiment.

Zoals Elsevier het stelt: respect voor minderheden werkt alleen als er sprake is van eenzelfde Nederlandse cultuur waar men in verworteld is. Het is een mythe te denken dat mensen in enkele maanden tot een paar jaar tijd verworteld kunnen raken in zo'n cultuur. Zelfs niet als duidelijk is wat deze cultuur inhoudt. En zelfs daar is geen sprake van. In plaats van tijd en energie in rare gedachte-experimenten te steken, zou Donner er beter aan gedaan hebben burgers - als de lezers van de Elsevier en vele anderen - duidelijk te maken wàt onze nationale cultuur is.

Maar daarvoor moet eerst het besef groeien dat een Grondwet de expressie is van een gezamenlijke, historisch gegroeide en verankerde basis van moraal, cultuur, religie en gewoonten. Dat besef zal men bij Donner niet aantreffen. De verachting die hij koestert ten aanzien van het verleden - getuige zijn weerzin tegen de "christelijke staat" - leent zich niet voor de houding van dankbaarheid ten aanzien van ons nationale verleden.

Ten tweede dient er een besef te ontstaan dat democratie onverenigbaar is met de liberale inzet bij de individu. In de discussie rond de uitlatingen van Donner kwam het menigmaal ter sprake: een democratie is niet alleen gefocust op de meerderheid, maar is ook inherent aan het rekening houden met minderheden. Wie echter de groep ontkent en vanuit individualistisch oogpunt steeds meer moeite krijgt met het verlenen van groepsgebonden rechten, kent geen minderheden meer, maar slechts individuen die toevallig anders denken dat de meeste andere individuen; en het is voor een staat onmogelijk rekening te houden met al die losse individuen.

Ten derde is er besef nodig dat de weerbaarheid waar Donner over spreekt niet voortkomt vanuit vertrouwen in een abstract systeem als democratie, maar verbonden is met de verworteldheid van burgers in opvoeding, natuur, cultuur en historie van een land. Deze verworteling is niet los verkrijgbaar en kan niet worden verondersteld bij mensen die vanuit culturen komen die fundamenteel wezensvreemd zijn aan onze eigen cultuur.

Het besef van Donner dat een gesloten systeem zich niet leent voor een krachtige en weerbare vorm van democratie is het waard doordacht te worden. Bolkestein wees al op de onbepaaldheid van Art. 1 van de Grondwet. Er zijn echter diverse vormen van onbepaaldheid te noemen. Het wetsvoorstel van de CDA'er Van Haersma Buma om radicale partijen te kunnen verbieden herbergt zo'n onbepaaldheid. Want moet de burger weerloos gemaakt worden als er de (theoretische) mogelijkheid bestaat dat een democratisch gekozen meerderheid de rechten van de burgers schendt? Zou een verbod op radicale partijen - die geweld voorstaan of anderszins tegen de rechtsorde c.q. openbare orde zouden ingaan - niet gecombineerd moeten worden met een superlegale benadering van klassieke grondrechten die persoonlijk, maar ook gemeenschappelijk erkend worden? Want wie absolute gehoorzaam eist, dient ook absolute waarborgen te verlenen aangaande de rechten van personen en groepen. Hiervoor is het nodig dat Art. 1 van de Grondwet sneuvelt, aangezien dit artikel op vijandige voet staat met de andere - klassieke - grondrechten.

Conclusie: common senses

Er zat iets dubbels in de reacties van politici en media op dat wat Donner zei. Veel burgers zijn verontwaardigd. Net als veel primaire reacties van media en politici. De latere politieke reacties vanuit de politiek zijn andere: wat Donner zegt, is weliswaar theoretisch mogelijk, maar daarom niet verstandig want een verkeerd signaal richting fundamentalistische moslims die zich nu gesterkt zouden kunnen weten in hun laakbare opvattingen.

Opvallend is de weerzin tegen de theoretische mogelijkheid bij burgers en in primaire reacties en de theoretische reactie in tweede instantie bij de politici. Vanuit het leven van alledag is de theoretische constructie die democratie heet minder belangrijk dan de vrijheden, de rechten en de identiteit van volk en burger. Het is dit secundaire karakter van democratie waar de politiek wel eens meer rekening mee zou moeten houden. Een open systeem is slechts mogelijk naar hen toe die historisch, etnisch, cultureel en/of religieus/moreel met ons volk zijn verklonken. In dit opzicht is het voorstel van Wilders tot wijziging van de Grondwet een eerste stap in de goede richting die ook de andere partijen ter harte zouden moeten nemen.

Het wachten is op een breder draagvlak voor een soortgelijke "politiek van common senses" als die van Wilders. Openheid en weerbaarheid zijn slechts samen te verkrijgen bij een structurele afbakening van ons constitutionele bestel. Het is jammer voor de islamieten en de libertijnen, maar vele eeuwen cultuur-, moraal- en natievorming is geen voer voor theoretische democratische experimenten zoals die van Donner die slechts gegrond zijn op een ambivalent vertrouwen in een medemens waar ondertussen de beveiligingscamera's op gericht dienen te zijn.

Noten

[1] Donner hekelt toon integratiedebat in Reformatorisch Dagblad d.d. 13/09/2006.
[2] Open brief van Piet Hein Donner aan Bart Jan Spruyt in Trouw d.d. 15/07/2006, als reactie op Open brief aan Piet Hein Donner door Bart Jan Spruyt op Open Orthodoxie, welke eveneens is verschenen in Trouw d.d. 08/07/2006.
[3] Frits Bolkestein tegen superartikel 1 in Nederlands Dagblad d.d. 06/09/2006.
[4] Donner: sharia moet kunnen in Algemeen Dagblad d.d. 13/09/2006 & Donner: Invoering sharia moet mogelijk zijn in Telegraaf d.d. 13/09/2006.
[5] Donner handhaaft uitspraken over sharia in Algemeen Dagblad d.d. 13/09/2006 & Donner handhaaft uitspraken over sharia in Reformatorisch Dagblad d.d. 13/09/2006.
[6] Wat bezielt Piet Hein Donner op Elsevier.nl d.d. 13/09/2006.


Lees verder...

maandag 11 september 2006

9/11 onder de blote hemel

De aanslag op 9/11 op de Twin Towers in New York heeft laten zien hoe door en door kwetsbaar wij waren, terwijl wij zo onkwetsbaar dachten te zijn. Maar we hebben niets geleerd. In plaats van terug te keren tot een samenleving van sterke en krachtige burgers, wordt de Westerse samenleving nog meer ontmanteld dan voorheen. 9/11 blijkt een fantastisch alibi om een linkse, liberale machtsstaat te vestigen.

Nu de "War on Terrorism" wereldwijd op vele fronten wordt gevoerd, staan alle media massaal stil bij 9/11. Talrijke beschouwingen, persoonlijke indrukken, politieke analyses buitelen over de kijker en de lezer heen op de televisie en in de pers. Is het mogelijk op dit moment een vorm van zelfkritiek te formuleren die niet vervalt in linkse zelfhaat en demagogie? Ik meen van wel. Het is niet alleen mogelijk, het is vooral nodig dat dit gebeurt. Want elke oorlog is een dubbeltje op zijn kant. In een wereld die steeds linkser wordt en mondialer gaat denken, is elke grootschalig conflict een katalysator voor verdere verlinksing van onze cultuur.

"Wat heeft de aanval op de Twin Towers in onze Westerse cultuur aangericht?" En "wat heeft ze blootgelegd?" Deze twee vragen zijn nauw met elkaar verbonden. Niet zelden wordt de schade van een daad bepaald door de gelegenheid die de ander biedt om te beschadigen. Rechtse denkers fixeren zich niet op de kracht van een ander, maar zijn bezorgd over het gebrek aan kracht bij zichzelf.

Bij de vraag wat 9/11 heeft blootgelegd in onze cultuur moest ik denken aan het programma Zomergasten van de VPRO, waarin Joris Luyendijk gedurende de zomermaanden een serie lange interviews met bekende Nederlanders hield. Op 13 augustus j.l. was de uitzending van Zomergasten gewijd aan Leon de Winter. Wie over 9/11 spreekt kan niet heen om het vleesgeworden journalistieke geweten van 9/11 in Nederland: Leon de Winter. Sinds het moment van de aanval in New York is een groot deel van zijn schrijverschap gewijd aan de problematiek van het wereldwijde terrorisme, de voedingsbodem van dit terrorisme – de politieke islam – en aan het beschermen van de staat Israël tegen de zijns inziens vaak ongefundeerde en onbillijke kritiek van buitenaf.

Leon de Winter vertelde in het programma tegenover Joris Luyendijk uiterst geëmotioneerd te zijn geweest na de aanval op de Twin Towers in New York. Voor De Winter was deze daad een rechtstreekse aanval op het Westen en op de beschaving van de mens die door de Westerse beschaving belichaamd wordt. Voor hem is Amerika de beschermer van deze beschaving en daarmee van het Westen zelf. Hij wordt niet moe om in zijn columns en op zijn weblog – onder meer die bij het weekblad Elsevier en The Free West van de Duitse krant Die Welt – de vinger aan de pols te houden wanneer het gaat over de berichtgeving over de problemen in het Midden-Oosten.

De verdiensten van Leon de Winter zijn groot als het gaat om zijn rol in de informatievoorziening rond het Midden-Oosten-, het Israël- en het Islamdebat. Toch zijn er vraagtekens te plaatsen bij datgene wat hem drijft. Niet om De Winter een hak te zetten. En ook niet om het rechtse tegengeluid te verzwakken als het gaat om de gevolgen van 9/11. Maar na het zien van de uitzending van Zomergasten bekroop mij het gevoel of de ogen van Leon de Winter, ondanks zijn scherpe observatie- en analyseervermogen het probleem van de islam wel breed genoeg trekken. Met andere woorden: is De Winter niet blind als het gaat om de kwalijke tendensen die onze Free West van binnenuit aanvallen en die deze aanvallen al lange tijd voor 9/11 hebben ingezet?

In het eerste deel van de uitzending van Zomergasten liet Luyendijk een favoriet filmfragment zien van een Duitse roadmovie in zwart-wit: Im Lauf der Zeit uit 1976. Leon de Winter heeft namelijk ooit de filmacademie gedaan en wat De Winter zo aansprak in deze film was de onconventionele wijze van filmen die ook dat liet zien wat andere cineasten eruit knippen. Het voorbeeldfilmfragment loog er niet om: te zien was een rondtrekkende chauffeur die halfnaakt gehurkt zijn behoefte zat te doen temidden van een grote onbeschutte, besneeuwde vlakte.

Zo goed als alles was te zien in dit fragment. Mijn eerste reactie was die van onsmakelijkheid; het kijken naar een halfnaakte kerel die zijn behoefte doet, doe je niet voor je plezier. Ik ten minste niet. Half afgewend bleef ik me verbazen. Deze verbazing werd groter toen Leon de Winter zich ontpopte als een fervente verdediger van onze beschaving. Die beschaving was volgens hem slechts enkele tientallen jaren oud. In het midden werd gelaten wanneer deze beschaving was aangebroken – was Leon de Winter dan soms ouder dan onze beschaving? Maar Joris Luyendijk liet in deze uitzending wel meer liggen.

Opvallend was verder de mensvisie van Leon de Winter. Voor De Winter is de mens nog maar nauwelijks zijn moorddadige bloeddorstigheid ontstegen. De geschiedenis is voor hem vooral een geschiedenis van bloedbaden - wat hij illustreerde met een Russisch filmfragment waarin naar de beestachtigheden de Mongolen in het oude Rusland hadden aangericht, werd verwezen. De vermeende bloeddorstigheid van de mens zit diep bij Leon; zelfs voetbal is volgens Leon de Winter weinig meer dan gesublimeerde moordlust.

De mensvisie van Leon de Winter is dubieus - want eenzijdig. Maar ze is niet ongebruikelijk voor moderne, liberale Westerse mensen. De mens is een dier. En het dier is getemd. Volgens Leon de Winter pas sinds enkele decennia. Waardoor is hij getemd? Waardoor is de mens verlost van zijn primaire drijfveren van weleer? Die van bloeddorst en de gesublimeerde varianten: religie, competitie en primitieve wedijver? Tegen de achtergrond van de halfnaakte man, gehurkt op de sneeuwvlakte is het mogelijk hierop een antwoord te formuleren. Het beeld is namelijk onthutsend voor een ieder die waarde hecht aan de Westerse beschaving. Want wat ziet Leon de Winter als beschaving?

Natuurlijk gezien is een mens die in de vrije natuur onbeschut op de open vlakte zijn behoefte doet niet alleen merkwaardig, maar zelfs tegennatuurlijk. Een doorsnee mens zoekt voor het doen van bepaalde daden de beschutting of zelfs de intimiteit. De copulatie tussen man en vrouw, de geboorte van een mens, het sterven ervan, het pijn lijden, het slapen, etc. - de mens is van nature geneigd deze "daden" niet op het wijd open veld te verrichten. De reden is duidelijk. De mens is een kwetsbaar wezen dat in tegenstelling tot veel dieren niet tot nauwelijks over een natuurlijk afweerapparaat beschikt om zich te verdedigen: een pantser, snelheid, kracht, klauwen of iets dergelijks. In sommige situaties is de mens - net als veel dieren - zelf extra kwetsbaar en kan zich nog minder verdedigen. Je kunt hierbij denken aan de situatie waarin een moeder die zojuist een kind heeft gekregen.

De Duitse filosoof en socioloog Arnold Gehlen heeft een belangrijk deel van zijn leven gewijd aan het bestuderen van deze kwetsbare mens. Voor hem was de mens een Mängelwesen; dat wil zeggen een mens met gebreken en tekorten. In tegenstelling tot het dier heeft de mens nauwelijks beschikking over adequate instincten die hem kunnen beschermen - bijvoorbeeld kunnen waarschuwen bij gevaar. Een mens heeft daarentegen wel genoeg aandriften. Dat maakt de mens een ondernemend wezen, maar tegelijkertijd het bestaan zwaar en gevaarlijk.

Om het bestaan te lijf te kunnen, is de mens van meet af aan bezig geweest met het vormen van instituties. Voor de mens was de cultuur een tweede natuur. Wapens, vuur, bereid voedsel - ze horen voor de mens tot datgene waarmee hij zich in de natuur staande houdt. De mens zoekt krachtenbundeling, zoekt bescherming, zoekt onderdak, zoekt voortplanting, veiligheid. De natuur" van de mens is ermee doorspekt: De vrouw zoekt een man ter bescherming, de man een vrouw ter verzorging en voortplanting. De ouders zoeken een veilige plek voor hun kind; het kind zoekt bescherming bij zijn ouders.

De mens leeft niet op de open vlakte. Hij bouwt zich een huis - hij bouwt zich een beschaving van conventies, rites, instituties, tradities. Zijn bestaan is van meet af aan gevuld met gemeenschapsvormen, religieuze vormen en culturele uitingen. Het is juist de kwetsbare mens die zichzelf een cultuur opbouwt en in stand houdt. De mens is niet primair moorddadig, maar een veelvuldig zelfredzaam gemeenschapswezen. Het is dit inzicht dat onze Westerse maatschappij aan het verliezen is. De onkwetsbare mens - of de mens die zichzelf onkwetsbaar acht - is historisch en natuurlijk gezien een tegennatuurlijke en ahistorische verschijning.
De zich onkwetsbaar wanende mens op de open vlakte druist in tegen elke klassieke opvatting over beschaving. De mens die onder de open hemel kan leven, bouwt namelijk geen huis. En de mens die naakt kan leven, maakt geen kleren. De mens die zonder toekomst kan leven, verwekt of baart geen kinderen. En voor wie het verleden een dode letter is, zijn zijn ouders dat ook. Het is op dit punt dat we het beeld over Leon de Winter moeten bijstellen. De Winter doet weliswaar alsof elke bloeddorstigheid uit het verleden uitgedelgd dient te worden, maar als het werkelijke verleden ter sprake komt, komt ook de jood in Leon de Winter tevoorschijn. Dan is er opeens de volkomen inconsequente trots op de "oude Hebreeuwse krijger" die zich openbaarde tijdens de Zesdaagse Oorlog van 1967. Dan werpt hij zichzelf op als krijger voor het oude joodse volk. Dan is Leon de Winter opeens iemand die dicht bij je staat.

Maar niet lang daarna vervalt hij weer in zijn moderne kramp. Dan schetst hij het beeld van een luchtshow die Leon de Winter meemaakte boven San Francisco Bay, waar Amerikaanse straaljagers hun kunsten vertoonden voor een geëxalteerd publiek: homo's, lesbo-stellen, gewone Amerikanen, Leon de Winter, etc. De gezamenlijke "patriottistische" trots vervulde ook Leon de Winter; dat maakt hem trots op dit land en doet hem dit land vertrouwen als hoeder van onze vrijheid. De gesloten hemel van straaljagers en van machtige staten maakt de aarde tot een open plek voor iedereen: een ruimte om te kunnen doen en laten wat je wil. Desnoods je behoefte doen op een open vlakte. Zonder schaamte, zonder rekenschap, zonder verleden, zonder eigenschappen.

Onze moderne maatschappij grossiert erin. We maken het mensen mogelijk te leven zonder familie, zonder kinderen en nageslacht, zonder werk, zonder lijden en tegenslag. Zonder moraal en religie. Zonder eigen grond en onvervreemdbare familiebezittingen (grond). De moderne geschiedenis is een roadmovie. Immer unterwegs is de moderne Westerling een nomade die geen beschaving meer nodig heeft. De hemel is gesloten door de machtige Staat, Europa, de Verenigde Naties, de verzekeringsmaatschappijen, en - met name voor Leon de Winter - de Verenigde Staten van Amerika.

De gesloten hemel creëert een open aarde. De wereld is opeens een lege ruimte waarin je kunt doen wat je maar wilt. Tenminste, dat is de illusie. De "koperen ploerten" van deze gesloten hemel - de machtsstaten, de VN, de multinationals, de emancipatiebewegingen - zijn niet gauw tevreden. Onder een gesloten hemel worden opeens mensen mèt eigenschappen tot risicofactoren. Mensen die alles over hebben voor hun kinderen, die geloven in onontbindbare rechten zoals aangaande familiebezit, die onopgeefbare principes hebben, die bereid zijn te lijden en te sterven voor een goede zaak - deze mensen die nog steeds kinderen krijgen en opvoeden, huizen bouwen en bewonen, verbonden sluiten en bewaken - deze mensen moeten net zo naakt en weerloos gemaakt worden als die ene man die gehurkt zat in de sneeuw.

Volgens de Duitse filosoof Peter Sloterdijk moet de mens eerst psychologisch gecastreerd worden om het geweld uit de samenleving uit te bannen. Hij moet afstand doen van voorheen onopgeefbare rechten. Hij moet zich toevertrouwen aan machten die het beste met hem voor hebben. Wat is daarvoor nodig? Allereerst de mens afschilderen als moorddadig beest, zoals Leon de Winter doet. Maar dit beeld heeft zijn beperkingen. Is de hemel gesloten en tot een "koperen ploert" geworden, dan dient dit inzicht op de geschiedenis en de vreemde volkeren te worden geprojecteerd. Net zoals Leon de Winter dat doet.

De angst voor onszelf - voor onze voorouders, onze oude natuur en voor wie we hadden kunnen zijn - doet ons vluchten in de veilige armen van militairen, ambtenaren en beleidsmakers. Ons wordt een droom opgedrongen: een idyllische oertoestand waarin je onkwetsbaar alles kunt doen wat je wilt zonder schaamte, zonder bescherming, zonder voorzorgsmaatregelen, zonder cultuur.

De gesloten hemel creëert een open aarde. Maar deze aarde is louter potentie; geen plaats om te wonen en te leven. Een open aarde creëert weliswaar een mens als potentie - die kan doen wat hij wil - maar de persoon wordt afgeschaft. Elke onvervreemdbare eigenschap die een mens tot persoon maakt, die verder gaat dan het driftmatige, maar zich cultureel en moreel heeft vastgelegd in sterke instituties, wordt op een open aarde gewantrouwd en op den duur om zeep geholpen.

Dit is een breuk met onze beschaving. De hemel van het Oude Europa was open door het bestaan van het goddelijke en het hogere. De aarde was gesloten door het leven dat zich vastlegt en daardoor vrijheid verschaft - en dus werkelijk open wordt. De mens was sterk omdat hij zich kwetsbaar wist. Hij wist dat hij anderen nodig had. Dat hij zelf verantwoordelijk was. Dat tradities en vormen geen overbodige ballast zijn, maar levensnoodzakelijke fundamenten. De kwetsbare mens kreeg moed vanuit de open hemel. De kwetsbare mens was een dankbaar gemeenschapsmens omdat hij wist dat alles duur was gekocht door hemzelf, zijn voorouders en zijn gemeenschap. Deze mens was een geboren krijger die opgewassen was tegen elk gevaar. Ook tegen het islamitische gevaar van na 9/11

De moderne mens is een ander verhaal. Hij zit gehurkt in de sneeuw. Op de open vlakte. Ten prooi voor elk roofdier. Zich van geen kwaad bewust. Zich niet van zijn eigen lichamelijkheid bewust. Van geen waarde en geen verleden.

Zorgeloos.

Totdat hij in de verte twee vliegtuigen zich ziet boren in de Twin Towers. Op 9/11. En dan breekt de paniek uit. Bij Leon de Winter en bij anderen. De hemel blijkt niet potdicht genoeg. Er moeten meer straaljagers komen. De Europese krijgers moeten sterven. Samen met de moeders, de priesters, en uiteindelijk de beschaving zelf.


Mede naar aanleiding van:

[1] Zomergasten van de VPRO, uitzending zondag 13 augustus, herhaling zaterdag 19 augustus. Interview met Leon de Winter door Joris Luyendijk.
[2] Arnold Gehlen: "Ob nun die Geschichte langen oder kurzen Prozeß macht, die Kultur in einem menschenwürdigen Sinne erhält sich dadurch, dass junge Menschen in vernünftige Einrichtungen hineinwachsen, die von langen Erfolgen legitimiert sind; sonst werden unersetzbare Erbschaften verschlissen: die Disziplin, die Geduld, die Selbstverständlichkeit und die Hemmungen, die man nie logisch begründen, nur zerstören und dann nur gewaltsam wiederaufrichten kann."


Lees verder...