dinsdag 27 oktober 2009

Christendemocratie en moraal

Daags na de lancering van het onzalige voorstel om grote bedrijven te dwingen minimaal 30 procent vrouwen in de top te nemen, klinkt er het verwijt van Maria van der Hoeven, onze Minister van Economische Zaken, dat managers, burgers en bestuurders te weinig besef van ethiek en moraal bezitten. Volgens haar is dit gebrek aan ethisch en moreel handelen één van de oorzaken van de economische crisis. Ze deed deze uitspraken naar aanleiding van een onderzoek van adviesbureau KPMG, waaruit zou blijken dat het normbesef bij jonge managers tekort schiet. De ’bestuurders van morgen’ zijn volgens de ondervraagde ondernemingen ‘arrogant, gemakzuchtig, te theoretisch, ontberen verantwoordelijkheidgevoel, respect en vragen een te hoge beloning’.

Meteen klonk er vanuit ondernemersland, bij monde van VVD’er Loek Hermans, een klaagzang op: “Ze had iets secuurder moeten zijn, en de minister heeft de ondernemers hard nodig om uit de economische crisis te komen.” Volgens de werkgeversorganisaties zou de minister zelfs in het wilde weg schieten op ondernemers. Dat de minister haar woorden mede sprak naar aanleiding van uitspraken van ondernemers zelf, werd verzwegen. Economie en politiek zijn immers niet meer te scheiden. Evenmin journalistiek, politiek en economie. Want al dan niet bewust, maar ook de Elsevier.nl liet dit gegeven maar gemakshalve weg en focuste op de ‘woede’ van ‘haar’ ondernemers. Met ten gevolge de geijkte reacties van de lezers die allemaal hun woede mogen spuien over deze regering, het CDA in het bijzonder en natuurlijk de kans krijgen aangeboden om een atheïstische voetnoot te plaatsen (tegenwoordig slepen sommige mensen overal hun atheïsme bij). Het dagblad de Telegraaf was daarentegen kort en correct. En de reacties bij deze krant waren – op Internet – niet zozeer pro-ondernemer en antipolitiek, maar vooral smalend over het feit dat deze minister blijkbaar nu pas ontdekt wat de gewone man allang wist of zelfs heeft ondergaan, namelijk dat moderne ondernemers een jungle-mentaliteit hebben en hun ‘successen’ ten koste van alles en iedereen willen bereiken. Het is jammer dat deze discussie meteen al wordt vertroebeld door politieke en politiek-economische motieven. Ondernemers hebben ons medeleven en onze steun nodig; mocht die er vanuit de overheid onvoldoende zijn, naar blijkt is die ook in werkgeversland schaars. Een fatsoenlijke opmerking wordt meteen met emotie overgoten. Maar het gebrek aan medeleven met de ondernemer heeft diepere oorzaken dan in de media wordt aangegeven. Eén zo’n oorzaak treft zowel minister Van der Hoeven als de werkgevers. Ik wil me dan ok beperken tot een enkel aspect van de uitlatingen van minister Van der Hoeven.

Managers, ondernemers en bestuurders worden door haar op één lijn gezet. Maar zijn managers en ondernemers wel hetzelfde? Naar wij menen niet. Een manager stuurt een bedrijfsmatig proces aan zonder er zelf direct onderdeel van uit te maken. Kennis van medewerkers, product, klant, maar ook eigen kapitaal of de kans dat eigen kapitaal verdwijnt (of juist groeit) met de groei van de onderneming, zijn geen voorwaarden voor manager-zijn. Wel voor het ondernemer zijn. De ondernemer onderneemt zijn eigen onderneming. Hij is onlosmakelijk verbonden met de eigen organisatie, de mensen, de klanten en het produkt; verbonden met inzet, eigen geld, naam en toekomstperspectief. De manager kan na falen een dikke bonus ontvangen van enkele miljoenen; de ondernemer leeft vaak rond de armoedegrens en de val van zijn bedrijf betekent ook diens eigen val.

Managers zijn aanstuurders, daarnaast zijn er de bestuurders (de aanstuurders van de publieke zaak) en helemaal apart daarvan staat de klasse van de ondernemers. Ondernemerschap is onderdeel van de condition humaine van de gezonde zelfredzame en verantwoordelijke mens. Ondernemen heeft te maken met het leven zelf, is onlosmakelijk met dit leven verbonden. Besturen staat op afstand, is meestal ‘in dienst van’ en is meer de correctie op de totstandkoming van de vorm dan de verwezenlijking van de vorm zelf.

Het op één lijn zetten van ondernemers met managers en bestuurders is echter geen verspreking van minister Van der Hoeven, want het zou niet de eerste keer zijn dat een CDA’er wordt gehinderd door de christendemocratische visie op het zogenaamde ‘maatschappelijke middenveld’. Waar liberalen en sociaaldemocraten denken in de polariteit staat versus individu en het burgerschap vooral inhoudt welke rol je als individu moet aannemen ten aanzien van de staat, is voor de christendemocratie het veld tussen staat en individu belangrijk: het ‘maatschappelijk middenveld’ c.q. de civil society. Dit middenveld is de ruimte waar de verenigingen en instellingen hun eigen verantwoordelijkheden kennen, is de ruimte waar de staat terughoudend dient te tonen en is ook de ruimte waar de burger zijn of haar idealen of verantwoordelijkheden kan verwezenlijken – samen met anderen.

Het probleem van het middenveld is echter de duiding vanuit de extra polen die dus dit middenveld bepalen: staat en individu. Uiteindelijk bepaalt ook binnen de christendemocratie de staatsvisie het functioneren vna het middenveld. Wie de staat erkent, denkt niet meer vanuit de basis van de samenleving, maar denkt van boven naar beneden: vanuit de macht naar de basis. En denkt eveneens van buiten naar binnen: vanuit de algemene, harde randvoorwaarden naar de inhoudelijke vormgeving. Wie de term ‘middenveld’ principieel aanvaardt en verwerkt in zijn of haar werkelijkheidsbeschouwing, kijkt voortaan als bestuurder c.q. aanstuurder (manager) naar de werkelijkheid van economie, sociaal leven en politiek.

In principe is de christendemocratische visie op wereld en maatschappij dus beter dan de liberale of de sociaaldemocratische, maar in de praktijk maakt het weinig verschil uit. De christendemocratische visie op de maatschappij laat dan wel meer ruimte voor eigen initiatief op maatschappelijk gebied; in de praktijk vermorzelt de polariteit staat-burger ook de gecreëerde (of erkende) ruimte c.q. middenveld. Steeds als er iets mis gaat in het middenveld grijpt de staat namelijk in, en de vorm van dit ingrijpen – bepalingen, wetten en regels – dringt steeds verder dit middenveld in om haar uiteindelijk over te nemen en te ‘besturen’ c.q. ‘aan te sturen’ vanuit de staat. Daarin laat de staat zich leiden door een visie op de mens als individu waarin het middenveld slechts de vorm is van de eigen keuze en niet de ons opgelegde werkelijkheid van leefomgeving, traditie en opvoeding. De werkelijkheid van het middenveld kan namelijk niet primair zijn vanwege het aanvaarden van de staat als ultieme bron van gezag En daarin ligt vanzelf besloten een visie op de mens als individu en op het middenveld als afgeleidde van georganiseerde individuen.

Een christendemocraat verwart, evenals liberalen en sociaaldemocraten, overheid met staat, gezag met macht, persoon met individu, werkelijkheid met een twee- c.q. driepolige maatschappijbeschouwing. Theologisch wordt deze verwarring binnen de christendemocratie nog eens aangevuld – versterkt – door de term ‘rentmeesterschap’ te verwarren met het mens-zijn zelf en daardoor zelfs theologisch de mens tot manager van zichzelf en zijn leefomgeving te reduceren c.q. te vervreemden.

Het verwarren van ondernemerschap met bestuurder- en managerschap maskeert het gebrek van medeleven van de politiek met de ondernemer en daarmee met een aspect van het leven dat nagenoeg iedere burger raakt.

Een bestuurder c.q. aanstuurder heeft uit zichzelf geen moraal of integriteit, maar handelt op basis van een aangeleerde en aangewende moraal. Hij krijgt bijvoorbeeld te horen dat hij minstens 30 procent vrouwen in de top moet nemen, omdat zijn bedrijf meer dan 250 werknemers heeft. Deze eis heeft niets te maken met ondernemerschap of met de regels van het ondernemerschap. Er is geen moraal die dit bepaalt; er is een overheid die zegt: “als je dit doet, ben je moreel gezien een goede ondernemer met voldoende integriteit”. Het is een vorm van opgelegde, kunstmatige nonmoraal die niet onderdoet voor de opdracht van een multinationale winkelorganisatie aan haar filiaalhouders: “Als je zoveel Euro omzet per vierkante meter haalt, ben je een goede ondernemer; en als je daarvoor mensen moet ‘vervangen’ door goedkope scholieren, dan is dit eveneens een goede zaak.”

Wie spreekt over integriteit en normbesef en daarna meteen ondernemers, managers en bestuurders aan elkaar gelijkschakelt, heeft er niet zoveel van begrepen. Een ondernemer valt of staat met betrouwbaarheid en integriteit. Voor een manager is echter niet integriteit allesbepalend, maar professionaliteit. Het bestuurderschap is in de praktijk iets van het tweede echelon, al wil ze graag het eerste echelon nabootsen (en de loef afsteken). Ze dweept daarom met integriteit en verantwoordelijkheid, maar als een bestuurder moet aftreden wegens een schandaal is hij meestal binnen de kortste keren weer ergens anders (als bestuurder) aan de bak. Bijvoorbeeld Geert Dales is als wethouder in Amsterdam mede- en hoofdverantwoordelijk (geweest) voor het finaciële debacle rond de Noord-Zuid metrolijn. Hij is daarvoor ‘gestraft’ met een burgemeesterspost en een prominente plek binnen zijn partij. Waar Rijkman Groenink een reputatieschade heeft overgehouden aan ‘ABN Amro’, heeft Dales dat niet: politieke integriteit is namelijk iets anders dan echte integriteit. Telegraaf-lezers zullen dit waarschijnlijk eerder door hebben dan lezers van de Elsevier.

De ondernemer heeft onze steun nodig: de Leidse middenstander die ‘s zondags zijn winkel dicht wil houden, ondanks de kapitalistische druk van bovenaf. Of de agrarische ondernemer die een fatsoenlijke prijs voor zijn melk wil krijgen, ondanks tegenwerking van Neelie Kroes die verhindert dat boeren een gezamenlijke vuist kunnen maken, maar de positie van mega-inkooporganisaties ongemoeid laat. Of de zoon of dochter die het familiebedrijf wil overnemen, maar door successierechten wordt benadeeld ten overstaan van grote bedrijven.

De christendemocratie moet gaan beseffen dat ondernemers geen liberale hobby zijn, en al helemaal geen maatschappelijke luxe zijn die behoort tot een sociaal getint middenveld, maar behoren bij de harde fundamenten van een gezonde maatschappij: harder dan politiek of managementscultuur. Het CDA moet beseffen dat moraal niet wordt opgelegd – ook niet in de vorm van 30-procentsnormen – om daarna ondernemers de zwarte piet toe te spelen indien ze hebben gefaald.

Er is vooreerst geen behoefte aan een maatschappelijk debat over ‘ethiek en ondernemen’. Er is behoefte aan inzicht over het belang van ondernemers in het licht van hun vermorzeling door multinationals, managers, bestuurders, de hitserige consument-democraten van D66 die persé op zondag hun croissantje willen kopen, en tegen een politiek-maatschappelijk model dat steevast en ten principale het ondernemerschap en het belang daarvan miskent.

Lees verder...

vrijdag 23 oktober 2009

Conservatieven ruzien rond een cafe-probleem

Het lukt conservatieven maar niet hun rijtjes gesloten te krijgen en zo iets van de grond te tillen. Het initiatief “Conservatief Café” krijgt op het conservatief-liberale groepsblog DagelijkseStandaard.nl nogal kritiek vanwege de invulling van het komende Conservatief in Gouda d.d. 5 november. Deze tweede bijeenkomst zal weer worden ingevuld door of rond de persoon van Bart Jan Spruyt. De eerste keer gaf deze conservatieve denker en publicist een causerie over het conservatisme in Nederland. De tweede keer zou dr. Ad Verbrugge komen spreken over het onderwijs, voorafgegaan door een boekpresentatie van het jongste boek van Spruyt: Wie eenmaal heeft liefgehad. Toen Verbrugge verstek moest laten gaan, is ervoor gekozen de gehele bijeenkomst te laten bepalen door het boek en een drietal reacties van protestanten op dit boek. Het betreft twee CDA’ers (E. Bilder en dr. H. Klink) en één SGP’er (Menno de Bruyne).

Een aantal reageerders vinden de bijeenkomst teveel een ‘christelijk karakter’ dragen, worden daardoor niet aangesproken door de opzet en laten zelfs een zekere irritatie doorklinken in hun reacties. Waarom alweer Spruyt? En waarom de tweede keer zelfs een expliciet christelijke benadering en invulling het conservatisme?

Laat ik voorop stellen dat ik kom en dat ik zelfs graag kom. En ik neem ook enkele vrienden (van bitterlemon) met me mee. Waaronder een noorderling die dan maar naderhand bij mij moet overnachten. Vanuit Groningen is Gouda ver weg. Maar het heeft zijn charme; met de studiekring in Groningen overnacht er ook altijd wel iemand bij een mede-kringlid. En waarom kom ik graag? Ten eerste vanwege het initiatief. Ten tweede vanwege de personen van Spruyt en Klink. Ten derde omdat de eerste keer me uitstekend is bevallen qua verzorging en locatie. Café-restaurant De Zalm’ is een fantastisch gekozen locatie omdat hier, in de oudste herberg van Holland (1551) in 1868 de eerste (en enige) conservatieve partij van Nederland werd opgericht. Het is maar dat u het weet. Ik was dus sowieso gekomen, ook als het geen Conservatief Café had geheten, maar ‘Ds. Doornenbal-café’ o.i.d.

Maar ik kan de kritiek voor een belangrijk deel wel begrijpen. Het is waar: het conservatisme in Nederland heeft nu eenmaal een sterk confessioneel karakter. Maar dit is niet alleen deels waar; het is ook deels het probleem van het conservatisme in Nederland. Want juist het christendom in Nederland is sterk fideïstisch en burgerlijk gekleurd. Het is tam, sterk op geloofszaken gericht, heeft nauwelijks gevoel van grassroots, weinig besef van traditie en is historisch gezien hoogstens een modern produkt. Kortom: het doorsnee christendom in ons land is net zo weinig inspirerend als het doorsnee liberalisme voor de liberaal en het doorsnee progressivisme voor de progressief. Spruyt en Klink zijn mooie uitzonderingen, maar daarmee bouw je geen conservatief discours op.

Om conservatisme meteen met christendom samen te laten vallen is weinig aansprekend, zowel voor christenen als voor niet-christenen. En het is problematisch. Want welk christendom is conservatief? En hoe dan wel? Misschien dat Spruyt op deze vraag een zinnig antwoord kan geven; misschien ook niet – of doet hij dat gewoon niet op dat moment. Maar ik ga dan ook niet voor het conservatisme naar Gouda. Ik ga voor de gezelligheid, voor groepsvorming etc. En voor Spruyt en Klink. Dat de organisatoren hiermee een schot afvuren richting de confessionele politiek is hun goed recht. En: Spruyt is nog steeds boegbeeld van het conservatisme en bovendien confessioneel. De kritiek van sommigen neigt bovendien teveel naar kritiek op Spruyt - omdat hij in feite conservatisme en christendom teveel samen wil nemen – en dat is een beetje flauw. Als er iemand is die in zijn functioneren voor de Burke Stichting het confessionele component van conservatisme in Nederland heeft ingeslikt, dan is het Spruyt. Juist om zo breed mogelijk liberalen, agnosten, klassieken en ander grut bijeen te rapen, werden namen als Groen van Prinsterer, Kuyper en Schaapman niet of nauwelijks genoemd. Wat heeft dit opgeleverd? Een loyale Cliteur? Een loyale Ellian? Nee, natuurlijk niet.

Dit land heeft weliswaar een klein vijvertje vol met zogenaamde conservatieve boegbeelden, maar werkelijk conservatief zijn deze lieden niet. Cliteur bleek met de kwestie ‘Carotta’ een christenhater te zijn van het domste soort, zodanig dat zelfs mede-atheïst en mede-republikein dr. Anton van Hooff zich kapot aan hem ergerde. De enige verdienste van Cliteur voor het conservatisme is zijn dissertatie en daarmee is alles gezegd. Werkelijk moedige dingen zul je van hem niet horen. Hoogstens laffe oproepen tot atheïstische repressie, zoals in zijn jongste opiniebijdrage in Trouw. Zet naast Cliteur en Ellian iemand als Robert Nisbet (waarvan ik nog steeds niet weet of hij wel of niet religieus was) of een Chesterton voor zijn bekering (in What’s wrong with the world?) en het verschil is levensgroot.

Voor werkelijk moedige – en daarmee werkelijk inhoudelijke – woorden uit conservatieve mond moet je in het buitenland zijn. In Duitsland heeft men Junge Freiheit en Sezession. In Amerika Chronicles en Takimag.com. In Engeland Quarterly Review. In Nederland hebben we niet dergelijke media en spreekbuizen van rechts, tenminste niet van een dergelijk hoog niveau. Daarbij vergeleken is ook bitterlemon.eu een kleine jongen. Zelfs in de context van Amerikaanse neoconservatieve kringen is Cliteur niet meer dan een dorpsgek.

Ik koppel welbewust ‘moedig’ en ‘inhoudelijk’ aan elkaar. Wie in deze politiekcorrecte en totalitaire liberale belevingscultuur niets anders weet dan het evangelie van gelijkheid, meningsuiting en vrije markt te reciteren, heeft ons niets te zeggen. Want wie zegt wat duizenden betaalde staatslakeien reeds jarenlang verkondigen, is overbodig. Iedereen is tegen de islam en iedereen is voor vrijheid van meninguiting, de scheiding van kerk en staat en het knuffelen van gays.

Waar we dus in ons land heel wat van hebben – naast de Cliteurs – zijn de schoothondjesconservatieven die op podia als de DagelijkseStandaard.nl of op hun eigen blog beginnen te janken als er op bitterlemon.eu een stuk verschijnt dat hun onwelgevallig is. Werkelijk afwijkende meningen is men als de dood voor. Stel je eens voor dat links geïrriteerd zou raken, of dat er iets gezegd zou worden wat werkelijk nergens anders te horen is!

Mijn advies aan de jongens van ‘Conservatief Café’ is dan ook om zich niet te spitsen op Nederlandse conservatieve bobo’s, maar op werkelijk interessante geluiden. Desnoods houdt men een forum, zet men wat jonge academici op een thema of nodigt men een interessante Duitse spreker van Sezession uit en vertaalt men deze simultaan en kletst men er wat over door. Er zijn nu eenmaal niet veel interessante conservatieve sprekers. Of ze zijn wel interessant, maar niet conservatief (ook altijd nog een mogelijkheid). Of beter nog: nodig een revolutionaire conservatief als Götz Kubitschek uit. Dan zien we meteen wat voor truttig conservatief en/of conservatief-liberaal discours we er in Nederland op na houden. Maar niet iedereen is Kubitschek. En niet iedereen is een Robert Nisbet. Dus ga ik 5 november met plezier naar Gouda om iets over een zekere dominee J.T. Doornenbal te horen. In de mooie Sint Jan in Gouda. Dat is beter dan een blogposting schrijven. En beter dan Cliteur in Trouw tegenkomen. Daar heb ik wel een reisje voor over.

Lees verder...

donderdag 15 oktober 2009

Het conservatisme van morgen ~ Een toespraak voor de KVHV Antwerpen

Onderstaand verhaal is een bewerkt onderdeel (middenstuk) van de lezing die ik in Antwerpen gehouden heb voor de KVHV Antwerpen. Het eerste stuk is het verhaal over “De Draak en de Zeven Stenen”. Het derde deel wordt in Nederland gepresenteerd – in een omgewerkte vorm – op een bijeenkomst op 7 november. De oorspronkelijke lezing stond in een cultuur-filosofische context die door Tom Zwitser in de vorm van een inleidende lezing werd gehouden, eveneens in Antwerpen. Dit deel zal worden verwerkt in een te verschijnen boek.

Het conservatisme dat ik voorsta is het conservatisme van “De Draak en de Zeven Stenen”. Dit verhaal kunt u elders op onze website lezen. Dit verhaal komt erop neer dat we als moderne wereld in de maag van een beest – de Draak i.c. de Leviathan – leven. Deze Leviathan is de benaming van de Staat die ons het zicht heeft ontnomen op de eerste – de oude werkelijkheid. In een proces van enkele eeuwen heeft deze Leviathan – Staat – beslag gelegd op ons gehele bestaan en alle koorden van traditie, orde, gemeenschap, overgeleverde levenswijsheid en corporatief-persoonlijke verantwoordelijkheid losgemaakt. Dusdanig losgemaakt dat zelfs de herinnering aan de wereld buiten de Leviathan is vervaagd of zelfs is weggevaagd.

Het conservatisme van vandaag is daarmee opgezadeld met een immens probleem. Hoe zinvol is het om een consevatief antwoord te baseren op boeken, personen en ideeën die in hun taal, beelden en bronnen verwijzen naar een werkelijkheid die ondertussen voor de meeste mensen onkenbaar en onvoorstelbaar is geworden? Waar is de vaste grond in onze denken, de pijlers waarop we ons handelen, zowel maatschappelijk, cultureel als politiek kunnen richten? De klassieke grondrechten of de ‘rechtsstaat’ – wat veel moderne conservatieven doen door voortdurend te hameren op zaken als vrijheid van meningsuiting en de democratische orde? Maar zelfs de grondrechten hebben in de maag van de Leviathan geen grond van bestaan evenals gemeenschapszin of een ‘bezielend verband’ niet meer is dan een door de staat opgedrongen moraal van verplicht afgedragen belastingen en premies. Voor wie leeft in de buik van de Leviathan is het conservatisme een probleem. De echo’s uit het verleden verwijzen voor de conservatief naar de wereld buiten het monster van de moderne staat. Maar is ons denken in staat de buitenwereld van vlees, bloed, zweet en aarde te bereiken? Is onze verbeeldingskracht wel sterk genoeg en onze herinnering blijvend?

Nee. De moderne maatschappij doet niets anders dan de herinnering weg te vagen. Idealen, goede bedoelingen en traditie kunnen daarom niet onze leidraad zijn. En daarmee kom ik op een belangrijk punt, dat we goed voor ogen moeten houden wanneer we nadenken over “Het Conservatisme vandaag”. Het conservatisme van gisteren was het conservatisme van de verbeeldingskracht. Van de herinneringen van voorgangers die de wereld buiten de Draak nog hebben gezien. Van de Great Books en de Great Men. Van Burke, Plato en Aristoteles. Het was een conservatisme van de enclaves – institutionele of zelfs regionale of locale enclaves – waar de moderniteit nog niet haar verstikkende greep op had gekregen.

Maar wij leven vandaag. Wij zijn het product van de Draak. Wij zien niet. Wij begrijpen niet. Wij tasten zelfs niet eens. Wat wij nodig hebben zijn tastbare tekenen van de wereld buiten de kunstmatige wereld van nu. Niet alleen richtingwijzers, maar onderling samenhangende componenten die verwijzen naar een grotere en echtere werkelijkheid. Wat wij nodig hebben is a way out – een manier om uit deze misère te komen, van een wereld die ons dieper dan hautnah inkapselt.

Probleem van het conservatisme van vandaag is dat het nergens meer naar verwijst. En als het ergens naar verwijst, zien wij het niet. De Amerikaanse katholieke en traditionalistische conservatief James Kalb duidt een eventuele oplossing voor dit probleem aan met de term trans-conservatisme: een conservatisme dat voorbij zichzelf wijst. Conservatisme is volgens hem niet meer dan een epistemologische benadering – “one that emphasizes tradition as a fundamental part of how we know things that as such has its own authority.” En daarmee komt Kalb tot de kern van ons probleem. Want wat zegt hij daarna?

“All that is good and true, but our ultimate concern isn’t how to justify knowledge but what reality is. Subordinating reality to knowledge is a basic modern error. Tradition matters because it’s about something, and the thing it’s about is what we really care about. So conservatism can’t be our ultimate view. It has to help get us somewhere.”

Conservatisme moet ons bij de werkelijkheid brengen – die van de traditie die zichtbaar is en spreekt met gezag. Ons probleem is dat deze werkelijkheid buiten ons handbereik ligt. Denis de Rougemont zegt het mooi: “Probleem betekent de afwezigheid van en angstig zoeken naar een werkelijkheid, die in de mist verdwijnt, en die de mens geen enkele opdracht meer geeft.” De ‘ultimate view’ waar het trans-conservatisme van Kalb naar zou moeten verwijzen, heeft plaatsgemaakt voor een ‘ultimate concern’. Namelijk: ‘hoe komen we weer tot een ultimate view? Hoe zien we weer de werkelijkheid die onze voorouders zagen; hoe horen wij weer de stem van God, de traditie, onze voorouders, de aarde – zoals onze vaderen deze stem hoorden?

Om deze vraag te kunnen begrijpen, alvorens zich te wagen aan een poging deze te beantwoorden, zullen we iets moeten begrijpen over de radicale aard van de Leviathan. We moeten iets weten over het huis waarin we wonen. Het huis van angst waar een vreemde, stinkende substantie druipt vanuit de wanden, de vloeren en het plafond. Want het huis is een holte – een maag die bezig is u en mij te verteren.

Waarom doet die Draak dat? Welnu, om meerdere redenen. Ten eerste omdat hij niet anders kan. Ten tweede omdat u het graag wilt. Ten derde omdat er niets is dat hem tegenhoudt.

De Leviathan kan niet anders. Een draak moet immers eten, een maag moet verteren – ziehier de eenvoudige wet van de Staat. Ze kan niet anders dan uw kracht, uw bestaan verteren. Ik stap af van het beeld van de Draak en stap over op een minder inspirerend beeld, namelijk dat van het systeem. Onze wereld is een systeem, een technische tweede werkelijkheid waarin de wetten van het systeem gelden. Zoals de moderne Staat een lege troon is – je kunt een Soevereine Rede of een Volkswil toch moeilijk een persoon noemen? – zo is onze wereld een lege troon. Wij zien de wereld – de troon – en fixeren ons op haar uiterlijke gedaante. Maar wat we zien is niet van betekenis. Dat wat we niet zien – het systeem – laat zich gelden.

Onze wereld is een wereld waarin personen plaats maken voor systemen die op elkaar aansluiten. Waarin vertrouwen in traditionele relaties meer en meer de plaats ruimt voor vertrouwen in anonieme systeemrelaties. Prof. Herman de Dijn beschrijft in zijn essay “Van persoonsvertrouwen naar systeemvertrouwen” hoe systemen werken.

“Voor hulp bij ziekte, ongeval of ouderdom, vertrouwen wij steeds minder op onze naasten en steeds meer op grote anonieme systemen. Ons geld vertrouwen we niet langer toe aan een vertrouwenspersoon, zelfs niet aan een lokale bankier die we persoonlijk kennen; we beleggen het nu liever via het internet. Systemen en structuren die vertrouwen garanderen via een arsenaal van procedures, regels en wetten verdringen persoonlijke contacten. Allerlei mechanismen en procedures worden uitgedokterd om de betrouwbaarheid en performantie van het systeem te garanderen. Wanneer toch misbruiken aan het licht komen, worden de ‘loopholes’ vakkundig gedicht. Regelmatige controle via onafhankelijke organismen, visitatie- en auditcommissies, desnoods audits van de auditcommissies, is vanzelfsprekend geworden. Daarbij moet de informatie zo ondubbelzinnig en transparant mogelijk zijn, liefst in een ‘format’ dat precieze vergelijking en objectieve kritiek toelaat, dus liefst cijfermatig of in grafieken uitgedrukt. Die systeembenadering gaat haast automatisch gepaard met het expliciete formuleren van doelstellingen of eindtermen en van de wegen waarlangs die te bereiken zijn. Alleen op die manier lijkt objectieve evaluatie, eventuele remediëring en uiteindelijk vooruitgang mogelijk.”

Prof. De Dijn spreekt in dit verband verder over een “groeiend belang van beheersing en evaluatie”. Hij doet meer belangwekkende constateringen, zoals “De insiders bepalen niet langer de focus.” En “Originaliteit krijgt het in de evaluatiecontext steeds moeilijker of wordt verward met ophefmakerij. De intrede van domeinneutrale managers die louter op het resultaat of het analogon van ‘winst’ zijn gericht, heeft onvermijdelijk gevolgen. Zij bepalen wat vanuit het uiteindelijke resultaat behouden blijft, getransformeerd of afgeschaft wordt.”

Met andere woorden: de werkelijkheid politiseert en vereconomiseert. En hier is er aansluiting bij de analyses van Peter Sloterdijk. Want in deze politisering wordt alles gemobiliseerd met als doel het systeem aan te passen, te verbeteren en te expanderen. Zelfs het socio-psychologische aspect wordt in deze Mobilmachung gebruikt om de teamspirit op te drijven. We zien dit gebeuren in bedrijven; en we zien het in de politiek. Want is het niet in de politieke cultuur van dit moment dat het politieke correctie en het economisch flexibele convergeren tot een totalitaire gelijkheidscultuur waarin processen altijd boven principes gaan? Processen als verwetenschappelijking, vereconomisering – processen die voortdurend in elkaar grijpen, elkaar versterken en elkaar voort helpen.

Het systeem dient de mens weliswaar, maar schakelt haar ook uit. Want elke vorm van risico dat voorheen bij het leven behoorde, en elke mogelijke fout die inherent was aan het menselijke handelen en de menselijke verantwoordelijkheid, dient te worden geëlimineerd. In de uitwerking van de Staat als systeem zien we de vlees- c.q. ‘systeem’ geworden angst. Angst voor onzekerheid, voor geweld, voor mogelijke mishandeling van kinderen, werkeloosheid zonder uitkering, werkzaamheden zonder veiligheid – het doel van het systeem is gelegen in haar alomvattendheid. Het systeem is een macht waar wij ons aan moeten overgeven.

De Duitse filosoof Rüdiger Safranski meent dat we ons over moeten geven aan de genade van de autopoiètische systemen, omdat het tot de logica van de wetenschappelijk-technische beschaving behoort dat deze structuren en krachten onze macht te boven gaan, ook als ze zich slechts door middel van onze activiteit manifesteren. Safranski: “Als het de structuren en systeemlogica zijn die ons bepalen, betekent dit dat die voor ons een nieuw soort ‘heiligen’ zijn geworden, rationeel en numineus tegelijk. Ze werken via ons, maar wij zijn ze niet meer meester.”

Safranski gebruikt niet voor niets de term autopoièsis. Het is een term die is ontleend aan de celbiologie en het zelfsturend en zelfreparerend vermogen weergeeft van de cel c.q. het systeem. Het autonome systeem dat mensen uitschakelt zou een zegen voor de mensheid zijn. Ik weet niet of het in België net zo erg is als in Nederland, maar wij worden doodgegooid met elektronische dossiers en volgsystemen die zelfstandig door middel van profielen risicogevallen onder het volk eruit moeten filteren. Ook op politiek niveau dweept men met de democratie als een systeem dat onafhankelijk van individuele personen zichzelf regelt. De Rotterdamse professor Herman van Gunsteren spreekt zelfs over een systeem dat zichzelf bestuurt en geen bestuurder nodig heeft; “een intelligente orde zonder baas”. Het anonieme zelforganiserende weefsel van bestuur en democratie vergelijkt Van Gunsteren met een levend organisme. Ik citeer: “De bevruchting gebeurt met duizenden zaadcellen en veel kleverigheid, en daar komt toch een mooie baby uit.”

Wie deze logica van de uitschakeling van de mens volgt, begrijpt ook waarom voorstanders van een steeds groter wordend Europa toch spreken over democratisering. Een klassiek mens ziet in een massa van honderden miljoenen mensen die beslissen over jouw locale situatie een bedreiging voor zijn vrijheid; de moderne mens ziet een toenemend potentieel zaadcellen en kleverigheid die nog meer in staat zijn een goede sturing van onze levens te veroorzaken. Personen en personele structuren worden door systemen vervangen. Iets dergelijks is er aan de hand met de mens zelf. Ook de menselijke eigenschappen worden geëxternaliseerd. De geheugenbanken nemen het geheugen over en bepalen wat wij mogen weten. Gevoelens worden gemodelleerd door psychologen en pedagogen. Seksualiteit wordt vertechniseerd en gemedialiseerd. Het vanzelfsprekende wordt expliciet gemaakt, maar het resultaat ligt buiten ons bereik. Informatie verwordt tot amusement, liefde tot pornografie, cultuur tot shocktherapie en taboedoorbreking, politiek tot drama, religie tot achterlijkheid. De karikatuur wordt vastgelegd en bepaalt het verloop van de vooruitgangsmachine.

Democratie is een goed voorbeeld van zo’n systeem waarin mobilisering en explicitering hand in hand gaan. Dat juist datgene wat wordt geëxpliciteerd, kan door de politiek ook worden aangewend en gemobiliseerd. Prof. De Dijn wijst daar in feite ook op in zijn genoemde essay. Uiteindelijk leidt dit proces van explicitering tot politisering en economisering en leiden deze processen weer tot een reductie van de menselijke mogelijkheden en tot een dwingende sturing richting de meest efficiënte en doelmatige oplossingsrichting. Mobilisering leidt tot ontworteling. De ontworteling is hier echter niet onderdeel van een probleem, maar veeleer onderdeel van een potentiële oplossing tot verbetering van ons bestaan.

De gevolgen zijn duidelijk. Wat is losgemaakt, kan worden vervangen. Meningen kunnen worden geruild voor een andere of zelfs betere mening. Evenzo geldt dat voor politieke oplossingen en religieuze overtuigingen. Een seksuele voorkeur kan worden gewijzigd, een sociale binding ontbonden, een liefde verkillen. Alles wat kan veranderen, kan worden gemanipuleerd. En een systeem dat autonoom van ons opereert, manipuleert onophoudelijk, buiten ons medeweten om. Het systeem maakt ons wijs dat we dit willen. Het systeem maakt ons wijs dat elke poging om deze ontwikkelingen te keren tot mislukking zijn gedoemd. Het systeem maakt ons wijs dat we slechts machtig zijn indien we ons lot verbinden met het systeem zelf. In dit alles klinkt de slogan door: “Du bist nichts; das System ist alles!”

Het is een macht die verlammend werkt. De Duitse journaliste Ariadne von Schirach schreef in 2005 in Der Spiegel dat veel jonge Duitse mannen hun jachtinstinct op vrouwen hebben ingewisseld voor masturbatie achter een PC-scherm. En een cultuurfilosoof als Johan Sanctorum heeft beter dan menig zichzelf conservatief noemend denker in de gaten welk verlammend spel de moderne cultuur met ons speelt. Ik citeer: “Want hoe kan men het plebs beter aan de leiband houden, dan zijn energie helemaal te laten omzetten in sex, voor, tijdens en na het eten? Naarmate het sperma van de muren druipt en de publieke sfeer doordrenkt wordt van erotische metaforen en verborgen of open verleiders, verengt zich weerom dat bewustzijn tot een zelfverslavend spel van prikkels en reflexen. Er ontstaat een sfeer van constante hitserigheid die perfect het hysterisch consumentisme imiteert, en die door Herbert Marcuse werd omschreven als ‘repressieve desublimatie’. Simpel gezegd: ‘Laat ze neuken, dan denken ze niet na.’ In deze overprikkelde samenleving is het weerom heel moeilijk om afstand te bewaren,- het is een cultuur van de onvervulbare begeerte die alle menselijke energie afleidt naar een fixatie op lustbeleving. Niet dat U alles zomaar krijgt wat wordt geafficheerd, het gaat evenzeer om illusie en ersatz-bevrediging. De knappe, halfnaakte blondine op de motorkap zal de Uwe niet zijn, alleen haar simulacre, haar afdruk wordt meegeleverd als U de auto koopt.”

De knappe blondine mag dan de dochter van de Leviathan zijn; zolang we als hitsige consumenten zo’n auto blijven kopen, blijft de bek van de Draak gesloten en potdicht. De hel heeft blijkbaar geen opening. En wat geeft het? Haar warmte is immers weldadig? Haar relativisme is immers een genot? Tenzij. Tenzij men conservatief is. Dan heeft men wat te zeuren. Maar ook kwijnende conservatieven zijn makkelijk tevreden te stellen. Geef een conservatief een grondrecht en hij zal de rest van zijn leven lang erop door reutelen. Hij kickt op de vrijheid van meningsuiting. Pak een conservatief zijn kinderen af; hij zal tevreden zijn dat hij zijn mening hierover mag uiten. Pak hem zijn godsdienst af door er een mening van te maken.

Als conservatief wil ik me graag inzetten voor een poging te redden wat er te redden valt. Maar ik weiger energie te steken in pogingen die het systeem ongemoeid laten. Het is zinloos om als conservatief te willen overleven en tegelijkertijd de illusie te koesteren dat je binnen het huidige systeem kunt overleven. Grondrechten zullen ons niet redden; ze zijn hoogstens zand in onze ogen. Nationalisme is ook een valkuil dat terwijl het ons bezighoudt Eurocraten en andere technocraten ruim baan geeft ons te manipuleren. Hoofddoekjes brengen een conservatief het hoofd op hol en doen zelfs een voorzitter van Vlaams Belang sputteren dat hoofddoekjes een kwalijke aanval op de moderniteit zijn.

De hel heeft een uitgang. De Louteringsberg is te betreden. De vrijheid is te ervaren. Het roer moet dan wel radicaal om. Maar om als conservatief de dag van morgen te halen zullen we moeten onderkennen dat we in een totalitair systeem leven. Oude conservatieve en liberale oplossingen voldoen niet meer. De verbeeldingskracht van het klassieke conservatisme zal ons niet helpen; de liberale verworvenheden zijn eveneens fopspenen die we beter links kunnen laten liggen.

De alomtegenwoordigheid van de Staat is een volstrekt nieuw fenomeen in de geschiedenis. Het Oude Rome had nog catacomben waar christenen en andere vervolgden in konden schuilen; de moderne maatschappij kent geen dergelijke catacomben meer. Als er catacomben zijn, dan zijn ze virtueel en door ons geconstrueerd. Om te overleven zullen we plekken moeten creëren die de druk van het systeem kunnen weerstaan. Zo’n plek van vrijheid zal geen vacuüm kunnen zijn; een plek van meningsvrijheid of godsdienstvrijheid. Dergelijke vacuümvrijheden imploderen bij elke druk die het Systeem op ze uitoefent. We zullen bij het creëren van virtuele catacomben het beste maar alle liberale grondrechten buiten beschouwing laten. Elk gebruik van de vrijheid van meningsuiting maakt ons kwetsbaar: het systeem legt onze mening vast om later tegen ons te gebruiken. Zoiets kan heel elegant gebeuren. Nu al worden in Nederland mensen geweerd op universiteiten, op scholen en bij overheidsinstellingen vanwege uitlatingen op Internet over bijvoorbeeld homoseksualiteit of islam. Met het wegvallen van bijzondere instellingen waar bijvoorbeeld journalisten nog wel hun afwijkende mening kunnen laten horen, en het vervangen van bijzondere instellingen door neutrale instellingen, wordt elke burger, zal elke student op voorhand aangepast gedrag gaan vertonen om sociaal en economisch te overleven.

Wij zullen ons moeten afkeren van de meningsuiting – en daarmee van dit zogenaamde grondrecht – en ons moeten richten op waarheidsvinding en meningsvorming. Waar en hoe vinden we een dergelijk hard materiaal dat als basis kan dienen voor een weefsel dat een dergelijke druk kan weerstaan: die van de oprukkende Staat?

Op eerdere gelegenheden hebben we namens bitterlemon de idee geopperd om tot gemeenschappen te komen – virtuele koffiehuizen – waar de mens zowel intellectueel, esthetisch als sociaal-affectief wordt gevormd. Bedoeling van deze idee is het vormen van een tegencultuur en een methode om onszelf blijvend te motiveren en anderen te bekeren tot christendom of conservatisme. We laten deze idee van de methode van de beslag leggende middelen hier rusten. Verder hanteren we bij bitterlemon de zogenaamde Zeven Paleocons als de Zeven Stenen die in de maag van de Draak herinneringen zijn van een wereld buiten de Draak. Ook dit laat ik nu rusten. Een derde deel van het instrumentarium om ruimtes te creëren die zijn opgewassen tegen het systeem heeft als insteek de thymotische woede c.q. trots van de conservatieve persoon te versterken. Dit deel wordt gevormd door een ‘alternatieve’ deugdenspiegel: een deugdenspiegel die niet meer louter een goed mens wil vormen, maar tegelijkertijd rekening houdt met het feit dat goede mensen worden misbruikt door het Systeem.

In een gezonde maatschappij – of in een zieke maatschappij met mogelijkheid tot catacomben of een innerlijke emigratie – voldoen klassieke deugden, evenals het leven van klassieke boeken voldoet en het loyaal verbonden zijn aan klassieke instellingen. Conservatieve deugden van ‘morgen’ gaan verder. De conservatieve deugden van ‘morgen’ erkennen het feit dat het goede in onze maatschappij tot escapisme, tot drogering en tot aanpassing kan leiden. Een dergelijke deugdenspiegel zal ik u presenteren op en na de bijeenkomst van bitterlemon op zaterdag 7 november. Op 7 november voor de eigen mensen; daarna in artikelvorm op de website.

Lees verder...