donderdag 26 maart 2009

De adem van de antigod

Kun je je onttrekken aan de techniek? De techniek die je lichaam uit elkaar trekt, functies vervangt, je meeneemt in een stortvloed van veranderingen, hypes en nog meer getwitter? 'Het ritme van de techniek' weergalmt op de adem van de antigod. We pluggen hem in; we vloeken en krijten de internetfora vol uit dankbaarheid door deze antigod. De ritme's maken ons wilder en wilder. Uitstappen kan niet meer, want we zijn al 'uitgestapt'. We hebben ons deels laten uitstappen door machines die aanvullen en overnemen. De machine prikkelt; wij twitteren terug.

Is het nog mogelijk je te onttrekken aan het beslag dat techniek op onze levens legt? Ook andere conservatieven stellen zich deze vraag. Eén van hen - Frank Verhoef - citeert in dit verband Michel Onfray, een moderne Franse filosoof: "Vast niet (...) want geavanceerde technologie zorgt ervoor dat terugkeer van die weg moeilijk en onwaarschijnlijk wordt. Je kunt er weerstand aan bieden, er onwillig in meegaan, en haar een tijdje links laten liggen, maar je instemming is onvermijdelijk, omdat de veranderingen in de wereld je tot een nieuw ritme verplichten." Het ritme van de techniek neemt je mee. Mediafilosoof Jos de Mul sprak al eerder over de externalisering van onze lichaamsfuncties. Lichamen veranderen niet alleen door techniek (implantaten en protheses), zaken als geheugen en denkvermogen zijn makkelijk te externaliseren en liggen door hun indringende werking en gebruikmaking ervan voor ons bevattingsvermogen in het verlengde van onze eigen lichamelijke functies.

Je aan de techniek onttrekken heeft voor moderne mensen dus iets als je losscheuren van onderdelen van jezelf. Onze verworvenheden zijn meer dan onze kinderen: het zijn onze lichaamsonderdelen geworden. Onze verlangens worden ons aangereikt via de media, en vinden vaak hun vervulling in het gebruik ervan. Geweldsspelletjes, erotische sites, harde actiefilms of juist romantische films, voortdurende muzikale omgeving via radio of een MP3-speler - elke mediale vraag creëert een behoefte aan consumentenbevrediging.

Daardoor verandert de wereld waarin we leven. De moderniteit van de toekomst bestaat niet meer uit constitutionele, publieke en maatschappelijke dimensies, debatten en stelsels; de moderniteit van de toekomst bestaat uit bedrading, machines, signalen en prikkels. Alles wat de roes van pixels en bytes verstoort, brengt verstoring teweeg in ons moreel-culturele huishouden. Dan komt eruit wat er in wordt gestort: primaire uitroepen, banaliteiten, scheldwoorden, blasfemische wartaal. Het succes van de lichaamsaanvullende machines is voor een groot deel te verklaren uit het feit dat 'de machines' (en haar bouwers) beter dan wijzelf doorhebben wat onze drijfveren zijn. Een machine neemt taken van ons over, voor ons gemak. En een mens wil graag overgenomen worden. De mens is de manager - het besturingssysteem - van zichzelf dat taken uitbesteedt, updates download en extensies en uitbreidingen aan- en afkoppelt.

Machines doen iets met onze lichamen en doen ook iets met onze emoties. En het zijn vooral de media-apparaten die - behalve seks- en plaatsvervangende schaamte-machines - ons aankoppelen aan woedemachines. Alles wat natuurlijk, geestelijk en klassiek is, maakt de media-mens woedend. Niemand kan zich nog een mannelijk lid voorstellen zonder het 'medium' condoom; iemand die zich dat (nog) wel kan voorstellen, maakt ons heel erg kwaad. Niemand kan zich een vrouwelijke baarmachine voorstellen zonder 'medium' pil. Ouderlijke opvoeders zonder 'medium' kinderdagverblijven, humor zonder medium 'cabaretier', religie zonder medium 'Da Vinci Code', moed zonder medium 'atheïstische columnist' - zonder medium zijn de werkelijke dingen kaal en naakt.

De machine als lichaam is er niet opeens gekomen. Alles was ons al eerder uit handen genomen door pre-mediale organisaties die als voorafspiegelingen en voorbodes van de echte machines alvast levensfuncties van ons overnamen: staat, markt, cultuur en media. De politiek van de ideeën leverde al het nodige voorwerk. Toen de mens nog in ideeen geloofde, werd het normale al in de beklaagdenbank gezet en werden er door filosofen revoluties ontketend om de oude goden te straffen. Via literatuur, filosofie en politiek kreeg de perversie een prominente plaats in onze maatschappij. En leverde ons uiteindelijk schrijvers op als Michel Onfray.

Zo iemand als Michel Onfray haat het normale en koestert de perverterende machine van een wereld zonder traditie en zonder het goddelijke. In zijn boek Atheologie schreef hij: "De drie monotheïstische godsdiensten delen, gedreven door één en dezelfde genealogische doodsdrift, een aantal afkeuringen: afkeer van de rede en de intelligentie; afkeer van de vrijheid; afkeer van alle boeken uit naam van één enkel boek; afkeer van het leven; afkeer van seksualiteit, vrouwen en genot; afkeer van het vrouwelijke; afkeer van lichaam, verlangens en driften..."

U begrijpt: volgens Onfray is de Rede het Systeem van de externe Rede buiten de mens om. De intelligentie, dat zijn de apparaatjes en databases waar mensen aan vast liggen gekoppeld. Ware vrijheid is het uit handen geven van geweld, gezagshandhaving, opvoeding en huishouden. Liefde tot de boeken manifesteert zich in afkeer van de Great Books. Liefde tot seksualiteit wordt uitgeleefd in een wereld waarin sekse taboe is en de technische hulpmiddelen de psycho-emotionele agenda bepalen. Liefde tot de vrouw is vooral liefde voor het carrière-ding dat we 'vrouw' noemen en haat tegen moeders en vrouwelijke vrouwen. Het ware genot minacht het gewone, het kleine en het goede leven; het smacht naar een schotel vol haute cuisine waar honderd arbeiders in Bangladesh een dag voor moeten werken en waar een kind uit Europa een uur van kan leven. De driften, dat zijn de computerspelletjesdriften die er in ons overblijven wanneer we elke gezonde drift - vader- en moederschap, verdedigingsdrang, geweld en eerbied - naar het grof vuil hebben uitgedreven.

Ooit (zo ongeveer tijdens de Verlichting) koesterde de moderne mens de mythe van de natuurtoestand - een toestand zonder traditie, bezit, institutie, God en moraal. Men ging in projecties, concepten en beelden geloven en verklaarde de natuur tot 'concept'. Toen men de ijslaag van deze optimale toestand meende te hebben bereikt, zakte men pardoes door het ijs. De 'natuur' bleek slechts een laagje dun vernis waaronder de omkering ervan leefde. De drift om de natuur te bereiken, leverde ons slechts een De Sade op en een La Mettrie; natuur, dat was een optelsom van perversie en materie (techniek) en werd ons door de politiek van de revolutie naar binnen gelepeld.

Toen we het lichaam hadden herontdekt, zonder moraal, godsbeelden, man- en vrouw-rolmodellen en historisch aanslibsel, merkten we dat het lichaam slechts 'lichaam' kon zijn in de omkering ervan: het machinale antilichaam - de machine die de perverse en lage driften kon vormgeven en doorgeven. In het begin van de moderne tijd had men nog wel dit probleem: concepten waren minder sterk dan de verfoeilijke natuur. Pacifisme en moralisme moesten steeds het onderspit delven tegenover de genen en de natuur. Dus moesten de faalbare ideologieën machines worden. Gedachten moesten vorm krijgen in metaal en kunststof. De machines kwamen er en bleken 'echter' dan de wereld zelf.

Ook Anno 2009. We communiceren steeds meer via GSM e.d. al zien en spreken we elkaar steeds minder. We vrijen nu steeds meer, en wel met dank aan de technische middelen, we zijn nu zelfs veel vaker verslaafd, en vinden normaal verkeer steeds minder wat aan. We steken geen pink meer uit naar ons criminele puberkind; en botvieren deze geweldloosheid in het zwelgen in horror en extreem geweld op de beeldbuis. Nog nooit ware we via enquêtes zo respectvol en tegelijkertijd zo ongeïnteresseerd in onze ouders en buren.

De overdrijving in de techniek is de nieuwe standaard; ze is de nieuwe natuur. Wie tegen de machine is, is dus onnatuurlijk. Wie tegen de condoom is, is tegennatuurlijk. Wie kinderen krijgen normaal vindt, zondigt tegen de natuur van man en vrouw. Wie geloof normaal vindt, overtreedt het gebod van wetenschap en machinewijsheden. Wie zelf zijn kinderen op wil voeden, is asociaal. Wie religieus is, is hypocriet. Want moraal is wetenschap, en wetenschap dat is een machine.

Waar de oude goden zwijgen, twitteren de nieuwe ons vrolijk toe. De oude wereld, de traditie en de natuur - dat zijn slechts concepten en verouderde beelden. De beeldbuizen, die zijn echt. Want daarmee zien we de wereld. De machines, die zijn echt, want daarmee leven we op de adem van de antigod. Zie daar maar eens vanaf te komen. Volgens Onfray kan het niet. Maar elke machine heeft een aan- en uitknop. Ook machines die 'Onfray' heten.


Lees verder...

donderdag 19 maart 2009

Rechtse media

Waar zijn de rechtse kranten? De rechtse omroepen? De journalisten, opiniebladen? Waar is de stem van de rechtse, hardwerkende Nederlander? Deze rechtse Nederlander werkt hard, stemt zo nu en dan op min of meer rechtse kandidaten, maar heeft geen stem. Rechtse mensen zijn nogal stom; men laat zich toespreken, maar spreekt zelf nauwelijks. Maar bij sommigen is er een zekere irritatie te bespeuren, en de laatste tijd steekt keer op keer de vraag op: waar zijn de rechtse media?

Om ons tot de krant te beperken: waar zijn de rechtse kranten? Volgens de conservatieve publicist en Elsevier-columnist Bart Jan Spruyt zijn alle kranten en opiniebladen één pot nat. Uitgezonderd de Telegraaf en Elsevier is alles volgens Spruyt "links van het midden". Alles wordt door linkse mensen volgeschreven en door het grote geld gedicteerd, gesaneerd en gefuseerd. Volgens Spruyt zijn de opiniepagina's het eerste slachtoffer van de bezuinigingsdrang van de geldschieters. Spruyt betreurt dat; kranten zijn volgens hem cultuurdragers die voor kwaliteit en pluriformiteit in moeten staan. Zijn collega-columnist bij Elsevier, Simon Rozendaal, zegt het iets anders: wat ontbreekt zijn media waarin rechts en intelligent worden gecombineerd. Met dit criterium valt ook de Telegraaf volgens hem af en blijft de Elsevier alleen over. Hoe dan ook, rechtse media zijn er nauwelijks, en als ze er zijn, dan zijn ze volgens Rozendaal dom. Twee opmerkingen.

1 Wat is rechts? ~ Enige tijd geleden deed de VU-politicoloog André Krouwel onderzoek naar het zogenaamde 'linkse' karakter van de Nederlandse kranten. Hij vond dit wel meevallen. Wat is volgens hem rechts? Krouwel: "In een links artikel over economie staat bijvoorbeeld dat de staat meer moet ingrijpen of dat de topsalarissen lager moeten. Een rechts artikel prijst de marktwerking en stelt dat er meer aan de de vrije markt moet worden overgelaten." Nu is Krouwel zowel wetenschapper als PvdA-lid. U mag raden uit welken hoofde hij - en waarschijnlijk al zijn soortgenoten - nog steeds de karikatuur wat betreft rechts in stand houden. 'Rechts' is volgens Krouwel hetzelfde als 'liberaal', en wie liberale neigingen vertoont, vertoont dus ook rechtse neigingen. Een rechts standpunt zou kunnen zijn: "De economie heeft nooit het eerste en het laatste woord, evenmin als dat de politiek dat heeft." Een ander rechts standpunt zou kunnen zijn: "Het probleem ligt niet in overheidsingrijpen of topsalarissen, maar in de structuur van multinationals an sich evenals in het bestaan van de managementcultuur en het fenomeen 'manager'." Ook wie het hele onderzoeksrapport van Krouwel en zijn medewerkers leest, komt er neit echt achter wat 'rechts' nu precies inhoudt. Het is vooral twee punten: voor een vrijere economie en tegen (ongeremde) immigratie. Krouwel gaat er vanuit dat er sowieso rechtse kranten bestaan. Het veld dat hij aantreft deelt hij dus op in 'links' en 'rechts'. Dat wat voorhanden is, bepaalt zijn visie op rechts. Bijvoorbeeld: wie vaak rechtse politici citeert, is eerder 'rechts'; maar ook: de kranten die 'rechtse politici' vaak citeren, hebben dan ook meteen iets met 'rechts' van doen. De mogelijkheid dat 'rechts' iets anders zou betekenen dan een PVV verkondigt, of de mogelijkheid dat er misschien helemaal geen 'rechtse' media zijn te vinden is in dit onderzoek bij voorbaat uitgesloten. Natuurlijk: rechts is te hanteren als een relatief begrip in een links-rechts-spectrum. Hierbij twee opmerkingen:
1) Dit onderstelt een 'rechts' medium representatief is voor een bevolkingsdeel dat zich 'rechts' zou noemen. Deze vermeende representatie is juist het probleem: worden 'recthse' mensen wel vertegenwoordigd? Nu bepaalt het links-rechts-spectrum van de media de inhoud van rechts' bij de burger. Als het ware een omgekeerde representatie: de burger vertegenwoordigt de media. Op zichzelf al een 'anti-rechts' statement.
2) Het probleem zit niet alleen in het onderstellen van een rechts publiek en in het omkeren van de representatie; het probleem is allereerst: is er een rechts volksdeel dat zichzelf 'rechts' noemt op basis van specifieke rechts punten die - al dan niet bewust - zijn ontleend aan een coherent waardenstelsel dat als fundamenteel 'rechts' kan worden bestempeld, in relatie tot een soortgelijk 'links' waardenstelsel? Het zichzelf 'rechts' vinden is een groot probleem - want wat denken anderen daarvan - en wordt bovendien versterkt door media en mediaonderzoeken die 'rechts' labelen op thema's waar misschien wel klassieke rechtse mensen voor terug zouden schrikken (en die zich dus ook niet als 'rechts' zullen manifesteren, zelfs al zouden zij het echte 'rechts' vertegenwoordigen). Dit is een ingewikkelde manier die eigenlijk op één ding neerkomt: maak eerst maar eens duidelijk wat 'rechts' is, ongeacht politiek, economie en media. Dan pas praten we verder.

2 Wat is een rechts medium? ~ De vraag naar rechtse media is niet alleen een vraag naar 'rechts', maar ook een vraag naar de media zelf. De genoemde Rozendaal en Spruyt lichten beide een tipje op van wat een medium, zoals bijvoorbeeld een krant, zou moeten zijn. Volgens Spruyt is een krant, naast de verschaffer van nieuws, "een cultuurdrager die voor kwaliteit en pluriformiteit in moet staan." Rozendaal zegt het ietwat simpeler: een krant moet intelligent zijn, scherp en mag zeggen wat je zelf niet denkt. Dit laatste aspect - de lezer confronteren met zaken die buiten het directe blikveld en primaire bevattingsvermogen van de lezer liggen - is een aspect dat verder reikt dan het eenvoudige feit van nieuwsvoorziening. Kranten moeten de burger als het ware open minded houden; een kritische krant moet de lezer kritisch houden; een intelligente krant daagt de lezer uit en vormt deze ook. Dat klinkt mooi, maar bevat tegelijkertijd een probleem. Rozendaal gaat, en in zekere mate ook Spruyt, uit van een zeker eenrichtingsverkeer tussen medium en ontvanger van de boodschap (de lezer). De burger is geïnformeerd met de informatie die hem verschaft is door kranten, de richting van zijn denken is gestuurd door de kritische vraagstellingen van de journalist, de abstracte intelligentie is uitgerust en voorzien van bronnen, beelden en concepten die voordien zijn ontsproten aan het journalistieke en politiek-bestuurlijke discours.
De krant als medium is dus niet, zoals Spruyt zegt, een "cultuurdrager", maar allereerst een cultuurvormer. Vooropgesteld dat de cultuur - ook de politieke cultuur - niet zonder media als dragers kan bestaan en kan worden overgedragen. Wij delen deze vooronderstelling uiteraard niet. Volgens deze insteek is de krant slechts cultuurdrager indien cultuur het resultaat is van ons denken. Indien de cultuur - en dat lijkt mij toch een juistere benadering - echter op een fundamentele wijze aan dit denken en aan de media voorafgaat is elke pretentie van een medium om cultuur te vormen niets anders dan cultuurvervorming. Cultuur is het geheel van uitingsvormen van een onderliggende werkelijkheid: die van de geschiedenis, de natuurlijke bepaaldheden en religieuze gesteldheden van een land. Iedere vorm van 'hogere' cultuur is niet meer dan een bijzondere uiting van de algemene - 'lagere' of populaire - cultuur van een natie. Een rechts medium moet doordrongen en doordrenkt zijn van dit besef. Een krant kan dus nooit een cultuurdrager zijn; alleen dat wat groter is dan de krant, bijvoorbeeld bepaalde historisch verwortelde instituties, kan zo'n drager zijn. En, eigenlijk kan alleen de ondergrond die aan deze verwortelde instituties vooraf gaat de werkelijke drager van een cultuur zijn. Voor rechtse mensen is het politieke of economische discours van secundair belang, ook wat betreft een medium als 'krant'.
Waar het om gaat is verworteling in de cultuur en de verbondenheid aan instituties zoals huwelijk, kerk en volk, maar ook ondernemingen, gildes en adel - of instituten die daar in onze tijd op lijken. Het zijn deze instituties die voor de openheid zorgen; hun belang is de motor achter de vraagstelling van de journalist, is het intellectuele referentiekader waarin opinies worden vormgegeven. Niet de krant zorgt voor de openheid; het instituut zorgt voor openheid én verworteling. De krant is het medium dat de burger deelgenoot maakt aan de beweging van natuur, geschiedenis en godsdienst van een volk, van verbanden. De krant is een middel om te verwortelen door verwortelde kennis te verkrijgen, geijkt in de traditie van instituties die hun waarde hebben bewezen. Een rechts medium is dus een expliciet medium.
In dit opzicht is Het Financieele Dagblad een rechtsere krant dan de Telegraaf, aangezien het belang van de eerstgenoemde krant duidelijk is en expliciet wordt gesteld. Maar het karakter van een rechts medium gaat verder. Een rechts medium, zoals een krant, expliciteert niet alleen de grondgegevens van een cultuur, zoals natuur, historie en godsdienst, maar impliciteert bovendien ook. Ze impliciteert namelijk het a-politieke aspect van het leven. Een rechtse krant is zakelijk omdat het apolitieke leven - het dynamische leven is zelfs fundamenteel a-politiek van karakter - zich niet leent voor medialisering. Volkscultuur leent zich niet voor een weergave in artikelen over lifestyle, in vrouwenpagina's of sportkaternen. Een rechts medium kent hierin haar maat. Waarom zouden burgers in Appingedam geïnteresseerd moeten zijn in voetbalelftallen uit Tilburg? Aandacht voor Tilburgse voetballers, degenereert juist het belang van het plaatselijke elftal. Aandacht voor shows in het Amsterdamse Carré inflateert de theatervoorstelling van de plaatselijke toneelvereniging.
Een rechts medium kent dus niet alleen de wortels van het publiek, het belang, maar ook de maat van haar publiek. Deze maat is allereerst menselijk. Een economische krant schrijft niet voor ondernemingen, of economisch geïnteresseerden, maar voor ondernemers. Een gewone krant schrijft over politiek gericht aan burgers van een land, een landsdeel of een stad over bestuurders die een ambt bekleden, een roeping dienen te hebben en opereren op de basis van publiek belang en publiek vertrouwen, welke is gelegd in de specifieke geschiedenis van bijvoorbeeld ons land. Een Nederlandse rechtse krant ontkomt dus niet aan banieren en vaandels in de zin van "Kerk, Vaderland en Oranje".

Wie bovengenoemde twee punten leest, merkt vanzelf de afstand tussen het ideaal van een rechts medium, zoals een krant, en de werkelijkheid van Nederland Anno 2009. Is bijvoorbeeld een krant als de Telegraaf een rechtse krant? Haar verworteling in de Nederlandse geschiedenis gaat niet verder terug dan de kabinetten Paars 1 en 2, en de invoering van de Wet Gelijke Behandeling. Het Oranjehuis is een fenomeen uit de Royalty-watch (dat is een onderafdeling van de Society-watch) en daarnaast een storende kostenpost die kruideniersachtige lezers uit Almere maar niet willen begrijpen. Wel beseft deze krant dat het a-politieke onderdeel is van het belang van de burgers. Het is dan ook niet gek dat André Krouwels signaleerde dat op de voorpagina van deze krant zo vaak niet-politieke onderwerpen staan. Maar ook hierin is de Telegraaf een schoolvoorbeeld van het feit dat populaire cultuur geen weergave is van de volkscultuur, maar in een eerder stadium een onmatige karikatuur om op den duur te verworden door een vervangingsmodel van commercieel en stilistisch vormgegeven onderbuiksensaties.
Rozendaal heeft het mis als hij deze krant 'dom' noemt. Het is integendeel een slim product om lezers te paaien als krantenconsument. En dit ze door wel degelijk bepaalde 'rechtse' elementen uit te venten, zoals succesformules etaleren in de vorm van artikelen over topsporters, topondernemers en topacteurs. En ze doet dit door het onrechtvaardige karakter van de moderne verzorgingsstaat en het kunstmatige karakter van onze politieke elite vorm te geven in een niet aflatende stroom van megakritiek. Maar conceptueel deugt deze krant niet, evenmin als alle andere andere kranten, uitgezonderd misschien Het Financieele Dagblad. Moet er dus een 'rechtse' NRC komen? Of een rechtse Volkskrant? Niet voordat we eruit zijn wat een rechts medium precies is. En daarbij moeten we ook andere vragen beantwoorden die we nu moeten laten rusten, zoals: wat is een 'rechtse' journalist? Waarom zijn media, ook 'rechtse', altijd zo door en door saai (en is dit te voorkomen)? En: waarom willen we rechtse media als deze media op den duur toch verlinksen?

Op de vraag waarom rechtse media altijd verlinksen wil ik iets meer zeggen. Als we deze vraag kunnen beantwoorden, en wanneer we kunnen afspreken hoe we in de toekomst zo'n verlinksing kunnen voorkomen, zijn we wellicht in staat om een rechts medium vorm te geven en op te richten. De vraag is belangrijk. Want wie spreekt over 'linkse' kranten, omroepen, bladen en uitgeverijen spreekt vaak over oorspronkelijk rechtse media die links zijn geworden. Wie enkele leden van de oude garde van de NRC bekijkt, zoals J.M. Bik en J.L. Heldring, snapt niet dat de huidige krant bestaat uit Birgit Donkers, Bas Blokkers en Marc Chavannessen. Hetzelfde kan van dagbladen als de Volkskrant en Trouw worden gezegd. Een verwijzing op het proces van ontzuiling, die volgde op de verzuiling, is niet afdoende om het proces van verlinksing te verklaren. Verlinksing is niet een typisch Nederlands fenomeen, al zal in een analyse dit aspect wel moeten voorkomen. Verzuiling en ontzuiling is echter niet de verklaring van dit probleem, maar onderdeel van de vorm van het proces dat we zullen moeten beschrijven en ook dienen te verklaren.
De vraag naar het rechtse medium is één van de belangrijkste vragen voor rechtse, voor conservatieve mensen. Het is niet alleen de vraag naar waar we voor staan, maar ook die naar de wijze van vormgeven, presenteren en institutionaliseren van dat waar we voor staan. Totdat we op een serieuze manier deze klus hebben geklaard, heeft elke column, elk groepsblog een voorlopig karakter. Een aanzet is goed; er zijn echter al zoveel aanzetten in voorlopigheid weggegeven dat de vraag zich aan ons opdringt: is de voorlopigheid die uit alle 'rechtse' columns, oproepen en blogs klinkt, met alle respect, niet zelf een uiting van het onderliggende probleem van 'rechtse media'? En wordt het niet eens tijd een stap verder te zetten, zonder meteen het ei van Columbus gevonden te hebben in allerlei bestaande initiatieven, en onder meteen mee te liften op anderen omdat we ten diepste zelf niet weten wat we willen?


Lees verder...

donderdag 12 maart 2009

Terug in je hok!

Goed nieuws: de NRC krimpt in. Slecht nieuws: de inhoud blijft hetzelfde. Maar per saldo is het positief: minder meningsuiting, minder slijpstenen op de deurmat, zo vlak voor het avondeten. En wat ook positief is: de inhoud wordt steeds meer voorspelbaar. Want dat Joost Zwagerman zijn column is afgenomen, lijkt op het eerste gezicht jammer, maar is natuurlijk goed nieuws. Want straks is er alleen nog het gehuil van Jan Blokker, Elsbeth Etty, Bas Heijne, Heleen Mees en meer van dat volk dat alles wil zijn, behalve 'volk'.

Gedwongen door de krimpende markt voor NRC-journalistiek en voor journalistiek in het algemeen is ook de NRC Handelsblad gedwongen in te krimpen. Ze doet dat door net als kranten als de Volkskrant en de Telegraaf enkele katernen af te stoten. In het geval van de NRC zijn dat: 'Zaterdag etc.' en het 'Magazine M'. En door freelancers te laten wieberen, zoals Joost Zwagerman.

Het 'vertrek' van Zwagerman - omdat hij te 'rechts' zou zijn voor de NRC - werd al gauw opgeklopt door 'media' als Geenstijl.nl, DeDagelijkseStandaard.nl en de Elsevier. Met name de informatie die door Joost Niemöller was opgevangen op het literaire boekenbal gaf daar op het eerste gezicht voldoende aanleiding toe: "We informeerden bij Joost. Het was echt waar. Zijn stukjes over dat Wilders geen fascist is, waren de alsmaar verder verlinksende NRC hoofdredactie in het verkeerde keelgat geschoten. Joost vertelde dat hij er al eens voor gewaarschuwd was door Max Pam (niet op de foto): Als je kritisch bent over links, nemen ze je column af. Alleen Afshin Ellian wordt er nog als dorpsgek aangehouden, en dan nog de oude rot Bik, en de conservatief Heldring, maar die schrijft alleen nog over de steentijd. Verder zijn alle niet-linksen er nu uitgedonderd. Wie het abonnement nog niet opgezegd heeft, kan dat alsnog doen: Discussie vindt in de NRC niet meer plaats."

Toen de Elsevier bij Zwagerman naar een toelichting vroeg (de NRC zweeg in alle toonaarden), bevestigde Zwagerman deze lezing min of meer: "Maar laat ik het zo zeggen: Een collega-columnist zei tegen me: ''Elsbeth Etty, Bas Heijne, Jan Blokker en Frits Abrahams hebben het zeer gezellig met elkaar''."

Zwagerman schrok waarschijnlijk van de implicaties en nam naar pluspost.nl zijn woorden enigszins terug: "“Ik ben niet ‘ontslagen’ bij NRC Handelsblad. Ten eerste ben ik nergens in dienst, dus ook niet bij NRC, maar belangrijker is dat ik gewoon op ad hocbasis voor NRC Handelsblad stukken blijf schrijven, zoals ik dit al jaren doe. Dat betekent dus dat ik nog steeds met enige regelmaat zal blijven schrijven voor de katernen 'Cultureel Supplement' en ‘Boeken’ van NRC Handelsblad. Maar mijn column stopt dus, wat ik jammer vind. Dat is niet fijn, maar we moeten het ook niet groter, dramatischer en conflictueuzer maken dan het is.”

Officieel is dus er niets aan de hand. Joost blijft schrijven over cultuur en literatuur. Dat lijkt heel wat, maar stelt natuurlijk niets voor. Literatuur is volstrekt ongevaarlijk. Waar het op aankomt is dat Joost niet meer het beeld van de NRC mag bepalen. Want net nadat de NRC de vrijheid van meningsuiting heeft ontdekt, moet duidelijk worden gemaakt dat er ook grenzen zijn aan die vrijheid.

Wat bedoel ik hiermee? Onlangs verscheen het boek In dubio. Vrijheid van meningsuiting als het recht om te twijfelen, van de huis-intellectueel van de NRC: Rob Wijnberg. Dit boek wordt door de NRC gepresenteerd als een niet mis te verstaan pamflet over en voor maximale vrijheid van meningsuiting. Maar dan wel voor maximale vrijheid in het algemeen. Buiten de krant. Dus: geef je je medewerkers de maximale vrijheid, dan dien je eerst te zorgen dat je de juiste mensen deze vrijheid geeft.

Daarbij denk ik als voorbeeld aan mijn eigen trouwerij. Op het feest mochten de gasten van ons zoveel mogelijk drinken als men wilde en ook wat men ook maar wilde. Nu, met het gezelschap dat ik had uitgenodigd in het achterhoofd, konden wij dat rustig zeggen. En dat dit inzicht juist was, bleek dan ook achteraf: de rekening viel reuze mee.

Het lijkt alsof de NRC hetzelfde denkt: geef maximale vrijheid aan hen die toch al blèren wat we willen horen, en stop de wederspannigen in het hok van de cultuur. Want wanneer je mensen als Jan Blokker, Youp van 't Hek en Frits Abrahams de maximale vrijheid gunt, staat het resultaat al bij voorbaat vast. Als dienaren van de NRC-agenda zullen ze geen gelegenheid voorbij laten gaan om het libertijnse kwaad aan de kaak te stellen: christendom en rechtspopulisme. En men zal eveneens geen gelegenheid voorbij laten gaan het werkelijke kwaad ongeloofwaardig te maken.

En dat alles natuurlijk in naam van de beschaving. Beschaving, dat is twijfel. Vrijheid van meningsuiting is volgens de NRC (volgens Wijnberg) niet zozeer het hebben, verdedigen en zeker stellen van opvattingen, maar het betwijfelen van het bestaan van opvattingen in het algemeen. Beschaving is ondergraving. En wie niet twijfelt, is een vijand van de beschaving. Christenen zijn dus vijanden, evenals Wilders. Vijanden bespot je, en demoniseer je. Via columns en cartoons en hoofdcommentaren. En voor de rest speel je met namen, woorden en ideeen. Zoals Wijnberg in zijn boek Nietzsche & Kant lezen de krant. Wat heeft Nietzsche met Kant te maken? Niets. Maar via de NRC heeft alles met alles te maken. Een goed NRC-artikel geeft de lezer de indruk dat deze lezer het centrum van het bestaan is. Dat hij vanuit de Kantiaanse wijsheid dat alle denken over het bestaan in het denken zelf begint, uitkomt bij de absolute Wil tot Macht van Nietzche. Een macht die afbreekt en betwijfelt, om daardoor nog meer de glorie van de naakte NRC-lezer te manifesteren.

Kijk, dat deed Joost nu niet goed. Hij zei de laatste tijd van die rare dingen. Namelijk dat Wilders geen fascist was. En dat dezelfde mensen die voorheen altijd schimpten op kerk en christendom - en dat nog steeds doen - dit niet met de islam uitvreten. Dat Zwagerman hierbij ook de naam van Jan Blokker noemde, was natuurlijk niet zo verstandig. Jan Blokker is namelijk een monument in dit polderlandschap en is bovendien iemand die nooit vergeet wat anderen hem aandoen, en die hen zal bezoeken tot in het duizendste geslacht. Het was dan ook niet vreemd dat Joost Zwagerman eruit werd gewieberd bij monde van NRC-adjunct-hoofdredacteur Bas Blokker - geheel toevallig ook nog eens de zoon van Jan Blokker. Jan heeft een goede verstandhouding met zijn zonen, schrijft er zelfs boeken mee over de Bijbel en zo. Maar dat staat er natuurlijk geheel buiten.

Maar goed. Nu is Joost timide. En dus wat geïn-timideerd. En dus zei Joost in een mail aan pluspost wat anders dan dat hij zei tegen Joost Niemöller op het boekenbal. Het zelfreinigend vermogen van de grachtengordel-elite werkt namelijk uitstekend. Raak je in ongenade, dan heb je een probleem. Wie recenseert je boeken dan nog? Wie schuift je de werkelijk lucratieve opdrachtjes toe - waardoor je in staat bent je grachtenpand te betalen?

Dus legt Zwagerman zich neer bij de keuze van de NRC voor aanstormend talent, zoals Jan Blokker en Youp van 't Hek. Al gaat die keuze noodgedwongen ten koste van de representanten van oude garde, zoals Joost Zwagerman. Terloops tast Zwagerman dan eventjes het wezen van de NRC-ideologie: "De ironie wil dat ik vorig jaar de Gouden Ganzenveer ontving voor mijn gehele oeuvre, en in het bijzonder, zo bleek uit de laudatio, voor mijn bijdrage als publicist aan ‘het debat’ en ook voor mijn column in NRC Handelsblad. Dan zou je kunnen denken: daar is NRC Handelsblad erg trots op, dat men deze voor zijn column bekroonde columnist in huis heeft." Ja, Joost, het gaat om de ironie. Die blijft. Ook nadat jij bent heengegaan en je levensdagen mag verslijten in het dal van de letteren.


Lees verder...