vrijdag 15 februari 2008

DE PRINSES OP DE ERWT

De moderne seculiere liberaal kenmerkt zich door een aantal zaken. Allereerst door een hypergevoeligheid ten aanzien van alles wat maar tegen zijn eigen denken ingaat. Ten tweede door een totale ongevoeligheid voor de belangen van concrete andere personen. En ten slotte door een enorme keel die wordt opengezet als onze liberale prinsessen weer eens een erwtje hebben ontdekt: een of andere uitspraak die hen niet welgevallig is.

Worden onze liberalen dan nooit moe? Of gaan ze pas met een gerust hart slapen als de hele wereld naar hun liberale Filistijnen is? Toegegeven, uitspraken van een aartsbisschop Williams of een Turkse minister-president roepen ook bij mij een spontane wrevel op. Maar waar komt dit gevoel vandaan? Door een oprechte verontwaardiging over wat er tegen alle goede moraal en fatsoen indruist? Mijns inziens niet. Zo heel gek waren veel van de gewraakte uitspraken van Williams en Erdogan niet. De wrevel van de seculieren - en dus ook mijn aanvankelijke wrevel - komt dus ergens anders vandaan. Mijns inziens uit het moderne onvermogen daadwerkelijke verschillen te kunnen verdragen. Vanwege dit onvermogen bestempelt men elk geluid dat tegen de liberale hoofdstroom ingaat meteen te als een vals geluid? Iedereen die niet liberaal is, is achterlijk, slecht of een nar. Tja. Soms hebben narren gelijk. Zoals de Anglicaanse aartsbisschop Williams. Deze zei in een lezing dat wat hem betreft de islamieten in Groot-Brittannië eenzelfde status als de joden mogen hebben. Dat zou volgens hem betekenen dat de islamieten, net als de joden, eigen rechtbanken mogen hanteren voor het afhandelen van financiële conflicten en echtscheidingszaken. Daarvoor zou dan dat deel van de sharia kunnen gaan dat daar mee te maken heeft. Net zoals de joden in Engeland al eeuwen hebben: eigen rechtbanken voor een beperkt aantal civiele zaken.

Dit had hij natuurlijk beter niet zo kunnen formuleren. Want door de term "sharia" zo te gebruiken, liet de bisschop blijken van een zeldzaam soort onnozelheid te beschikken dat doorgaans alleen onder christenen wordt gevonden die ondanks alles in de goede bedoelingen van de seculiere aasgieren blijven geloven. De sharia is immers een mijnenveld vol ongevaarlijke planten tussen gevaarlijke boobytraps [2]. Maar toch zat er een kern van waarheid in wat hij zei; om daarna meteen langs de hoofdzaak te schieten, dat wel - maar toch. De kern van waarheid is dat bepaalde - in relatie tot de meerderheidscultuur vreemde - bevolkingselementen nu eenmaal een eigen rechtsgevoel bezitten dat afwijkt van het doorsnee rechtsgevoel van de inheemse Europeaan en dat het daarom niet zo'n slecht idee is om deze bevolkingsgroepen een aantal onderlinge zaken te laten uitvoeren op basis van eigen regels die direct aansluiten bij het rechtsgevoel van deze bevolkingsgroepen. Het is een opvatting met oude papieren. In oude samenlevingsverbanden, zoals de rijksvorm, was er altijd sprake van een territorium dat door meerdere naties werd gedeeld en waar de eenheid bestond in "troon en altaar": keizer en kerk. Het door elkaar wonen van verschillende bevolkingsgroepen bestond al sinds tribale tijden, en was de realiteit in grote delen van Europa dat in de lijn van deze oude Europese volksrealiteit bleef staan: Rusland, Oostenrijk-Hongarije. Met de komst van de natiestaat veranderde dit echter. [3]

De natiestaat - of soevereine staat - die doorbrak rond de Franse Revolutie, maar al in de daar voorafgaande eeuwen werd voorbereid, veroorzaakte een breuk met het volks- en rechtsdenken van voorheen. De vervanging van traditie, gewoonterecht en religie door abstracte staatsopvattingen en rechtsbeginselen, creëerde de centralistische natiestaat. Daarin vielen territorium, volksverband, staatsbereik samen in één gemeenschappelijk staatsbereik: de natiestaat. Vanuit dit eenheidsdenken van de natiestaat - volgens elke rechtgeaarde conservatief een onaanvaardbare abstractie - werd er een legitimatie van de staatsmacht verzonnen die binnen het bereik van de natiestaat zou moeten gelden. De idee van de natiestaat – die dus niet zo heel oud is, en pas in zwang is geraakt sinds de negentiende eeuw – verdraagt zich niet met een gedeelde staat. De vooronderstelling van de natiestaat is de eenheid van de politieke tekentafel. Deze eenheid is, historisch gezien, meestal een geforceerde en met geweld afgedwongen eenheid waar de bevolking – de aanvankelijke slachtoffers van het streven van de natiestaat – zich uiteindelijk aan heeft aangepast. Zodanig dat ze deze aanpassing als normaal heeft aanvaard en alles wat daar tegenin gaat als crimineel beschouwt. Anders gezegd: dat er in geheel Europa sinds de Franse Revolutie voortdurend een politiek is gevoerd die gericht was tegen kerk en godsdienst, tegen minderheidstalen en minderheidsculturen heeft het volk weliswaar getransformeerd, maar de nazaten van de getransformeerden – van de slachtoffers – keren zich met het grootste gemak tegen dezelfde zaken als dat de transformators deden ten koste van de voorouders. Bijvoorbeeld: in Frankrijk is er gedurende de afgelopen twee eeuwen een keiharde politiek gevoerd tegen de Rooms-katholieke kerk in het bijzonder en tegen religie en godsdienst in het algemeen. Nog in 1908 werd het leger grootschalig ingezet tegen de katholieke kerk. Een van de speerpunten van de Franse staat was – en is nog steeds – de eliminering van het instituut kerk. Het volk leed onder deze politiek van liberale machthebbers die datzelfde leger met hetzelfde gemak inzetten tegen opstandige arbeiders of mijnwerkers om diezelfde militairen in de Eerste Wereldoorlog um sonst de dood in te sturen. Nu is het Franse volk wantrouwend ten opzichte van de staat en soms zelfs vijandig. Je zou dus denken: het volk kiest de kant van de slachtoffers van de staat: de voorouders, de kerk en de traditie. Maar neen. Het volk dat is geseculariseerd door de elite, met behulp van dwang, geweld en revolutie(s), kiest uiteindelijk de kant van de transformators en kiest positie tegen de getransformeerden. Met andere woorden: de natiestaat, de moderne staat, creëert voortdurend haar eigen gelijk.

Elke stem die de vanzelfsprekendheid van de nationale opdelingen in modernistische zin aan de kaak stelt, is een welkome stem. Ook al is het de stem van een nar: zoals in dit geval aartsbisschop Williams. Het voorbeeld van de positie van de joden in Groot-Brittannië is een goed voorbeeld. Joden hebben in Groot-Brittannië al eeuwenlang eigen rechtbanken om conflicten te bemiddelen in de relationele en de financiële sfeer. Al eeuwen kennen de joden in dit land deze uitzonderingspositie die hun – ditmaal – niet is verleend door een revolutionairliberaal bewind, maar door achterlijke (en dus "verwerpelijke") voorgangers van de moderne liberalen is verleend. Deze uitzondering van de joodse gemeenschap paste uitstekend in het beeld van het klassieke Engeland waar niet de abstractie en de centralistische eenheidsstaat regeerde, maar waar gewoonterecht en lokaliteit de samenleving bepaalde, evenals christendom en feodalisme. Wie dit naast de woorden van Williams legt, ziet nogal wat lacunes in diens spreken. Williams spreekt over de rechten van de islamieten naast de joden. Maar hij identificeert ondertussen wel het christendom met moderne, seculiere, liberale rechtstaat. Dezelfde Britse staat die erover denkt het propageren van de oude Britse of christelijke visie op homoseksualiteit strafbaar te stellen met hoge gevangenisstraffen. En dezelfde staat die het huwelijk net zo te grabbel gooit als dat regeringen in bijvoorbeeld Nederland dat doen.

Christenen in Engeland krijgen het steeds moeilijker. De joden moeten maar afwachten hoelang hun uitzonderingspositie nog duurt in een liberale maatschappij. Joodvriendelijkheid is geen liberale eigenschap – al wil de linkse mythe ons anders doen geloven. Een uitzondering bepleiten voor islamieten helpt de positie van joden en christenen niet verder, maar verergert deze waarschijnlijk eerder. Williams zet namelijk de wereld op de kop door de actuele problemen van het christendom in Groot-Brittannië buiten beschouwing te laten, maar ondertussen wel op te komen voor een islam die in Groot-Brittannië ook onaangename kanten kent. De grondidee van aartsbisschop Williams is dus goed; zij het dat de toepassing absurd is. Het klassieke christendom kent – evenals het doorsnee Jodendom – een maatschappijvisie die is ingesteld op begrenzing en waardering van traditie en gewoonte [4]. De (moderne) islam kent deze visie niet of in veel mindere mate. De islam is – evenals liberalisme en communisme – totalitair van aard. Dat wil zeggen: men kent geen principiële waardering toe aan gewoonte en traditie en wil deze componenten van de Europese cultuur vervangen door abstracte, absolute en – derhalve – totalitairistische en moderne abstracties. Liberalisme en islam zijn beide vormen van politiek autisme. Men schreeuwt voortdurend moord en brand als de ander iets doet wat niet aanstaat, maar is pertinent blind voor eigen totalitaire aanspraken. Nu projecteert Williams de christelijke idee van begrenzing en waardering van de gewoonte op de islam, onterecht, en verdoezelt hij niet alleen het ware karakter van de islam, maar tevens dat van een andere actuele stroming in onze cultuur: het liberalisme. Want waar het klassieke christendom van oudsher uitgaat van de inculturatie- en de incorporatiegedachte (waarbij termen als kerstening en heiliging een belangrijke rol vervullen), gaan liberalisme en islam uit van absolute breuken en radicale vervangingstheorieën. Het christendom is naar haar aard verdraagzaam; islam en modernisme niet. Dat er in het huidige Polen nog steeds islamitische dorpen zijn, is te danken aan de verdraagzaamheid van de Donaumonarchie. Dat er in Frankrijk nauwelijks en in Wallonië geen streektalen of dialecten meer worden gesproken en dat veel landen afstevenen op een radicaal-geseculariseerd, materialistisch toekomstbeeld, is het gevolg van de onverdraagzaamheid van de liberale cultuur. In de liberale cultuur wordt iedereen gedwongen liberaal te zijn, onderdanigheid te beoefenen richting de zogenaamde rechtstaat, schatting te betalen aan de machthebbers en de eigen traditie zo nodig te schimpen. Pas daarna mag men "enigszins" zichzelf zijn. Maar ondertussen is men dan natuurlijk allang gebroken. Waar de waardigheid, de eer en het zelfvertrouwen zijn doorgesneden, is elke mogelijke sterke levensovertuiging de pas afgesneden.

Waar Williams de vinger legde op de opgelegde rechtsgevoel van de kunstmatige eenheidsstaat, gat de Turkse premier Erdogan een ander interessant schot voor de boeg. Tijdens een bijeenkomst in Keulen riep hij zijn Turkse volksgenoten in Duitsland op om niet hun Turkse identiteit op te geven; "integratie, maar geen assimilatie" [5]. Op zich genomen een redelijk standpunt. Waarom zou je Turken oproepen te integreren in een liberaal systeem dat niet zozeer een Leidcultuur voorstaat, maar juist het tegenovergestelde: een systeem waarin culturen worden afgebroken. Sec beschouwd zijn de woorden van Erdogan dus wel te begrijpen. Vooral de kritiek vanuit Duitsland was extra vreemd, aangezien juist dit land net als Turkije een visie hanteert op Duitser zijn die niet samenvalt met de natiegrens. Ook "volksduitsers" die drie eeuwen geleden naar Rusland zijn geëmigreerd, waren in ieder geval tot voor kort "rechtens het bloed" (volgens het jus sangui) Duitser en mochten terugkeren naar de Duitse bondsrepubliek. Wat Duitsers mogen, mogen Turken ook. Toch wringt hier de schoen. Turkije hanteert in eigen land de idee van de centralistische eenheidsstaat die geen minderheidsculturen toestaat. Daarbuiten om - daarnaast - hanteert ze rustig een volksnationalistische opvatting die zich niets aantrekt van natiegrenzen. Dit klopt natuurlijk niet.

Zowel Williams als Erdogan zeggen op het eerste gezicht dingen die niet zo heel gek zijn. Natuurlijk: wie verder kijkt, ziet de onzinnigheid van hun voorstellen of ideeën. Maar dat is met zoveel opvattingen of voorstellen het geval. Een rustig gesprek over deze opvattingen moet echter mogelijk zijn. Echter niet voor liberalen. Want ja, liberalen schreeuwen voortdurend moord en brand, dus nu ook: Erdogan is volgens Syp Winia van de Elsevier zelfs "een wolf in schaapskleren". En dat is zo'n beetje één van de netste dingen die er over hem wordt gezegd. En ook Williams is volgens deze lieden natuurlijk gevaarlijk en idioot. En ga zo maar door. De toon is schel, de ondertoon is geniepig dankbaar. Want ondertussen lijkt men blij met de uitspraken van Erdogan: "ha fijn, een argument om Turkije buiten de EU te houden." En men is blij om de uitglijder van Williams, want nu kan men tenminste onbeschaamd de vrijheid van godsdienst gaan knevelen. Afshin Ellian zegt het Spinoza na: "Imams, priesters en politiek. Wat een mengsel! Wat een explosief mengsel! Alles zou, volgens Spinoza, stabieler zijn, als deze lieden zo kort worden gehouden dat ze uitsluitend op vragen antwoord geven, en intussen slechts algemeen aanvaarde zaken en de meest gewone gebruiken onderwijzen en in de praktijk brengen." [6]

Het wordt door liberalen en neoconservatieven steeds meer hardop gezegd: godsdiensten, kerken en gelovigen moet de mond worden gesnoerd en moeten worden "kort gehouden". Zoals ik in het begin al zei: de overgevoeligheid is kenmerkend. Andersdenkenden worden per definitie gedemoniseerd. Naar diepere lagen in de onwelkome boodschappen wordt niet gevorst. Elk voorval wordt gebruikt om te generaliseren ten behoeve van het eigen straatje. Het voorval "Williams" is een mooie reden om alle imams en priesters maatschappelijk buiten werking te stellen. Naïviteit staat in deze liberale visie gelijk aan misdadigheid. Voor de onwetenden is er geen excuus. Net als in de islam. En de verlichte "wetenden", dat zijn zij. Want "zij" hebben de liberale Hadith: Spinoza, Hirsi Ali en Robespierre. Of iets dergelijks. Deze Hadith maakt onze liberalen overgevoelig. Als een prinses op de erwt schrikt men op van elke oneffenheid in het modernistische tafellaken. Met de opgefokte vijandigheid die hedendaagse liberalen aan de dag leggen ten aanzien van alles wat hun onwelgevallig is, wordt het echte denken afgeschaft dat immers altijd meer inhoudt dan kleiduivenschieten met tegenstanders; namelijk een aftasten van ongekende mogelijkheden en het openleggen van diepere lagen in ogenschijnlijk oppervlakkige zaken, gebeurtenissen of uitspraken. Het op voorhand er vanuit gaan dat islamieten en religieuzen niet integer zijn en dus niet serieus mogen worden genomen, toont niet alleen de achterlijke cultuur aan waaruit sommige opinieleiders afkomstig zijn (zoals Afshin Ellian), maar verduidelijkt ook de achterlijkheid die steevast gepaard lijkt te gaan met modern liberaal "denken". Dit liberale denken is een hypergeventileerd denken. Zoals in het sprookje van de prinses op de erwt, maar dan anders: een stuk kinderachtiger dan de princses. De liberale prinses slaapt weliswaar op twintig matrassen, maar bij elk gedroomd erwtje springt ze op en gilt moord en brand om zo het gehele kasteel te doen ontwaken. Elke onnozelaar, elke andersdenkende kost een volle nachtrust. met als gevolg dat niet alleen prinsesjes als Ellian gek aan het worden zijn (als ze het al niet zijn), maar dat als het zo doorgaat iedereen knettergek wordt van dit gedrag. Of vermoeid. Laten we het maar op het laatste houden: liberalen zijn dodelijk vermoeiend.

Noten

[1] Groot-Brittannie moet sharia overnemen op Elsevier.nl d.d. 7 februari 2008.

[2] Zie Visie dr. Williams op sharia naief door Patrick Sookhdeo, in Reformatorisch Dagblad d.d. 12 februari 2008.

[3] Ik gebruik hier de term "nationalisme" in de meest gebruikte zin: die van "staatsnationalisme".

[4] Al moet ik daarbij zeggen dat het (evenals in de islam) kunstmatige karakter van het moderne Jodendom eerder wordt begrenst door haar niet-missionaire grondhouding die voortkomt uit haar godsdienstig/etnische exclusiviteitsdenken.

[5] Erdogan tegen Turken: niet te veel aanpassen op Elsevier.nl d.d. 11 februari 2008.

[6] Neutrale rechtsstaat, behoed ons voor Eurabie door Afshin Ellian op Elsevier.nl d.d. 13 februari 2008.


Lees verder...

vrijdag 1 februari 2008

HYPERBOLISCHE TAFERELEN

De rechtse trein gaat binnenkort ernstig ontsporen. De eeuwenlange traditie van Westerse waarden lijkt te zijn uitgemond in ernstige vormen van gederailleerd denken. De overdracht van goederen is gestopt. De brandstof is op. Er is niet meer genoeg personeel om de trein te bemannen en te onderhouden. De nieuwe generatie "rechtsen" - neorechts - is niet geïnteresseerd in kennis, kadervorming, traditie en kracht. Men wil gehoord worden en de eigen IPod overschreeuwen met ranzige taal. Het is tijd voor een schifting binnen "rechts" waarbij oudrechts afscheid neemt van neorechts. Laat oudrechts leren van het falen van haar schreeuwende meelopers, laat ze zich hergroeperen en laat ze doorgaan. Want het is nooit te laat. Ook al ligt de trein onderaan de dijk.

De rechtse beweging is een lachertje aan het worden. Nog maar eventjes en ze kan worden weggeworpen. Wie ziet wat er op rechtse blogs verschijnt, zakt de moed in de schoenen. De domheid en de vuiligheid tuimelen van de scherm wanneer je een rechtse site aanklikt zoals Elsevier.nl. We leven in een tijd waar een klassieke sociaaldemocraat vaak betere manieren bezit dan een moderne liberaal of neoconservatief. Terwijl het andersom zou moeten zijn. En in alle domheid en vuiligheid werpt men zich op als dè voorvechters van grondrechten, vrijheden, democratie. Een lachertje dus.

Al eerder – in Naar een rechtse lente – poneerde ik dat onze westerse wereld links is geworden. Rechts heeft zich geëvolueerd tot de radicale voorvechter van linkse principes zoals gelijkheidsdenken, antidiscriminatie, homo-emancipatie, individualisme en normloosheid van kunst, media en cultuur. De hoofdstroom van onze cultuur is links. De academies, de media, de kerken - niet alleen inhoudelijk, maar ook structureel zijn ze links geworden en onderdeel van eenzelfde netwerk. Rechts - wat er van over is of wat zich nog zo noemt - bestaat uit enkelingen, losse groepjes en marginale blaadjes en websites. Dit gebrek aan traditie en instituties begint rechts zo langzamerhand behoorlijk op te breken. Als een bende zwijnen vreet men elkaar de oren van de kop. Want men wil gehoord worden. Om de vrijheid en de autonomie te onderstrepen heeft men lak aan alle etiquette, meent men voortdurend de waarheid in pacht te hebben - en dit terwijl men ondertussen meestal het concept "Waarheid" verwerpt.

Rechts gaat gepaard met een simpele – simplistische – kijk op de werkelijkheid. En dit is weinig opzienbarend. Want voor wie zoals de meeste “rechtse Europeanen – de metafysica of de bovennatuur verwerpt – of als niet ter zake doend acht – is de werkelijkheid één- of tweedimensionaal. Elke charge wordt zo een vlucht naar voren. Elk politieke manoeuvre heeft dan tot doel in één klap de vijandelijke linies te doorbreken. En elk falen of niet gehoord worden versterkt het gevoel van onrechtvaardig behandeld te worden. De autonome mens moet immers serieus worden genomen.

Hyperbolische structuur

Deze hyperbolische – overtreffende of overdrijvende – structuur van het rechtse discours begint steeds groteskere vormen aan te nemen. Reacties, beschimpingen of uitlatingen worden steeds – disportioneel – sterker. De verdraagzaamheid neemt af, de offensieve vlucht naar voren in steeds sterkere bewoordingen of voorstellen onderstreept. Elk opkomen voor de zondagsrust, elke oppositie tegen porno of de publieke omroep, elk afwijkend standpunt ten aanzien van de rol van vrouwen in de politiek – zoals van een partij als de SGP – leidt zo langzamerhand tot een vloed van mediagekrakeel waarin geen spaander overblijft van de boodschap, de boodschapper, de intentie van de boodschapper en het gedachtegoed van deze boodschapper.

Zo gek is dit niet. Elk dwepen met abstracties leidt op den duur tot hyperbolische taferelen. En de moderne maatschappij kenmerkt zich juist door een overmaat aan abstracte begrippen die haar grondslag vormen: vrijheid, gelijkheid, democratie, vrijheid van ... (vult u maar in), secularisme, tolerantie, respect, etc. Van elk van deze begrippen is niet duidelijk waar de grens ligt, waarin de fundamentele verworteling in het concrete – zoals de natuur – zit en waar precies de oorsprong ligt. Of de rechtvaardiging. Wat democratie is, blijft na al die eeuwen volkomen vaag, maar wel duidelijk is dat democratie altijd betekent: meer democratie, en ook is duidelijk dat democratie goed is omdat alle andere systemen nog slechter zijn. Democratie op zichzelf is namelijk niets. Het begrip “gebruikt” weliswaar de term “volk” (want demos betekent volk), maar in het maatschappelijk debat fungeert democratie juist als een tegenhanger van de sfeer waartoe zoiets als “volk” behoort. Het concrete van het volk, als gemeenschap met een gezamenlijke cultuur en geschiedenis en een gezamenlijke bloedband, verdraagt zich immers niet met de abstracte invulling van het moderne democratie. Het is zelfs zo dat wie teveel het volk benadrukt, dikwijls voor ondemocratisch wordt uigemaakt, aangezien deze persoon een onveranderlijke categorie opvoert die nooit onderwerp kan zijn van de per definitie veranderlijke wil van het volk (dat dus geen volk mag zijn).

Hyperbolische rechten en vrijheden

De abstractie van basisbegrippen wordt kwalijker indien er sprake is van zogenaamde “rechten” die dienen te worden toegepast en te worden gehandhaafd, zoals het recht op gelijkheid en dat van non-discriminatie. Samen met het door rechts voorgestane individualiteitsdenken vormen deze abstracties een bonte verzameling van instrumenten; alles met één enkel doel: het creëren van eenheidsworst. Waar nergens in de natuur zoiets voorkomt als “gelijkheid” en (dus) het daarvan afgeleide zogenaamde nondiscriminatiebeginsel nergens op is gebaseerd, gooit dit gelijkheidsdenken in onze tijd hoge ogen. Gelijkheid op zich is niets en betekent niets. Gelijkheid betekent pas iets als alles ‘steeds gelijker’ wordt. Gelijkheid is een expansieve beweging die zich overal mee bemoeit. Waar de oude grondrechten waren afgebakend (de persvrijheid ging over de pers, en die vrijheid was er alleen voor die daadwerkelijk deze vrijheid wilden benutten) gaat gelijkheid iedereen aan. Elke Zuid-Hollandse atheïstische homoseksueel kan bezwaar maken tegen een Noord-Groningse katholieke heteroclub die Noord-Groningse, atheïstische homo’s uitsluit. De toepassing van het abstracte nondiscriminatiebeginsel is absoluut en oneindig; het kent geen inherente begrenzing zoals de klassieke grondrechten.

Want zoiets als ‘gelijkheid’ is in principe totalitair. Het begrip kent geen grenzen. Bij vrijheid van vereniging moeten de mensen al dan niet een vereniging oprichten. Bestaat zo'n vereniging dan kunnen anderen al dan niet lid worden. Wordt je geen lid, dan maal je er niet om. Wordt je wel lid dan leg je je vast en laat je je handelswijze bepalen door de begrenzing van de vereniging, haar leden en haar doelstellingen. Bij gelijkheid ligt dat anders. Gelijkheid betreft niet iets concreets, maar betreft de toepassing van een abstract moreel besef dat in haar handhaving geen insistente grens bezit. Gelijkheid stopt uit zichzelf pas, als alles gelijk is.

Vanwege dit oneindige karakter van het moderne beginsel, moet gelijkheid dus steeds gelijker. Homoclubs, bijvoorbeeld, zijn dan ook nooit tevreden. Nadat de wet gelijke behandeling in de praktijk wordt gebracht, er een homohuwelijk is, adoptie voor homo’s, miljoenen aan subsidies, moet er nog meer gebeuren. Alle kinderen moeten verplicht homovriendelijke voorlichting krijgen. Geïntegreerd in algemene vakken zoals taal en rekenen. En daarna moeten de ouders worden “voorgelicht”. Dus ook de opvoedingssituatie in de gezinnen moet worden aangepakt. En de uitzondering van de kerken inzake de non-discriminatiebepaling moet worden geschrapt. Dit betekent dat als het moet een Rooms-katholieke kerk maar moet worden verboden en zo mogelijk worden vervolgd. Voorstellen als deze worden geuit door via de overheid gesubsidieerde en gerespecteerde homo-organisaties. Door mensen die advies uitbrengen aan de regering. Het zijn clubs waar het gros “rechts” stemt: VVD, PVV (Geert Wilders) of TON (Rita Verdonk).

Gevolgen van deze voortschrijding

De voortschrijdende gelijkheid tussen mensen en de oneindige, onbegrensde toepassing van het nondiscriminatiebeginsel door rechters, politici en beleidsmakers heeft enkele belangrijke gevolgen. Ten eerste wordt de mens ontdaan van al zijn klassieke eigenschappen en uitgekleed tot individu. Deze individu – wezen zonder wezenlijke eigenschappen – is het enige voorwerp van beleid aan het worden. Wat er over is aan “wezenlijke eigenschappen”, dat wil zeggen: identiteitsbepalende kenmerken zoals religie, cultuur en afkomst, is daarmee onderdeel van de marge. Principieel zijn, betekent ‘marginaal zijn’ en wie zich aanpast aan de culturele hoofdstroom van gelijkheid en individualisme zoekt dus het ‘midden’. En dat is het tweede gevolg van de antidiscriminatiegolf; naast de mens zonder eigenschappen is dat de mens die steeds het midden zoekt. Het midden is gevuld met de mens die zijn vertrouwen stelt op gelijkheid, individualisme en de bewaking en toepassing van deze “rechten” door de overheid. De flanken van het moderne midden wordt bevolkt door de bewakers van dit midden. Aan de rechterkant zij die hameren op de principes van het midden: vrijheid van meningsuiting, gelijkheid en emancipatie. Aan de linkerkant zij die hameren op verdeling, solidariteit, gelijkheid en emancipatie.

Zo bezien zijn zowel partijen als PVV, TON als de SP onderdeel van het midden. Voor al deze partijen is de mens zonder eigenschappen uitgangspunt. De seculiere staat, de scheiding tussen kerk en staat, de gelijkheid van man en vrouw, de amoraliteit van zowel de staat als van haar wetten, de soevereiniteit van deze staat boven de eigenschappen van de burgers – alle partijen van links tot rechts hanteren deze slogans van het midden, misschien alleen de SGP enigszins uitgezonderd. Een PVV fundeert dit midden op onder meer de joods-christelijke traditie; een SP fundeert dit midden door zich af te schermen van deze traditie. Het resultaat is hetzelfde. Een PVV en een TON eisen een onmiddellijke onderwerping aan dit midden; een SP gelooft in de (marxistische) maakbaarheid van alle vreemdelingen tot aangepasten aan het midden. Het verschil hier is slechts een kwestie van tijd. Bij alle stromingen van het midden heeft het individu het primaat. Bij alle stromingen valt de staat samen met de optelsom van al de individuen en vormt zo het collectief.

Neorechts en de individu

Met name in het laatmoderne neorechts wordt de individu losgezien van alles. Net als in het neo-marxisme, worden opvoeding, religie en traditie als indoctrinatie gezien waartegen de burger moet worden beschermd. De bekende Ayaan Hirsi Ali heeft in dezen vele “rechtse” epigonen gecreëerd. Haar befaamde stok om de islam te slaan werd al gauw richting anderen gezwaaid. Het procedé om mensen te beschouwen los van hun natuurlijke, traditionele, religieuze, culturele en pedagogische Umwelt is niet nieuw. Vooral het neo-marxisme was er bedreven in om dit Rousseauaanse concept te vertalen in een transitideologie die de moderniteit verder zou moeten leiden via de fase van de postmoderniteit richting een verder doel: een nieuwe samenleving zonder alle verfoeilijke elementen van historie, natuurwet, religie, etc.

Neorechts forceert daarmee een grote breuk. Stonden oude ideologieën zoals het communisme, socialisme en liberalisme nog in de Hegeliaanse traditie waarin elk voor zich zichzelf beschouwde als de onafwendbare (eind)fase van de wereldgeschiedenis, breekt neorechts met de historie als rechtvaardigingsgrond. Waar het oude communisme in al haar varianten nog een historische verklaring zocht en ook probeerde haar ideologie een zekere historische en maatschappelijke rechtvaardiging te geven, en het klassieke liberalisme en het oude anarchisme iets soortgelijks deden, breken de laatmoderne ideologieën met deze wijze van opereren. Het nazisme, het radicale fascisme (systeem- of staatsfascisme), het neoliberalisme, het neo-marxisme – alle breken ze radicaal met de categorieën van historie en traditie.

Bij de moderne ideologieën worden deze categorieën zogenaamde anticategorieën die in hun getoonde verder het bewijs moesten leveren van de eigen stellingen. Geschiedenis, religie en traditie werden tot verzamelingen illustraties van waanzin, geweld, onderdrukking en achterlijkheid. De mens moest niet leren, maar moest losgemaakt worden - tot in zijn psyche en sociale relaties moest hij therapeutisch worden omgevormd, afgepeld tot het loutere "zelf". De mens is niet een gemeenschapsbepaald wezen dat slechts verstaan kan worden door afkomst en andere determinanten; nee, de mens is een losse existentie die zelf zijn bestaan kan en moet vormgeven, los van alles en is een wezen dat bevrijd moet worden van allerlei traditionele kluisters die zijn toestand van existentiële vervreemding in stand houden.

Individu en collectief zijn complementair

Het is deze zelfde mens- en maatschappijvisie - het neomarxisme of het cultureel marxisme - die steeds krachtiger is te horen binnen "rechts". Het individualisme en de zelfontplooiing van het neoliberalisme convergeren blijkbaar uitstekend met de dialectiek van individue-collectief èn de zelfontplooiing van het cultureel marxisme. Ook het neo-Nietzscheaanse pathos van "levenskunst" past uitstekend in deze convergentie. Het doorgeslagen individualisme leent zich niet voor bondgenootschappen, ideologievorming en kadervorming. Een individualist is het vleesgeworden dogma; het is het onbewust solipsisme dat ervan uitgaat dat alleen bestaat wat de individu waarneemt. De individu wordt geloofd, de uitwerking ervan niet. Een zo'n uitwerking is de staatsafhankelijkheid. Deze staatsafhankelijkheid leidt tot verkapt hypercollectivisme. Bij links is dit sterke staatsdenken expliciet en daarmee een expliciete leidraad voor overheidsbeleid; bij neorechts is dit staatsdenken impliciet, maar daarom niet minder sterk, want ook bij neorechts is de staat steeds het vooronderstelde voor elk beleid.

Elke vorm van staatsdenken is echter een variant op het collectiviteitsdenken. Ook een denken dat uitgaat van de minimale staat. Een staat die zich slechts richt op veiligheid en ordehandhaving zal deze terreinen juist maximaal proberen te realiseren in de samenleving. Immers, wie veiligheid en ordehandhaving zo belangrijk vindt dat er op deze terreinen desnoods een sterke staat moet zijn, zal dus ook een maximaal nastreven van doelen voorstaan op de genoemde terreinen. In de praktijk betekent dit, dat elk levensterrein wordt gericht naar een algemeen belang dat cirkelt rond het genoemde ‘veiligheid en orde’. Elk aspect van het leven is zo ondergeschikt aan het bereik van de staat.

Dus ook de minimale staat voor een ongebreidelde staat. Want ook hier geldt: elk denken dat de staat voorop stelt, zoals inzake het geweldsmonopolie of het belastingmonopolie van de staat, stelt in feite het collectief voorop en degradeert de mens tot individu zonder eigenschappen. Elke eigenschap is dan nog slechts toegestaan; elke eigenschap die niet matcht met het belang van het collectief – dat is de staat – is dan niet meer toegestaan. Elke eigenschap wordt daarmee ‘verleend’ door de staat en is daarmee niet meer een eigenschap van de mens, maar een factor binnen het maatschappelijk – dat is het collectieve – discours.

Elke preek in de kerk, elke opvoeding in het huisgezin vallen dan onder de meetlat van ‘veiligheid en orde’. Alles wat zich kan verzetten tegen de orde, dus alles wat uitgaat van een ander primaat van gezag – zoals godsdienst, traditie, cultuur of afkomst – gaat dus in tegen de veiligheid. Alles wat uitgaat van een andere orde, zoals de orde van het gezin die tegen het geweldsmonopolie van de staat kan besluiten tot het uitdelen van een corrigerende tik aan een opstandig kind, gaat dus ook in tegen de orde. En dit gaat verder: elke werkeloze zonder uitkering is een gevaar voor de stabiliteit van de orde, en daarmee een risico voor de veiligheid. Elke onwelgevallige mening kan ook de orde in gevaar brengen. En elke ongelijkheid tussen mensen idem dito. Door het wegvallen van de verschillen tussen individu en collectief, en tussen de minimale staat en de maximale staat, is er geen wezenlijk onderscheid meer tussen links en rechts – neorechts. Het onderscheid tussen de polen van het politieke discours rust daarom steeds meer in de overdrijving, in de roep om een harde aanpak, om snelle oplossingen, om een daadkrachtig bestuur.

Een hyperbolisch discours

Zonder wezenlijke verschillen tussen mensen, bestaan er ook geen fundamentele verschillen meer in de politiek. Met andere woorden: het gaat nergens meer om. De verschillen die er zijn, zijn verschillen in stijl, in aanpak, in accenten. En zonder werkelijke tegenstellingen, worden er vanzelf tegenstellingen gecreëerd. En worden er als vanzelf schijnproblemen gecreëerd. Enerzijds gaat men uit van zogenaamde verworvenheden. Verworvenheden zijn altijd modernismen die haaks staan op traditie, religie en afkomst. Verworvenheden gaan daarom altijd in tegen het premoderne. Een zo’n verworvenheid is de scheiding tussen kerk en staat. Maar zoals elke verworvenheid, is ook deze verworvenheid nooit ‘af’. En bovendien: ook deze verworvenheid moet constant worden ‘bewaakt’. En om te bewaken, moeten steeds meer mensen worden overtuigd van de waarde van deze verworvenheid; moet deze verworvenheid dus steeds absoluter worden gesteld en in robuustere woorden worden verdedigd. Wat zogenaamd ingaat tegen deze verworvenheid, wordt dan door zowel Femke Halsema, Geert Wilders, Afshin Ellian als Doekle Terpstra bestempeld tot ‘as van het kwaad’.

Ziehier de ingrediënten voor een politiek discours. In eerste instantie is alles goed: de verworvenheid maakt het leven goed. Dit goede leven is het politieke leven dat haaks staat op het niet-politieke leven van religie, natuur en traditie. Dit is dus slecht. De crisis en de bedreigingen liggen dus altijd op de loer. Want zowel religie, natuur als traditie zijn taai en niet (of moeilijk) uitroeibaar. Moderne politiek is daarmee een variant op het Schmitteaanse adagium: “politiek is het onderscheid maken tussen vriend en vijand”. Zij het dat de moderne politiek van het midden stelt: wijzelf, de politiek, zijn de “vriend”, en het niet-politieke – of het prepolitieke –, dat is de “vijand”. Bij het hyperbolisch discours hoort dus het spelen met de crisisgedachte. De werkelijkheid van religie, rolpatronen, oude gezagsstructuren, instincten – van noem maar op – is een constante voedingsbodem voor latente crises. Tegenover de latente crisis van het prepolitieke moet dus constant een tegenwicht worden geboden: het positieve denken. Dat is: het denken in vooruitgangstermen, in oplossingen waarin iedereen zich zou moeten kunnen vinden.

Enerzijds is er dus het gevaar van crisis, van etnische, religieuze en culturele spanningen. Anderzijds is er het politieke denken dat structureel positief moet zijn: samenbindend. De politicus moet er voor iedereen zijn. Wat dus niet mag is polariseren. In de politiek van het midden past geen doemdenken. En geen paniekdenken. We moeten blijven geloven in de kracht van Verlichting, democratie en beschaving. Maar opeens slaat de stemming om. Bij elke zweem van moraal, regent het beschuldigingen van fatsoensrakkerij of van betutteling van de burger. Bij elk vraagteken bij porno op de televisie, bij elke kritiek op de Gay Pride, bij elke locale verordening die de zondagsrust wil beschermen, deugt er plotsklaps niets meer.

Wanneer het geweten van de prepolitieke mens, van de pre-Verlichte Europeaan gaat opspelen en gaat spreken, dan zijn alle gewoonten, principes en van gewone burgers verdacht, achterhaald en gevaarlijk. Bijvoorbeeld wanneer een meerderheid van het volk tegen een Europese Grondwet stemt. Of dan staat er een Rita Verdonk op die tijdens haar ministerschap ooit zei: “vertrouwen is goed, maar controle is beter”, zich waarschijnlijk onbewust van het feit dat ze hiermee Lenin citeerde.

Vervelend

Het hyperbolische discours is stomvervelend. Steeds weer zijn er de vermoeiende charges, is er de monotone herhaling van thema's. Bij elke kritiek op de doorgeslagen homo-emancipatie klinkt er de beschuldiging van homohaat. En is er de halve blik op een overheid of een rechter die moet ingrijpen. Om de kritiek te smoren. Steeds weer is er de immer herhaalde riedel van onderwerpen zoals: demografie, de politieke islam, multiculturalisme of onderwijs. We moeten dus enerzijds positief denken, maar moeten ons anderzijds laten bedelven onder levensgrote problemen. Europa islamiseert, het niveau van het onderwijs zakt in elkaar en de terreur dreigt immer. Elke paar maanden wordt er een wet ingevoerd waarmee de terreur kan worden bestreden. Elke paar maanden klinkt er weer een homovriendelijk voorstel. De daadkracht moet voor positief denken doorgaan. En men moet ook wel. Want er zijn wel veel problemen, maar ondertussen mag er immers niks aan de hand zijn? De staat faalt immers nooit? En is en blijft toch nodig om de enorme problemen te lijf te kunnen gaan?

Tja. We zijn superieur en hebben van alles het beste in huis. Maar we zijn niet weerbaar, we planten onszelf nauwelijks meer voort, we verkwanselen onze cultuur, wetenschap en moraal. En ondertussen is er niets aan de hand, terwijl er tegelijkertijd van alles aan de hand blijkt te zijn. Maar de aanval op de doemdenkers gaat voort. Vooral die op de milieubeweging. Van daaruit komt immers een zware walm van doem en van onoplosbare problemen? En de religies moeten het ontgelden. En traditionele mannen en vrouwen. Men – neorechts – is voor een sterke staat. En tegelijkertijd voor een civil society al is het dan één die alleen uit ondernemers bestaat. Men zegt dat immigratie niet nodig is, maar men klaagt ondertussen wel over de lage geboortecijfers (of over de vergrijzing die de hogere arbeidsparticipatie van vrouwen nodig maakt – een andere manier om hetzelfde te zeggen). Men is trots op onze verlichte cultuur, maar men pleit ondertussen wel voor een klassiek curriculum. Om bij dit laatste in te steken: op basis waarvan? Op basis van de liberale burgermansmoraal van Frits Bolkestein? Met veel Verlichting en geen christendom? In een door de staat afgedwongen kwaliteitseisenpakket gegoten?

Reactionair en dom, maar wat dan?

Doorsnee neorechts is reactionair. Nu hoeft een reactionaire houding op zich nog niet fout te zijn, maar daar mag het nooit bij blijven. En doorsnee neorechts is dom. Het bestaat platweg gezegd uit scheldpartijen en een enkel pleidooi voor klassieke curricula. Zonder tegengas, zonder conflict bestaat men niet. Maar het mag geen consequenties hebben. Rechts is spookrijden om het spookrijden, maar zonder ooit een ongeluk te willen maken. Te midden van dit hyperbolische parcours moet fatsoenlijk rechts zich staande proberen te houden. Klassieke conservatieven hekelen de toon van politici als Wilders en het gebrek aan diepgang bij bijvoorbeeld een Verdonk, maar wat zien zij als alternatief?

Men heeft nauwelijks een alternatief. Natuurlijk: ook klassiek rechts is voor klassieke curricula – waar veel gewoon volk nooit aan zal kunnen tippen. En men wil elitevorming – zonder dat men het volk nodig heeft. Men wil fundamentele kritiek leveren – zonder echter fundamentele omwentelingen na te jagen. Klassiek rechts heeft dikwijls de neiging de hysterie van politiek en media te ontlopen door in te zetten bij het hyperklassieke. Tegenover de immer klinkende beschuldiging van links, namelijk dat rechts overhelt naar fascisme en extremisme, kleedt men zich in door een grote afstand te bewaren tot alles wat zweemt naar rechts, nationalistisch, reactionair, volks of revolutionair. Maar wanneer het blijft bij tergende redelijkheid of een repeterend pleidooi voor de klassieken en andere zwaarwichtige wijsheid, is hier dan ook geen sprake van deelname aan het hyperbolische discours, of men het nu wil of niet? Erger nog: Plato of Calvijn citeren is nog geen denken. Verontrust zijn ook niet. Ook domheid kan zwaar academisch worden ingekleed.

Klassieke dikdoenerij

Klassieke zwaardoenerij kan ook een manier zijn om je aan je taak als intellectueel te ontrekken. Als het daar bij blijft, heeft de klassieke houding eenzelfde uitwerking als ordinair schelden: ze versterkt de hyperbolische structuur van het discours door een overdreven tegenstelling tussen academisch en ordinair, tussen wijsheid en domheid, tussen reactionair extremisme en een terughoudende klassieke houding. Ook de klassieke, conservatieve rechtse houding schiet hopeloos tekort. Je ontloopt het hyperbolische discours niet door een steeds dikkere buik op te zetten van gewichtigheid en eruditie. Er zijn teveel slimme, erudiete en doortrapte linkse en liberale denkers om deze houding lang vol te houden. Op den duur val je door de mand.

Zodra klassiek rechts zelf gaat denken, valt elke samenhang in dat denken in duigen. De linkse kritiek dat rechts denken dikwijls eclectisch is, is dan ook vaak terecht. Want rechts is niet alleen wars van ideologie, ze is ook wars van enige vorm van theorie en daarom doet men maar wat. Men gaat als het ware de maatschappelijke problemen te lijf met Plato en Aristoteles en men meent het hyperbolische discours te neutraliseren door het te ontstijgen met klassieke inzichten, sombere analyses en ondoorgrondelijke wijsheden en tactieken. En voor men het weet, zit men midden in de abstracties die men verafschuwt. En raakt men verzeilt in machtsdenken zonder basis. Want elk denken dat zich lijkt te funderen op abstracties is een uiting van machtsdenken. Zo’n denken is per definitie als een rivier die steeds maar weer buiten haar oevers treedt. Om op den duur overal te stromen, behalve in haar oorspronkelijke bedding.

Trek je nergens wat van aan

Vestig geen vertrouwen op hyperbolische mensen: neorechtse mensen. Scheidt je er vanaf. Zij willen altijd meer dan ze zeggen. Ze willen altijd oneindig meer. Toegeven heeft geen enkele zin. Ontstijgen of ontvluchten ook niet. Hyperbolische mensen zijn nooit onder de indruk van wijsheid en kennis. Daarvoor is een houding van dankbaarheid nodig, en die heeft men niet. Hyperbolische mensen zijn ondankbare mensen. Verwacht nooit dankbaarheid, verwacht nooit iets terug. Is men dankbaar voor het christendom dat ook het modernisme zoveel geschonken heeft? Nee, natuurlijk niet. Is men dankbaar voor het goede burgerschap dat zoveel christelijke, klassieke en conservatieve burgers ten toon spreiden? Nee. Goed gedrag is volgens de neorechtsen immers het gevolg van strenge overheidsoptreden en van staatscontrole.

Trek je als rechtse, conservatieve persoon dus nergens wat van aan. Sluit bondgenootschappen met ogenschijnlijk foute mensen die echter volgens jou (potentieel) goed zijn of zelfs veelbelovend. Durf midden tussen het volk te gaan staan en de dag erop midden tussen de academici. Durf Plato te bewieroken om het een week later weg te lachen. Weet wel dit: er zijn slechts twee posities in dit leven: die van de orde of die van macht. Het machtsdenken heeft in onze tijd de overhand. Dit denken uit zich in democratie, vrije markt en gelijkheid van ieder mens. Het is het denken van de mens met de managementblik op zowel het eigen leven als op dat van anderen. Maar tegenover de hoofdstroomcultuur van macht en abstractie en overdrijving is er de rechtse werkelijkheid van de Orde poneert. Deze werkelijkheid is geordend volgens eeuwige principes. Ze is bezield tot in de kleinste vezel van het bestaan en ze is verbondsmatig – confederaal – opgebouwd: relaties en verbondenheid bepalen het bestaan.

Durf het hyperbolische discours te negeren door in te zetten bij persoonlijke relaties. Oefen in geduld. Speel spelletjes met schelden, overdrijvingen en abstracties als ‘rechtstaat’, ‘democratie’ en ‘gelijkheid’. Ontwikkel een dodelijke humor. De rechtse trein moet immers verder gaan. Verlost van de neorechtsen staat ze immers zo weer op de rails.



Lees verder...