zaterdag 22 september 2007

OORLOGSPROPAGANDA

In de strijd tegen de islam wordt geen enkel middel geschuwd. De meest bloeddorstige verhalen rond de islam worden rondgestrooid om ons enerzijds te doen overtuigen van het beest in de islam; anderzijds om ons te overtuigen van de zegeningen van moderne, seculiere denken. De boodschap is simpel: geweld, revolutie en doodslag is goed om de islam te vernietigen. Maar diezelfde middelen zijn fout als ze worden ingezet tegen het moderne westen. Oorlogspropaganda maakt veel leugens en verdraaiingen goed. Hetzelfde als bij Afshin Ellian. Voor de zoveelste keer schildert hij in zijn columns op Elsevier.nl een verschrikkelijk beeld van de islam, preciezer te zijn: van het islamitische schrikbewind in Iran [1]: "Hoe dood je duizenden mensen? Hoe houdt een islamist de herinneringen aan Mohammed levend? Hoe handelden de zonen van Allah in Teheran? Hoe berecht je iemand als je uit naam van Allah en Zijn gezant profeet Mohammed handelt?" Wat volgt is een relaas wat er in 1988 gebeurde met Iraanse gevangen, hun ondervraging, de moordpartijen op gevangenen die niet zuiver islamitisch waren.

Het relaas van Ellian heeft veel weg van de Britse propaganda tijdens de Eerste Wereldoorlog. Ook daarin liepen er nogal wat obscure lijnen door elkaar. De Britse propagandamachine spiegelde het publiek een beeld voor van Duitsers die de handen zouden afhakken bij de Belgen. Een gruwelijk beeld natuurlijk. De werkelijkheid was ietwat anders. In werkelijkheid hakten de Duitsers geen handen af bij de Belgen. Het lag iets anders: de Belgische koning Leopold II had tijdens zijn schrikbewind in het Kongo van rond de eeuwwisseling maatregelen in gang gezet waardoor tal van Kongolozen de hand werd afgehakt. Handen afhakken was niet het punt. De geallieerden schroomden geen enkele leugen tijdens WO I. Duitsers zouden baby's doden en zelfs opeten. De vraag wie het deed of wie het zou kunnen doen, deed er ook niet toe. Het punt was enkel en alleen: welke oorlog, welke revolutie, welke afrekening hoor je bij? Bij die van ons, of bij die van een ander?

De situatie in onze tijd is niet veel anders dan toen. Want inzake de anti-islam propaganda van Ellian en de zijnen is de vraag: waar heeft Afshin Ellian problemen mee? Met geweld? Met revolutie? Met een schrikbewind dat – onvoorzien – kan ontstaan na een machtsomwenteling? Dat lijkt me stug. Ellian verdedigt een gewelddadige vernietiging van de Salafische islam, zowel hier, bij ons, als in het Midden-Oosten. Geweld kan dus vplgens hem gerechtvaardigd zijn. En bij geweld vallen doden. En zoals Irak laat zien: een gewelddadige vervanging van regimes – een regime change – is een goede garantie voor nog meer geweld en ellende. Ook daar schrikt Ellian, getuige zijn steun aan Amerika, niet voor terug. Ellian bevindt zich ook in een gezelschap van onder meer Hans Jansen. Dit is iemand die voluit een gewelddadige revolutie predikt in het Midden-Oosten. Hans Jansen: "Er wordt vaak gezegd dat de islamitische wereld een Verlichting nodig heeft. Fout. Wat nodig is, is een Franse Revolutie, waarbij de oude onderdrukkende elite vakkundig wordt geëlimineerd. Al zeg ik daar meteen bij dat ik mezelf niet tot het bieden van enige hulp geroepen voel." [2] Een eliminatie van de elite door middel van een revolutie heeft Iran al achter de rug, namelijk in 1979 toen de ayatollahs aan de macht kwamen na de verjaging en eliminatie van de elite van dit land: de Sjah, de in het westen opgeleide Iraniërs en dergelijke. Tja, een revolutie kan onverwachte richtingen uitgaan. En je kunt niet iets in gang zetten om daarna – na alle ellende – je handen er vanaf te trekken en deze in onschuld te wassen. De belangrijkste wet van de revolutie is de onbeheersbare dynamiek. Ellian kan dat weten. Wie de revolutie omhelst, moet de gevolgen voor lief nemen.

Nu was het in Iran niet alleen de radicale islam die oppositie voerde tegen het bewind van de Sjah. Ook de communisten werkten mee aan de val van de Sjah. En Ellian blijkt hierbij te hebben gezeten, bij die communisten in Iran. Ook prof. J.A.A. van Doorn refereerde hieraan in zijn column in Trouw: "Dat schrijft de Iraanse oud-communist Ellian die na zijn vaderland te zijn ontvlucht, zich beschikbaar stelde voor de Sovjetbezetters van Afghanistan en pas na ruzie met zijn kameraden naar Nederland uitweek waar hij zich als een fervent anticommunist ontpopte." [3] Zoals we weten is het communistische avontuur in Iran grandioos mislukt. De uit Parijs binnengehaalde verlosser van het volk, de ayatollah Khomeini, bleek iets anders te willen en uit te werken dan dat de communisten hadden uitgedacht. Het schijnt dus - zo lees ik bij Van Doorn - dat Ellian daarna zijn diensten heeft aangeboden aan de Russen in Afghanistan – u weet wel: de verlichte revolutionairen die in Afghanistan een miljoen burgers over de kling joegen. Toen hij mot kreeg met zijn communistische vrienden is Ellian naar Europa gegaan. Iemand die niet geschroomd heeft een revolutie te steunen, die kan weten hoe desastreus gewelddadige oplossingen kunnen uitwerken, die kan weten hoe verlicht, westers revolutionair denken – zoals het communisme – niet of nauwelijks verschilt van het Salafisme – hoe kan zo iemand zonder blikken of blozen uitsluitend met de vinger wijzen naar Iran? En hoe kan iemand die geproefd heeft aan het communisme zo bikkelhard het seculiere verlichtingsalternatief voorschotelen aan de volkeren? Ellian weet toch ook dat het communisme geen Russische uitvinding is geweest, laat staan een Afghaanse? Het communisme komt uit de Franse, Duitse en Engelse contreien. De geëxporteerde variant heeft voor talloze slachtoffers gezorgd in Rusland, China en in andere landen. Was toen ook het moderne, seculiere, revolutionaire, Westerse denken superieur?

Evenals Hirsi Ali bedient Ellian zich van een dusdanige uit het lood geslagen, propagandistische wijze van denken dat het verwrongen karakter ervan steeds meer aan het licht komt. Verwrongen door een doorgeslagen islamistische revolutie. Verwrongen door een weggedrongen rol in de net zo gewelddadige alternatieve revoluties. Het dwepen met de Franse Revolutie door deze lieden, zoals Jansen of Ali, is niet zonder betekenis. Het tekent de geselecteerde verontwaardiging en de overdrijving van het ideaal dat in deze revolutie verscholen zou liggen. De Franse Revolutie, met alras de eerste (en enige) genocidewetten, met de praktijken die Ellian beschrijft aangaande Iran, met de eerste experimenten met gaskamers. En met zeep, gemaakt van uitgemoorde mensen in de Vendée. Nu zijn de oorlogshitsers Ellian, Jansen en dergelijke natuurlijk niet voor genocide, onderdrukking enzovoorts, enzovoorts. Nee. Ze zijn alleen voor een situatie waarin dit alles kan gebeuren en hoogstwaarschijnlijk zal gebeuren. Men draait de hand niet om voor een avontuurtje. Natuurlijk, achteraf zijn veel neocons opeens niet meer voor de oorlog in Irak, zoals Spruyt voor Business News Radio enkele weken geleden bij elkaar huichelde. Want het is toch vervelend: je exporteert oorlog en revolutie om de moderniteit te vestigen en je oogst honderdduizenden doden en anarchie. Daar kun je achteraf natuurlijk nooit voor zijn (geweest).

Het cynisme van Ellian en de zijnen, verpakt in propagandataal, verziekt het debat rond de islam. Waarom neemt Ellian - en met hem al die anderen - het de Iraanse moslims kwalijk dat ze in een revolutionaire, gewelddadige zucht naar de verkeerde variant hebben gegrepen? Namelijk niet de communistische, niet de modernistische, maar de islamistische variant? Gezien zijn eigen verleden heeft Ellian geen recht van spreken. De zielige verhalen over gruwelen in Iran hebben uit zijn mond iets vuigs. De gevolgen van geweld en omwenteling worden door hem dermate opgeblazen dat de oorzaken worden verbloemd: het niets ontziende seculier radicalisme dat nu eens communistisch, dan eens liberaal, en dan eens islamistisch is. Dat is de pijnlijke waarheid. En niet het leed in de Iraanse gevangenissen. Dat laatste zal iedereen - in ons land - als zijnde gruwelijk beamen. Maar dat andere, de oorzaak ervan, is een onbelicht verhaal. Om dat verhaal te horen en te begrijpen, kun je beter niet naar de neoconservatieven als Ellian, Hirsi Ali en Jansen luisteren. Die zijn niet te beroerd voor een slachtpartijtje hier en daar. Als het maar gebeurt in naam van iets Hogers: Democratie, Vrijheid of Rede. Zolang het maar geen "allah" is. Want moordpartijen zijn goed totdat er een "allah" bij wordt gehaald.

Noten

[1] Afshin Ellian, Ik zit hier, zij liggen daar: de pijnlijke waarheid, op Elsevier.nl d.d. 21 september 2007

[2] Interview met prof. Hans Jansen, De islam heeft een Franse Revolutie nodig in Elsevier d.d. 1 september 2007

[3] Insinuaties in plaats van argumenten, in Trouw d.d. 15 september 2007


Lees verder...

maandag 17 september 2007

Troebele individualisten

Rutte blijft aan als leider van de Nederlandse liberalen. De uitgeworpen Rita Verdonk krijgt geen steun vanuit de fractie en zelfs niet vanuit de partij. De liberalen kakelen en steigeren; het collectief heeft gewonnen. Want echte individualisten zweren bij het collectief. Liberaal en socialistisch is namelijk één pot nat.

Nu alles liberaal is wat de klok slaat, is het liberalisme verworden tot een hopeloze zaak. De partij die het meest "officieel" uitgesproken "liberaal" is, de VVD, zit in een crisis. Nummer twee en stemmenkanon Rita Verdonk is door de partijleider en fractievoorzitter van de Tweede Kamerfractie van de VVD uit de fractie geworpen met een 24-uurs ultimatum erachter aan. Want het partijcongres van afgelopen zaterdag kwam eraan, en het was duidelijk dat deze kwestie dit congres zou overschaduwen.

Het mocht niet baten. Rita Verdonk trok zich niets aan van het ultimatum en vroeg extra bedenktijd. Ook na het congres moest ze er nog een weekendje over denken. Ondertussen was veel duidelijk geworden en werd er nog meer duidelijk.

De liberale fractie die ooit bestond uit flinke kerels, was veranderd in een verzameling schoothondjes. Veel gemor, gesmoes, opstandigheid. Maar uiteindelijk won het collectief het van de geest: zelfs Charlie Aptroot en Fred Teeven blijven gewoon in de fractie. Eenzelfde beweging die ook Bolkestein, die toch als een aanhanger van Rita Verdonk werd gezien, maakte tijdens het congres van afgelopen zaterdag eenzelfde beweging. Hij schaarde zich achter het besluit van Rutte. En ook Wiegel, de bejubelde en besmeurde Wiegel, meldde dat hij lid zou blijven van de partij.

Liberalen zijn er goed in om stampei te maken. Een paar dagen voor een belangrijk congres lijkt het erop dat de partij, en met haar de wereld, vergaat. En dan is er het collectief.

Opeens sluiten zich de rijen. Rutte had niet anders kunnen handelen. Rutte had gelijk toen hij zei dat het collectieve belang van de fractie uitging boven dat van Rita Verdonk persoonlijk. Het begon met het collectief dat niet werkte. Het eindigde afgelopen zaterdag met het collectief. Het liberale collectiviteitsdenken zal de partij redden. Maar ook dat zal niet werken om de boel te redden.

Individu en collectief

Een van de belangrijkste waandenkbeelden van rechts is dat ze staat voor het individu. Dit individu, met haar vrijheden, plaatst men dan tegenover het collectief. Het collectief is de samenklontering van mensen tot massa waarin anderen of een instantie van bovenaf bepaalt hoe u of jij leeft.

Dit is een misvatting. En de praktijk laat dit ook dagelijks zien. Zelfs een partij die staat voor individualisme en individuele autonomie, zelfontplooiing en individuele rechten, grijpt bij het begin en aan het eind van een crisis naar het collectief. Is dit in tegenspraak met elkaar? Nee. Individu en collectief horen bij elkaar. Waarom?

De befaamde Amerikaanse socioloog en filosoof Robert Nisbet heeft ooit betoogd dat het conservatisme wars is van individueel bezit. Bezit is voor de conservatief niet iets dat met de individu is verbonden, maar is een gemeenschapszaak; een zaak van familie, gemeenschap en gezin. Individueel bezit maakt de staat sterker en de individu zwakker. Individueel bezit maakt de mens niet sterker, omdat de individu een beroep gaat doen op de staat. Deze staat krijgt daarvoor van de individuen ook de middelen om de rol van de oude gemeenschappen over te nemen. Met andere woorden: door het individualiseren van het bezit, neemt het staatsbezit toe. En daarmee neemt de staatsmacht toe.

De staat, dat is het collectief. Het algemeen belang, dat is het onpersoonlijke belang dat juist wars is van gemeenschappelijk belang, familiebelang en traditioneel of historisch belang. De geschiedenis van het liberalsime, en ook van een VVD, laat dit zien.

Prof. Paul Gottfried toont in zijn studie After Liberalism aan dat het klassieke liberalisme niets te maken heeft met het moderne liberalisme. Als belangrijkste voorbeeld zegt hij dat het klassieke liberalisme tegen zoiets als democratie was, terwijl het moderne liberalisme erbij zweert. Gottfried heeft natuurlijk gelijk. Het oorspronkelijke liberalisme was patriarchaal geënt, het zette de familie centraal. Het moderne liberalisme denkt daarentegen in abstracte termen als emancipatie en individualisering.

De vervanging van de persoonsgebonden gemeenschappen door de staat is een kenmerk van het liberale collectivisme, het denken in abstracties is dan ook een ander kenmerk. Niet de ondernemer of de onderneming staat centraal; het gaat om cijfers, groei, arbeidsparticipatie. Anders gesteld: het moderne liberalisme maakt zich meer druk om meer vrouwen in het onderwijs, dan om beter onderwijs.

Derde kenmerk

Er is nog een derde kenmerk van het collectivisme dat onze liberalen behept. Naast het staatsdenken en het abstractiedenken is dat het moderne leiderschapsdenken. Het collectief heeft een leider nodig; een spreekbuis, een charismatische, samenbindende manager die krachtig leiding geeft aan de collectieve zaak. Daarbij dient hij kloven te dichten, perspectieven te openen, afstanden te overbruggen. Elke afstand moet hoe dan ook "overbrugd worden". Desnoods door een scheut populisme aan zijn handelen toe te voegen.

Nu is populisme fout. Tenminste bij rechtse politici. Als Jan Marijnissen, Marianne Thieme, Tineke Huizinga of Wouter Bos zich bedienen van soortgelijke taal, dan heet dat anders; dan is het "de taal van het volk spreken", of "met het hart spreken". En meer van dat soort kwakzalverstaal. Maar zoals gezegd: rechts populisme is fout. Dat heeft Rita Verdonk opgebroken. Haar zeggen waar het op staat, heeft haar opgebroken. Zelfs enkele luttele zinnen op een besloten etentje belandden vliegensvlug bij Mark Rutte op het bureau (ra, ra, hoe kan dat?).

Verdonk stond van meet af aan voor haar eigen spoor: links, libertijns, secularistisch, onbehouwen en voor een strikte handhaving van de immigratiewetgeving. Past dus uitstekend in een VVD.

Maar Rita had zich moeten conformeren aan de fractie. Bedoeld werd: aan de leider. Dit leiderschapsdenken is onliberaal. Sinds wanneer valt aangewezen (of gekozen) leiderschap samen met werkelijk leiderschap? Hans Wiegel: "Je kunt niet tot politiek leider, of aanvoerder, worden benoemd. De functie bestaat formeel niet. Het gaat om het antwoord op de vraag: wie heeft op een gegeven moment de grootste invloed, het meeste gezag. Toen ik in 1971 fractievoorzitter werd, was ik niet meteen de politiek leider en ik voelde mijzelf dat ook niet. Zo’n positie kun je alleen maar verwerven door het goed en succesvol te doen."

Populisme

Dit is klassiek liberale taal. Dit is geen vorm van gematigd populisme, zoals Hans Goslinga ervan maakt in Trouw. Hij presteert het om een lijn Harm van Riel over Wiegel naar Verdonk te leggen onder de noemer "populisme". Harm van Riel zou gezegd hebben: "Zijn politieke peetvader Harm van Riel had in die tijd vastgesteld dat het liberale gedachtegoed ongeschikt was om de massa aan te spreken: te genuanceerd en te sterk verbonden met een elite. De partij moest haar basis zoeken in een gematigd populisme, waarmee je het volk op een gevoelsmatig niveau kon bereiken, en in een persoonlijk charismatisch leiderschap. Het vereiste charisma hield in zijn ogen niet meer in dan dat de burger "iets van een verbeterde, maar niet al te zeer verbeterde versie van zichzelf" te zien kreeg."

En dat zou Wiegel goed in de oren hebben geknoopt. Maar wat is daar mis mee? Wiegel stond dicht bij het volk, bij de achterban en bij de hoorder. Met humor, fatsoen, zonder fratsen zoals nagenoeg alle moderne politici en in begrijpelijke taal. En dat is populistisch? Daaraan kleeft dus de geur van Wilders en andere menners?

Niet lang daarvoor sprak in datzelfde Trouw, maar dan van 10 september, de journalist Bart Jan Spruyt soortelijke afkeurende taal over populisme. Na een slaapverwekkende herhaling van zijn Churchill-adeptie, zei ook hij: "Helaas heeft hij (Wilders) gekozen voor een rechts-populistische in plaats van een liberaal-conservatieve partij. Hij jut de rechtse sentimenten op en exploiteert ze".

Tommy Wieringa geeft in De Pers aan er meer van te begrijpen wat populisme is dan dat lieden als Goslinga of Spruyt dit doen. Wieringa: "Het is een begripsfout om populisme te verstaan als inhoud (haatzaaien). Populisme is een methode, zoals retorica een methode is, of Pronk-achtige kromspraak. Het is een populistische versimpeling om populisme gelijk te stellen aan haatzaaien.".

Een groot verschil

De taal van het volk spreken is wat anders dan populist zijn. Leider van een gemeenschap zijn is wat anders dan als dirigent van een collectief opereren. Een individu is heel wat anders dan een gemeenschapsmens of persoon (laten we het voor mijn part "burger" noemen).

Een populist wordt je genoemd door je tegenstanders. Een leider wordt je genoemd door je medestanders. Maar of je het bent, is een ander verhaal. Iemand met de kenmerken van een populist hoeft het niet te zijn. Ook de aristocraat kan een man van het volk zijn. Populisme is een methode die, indien hij bewust wordt toegepast, juist de afstand tot het volk aangeeft tussen de populist die zijn toevlucht moet nemen tot trucs en de massa die hij probeert te mennen. Evenzo is modern leiderschap een doos met trucs die de manager en de communicator via mediatrainingen en dergelijke onder de knie krijgt, om zo ‘inspirerend, creatief en samenbindend over te komen’.

Maar de kenmerken van een leider of een populist bezitten, betekent nog niet dat je er één bent. Wie het volk kent, het verstaat, de taal spreekt en toch “een ietwat verbeterde versie” is van dat volk (cf. Harm van Riel), en wie dit volk kan inspireren, kan samenbinden, moed kan geven, strijdlust bij dit volk op kan wekken – is misschien wel een klassieke gemeenschapsleider die zijn mensen kent en het voorgaat.

Iemand als Wiegel heeft nog enkele van die karaktertrekken. Om dicht bij de mensen te staan, hoeft hij niets te doen. Anderen moeten halsbrekende toeren uithalen om bij het volk uit te komen, maar hij niet. Wiegel rookt een sigaar, maakt een kwinkslag, maar is nooit banaal of ordinair. Hij houdt van zijn volk; hij is de man van de volkspartij.

Hetzelfde laken een pak

De generatie Rutte, Verdonk, Wilders, Weisglas, etc. heeft dat niet. Die zitten of zaten er niet voor het volk, maar voor de partij en daarmee voor zichzelf. Weisglas wilde niet voor niets het kamerlidmaatschap afhankelijk maken van de partij. Alsof de partij een zelfstandig collectief is en niet een verzameling afgevaardigden van het volk. Rutte probeert met een geforceerd leiderschap de partij om te smeden tot een krachtdadig collectief lichaam. Waar Wiegel de partij nog ziet als een lichaam waar ruimte is voor frictie en organische ontwikkelingen, ziet Rutte de partij als één enkel individu waarin personen hun waardigheid inruilen voor een orderportefeuille.

Verdonk en Wilders zijn van hetzelfde laken een pak. Alle moderne liberalen zijn van hetzelfde laken een pak: schreeuwerige individualisten die met trucs en veel tamtam leiderschap opeisen. Die populisme verwarren met de taal van het volk. Die geen tegenspraak dulden. En die afstanden creëren om ze daarna te overbruggen.

Maar moderne liberalen zijn dan ook collectivisten. Net zoals socialisten. Want elke individualist is een collectivist. De VVD is daar deze dagen het toonbeeld van. De dagen van Thorbecke zijn voorbij. Maar ook die van Harm van Riel en van Hans Wiegel zijn geteld. De sterke staat vraagt om sterke partijen en die vragen om sterke leiders. En om een massa die de mond houdt.

Verdonk is daar nu het slachtoffer van. Net zoals Wilders daar eerder slachtoffer van was. Maar ze zal zelf geen haar beter zijn. Net zoals Wilders geen haar beter bleek te zijn dan Van Aartsen. Wil er een fatsoenlijk rechts alternatief komen, dan zullen de Hans Wiegels daarvoor moeten zorgen. Laten we hopen dat die er nog zijn, dat ze tijd en zin hebben. En laten we ondertussen afstappen van de onzalige termen "individualisme" en "collectivisme". Dan zijn we in ieder geval nog nog een beetje opgeschoten.

Noten

Populisme door Tommy Wieringa, in De Pers d.d. 6 september 2007
Leider ben je niet vanzelf, door Hans Wiegel in De Pers d.d. 19 juni 2007
Verdonk en Wilders groeien door zwakte van grote partijen door Hans Goslinga in Trouw d.d. 15 september 2007
"This is our finest hour", door Bart Jan Spruyt, in Trouw d.d. 10 september 2007


Lees verder...

donderdag 13 september 2007

HORA EST! DE CONSERVATIEVE ROEPTOETERS SPREKEN!

Onderstaand stuk is met vuur geschreven. Met zoveel vuur dat ik Afshin Ellian later excuses heb aangeboden voor mijn taalgebruik. Dit excuus zou ik willen uitbreiden richting andere 'rechtse' denkers. Niet omdat ik het opeens met ze eens ben, maar het taalgebruik was te scherp, ondanks mijn verontwaardiging. Waarvan akte.

De teerling is geworpen. De steunverklaring van het Comité ex-moslims van Afshin Ellian en Ehsan Jami is op 11 september de wereld ingestuurd. Op de lijst prijken tal van illustere namen: Antoine Bodar, Andreas Kinneging en Theodor Holman. Het is een pijnlijke constatering dat de afvalligen van het conservatisme in ons midden zijn. Met hen valt geen oorlog te winnen. Het conservatisme in Nederland is daarom een gedane zaak. Een vervolg op "De anti-islam als staatsgodsdienst".

Vanaf heden kan een fatsoenlijk mens zich maar beter geen conservatief meer noemen. Hoogstens een paleoconservatief, een revolutionaire conservatief of iets anders. Maar geen conservatief. Wat voor zin heeft het zich te affiliëren met een beweging waarvan de voormannen laten zien in complete verwarring te zijn? Met de handtekening onder de steunverklaring aan het Comité ex-moslims hebben de ondertekenaars kleur bekend: hun kleur is de kleurloosheid. Hun muziek is die van de oorverdovende stilte. Hun adagium is: "sta vooral nergens voor". Schrijf boeken over deugden om met één pennenstreek terzijde te schuiven. Doe beloften en roep van tevoren al om het recht deze te verbreken. Werp je op als hoeder van Traditie, God en Familie en doe daarna alles om Traditie, God en Familie kapot te trappen. Hun liefde en trouw is die van de verrader die te weinig duiten ontvangt om rond te komen.

Dat ontwortelde lieden als Ellian en Jami een verklaring als van het Comité konden ondertekenen, is niet verbazingwekkend. Verbazingwekkend is de handtekening van anderen. Van zogenaamde "goede" Nederlanders, van conservatieven, neoconservatieven en fellow-conservatieven als Spruyt, Kinneging, Couwenberg en Bodar. De verdwaalde geest van de opsteller van de verklaring heeft bij zijn inburgeringscursus ook iets gehoord over de Unie van Utrecht uit 1579. Hij zegt: "Het is echter ook een probleem voor Nederland, mogelijk het eerste land dat het recht op individuele vrijheid van godsdienst schriftelijk vastlegde (zij het in rudimentaire vorm), bij de Unie van Utrecht in 1579." Lees ik dat goed? Kende Nederland een individuele vrijheid van godsdienst? Een vrijheid om het christendom te verwerpen? God, Christus en Bijbel te lasteren en te bespotten? Was het Nederland van 1579 een land dat uitging van de nihilistische, niet-godsdienstige mens die geen gelovige en geen christen was?

Grote mannen zeggen dit, dus het zal wel waar zijn. PvdA-coryfee Max van de Berg zei onlangs dat Nederland altijd voor een deel seculier is geweest. Naar ik meen een aanvechtbaar standpunt. Maar de opstellers van de steunverklaring gaan verder: Nederland is altijd een seculier land geweest en het christendom is daar eigenlijk nooit bij gekomen. Wie naar een opera van Wagner luistert, gaat dit niet voor de stiltes doen die er ongetwijfeld te "horen" zijn. Het oorverdovende spektakel overstelpt ook de stiltes in deze uitvoeringen. De opstellers luisteren naar de geschiedenis en horen alleen wat ze willen horen: een oorverdovende stilte. "Iedereen is altijd al een seculiere ongelovige geweest". Ook in 1579. Ook toen was er volgens de opstellers waarschijnlijk geen christendom. Want waarom niet? Ik lees in de verklaring: "dat niemand wordt geboren als moslim, als lid van enige andere geloofsgemeenschap of sekte, of als atheïst."

Mensen zijn dus geen christen als ze geboren worden. Een natuurlijk samenlevingsverband als een familie, volk of gemeenschap kan dat dus ook nooit zijn. Altijd is ze allereerst seculier, daarna pas mogelijk religieus. Daarmee is elke religie, en religieuze gemeenschap, als het ware opgeheven. Want als kinderen niet als lid van een geloofsgemeenschap worden geboren, zijn ze dus ook geen lid daarvan tot ze zelf de keuze maken. Dat is evident. En zijn ze daarna dan wel lid van een geloofsgemeenschap? Van een onverbrekelijke gemeenschap die wat anders is dan een ieder moment op te zeggen sociaal contract? "Nee", zeggen de opstellers van de steunverklaring. Gemeenschappen bestaan volgens hen niet. Want, zo zegt men, elke keuze heeft pas waarde als die in volledige vrijheid wordt gedaan: "dat iedereen die opgroeit in een milieu met een religieuze of levensbeschouwelijke overtuiging, het atheïsme en het agnosticisme daarbij inbegrepen, volledige vrijheid dient te genieten bij het maken van eigen religieuze of levensbeschouwelijke keuzen". En een keus heeft pas waarde als ze op elk moment in “volledige vrijheid” kan worden herroepen: "dat een keus voor een religie of een levensbeschouwing alleen betekenis heeft indien die keus in vrijheid werd gemaakt en op elk moment herroepen kan worden".

In het klassieke denken is vrijheid altijd een gefundeerd iets dat de mens de gelegenheid geeft om op de juiste basis het goede te kunnen doen en zijn eigen verantwoordelijkheden ter hand te kunnen nemen. Klassieke vrijheid is “vrijheid tot”. Dat impliceert een staan in de Traditie, een verder dragen van de Familie en een staan voor het geloof in God. De moderniteit hanteert een ander vrijheidsbegrip, een leeg vrijheidsbegrip; vrijheid is volgens haar “vrij zijn van”. Een mens kan pas vrij zijn als hij zijn keuzes maakt los van vooroordelen, gebondenheid aan afkomst, verleden en omgeving. Om de mens waarlijk vrij te maken - in moderne zin - dienen instrumenten als Staat, wetenschap en Rede een “volledige vrijheid” na te streven van elk mens, zoals ook wordt aangegeven in de steunverklaring: “dat de overheid alles moet doen om een klimaat te scheppen waarin het recht van ieder individu om van godsdienst of levensbeschouwing te veranderen, of om elke vorm van geloof te verlaten, alom wordt gerespecteerd”. De grootste barrière voor de moderne vrijheid is de religie. Een andere is die van de etniciteit. Beide barrières moeten het in de steunverklaring ontgelden. Waar de Staat buiten kijf staat, moet de religie van meet af aan discutabel worden geacht.

Daarom moeten ook de ouders uit de ouderlijke macht worden ontzet, want dàt impliceert de steunverklaring van het comité. Ouders mogen van hen namelijk niet meer bepalen wat een kind wel of niet moet geloven. Wat de staat bepaalt is belangrijk; ouders dienen zich te beperken tot kleding, voedsel en affectie en dergelijke. Alsof ook zij er niet toe doen. Alsof zonder hen – zoals in oude tijden – niet alles zou vallen of zou staan. De woorden van de vader hebben straks geen gewicht. Nooit zullen de woorden van een vader, de wijsheid van familie en traditie, de boodschap van een religie, woorden mogen zijn van leven en dood, van waarheid en recht, van goed en kwaad. Want de steunverklaring zegt: “Zodra een kind, ongeacht leeftijd, eigen overtuigingen krijgt, hebben die voorrang. Dit is conform artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind, door Nederland geratificeerd in 1995”. Als elke overtuiging van het kind “ongeacht leeftijd” voorrang heeft boven die van de ouders, hebben de ouders niets meer te melden. En als ook de private sfeer van het huis het onderspit moet delven ten opzichte van internationale verdragen, is de private sfeer in principe opgeheven.

Het ondergeschikt maken van ouderlijk gezag, religie en afkomst aan de volledige vrijheid van een keuze die ook nog eens ten allen tijde herroepen dient te mogen worden, blaast elke onverbrekelijke verbintenis op. De onverbrekelijke band – geloofsband, bloedband, familieband, volksband – bestaat dus niet (meer). En meer nog: de keuze van de mens is de grond van het bestaan, althans van de vorm die men kiest (van dit bestaan). Deze keuzevrijheid dient absoluut te zijn en daarmee is niet de gemeenschap als de familie bepalend, maar wordt de gemeenschap opgedeeld in autonome individuen, zoals men ook verklaart: “dat iedere Nederlander alle andere Nederlanders, familieleden daarbij inbegrepen (sic!), vrij moet laten bij het maken van religieuze of levensbeschouwelijke keuzen”. Dit rare mengsel van secularisme (religie is nooit een wezenlijk onderdeel van het bestaan, van rechten en plichten en van traditie), existentialisme (de mens is een loutere existentie die los van zijn omgeving als kiezend het leven vormgeeft) en neomarxisme (de Staat dient elke vorm van repressie in de vorm van religie, familie en traditie te elimineren) is een uiterst merkwaardig antwoord op de misstanden rond mensen die de islam afvallen. Dat er misstanden zijn rond uittreders is heel goed mogelijk (al zijn er nog maar bar weinig Nederlandse misstanden aan het licht getreden). Maar men stelt niet bedreiging, geweld en doodslag onder kritiek. Men stelt het motief onder kritiek. Het is niet alleen fout om als gemeenschap op te treden tegen geloofsafvalligen; het is ook fout om tegen geloofsafval te zijn en het is zelfs fout om de mogelijkheid tot afval te verzwijgen of af te keuren.

Men maakt dus een koppeling tussen het motief van het verwerpen van geloofsafval en de “straf” daarop: de doodstraf. Waarom doet men dit? Het is toch niet verboden voor de doodstraf te zijn? Men mag hiervoor zijn ten aanzien van allerlei vergrijpen die wij niet “doodstrafwaardig” vinden (wat in alle gevallen zo is, aangezien de doodstraf zelf door de politieke consensus wordt verworpen). En waarom mag je niet tegen geloofsafval zijn? Waarom mag je niet het belang van Traditie, God en Familie doen uitgaan boven het belang van een Staat? Sinds wanneer is de verwerping van het individualisme en van het existentialisme een halsmisdaad in onze liberale rechtsstaat? Het ware conservatisme blijft – zeker als ze dweept met 1579 – af van de motieven van mensen. De gewetensvrijheid (dat is wat anders dan godsdienstvrijheid) ten aanzien van Rooms-katholieken werd in die tijd gegund in het licht van inquisitie en brandstapels. Motieven deden er als het ware niet toe, althans in het licht van de klassieke gewetensvrijheid. Wel werden openbare uitingen bestreden (wat ook kon omdat – nogmaals - gewetensvrijheid is anders is en was als godsdienstvrijheid). Ook niet leerstelsels die motieven omkleden om motieven voortbrengen. Die kunnen openlijk worden afgewezen, maar dienen in de private sferen onaangeroerd te blijven. Gewetensvrijheid zonder opvoedingsvrijheid en leervrijheid is niets waard.

Een conservatief wil daarentegen het kwade niet uitroeien, zoals de opstellers en ondertekenaars van de steunverklaring dat wel beogen, maar slechts beteugelen. Doorvragen naar motieven is een daad van inquisitie. Daar mag je voor zijn. Maar verwerpen de opstellers van de steunverklaring juist niet de islamitische inquisitie? Waarom koestert men dan wel een zelfgeknutselde liberale inquisitie? Een conservatief stelt zich terughoudend – prudent – op omdat hij uitgaat van superlegale waarden die niet onderhevig zijn aan individuele vrijheid, maar zelf de bron en de waarborg zijn van ware vrijheden. Dit zijn: volk, familie, godsdienst en traditie. Deze zaken zijn geen gegevenheden waarvoor men kiest, maar van waaruit men leeft in een onderlinge, organische verbondenheid. Objectief kunnen en mogen deze zaken nooit verworpen of afgezworen worden. De plicht aan het verbond en de verbondenheid aan voorgeslacht, traditie en religie verhindert zoiets. Een mens kan wel of niet veel band met zijn familie hebben, hij kan veel of weinig kennis hebben, of verantwoordelijkheden. Hij kan een meer of minder (of nauwelijks) religieus persoon zijn. Dit alles doet er niet toe. De gegeven zaken blijven. Een conservatief is niet alleen terughoudens als het gaat om inmenging in basale zaken, hij is het ook als het gaat om extreme uitingen als haat en agressie die naar boven kunnen komen als basale zaken als religie in het geding zijn. Een motief kan (persoonlijk) gerechtvaardigd zijn, al dienen bepaalde uitingen (zoals geweld) te moeten worden bestraft. Geloofsafval, overspel, verraad en dergelijke mogen door mensen beantwoord worden met emoties van haat en agressie. De sterkte van de emoties geeft de verworteldheid weer van de aangetaste zaken. Een staat dient altijd terughoudend te zijn in het veroordelen van sterke emoties, zoals haat en agressie. Iets waar de opstellers van de steunverklaring geen weet van schijnen te hebben.

Daarbij dienen enkele zaken vooropgesteld te worden. Allereerst impliceert de onderlinge verbondenheid niet de aanvaarding van al deze zaken in hun algemeenheid, maar de aanvaarding ervan in haar bijzondere, locale hier-en-nu geldende situatie. In Nederland hebben we het dan specifiek over het christendom dat is verstrengeld met de grondlegging van dit land, haar geschiedenis, haar verworvenheden en haar kostbaarheden. Ik spreek hier dus uitsluitend over het christendom in haar volle breedte: katholiek, met een heidense buitenlaag en ondergrond en een joodse component in haar ontstaansgeschiedenis. Ik spreek hier dus niet over godsdienst in het algemeen. Net zoals ik niet spreek over families in het algemeen. Of over volken in het algemeen. "In het algemeen is men veilig" omdat algemeenheid niets is en niets voorstelt. Verplichting is altijd concreet en is er altijd ten aanzien van (bijvoorbeeld) je eigen familie. Die verbinding kan geschaad worden, maar nooit worden opgeheven. Zelfs als de omstandigheden zo zijn dat de band tussen ouders en kind volledig is geschaad, is het aan het kind om zelf de voortzetting van familie en traditie voort te zetten. Daarbij zijn we bij een ander punt: voortzetting van een zaak is altijd voortzetting naar de bedoeling van deze zaak, desnoods rigoureus teruggevoerd naar haar oorsprong. Een gewelddadige opvoeding dient niet gewelddadig en verwaarlozend te worden voortgezet, maar dient te worden ontdaan van de excessen en zoals bedoeld (opnieuw) te worden voortgezet.

Waar de islam de religie tot alles maakt, heeft ze het mis. Maar godsdienst is wel integraal en onlosmakelijk verbonden met de werkelijkheid en onderdeel van deze werkelijkheid. Ze is geen vervanging. Wordt ze een vervanging, dan veroorzaakt dit een tegenovergestelde reactie: minachting van het leven zelf. Daarin lijkt de islam op het liberalisme. Het liberalisme wil het leven zelf vervangen en veroorzaakt daarmee een vijandigheid ten aanzien van het leven zelf. Het leven dat bestaat uit familie, traditie, lokaliteit en geloof doet er niet toe (en dat is nog positief) of moet worden bestreden (en dat is nu het geval). De islamitische minachting voor plaatselijke zeden, landstalen, gebruiken en verbanden verschilt niet van die van het liberalisme. Het rigoureuze karakter van beide stelsels verschilt evenmin. Het neoconservatieve communisme van Kinneging en de zijnen is echter geen antwoord op islamitisch of liberaal fascisme. Net zomin als in Oost-Europa het communisme werkelijk een bevrijding was van het nazisme. Ik noem hier het woord communisme, vanwege het totalitaire karakter van de steunverklaring. En vanwege het seculiere en materialistische karakter ervan. Maar ik zou ook de term "nihilisme" kunnen noemen.

Tegenover de onnatuurlijk, onhistorische, onculturele, onwerkelijke aanwezigheid en doorwerking van de islam in onze maatschappij stelt deze steunverklaring niet het natuurlijke, het historische, het culturele en het werkelijke, maar stelt ze doodeenvoudig: niets. Tegenover de aanval van de islam op de godsdienst van Nederland stelt ze het recht van afval en dat van lastering. Tegenover de gederailleerde familiecultuur van de islam stelt ze de ontzetting uit de ouderlijke macht van alle ouders in Nederland. Tegenover de aanval op onze cultuur en goede zeden vanuit extreemislamitische kringen, die is uitgemond in een cultuur van bedreiging, stelt ze een cultuur van banaliteit en blasfemie. Enkele van de meest vunzige lieden van ons land paren hun stem met lieden als Spruyt, Kinneging en Bodar. Ten eerste is er Max Pam, de vleesgeworden reden waarom ik ooit de NRC heb opgezegd toen in de begintijd van Balkenende er door ditzelfde NRC een hetze werd ontketend met daarin columns van Max Pam waarin Balkenende, zijn erectie en zijn moeder aaneen werden geregen. En dan Theodor Holman, die zijn moeder een hoer noemde omdat zijn vader kostwinner was en het geld binnenbracht en die christenen "christenhonden" noemde. En natuurlijk Hans Teeuwen, die tijdens de plechtigheid van de herdenking rond de dood van Theo van Gogh de zeer achtenswaardige woorden sprak: "Allah en zijn profeet, stop die maar in mijn reet". Bij dit illustere gezelschap hebben zich de neoconservatieve cabaretiers gevoegd: Leon de Winter en Afshin Ellian. De Winter die in Zomergasten vorig jaar als favoriet filmfragment een naakte poepende man in de sneeuw liet zien. Ook zijn visie op religie is Burkeaans en deugdzaam: "Orthodoxe joden houden er hetzelfde bizarre gedrag op na als de moslims die ons staatshoofd in die Haagse moskee verwelkomden. Welke retorisch excuus er moge zijn - de koran, de bijbel - dit gedrag heeft slechts één echte bron: de door mannen beleden inferioriteit van de vrouw. De vrouw is het bezit van de man, en de man kan niet de verleiding weerstaan om zijn ding overal in te stoppen..." En dan Afshin Ellian, een van de drijvende krachten achter de steunverklaring, die op zijn weblog vrijuit spreekt over natte geslachtsdelen van vrouwen die bidden tot Allah en zijn eigen christendom brouwt in "Een ware psalm voor Pasen: "die hourie en hoer tot vrouwe maakt; die de nicht tot de biechtnemer maakt. De uwe en mijne rabbi roept op, sta op. De antichrist is een christen. Zalig Pasen! Amen."

Nu zijn mensen als Spruyt en Kinneging altijd zeer secuur in het uitkiezen van hun medestanders en zullen ze nooit zomaar en meteen ergens hun medewerking aan verlenen. De keuze om de steunverklaring te ondertekenen en daarin achter Ehsan Jami en diens beledigingen aan het adres van de islam te gaan staan, samen met lieden als Teeuwen, Holman en Pam, is dus zeer waarschijnlijk een zeer weloverwogen keuze geweest. Men had ervoor kunnen kiezen niet te ondertekenen. Ook dan had men rustig zorgen kunnen maken over de rechten van islamitische geloofsafvalligen. Men had ervoor kunnen kiezen zich aan te melden bij het concurrerende comité. Niet dat daar nu van die frisse jongens bij zitten, maar zij etaleren hun project tenminste niet met een repeterend pleidooi om Mohammed en Allah te beledigen. Door perse achter Ehsan Jami te gaan staan, heeft men zich verbonden met de missie van enkelen om God en godsdienst te mogen beledigen en te mogen lasteren. Want dat is er wat gebeurt. Er is niemand die je dwingt ergens een handtekening onder te zetten. Hem niet zetten, zegt nog niets. Het is de daad die spreekt. In al haar facetten. Is het slechts louter onnadenkendheid geweest? Het aandringen van Ellian, een De Winter of een Cliteur? Dat geloof ik niet. Genoemde heren keren elk verzoek meerdere malen om en denken overal terdege over na. Dit is een bewuste zet geweest. Een doelbewuste zet in een schaakspel met ideologische stukken op het bord. Maar waarschijnlijk ook met politieke stukken.

Misschien speelden er politieke drijfveren. Of - nog waarschijnlijker – men probeert Opinio nog duidelijker op de kaart te zetten; Opinio: het voertuig waarmee de Burkestichting het conservatisme in Nederland nieuw leven in wil blazen. Dat Spruyt zoiets doet, als journalist en politiek ingesteld persoon, is niet geheel vreemd. Maar dat Kinneging ook dit doet, en zo een ommezwaai maakt, is frappant. Waar is het geduld gebleven? En waar de insteek om als conservatief op lange termijn te denken? Waarom moet men perse naar buiten treden met zo'n gevoelig onderwerp? Hoe kan een conservatief verantwoorden dat een mens bestaat zonder onvervreemdbare eigenschappen die hem zijn aangereikt vanwege opvoeding, religie en traditie? En Spruyt is toch een Calvinist? Hoe kan hij zijn handtekening rijmen met de doopbelofte die hij heeft gegeven bij de doop van zijn kinderen? Om deze te onderwijzen in de leer van de kerk? Is zijn ultracalvinisme met hem op de loop gegaan en is het zondeverderf zo ver afgedaald dat christenen niet meer bestaan, niet binnen en niet buiten de kerk? Maar alleen zondaren en goddelozen die tot bekering moeten komen? De mannen van het succes, dat altijd nog moet komen, hebben een veelzeggende stap gezet. Een stap die getuigt van ongeduld en van verraad. De aanval op de ware godsdienstvrijheid is een aanval op het conservatisme. In plaats van God, Familie, Traditie en Volk te verdedigen, poneert men Verlichting en Staat. Plichten erkent men niet. Niet religieus, niet traditioneel, niet historisch. De vrijheid heft de plichten op. Elk bondgenootschap kan verbroken worden. Elk woord van deze lieden kan worden teruggenomen. Aan elke daad ligt verraad ten grondslag.

Als conservatief sta ik dus in mijn hemd. De voorlieden, opstarters en boegbeelden van het conservatisme in Nederland vertrouw ik niet meer, nog niet voor ene rooie rotcent. Want als lieden als J.A.A. van Doorn en Jacques Tichelaar meer fatsoen blijken te hebben dan onze conservatieven, wat is het dan waard jezelf nog een conservatief te noemen? Wat is een term waard die verwijst naar datgene wat hij verafschuwt? Toch niet meer dan een Ehsan Jami die zichzelf een moslim noemt omdat hij de islam verafschuwt? Ik moet het allemaal nog laten bezinken. In ieder geval neem ik mijn positieve woorden over Kinneging terug die ik eerder heb gedaan, onder meer in mijn "Naar een rechtse lente". De ontwikkelingen rond het Nederlandse conservatisme plaatst ook het bitterlemon project voor problemen. Als conservatief project slaat het eigenlijk nergens meer op. Als ze nou hun mond zouden houden of naar Amerika zouden gaan, dan was er nog iets te redden. Maar ook dan is het waarschijnlijk al te laat. Genoemde heren lijken te zijn ingehuurd door de tegenpartij (wie dat ook moge zijn).

De haat naar de islam toe is onverklaarbaar. Ik kan een systeem verwerpen, maar waarom zou ik de islamitische slager haten? Want dat is het geval bij deze heren. Ondanks hun mooie woorden over deugden, Churchill en conservatisme. Een abstractie haat ik niet, maar verwerp ik. Ik heb eerder een hekel aan mensen die weet hebben van het goede en dit willens en wetens willen perverteren. Ik heb eerder een hekel aan modernisten die de normaliteit willen vernielen. Ik heb eerder een hekel aan de Ehsan Jami’s en de Afshin Ellians, de Hirsi Ali’s en de Paul Cliteurs. Maar waarom zou ik een miljard moslims haten? Ik vind dat ze hier niet thuishoren en terug moeten naar islamietenland. Maar moet ik een Irakese terrorist haten die ik niet ken? Of een islamitische vader die het verschrikkelijk vindt dat zijn zoon een afvallige is geworden en in de homoscene is geraakt? Mensen die niet beter weten haat ik niet, al verwerp ik hun denken of hun religie. En ik krijg de indruk dat haat tegenover alles wat met islam te maken heeft, wel onderdeel is van de boodschap van het Comité steun ex-moslims. En om die haat te botvieren, wordt alles uit de kast gehaald. De maatschappij moet geweldloos worden. Haatzaaierij moet strafbaar worden gesteld. Om de eigen haat te cultiveren tot beschaving en het eigen geweld tot “rechtsstaat” om te dopen, moeten absolute, totalitaire motieven worden opgevoerd. Om de gewetensvrijheid te behouden, moet diezelfde gewetensvrijheid worden afgeschaft. En om de godsdienstvrijheid hoog te houden de godsdienst worden afgeschaft.

En om het conservatisme te doen doorbreken, wordt het conservatisme ook bij het grof vuil gezet. De logica van het modernisme is het verhaal van Umwertung, Umwertung en Umwertung. Zolang je jezelf maar wijs maakt dat het voor een hoger doel is, is er niets aan de hand. Dan kun je steeds maar weer een nieuw conservatief moment oproepen of afschaffen. Het conservatieve moment is niet voorbij, is nooit voorbij geweest en is ook niet (opnieuw) aangebroken. Het conservatieve moment is uitgemolken. Door liberalen en piëtisten die dachten er een mooie sier mee te kunnen maken. Jammer, maar het gevolg is wel dat het met de conservatieve zaak in Nederland waarschijnlijk nooit meer iets wordt. Geef mijn conservatieve portie maar aan Fikkie. Ik noem me voorlopig maar anders: traditionalist, reactionair, contrarevolutionair, revolutionair conservatief (of zelfs paleoconservatief). Maar geen conservatief. De mensen zouden eens kunnen denken...


Lees verder...

dinsdag 11 september 2007

PISTOLEN IN DE LAGE LANDEN - EERHERSTEL VAN DE WEERBAARHEID

Onderstaand artikel is ooit geplaatst in de papieren versie van bitterlemon als prikkelende bijdrage richting de christelijke lezers die zich schaamden voor het gedrag van hun voorganger. Het is niet het eerste artikel over het recht van zelfverdediging door burgers en moet derhalve in samenhang met de eerdere artikelen worden gelezen. Iets kan niet verstandig zijn (of zonder noodzaak), maar daarmee is iets - in dit geval wapenbezit - nog geen moreel afkeurenswaardige zaak. Waarvan akte.

Willem Groenenboom vindt dat een burger het recht heeft wapens te dragen. En te gebruiken als het moet. Zoals bijvoorbeeld wanneer een burger ziet dat een medeburger lafhartig wordt overvallen. Hij heeft het moeten bezuren. Deze predikant is veroordeeld en gestraft. Naast zijn valse bommelding deden de pistolen hem de das om. De officiële gremia steken hun afkeuring niet onder stoelen of banken. Onder het gewone volk klinkt echter de nuance. Want wat is er mis met pistolen in de handen van een eerzaam burger?

Volgens de rechter is hiermee veel mis. Daarover later meer. Wat er aan de hand was, was het volgende. Dominee Willem Groenenboom uit Waardenburg stond woensdag 16 mei terecht voor een valse bommelding die hij op 3 september vorig jaar zou hebben gedaan om een concert van de Amerikaanse popster Madonna in de Amsterdamse Arena te voorkomen. Naar eigen zeggen was het telefoontje waarin hij deze valse bommelding deed een impulsieve daad waar hij bovendien spijt van heeft. Op weg naar een zondagse kerkdienst hoorde hij op de radio dat het concert, met daarin de beruchte ‘kruisigingsact’ gewoon door zou gaan, en toen sloegen bij hem de stoppen door. Vol verontwaardiging stopte hij zijn auto op een parkeerplaats, pakte zijn GSM – die hij nooit gebruikte – en belde de politie met de mededeling: “Als vanmiddag Madonna’s kruisigingsscène doorgaat, gaan er vijf clusterbommen af in de Arena. Niemand zal het overleven. Dank voor uw aandacht”.

Zijn GSM verraadde hem – die stond namelijk gewoon op zijn eigen naam. Nog voor het concert begon werd hij opgepakt. Maar de actie was sowieso een flop; ook de agenten geloofden niet dat de bedreiging serieus was. Zij dachten dat clusterbommen te fors waren voor een simpele aanslag en alleen door B-52 bommenwerpers konden worden afgeworpen. Iets wat Groenenboom niet wist – wist hij veel – ,was dat er wel degelijk kleine clusterbommen bestaan, al lijkt het zeer onwaarschijnlijk dat Nederlandse mannen van middelbare leeftijd er een aantal van in het bezit hebben. Maar goed, de voorganger moest zijn roekeloze daad duur bekopen. Hij werd ingerekend en opgesloten, en er werd huiszoeking gedaan in zijn woning. Op de vraag van de politie of er ook wapens in huis waren, gaf mevrouw Groenenboom een bevestigend antwoord, en zij overhandigde de politie enige wapens: de meesten waren onbruikbaar. Het omgebouwde alarmpistool droeg hij echter wel vaak bij zich, bijvoorbeeld tijdens het winkelen. Op de vraag waarom hij dat deed, antwoordde Groenenboom aan een journalist: “Stel nu dat Marokkaanse jongeren een vrouw van tachtig in een rolstoel omver trappen en haar tasje meenemen. Dat zou ik absoluut niet verdragen. Dan zou ik mijn revolver trekken, in de lucht schieten en roepen: Blijf staan, politie. En als dat niet gebeurde, schoot ik in hun been. De rechter vond dat het recht in eigen hand nemen. Maar hebben die jongeren dan het recht om een oud mens te beroven.”

Op de vraag van een journalist van de Volkskrant: “En als het gaatje hoger kwam?”, zei hij: “Dat is triest, maar triester is het dat kinderen in de moederschoot worden gedood en ouderen onder het woord euthanasie om zeep worden geholpen.” De Volkskrant: “Een dominee met een wapen, kan dat?” Groenenboom: “David vocht tegen Goliath in de naam van God, maar hij had wel een slinger met vijf gladde kiezelstenen.”

Uiteindelijk veroordeelde de Amsterdamse rechtbank de 63-jarige voorganger op 16 mei tot een werkstraf van 150 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden. Verder dient hij een psychiatrische behandeling te ondergaan vanwege zijn impulsieve neigingen (weggezet als ‘borderline’) en het feit dat hij gemakkelijk gekrenkt is. Beslist een opmerkelijke constatering voor een 63-jarige met een keurige academische vorming, loopbaan en missionaire arbeid. (Als dat na al die jaren nu pas naar voren komt, zal dit zeker een zéér zwaar geval moeten zijn.)

Petrus of Paulus

Gaat deze voorganger in zijn verdediging te kort door de bocht? Hij weet van zichzelf dat hij opvliegend van aard is: “Ik wil graag als Paulus zijn, maar ik lijk soms meer op Petrus. Petrus was een opgewonden standje en moest zich leren beheersen. Dat geldt ook de dienstknechten van God.” Het impulsieve gedrag betreurt hij, van de valse bommelding heeft hij daarom spijt, maar van het wapenbezit – voor zover we weten – nog steeds niet. Laten we hopen dat dit zo blijft. De standvastigheid van Groenenboom daargelaten – wie weet wat de pressie van psychiaters en reclassering en gevangenisdreiging met iemand kan doen? –, is het de wereld op de kop wanneer niet de blasfemische Madonna, maar de ijveraar Groenenboom wordt gestraft - en dat alleen vanwege het wapenbezit “en de bereidheid de wapens te gebruiken indien dat volgens hem nodig mocht zijn” (formulering rechterlijk vonnis). Groenenboom schuift niet voor niets Petrus en Paulus naar voren. Zij staan in onze door het christendom gedrenkte cultuur voor twee typen. De eerste – Petrus – trok het zwaard dat hij volgens Jezus weer weg moest stoppen, waarbij Jezus de woorden sprak: “Wie het zwaard heft, zal door het zwaard getroffen worden.” Paulus staat voor iemand die oproept tot gehoorzaamheid aan de overheid, omdat de overheid het zwaard niet tevergeefs zou dragen.

Is onze predikant een Petrus, of een Paulus? Van de valse bommelding heeft hij spijt, van het wapenbezit – voor zover we weten nog steeds – niet. Maar waarom zouden we allemaal een Paulus moeten zijn? Want ik waag deze stelling: ‘zonder Petrus geen rechtsstaat en geen vrijheid, en zonder Petrus is er geen Paulus.’ Er zijn veel Bijbelsteksten waar te pas en te onpas gebruik van wordt gemaakt, en deze is er een van: “ Hoezo? Is het slecht je te verweren als een gewapende bende je te grazen wil nemen? Is het zwaard in de geschiedenis van de wereld en van de joden niet steeds getrokken? Ook op bevel van koningen, profeten en richters? Dit kan niet de bedoeling zijn. Het zwaard is niet verkeerd, slechts de bedoeling achter het zwaard kan verkeerd zijn. Dit geldt voor zowel burgers als voor overheden. Opvallend is dat Petrus dus gewoon een zwaard bij zich kon dragen. En dat ook na deze woorden tegen hem wordt gezegd dat hij het zwaard weer bij hem moet steken. Dus niet wegwerpen of iets dergelijks. Wel speelde er een ander punt. Tegen een overmacht in je eentje met een zwaard tekeer gaan, is weliswaar heldhaftig, maar zinloos. Zeker als het je bedoeling is gevangen te worden genomen. Tegenover Petrus wordt dan Paulus gezet, de man van het woord. De Paulus van na zijn bekering; die van vóór zijn bekering nam deel aan bloeddorstige praktijken. Paulus wordt dan gezien als de man van de gehoorzaamheid aan de overheid, en alleen de overheid mag het zwaard dragen. Paulus propageert dus de geweldloosheid van de onderdanen. Hij benadrukt het lijden en het onrecht verduren boven het recht in eigen hand nemen. Enzovoort. Enzovoort.

Rechtsstaat

Het is maar de vraag wat we hier mee aan moeten en wat er van waar is. Velen interpreteren voornoemde uitspraken als een pleidooi voor geweldsloosheid en onderwerping aan geweldsmonopolie van de staat; voorwaarden die volgens velen mede ten grondslag liggen aan onze westerse beschaving en aan het idee van onze rechtsstaat. De overheid moet het zwaard dragen, en niet wij. Als de overheid iets wil, moeten wij gehoorzamen. Als de overheid iets nalaat, dienen wij dit te eerbiedigen. Zo niet, dan is men geen goed mens, geen ware christen en geen beschaafd westers wezen. Zonder veel moeite transponeert men de negentiende-eeuwse staatsopvatting op de geschiedenis van de mensheid sinds de zondvloed, want zonder veel gewetenswroeging verdraait men met een beroep op Rome en Mozes beide zaken. Dat de overheid nog niet hetzelfde is als een ‘Staat’ wordt niet meer geleerd. Wat is volgens de joodse, de Germaanse en ook volgens de Romeinse traditie een overheid? Slechts de centralistische machtsstaat? De overheid begon bij de vader des huizes, de pater familias. Het oude Israël had de oudsten om recht te spreken en te doen wedervaren. En het oude Europa dacht niet veel anders. Een overheid was niet een instantie, maar bestond uit vele instanties die allemaal ‘overheid’ waren. De christelijke traditie liet en laat niet voor niets de overheidsgehoorzaamheid beginnen met het gebod van Mozes: “Eert uw vader en uw moeder”, zoals bijvoorbeeld nog is terug te vinden in de calvinistische Heidelbergse Catechismus die qua overheidsopvatting veel uitademt van de klassieke overheidsopvatting: beginnend bij het gezin.

Het is een misvatting te denken dat elke hogere overheid een lagere overheid kon en mocht uitschakelen. Hoe zou dit kunnen, aangezien alle overheden zich moesten onderwerpen aan hetzelfde recht: de traditie, het natuurrecht, het geopenbaarde recht, het gewoonterecht. Dit was zo onder het oude Israël, dit was zo onder de Germanen en dit was ook zo onder het oude Rome – in ieder geval in het Rome ten tijde van Paulus en Petrus. Theodorus Beza geeft in zijn boekje De Iure Magistruum “het recht der overheden” weer aan de hand van een aantal treffende voorbeelden. Eén ervan is het voorbeeld van keizer Marcus Aurelius, de zogenaamde keizer-wijsgeer. Deze maakte van iemand een kroondienaar, gaf hem naar de gewoonte van die tijd een zwaard in handen met de woorden: “Trekt het voor mij wanneer ik goede bevelen geef, en tegen mij wanneer ik anders doe.” De boodschap is duidelijk: iedereen staat beneden het recht en het betamelijke, ook de overheid, ook de keizer. Iedereen die gehoorzaam is aan de overheid heeft het recht – zelfs de plicht – dit recht te handhaven (in eigen hand te nemen en toe te passen) wanneer de overheid het recht schendt. Dit is de context van de christelijke en westerse overheidsgehoorzaamheid – tenminste: ze zou dat moeten zijn. De moderne rechtsstaat kent echter geen recht. Het volgende moge dat duidelijk maken.

Recht van zelfverdediging

De vraag naar de rechtmatigheid van het wapenbezit van Willem Groenenboom raakt gemakkelijk vertroebeld door het feit dat Groenenboom een predikant is. Want mogen dienaren van God wel wapens dragen – of er zelfs naar grijpen? De vraag is: waarom niet? Is hij dan geen burger? En mogen burgers geen wapens dragen? Officieel mag dit niet. Wapenbezit is een zogenaamd strafbaar feit. Maar je kunt het ook anders bekijken. In ons land kennen we het recht op zelfverdediging. Niet alleen je lijf en leden mag je als burger verdedigen, ook je goederen en bezittingen. In een rechtsstaat gaat een recht uit boven een beperkende bepaling. Het recht is in principe onaantastbaar. Elke eerzame burger mag royaal en realistisch gebruik maken van de onvervreemdbare rechten die hem ‘ter beschikking staan’. Als het recht op zelfverdediging een serieus recht is – en waarom niet?, elk recht is immers een serieus recht – kan het nooit zo zijn dat iemand zich met zijn blote handen moet verdedigen tegen een crimineel met een vuurwapen. Zoiets voorstellen of voorstelbaar achten is zelf crimineel.

Het recht op zelfverdediging impliceert een gelijkwaardigheid ten aanzien van de middelen om zichzelf te verdedigen, en het impliceert ook een voorbereid mogen zijn op eventualiteiten. Met andere woorden: wil het recht op zelfverdediging een reëel en geloofwaardig recht zijn, dan moet elke eerzame burger zonder restricties de beschikking krijgen over vuurwapens en deze ten allen tijde bij zich mogen dragen, wanneer hij meent dat de kans bestaat – of ooit zou kunnen bestaan – dat er een bedreigende situatie op zou kunnen treden. Voor een juwelier betekent dit dat hij dus altijd een vuurwapen tot zijn beschikking moet hebben. De burger moet verder ten allen tijde in staat worden gesteld om bij enige serieuze aantasting van de openbare orde naar de wapens te grijpen. Wanneer iemand gewelddadig overvallen wordt, is er namelijk altijd sprake van een reëel risico op onherstelbaar letsel. Wie wel eens in zijn leven is overvallen – zoals ik –, weet dat een van de meest opvallende zaken tijdens de overval het gedrag van de medeburgers is: dezen doen niets. Men werpt zelfs niet een blik op het voorval (stel je eens voor dat je betrokken zou raken). Op zo’n moment val je buiten de abstracte rechtsstaat. Op zo’n moment heb je niets aan het geweldsmonopolie van de staat. En op zo’n moment heb je niets aan al die ongewapende, correcte burgers die zich voortsnellen naar hun volgende afspraak.

Recht in eigen hand?

De vertegenwoordigers van het zogenaamde recht, en van de zogenaamde rechtsstaat, begrijpen niets van deze dingen. Toen Willem Groenenboom de rechter verklaarde dat hij wel eens een wapen op zak had om eventueel in te kunnen grijpen, kreeg hij te horen dat “hij het recht in eigen hand nam”. Naast het verbod op het dragen van wapens, is dit een andere absurditeit. Een rechtsstaat die van zijn ‘onderdanen’ verlangt dat deze zich niet inlaten met de uitoefening van het recht, is door en door immoreel. Een gezonde rechtsstaat zou het toejuichen wanneer haar burgers het recht in eigen hand zouden nemen. Het recht is iets wat immers gehanteerd, gehandhaafd moet worden om het goede leven te beschermen en in banen te leiden? Maar het is duidelijk dat in de moderne rechtsstaat de burger een vreemdeling moet blijven ten overstaan van het recht. Het recht is nooit toepasbaar, nooit helder inzichtelijk voor burgers. De burger is altijd gevaarlijk, immer incompetent en altijd een potentiële inbreuk op de rechtsstaat.

In hoeverre moet een burger zijn overheid gehoorzamen? Lange tijd was deze vraag in tal van Europese landen, waaronder in Nederland, een luxekwestie. Als toonbeeld van het negentiende-eeuwse burgermansfatsoen was de overheid in dit land lange tijd een vast baken van betrouwbaarheid. In weinig landen als in onze landen lag de maatschappelijke verantwoordelijkheid zo sterk in het verlengde van de overheidsmacht. Nu de overheid deze macht misbruikt om het recht te vernietigen, vragen steeds meer klassieke Nederlanders zich af of en in hoeverre ze een foute overheid nog kunnen, mogen en moeten gehoorzamen. In hoeverre is het zogenaamde geweldsmonopolie een niet te verteren inbreuk op de rechtsstaat? Historisch staat in De Nederlanden de weerbaarheidsplicht van de Unie van Utrecht nog recht overeind. Deze Unie ligt nog steeds als een fundament onder ons bestaan als natie. Maar het zwakke negentiende-eeuwse burgermanschristendom heeft dit recht verkwanseld. Door het recht buiten de burger te plaatsen en de handhaving van de orde als verboden terrein te verklaren, maakt een overheid het de burger in feite onmogelijk een overheid te gehoorzamen. Het enige wat rest, is onderwerping en afschaffen van de rechtvaardigheid.
Dominee Willem Groenenboom is hiervan een zoveelste slachtoffer. Na de verschillende juweliers en na diverse andere eerzame burgers van ons land die meenden dat het een nobele zaak is het recht hoog te houden, het te hanteren en te handhaven. Want zonder pistolen is er geen recht in onze Lage Landen. Moge dat duidelijk zijn.

P.S. “Rechtsstaat” is, welbeschouwd, een contradictio-in-terminis. De staat, elke staat, is van origine gegrondvest op roof en doodslag De term “rechtsstaat” is een gotspe.


Lees verder...

donderdag 6 september 2007

De anti-islam als staatsgodsdienst

Het werkelijke gevaar voor onze rechtsstaat is niet de islam, maar bestaat uit een stel doorgeslagen liberale drijvers, zoals Ellian en Wilders. Op tien september zullen we weten welke staatsgevaarlijke lieden het nodig hebben gevonden de verklaring te ondertekenen van het Comité ex-moslims. De islam kan dan wel een probleem zijn, of zelfs een vijand (afgezien van de vragen "van wie?" en "waarom?"), maar dat is nog geen vrijbrief om van onze maatschappij een principieel nihilistische en atheïstische maatschappij te maken.

De gekte rond de islam wordt met de week groter. Een afkalvende PvdA doet sommigen zich steeds machtiger voelen. De schijn wordt afgelegd, oude liberale dogma’s worden terzijde gesteld, en niemand die er gewag van maakt. Het liberale autisme zal 10 september een voorlopig hoogtepunt bereiken: met de oprichting van het Comité van ex-moslims door onder meer Ehsan Jami en Afshin Ellian.

Dit comité beoogt een recht op geloofsafval voor moslims en roept tegelijkertijd op om als overheid toe te zien op de handhaving van dit recht. De verklaring van dit comité staat verder boordevol onzin [1], maar daarover later meer.

Wegvallen liberale dogma’s

Ons was altijd wijsgemaakt dat er een scheiding was tussen kerk en staat en dat deze scheiding één van de grondslagen is van onze moderne, westerse, liberale rechtsstaat. Dat blijkt dus volgens de opstellers van de steunverklaring niet zo te zijn. De steunverklaring is in feite een grote oproep aan de staat om toezicht te houden op de godsdienst en in te grijpen.

Nu is er nooit een werkelijke scheiding tussen kerk en staat geweest [2]. De staat heeft altijd geprobeerd invloed uit te oefenen op religie en godsdienst, ook in ons land. In onze tijd zie je dat in verband met de aanpak van religieus gefundeerd radicalisme. Overheden bemoeien zich met wat er op islamitische scholen wordt gezegd, en wat er door imams in moskeeën wordt verkondigd.

Ook de vrijheid van godsdienst was nooit een werkelijke vrijheid van godsdienst. Altijd was deze vrijheid ingebed in de wetten van ons land, waaronder het strafrecht. Dat hoefde nooit een probleem te zijn zolang de meerderheid van de gelovigen in ons land christen was en het gros van de wetten christelijk geïnspireerd waren. Dat is aan het veranderen. Veel gelovigen zijn geen christenen, en veel wetten zijn juist veranderd met het oogmerk het christendom af te schudden. Men denke aan de openlijk uitgesproken motivatie van een D66 inzake het veranderen van wetten rond euthanasie, zondagsrust en dergelijke.

Vaak wordt ronduit uitgesproken dat in een moderne rechtsstaat in het publieke domein de burgerlijke, democratische wetten, prevaleren boven de godsdienstige regels en wetten. “Fatsoensnormen gaan boven bijbelse normen”, zo stond er onlangs op Elsevier.nl en de ex-socialistische, Vlaamse islambasher Marij Uijt den Bogaard zegt het op het rechtse, conservatief-libertaire (!) groepsblog The Brussels Journal zo: “Moslims die daar niet tegen kunnen, accepteren de grondbeginselen binnen de democratie niet: dát zijn de spelregels, niet de koran!”. En over de demonstratie op 11 september in Brussel schrijft ze: “Mensen willen betogen (…) tegen de gedachte dat Allah boven de wet door mensen gemaakt, mag staan.” [3]

Maar als een God niet meer boven mensen mag staan, is in feite deze God, en daarmee de godsdienst, afgeschaft. De uitgangspositie van de moderne rechtsstaat is dat mensen altijd boven God staan en dat alles wat mensen zeggen, zoals pak ‘m beet een deelgemeenteambtenaar van Amsterdam Sloterdijk, categorisch en principieel altijd boven goddelijke regels en openbaringen uitgaat. Dat dit slechts voor het publieke domein zou gelden, is schijn. Onderwijs, wetenschap, cultuur en media behoren tot het publieke domein en als we het goed hebben behoort wat er in een moskee wordt gezegd ook tot het publieke domein. Wouter Bos en Afshin Ellian zouden zeggen: “de scheiding tussen publiek en privaat is niet absoluut”.

De liberale dogma’s van “scheiding van kerk en staat”, “godsdienstvrijheid” en de scheiding tussen “publiek en privaat domein” tuimelen één voor één om. In het licht van de islam is alles geoorloofd. Maar als de scheiding tussen kerk en staat niet absoluut is, dan is ze dus ook geen kenmerk van onze rechtsstaat (en is ze dat ook nooit geweest). Dat wisten we al, maar het moet ook worden uitgesproken.
Hetzelfde geldt voor de vrijheden. Wanneer vrijheden èn zijn bedoeld om de burger te beschermen tegen de staatssfeer, èn worden bepaald en ingevuld door en vanuit diezelfde staatssfeer, dan is duidelijk: vrijheden als grondrechten bestaan niet. En hebben dus ook nooit bestaan.

Misschien wel als intentie, of als richtpunt van beleid, maar nooit in absolute zin en dus ook nooit in fundamentele zin. Wat wel bestond was de zelfstandigheid en relatieve autonomie van levenssferen als bijvoorbeeld het gezin. Ook het gezin ondervond weliswaar een indirecte invloed vanuit de staat, maar nooit een directe invloed. De overheid bemoeide zich niet met wat er in het gezin gezegd werd. Kinderen hoorden aan de ouders en waren daar één mee. Weliswaar onder het voorbehoud van het strafrecht.

Inhoud steunverklaring

Dat is voorbij als het aan de opstellers, en aan de ondertekenaars, van de steunverklaring Comité ex-moslims ligt. In deze verklaring lezen we namelijk het volgende:

Ondergetekenden stellen
- dat iedereen die opgroeit in een milieu met een religieuze of levensbeschouwelijke overtuiging, het atheïsme en het agnosticisme daarbij inbegrepen, volledige vrijheid dient te genieten bij het maken van eigen religieuze of levensbeschouwelijke keuzen
- dat een keus voor een religie of een levensbeschouwing alleen betekenis heeft indien die keus in vrijheid werd gemaakt en op elk moment herroepen kan worden
- dat iedere Nederlander alle andere Nederlanders, familieleden erbij inbegrepen, vrij moet laten bij het maken van religieuze of levensbeschouwelijke keuzen
- dat niemand wordt geboren als moslim, als lid van enige andere geloofsgemeenschap of sekte, of als atheïst
- dat ouders het recht hebben om kinderen op te voeden in overeenkomst met hun eigen geloofsovertuiging, maar dat ze niet mogen bepalen wat hun kind wel en niet moet geloven, zodra een kind, ongeacht leeftijd, eigen overtuigingen krijgt, hebben die voorrang.
- dat bij alle vormen van burgerschapsvorming, ook op scholen, islamitische scholen niet uitgezonderd, ruim aandacht moet worden gegeven aan het recht, ook van kinderen, om van godsdienst of levensbeschouwing te veranderen en daarvan te getuigen.
- dat de overheid alles moet doen om een klimaat te scheppen waarin het recht van ieder individu om van godsdienst of levensbeschouwing te veranderen, of om elke vorm van geloof te verlaten, alom wordt gerespecteerd


Kritiek

Ten eerste valt op dat inzake de formuleringen is gekozen voor termen die door de overheid dienen te worden ingevuld en te worden bewaakt. De term "volledige vrijheid" klinkt mooi, maar is een middel van een overheid om op elk moment elke levenssfeer, ook die van het gezin, volledig in haar grip te krijgen. Het absolute en multi-interpretabele zoals in “volledige vrijheid” klinkt ook door in de zinsnede “dat een keus voor een religie of een levensbeschouwing alleen betekenis heeft indien die keus in vrijheid werd gemaakt en op elk moment herroepen kan worden”. Let op “alleen betekenis hebben indien”. Koppel dit aan de zinsnede “dat de overheid alles moet doen om…”.

De geboden van de overheid gelden ook voor ouders en binnen gezinnen: “familieleden erbij inbegrepen”. Ouders mogen verder “niet bepalen wat en kind wel of niet moet geloven”. En dit “ongeacht de leeftijd van het kind”.

Ieder mens is primair burger, en daarnaast in beginsel niets. Het comité stelt: “niemand wordt geboren als (…) lid van enige (…) geloofsgemeenschap”. Mensen worden niet geboren als iets, alleen als burger. Ook de school is primair burgerschapsvorming, en geen verlengde van de ouderlijke opvoeding: “alle vormen van burgerschapsvorming, ook op scholen”. De overheid moet via de school kinderen melden wat hun positie is tegenover hun ouders; er moet daarom “ruim aandacht moet worden gegeven aan het recht, ook van kinderen, om van godsdienst of levensbeschouwing te veranderen en daarvan te getuigen.”

De overheid moet volgens het comité dus niet alleen met geloofszaken bemoeien, ook moet ze zich met opvoeding en gezinsleven bemoeien. De “volledige vrijheid” stelt de opvoeders onder censuur. Het zelfs aan kinderen melden van hun recht om de godsdienst van hun ouders te verwerpen, legt een bom onder het gezinsleven van religieuze gezinnen.

Het gaat verder. Niet alleen zullen de godsdienstige opvattingen van de ouders moeten worden bekritiseerd (hoe kun je immers kiezen zonder schaduwzijden te kennen, de relativiteit ergens van in te zien en alternatieven aangereikt te krijgen); de godsdienst zelf wordt onder kritiek gesteld. Je mag van een kind niet meer zeggen: het is joods, of christelijk. De godsdienst heeft niets meer met het leven en de oorsprong te maken. Het leven is primair nihilistisch gekleurd en politiek bepaald. Het kind is dus ook niet meer een eenheid met de ouders. Elke vanzelfsprekendheid en elk gezag dient radicaal verworpen te worden (“volledige vrijheid”).

Opvallend is verder dat wel enkele keren atheïsme en agnosticisme in één adem worden genoemd met godsdienst, maar dat dat op een gegeven moment ook wordt weggelaten, namelijk in de bepaling dat ouders “niet mogen bepalen wat hun kind wel en niet moet geloven”. Is dit een foutje, of zit er meer achter?

Geen tegenstrijdigheden

Zo op het eerste gezicht lijkt de verklaring op meerdere punten innerlijk tegenstrijdig. Een mens is van oorsprong weliswaar geen atheïst, maar voor de rest is hij niks, dus is hij een atheïst. Ouders mogen hun kinderen een religieuze opvoeding geven, maar dan wel door de staat goedgekeurd, zonder enige dwang, in volledige vrijheid, zonder enige waarheidsclaim. Er is een vrijheid van godsdienst, maar alleen als je erkent dat godsdienst relatief is en een niet-godsdienstige basis heeft.

Deze tegenstrijdigheden zijn echter geen werkelijke tegenstrijdigheden. Het gaat om het uitgangspunt van dit denken: de absolute vrijheid van de absolute individu, gewaarborgd door de soevereine staat die een absoluut relativisme van de werkelijkheid bewaakt en de absolute macht van zichzelf tegenover de absolute machteloosheid van de burger die niet meer is dan loutere existentie, zonder eigenschap, zonder bezit en zonder waarheid.

Over God mag straks alleen worden gesproken alsof Hij er eigenlijk niet is. De mens is geen ouder meer, maar een staatsopvoeder. En wat die “volledige vrijheid” betreft, ik heb geen illusies dat daar ook racisme, nazisme en antisemitisme onder vallen. Niet de vrijheid is absoluut, maar de verwerping van alles wat een absolute claim bezit, is absoluut.

Ten koste van alles

De islam is een probleem. Dreigementen zijn niet fraai. En je kunt je afvragen of moslims hier wel thuis horen. Maar daar gaat het de opstellers niet om. Ook als er geen mensen worden bedreigd of gedood (hoeveel zijn er in Nederland eigenlijk vermoord vanwege geloofsafval?), zijn de opstellers niet tevreden. Waar het om gaat is de eliminatie van godsdienst en godsdienstige opvoeding. Desnoods moeten het gezin, het ouderlijk gezag en de (ten opzichte van de staat) autonome opvoeding sneuvelen.

Leon de Winter mag straks niet meer zeggen dat hij jood is omdat hij zo is geboren (wat deze meneer er misschien niet van zal weerhouden om toch de steunverklaring te ondertekenen). Joden bestaan straks niet meer. En christenen niet. En islamieten niet. Tenzij men erkent dat er eerst geen Jahweh, God of Allah was, maar dat na de correcte procedure deze goden wel “tussen de oren” bestaan. Christenen mogen hun kinderen straks niet meer als christenen beschouwen. Omdat het comité dit zegt.

Wanneer men een stelsel van algemene grondrechten hanteert, dient men zich als overheid zeer terughoudend op te stellen ten aanzien van de invulling van deze grondrechten. Slechts “uiterlijke” tekenen zoals fysiek geweld, verminking en moord kan men bestrijden. Daarin is altijd een spanningsveld gehanteerd tussen de kring van de staatssfeer en de sferen van gezin, kerk en dergelijke. Als het aan het comité ligt, komt daar verandering in. Aan de terughoudendheid moet een einde komen. De staat moet haar individualistische, seculiere mens- en staatsopvatting overal in de maatschappij doen nestelen.

De absolute vrijheid van godsdienst en levensovertuiging staat voorop. Zo lijkt het. Wie het individualisme verwerpt, kan geen aanspraak meer maken op die vrijheid. Wie de huidige staatsvorm en staatsopvatting verwerpt ook niet. Want wat als ik mijn kinderen wil opvoeden met de gedachte dat ze geen democraat hoeven te zijn. En dat ze de rechtsstaat niet hoeven te erkennen. En dat ze geweld niet hoeven te verafschuwen, behalve dat van een overheid. En dat ze joods zijn omdat ze een joodse moeder hebben. Dat zal niet mogen. Joden mogen straks niet meer zeggen dat hun joodse voorouders vergast zijn. Dat waren namelijk geen joden, maar burgers, net als hun kleinkinderen. Je wordt volgens Jos de Beus, Herman Vuysje, Paul Cliteur, Mark Rutte – wie volgt? – als liberaal geboren. En de enige zonde is straks een liberaal van zijn of haar geloof af te brengen.

Invloed van "rechts"

Dat wat zich rechts noemt is de stuwende kracht achter deze beweging; de rest van de politiek kan niet achter blijven. Ook linkse, liberale en christendemocratische politici worden voortdurend gedwongen zich uit te spreken over deze zaken en tot maatregelen over te gaan.

Dit is goed te zien in de verwikkelingen rond de oprichting van het Comité ex-moslims. Dit ging niet zonder strubbelingen. Oprichter Ehsan Jami meende in een interview denigrerende opmerkingen te moeten maken over Allah en de profeet Mohammed. Dat werd hem niet door iedereen in dank afgenomen. Niet alleen waren er een paar jongeren die hem hierom een paar klappen hebben uitgedeeld, ook vonden met name een aantal PvdA’ers dat Jahmi hierin te ver was gegaan.

Dat de verklaring van het comité ook gepaard gaat met een aantal passages die regelrecht kritiek uitoefenen op de islam en op Mohammed maakte het geheel nog erger voor sommige sociaal-democraten. Prof. Van Doorn meende zelfs dat er voor lieden als Ehsan Jami geen plaats meer diende te zijn binnen de PvdA [4]. Door de uithalen van Jami richting de islam zou de verklaring onnodig kwetsen en polariseren en dat is nou net iets wat we als maatschappij niet nodig hebben. Bovendien werd er volgens deze lieden in de verklaring een tegenstelling gesuggereerd tussen de islam en de rechtstaat en ook tussen de juridische praktijk van onze rechtsstaat en dat wat het comité beoogt: het recht op geloofsafval. Ons land kent immers allang godsdienstvrijheid? En was het niet juist de PvdA die in haar program heeft staan dat mensen vrij moeten zijn hun godsdienst of overtuiging af te leggen of te veranderen?

Zwalkende PvdA

Toch doet de aanhoudende kritiek op de PvdA iets met deze partij. Langzaam maar zeker worden de sociaaldemocratische knieën slap. Na een islambijeenkomst van deze partij, zaterdag 1 september, zei Wouter Bos: “De PvdA gaat zich hard maken voor de liberale islam. Een politieke beweging hoeft niet neutraal te zijn in geloofskwesties. De scheiding tussen kerk en staat moeten we niet zien als absoluut.” [5]

Dat is in ieder geval gezegd: de scheiding tussen kerk en staat bestaat dus niet voor Bos. Want een niet-absolute scheiding is geen scheiding. En ook niet voor vele anderen, want ook iemand als Ellian lijkt van deze uitspraak absoluut geen punt te maken, maar gaat daar zelfs positief op door [6].

De islambijeenkomst van de PvdA blonk uit in meer van dit soort schijnredeneringen, zoals deze, van de “socialistische moslim” Farish Noor: “De staat is neutraal ten opzichte van religies, maar een politieke partij niet. Dit (de PvdA) is toch een linkse partij? Dan ga je op zoek naar mensen van alle religies die op dezelfde lijn zitten als jij. Een progressieve partij zou geen conservatieven moeten steunen binnen welk geloof dan ook.”

Hierop zei Wouter Bos dat hij dankbaar was voor het onderscheid dat Noor had gemaakt tussen de staat en een politieke beweging. Bos: ”Ik kan niet als vice-premier, als Koninkrijk der Nederlanden, de geloofsbeleving van Farish Noor promoten. Maar de PvdA gelooft wél in dit type idealen.”

Met andere woorden: de politiek mag (moet) zich bemoeien met religie, en haar inhoud. Partijen moeten hun macht aanwenden om de samenleving en de staat zo te vormen dat sommige soorten geloof gesteund en zelfs gepromoot gaan worden, en andere soorten niet (en zelfs verboden?). Wouter Bos: “De PvdA gaat zich hard maken voor de liberale islam.”

Ommezwaai?

Het is opmerkelijk dat vlak nadat bekend werd dat Jacques Tichelaar, de fractievoorzitter van de PvdA, de verklaring van het Comité ex-moslims niet zal ondertekenen [7], komt Bos met dergelijke ontboezemingen. Was de houding van Tichelaar te theoretisch en onhoudbaar? Doet de regering toch niet genoeg aan het probleem van geloofsafvalligheid binnen de islam? En mag je als politiek je toch bemoeien met geloofszaken? Het lijkt er wel op. Er wordt niet anders gedaan. Religiekritiek mag nu ook van de PvdA, inclusief het beledigen. Wouter zegt het erg mooi: “De vrijheid van meningsuiting geeft het recht om een religie te bekritiseren. Er is géén recht om niet gekwetst te worden, er is géén recht om niet te worden beledigd.”

Moeten we blij zijn met deze ommezwaai van de PvdA? Nee. Waarom zouden we? Net zomin als dat we blij moeten zijn met alles wat die Jami’s, Ellians, Vinks, Ruttes, Cliteurs zeggen en zullen gaan zeggen wanneer hun namen onder de steunverklaring van het Comité ex-moslims prijken.

Het grootste gevaar

Van Doorn had gelijk met zijn zorgen over het fatsoen in onze maatschappij. De islamkwestie lijkt het deksel van de beerput te hebben getrokken. Wanneer een steunverklaring als van het Comité ex-moslims door vele politici en andere prominenten zal worden ondertekend, dan is het einde van de rechtsstaat nabij. Mensen als Ellian, Wilders, Hirsi Ali, maar ook Wouter Bos en anderen ontpoppen zich meer en meer als regelrechte gevaarlijke lieden die de vloer aanvegen met ons staatsbestel.

Niet de terroristen zijn het grootste gevaar, maar zij die een totalitaire nihilistische maatschappij willen vestigen. De laatste resten weerbaarheid van ons volk moeten eraan geloven om de islam maar een hak te zetten. Typerend was de gezonde reactie van J.A.A. van Doorn op het feit dat Jami een paar klappen had gekregen van jonge moslims:

"Indien een cafébezoeker op een hem onbekend echtpaar toe stapt en zonder enige aanleiding, hoorbaar voor iedereen, de vrouw op een ongehoord schunnige manier beledigt, loopt hij grote kans van de man een stevige optater te krijgen. Ik maak mij sterk dat geen van de aanwezigen de politie waarschuwt om een geval van ontoelaatbaar fysiek geweld aan te melden. De meeste aanwezigen zullen hun schouders ophalen en een greep doen uit de voorraad volkswijsheden die hier dienst kunnen doen. Van het genre: wie kaatst moet de bal verwachten. En gelijk hebben ze. Indien een jonge politicus, Ehsan Jami geheten, een kranteninterview misbruikt om een Nederlandse bevolkingsgroep van circa een miljoen mensen zo grof mogelijk te kwetsen en van enkele beledigden een paar tikken krijgt, is er geen schouderophalen, maar een razende woede van hier tot in Washington."

Van Doorn heeft gelijk. Gezonde mensen reageren primair als hun eer wordt aangetast. Dat is op zichzelf genomen niet goed. En het kan ook uit de hand lopen. Vastgelopen relaties monden ook dikwijls uit in scheld- en kloppartijen. In een enkel geval zelfs met een tragisch einde. Moderne Nederlanders zijn onverschillig en impotent als het gaat om relaties. Bij overspel voelen ze hun handen misschien jeuken, maar hebben ze angst voor vadertje staat. Afgestompt door de staat en leeggeschroeid door Elsevier en de NRC vindt men alles wel best. Er is altijd nog de therapeut.

Diezelfde onverschilligheid moet er dus ook zijn op het gebied van godsdienst. Typerend waren ook de furieuze reacties van een aantal nihilistisch-conservatieve heren. Ik dacht altijd dat de aanhang van Wilders bestond uit normale, gezonde kerels die ook geen belediging over hun kant zouden laten gaan en ook niet voor alles de politie belden. Ik heb me vergist. Wilders cum suis is voor de neoconservatieve heren het instrument om ook de laatste resten gewoon volk impotent en onverschillig te maken. Voor de moderne liberaal is alles met ballen gevaarlijk. Moslims zijn dus ook gevaarlijk; die geloven niet in psychotherapie, maar in zichzelf. En daar huivert de moderne liberaal van.

Tijden zijn veranderd

Tot voor kort was het de liberale goegemeente worst wat je geloofde, als je maar netjes belasting betaalde en na een AIDS-partijtje netjes je cocktail opdronk. Nu men er achter komt dat moslims werkelijk geen mietjes zijn, moet er iets gebeuren. Het staatsbestel moet op de schop. Rechten lacht men om. Godsdienst moet worden geëlimineerd. Moskeeën moeten "dicht na haatzaaiende taal" (wat is dat eigenlijk? Zoiets als wat Theodor Holman zegt?). Het gezinsleven moet op de schop. Kinderen moeten worden overgeheveld naar de staat. Naar de werkelijke intenties mag men raden. Prof. Herman Philipse, vriendje van Hirsi Ali, liet alvast weten dat de verklaring niet ver genoeg ging, maar dat ook de christelijke indoctrinatie via het onderwijs moest worden aangepakt. Hij zegt in ieder geval wat hij denkt.

Het wordt er niet gezelliger op in ons land. We maken ons druk om radicale hangjongeren, maar laten onze leiders de vloer aanvegen met onze vrijheden. Natuurlijk is het islamitische terrorisme ook een gevaar; maar dat wordt reeds voluit onderkend. Het gaat nu om het niet-onderkende gevaar van liberaal terrorisme. Als we Mohammed B. opsluiten, waarom dan niet de ondertekenaars van de steunverklaring? Die laatsten redeneren als gestaalde communisten: atheïstisch, materialistich, totalitair. In de strijd tegen de fundamentalistische islam heb ik geen hulp van communisten nodig.

Noten

[1] Steunverklaring bij de oprichting van het Comité van ex-moslims.
[2] Nederland kent geen scheiding van kerk en staat - en dat moet vooral zo blijven door Dr. Erik Sengers op Tempora.
[3] Marij uijt den Bogaard, Islam en Scheiding van Kerk en Staat op The Brussels Journal d.d. 13 augustus 2007.
[4] Prof. J.A.A. van Doorn, Ehsan Jami hoort in PvdA niet thuis, in NRC Handelsblad d.d. 15 augustus 2007.
[5] PvdA steunt liberale islam in De Pers d.d. 3 september 2007.
[6] In PvdA is zelfs luisteren naar critici verdacht op Elsevier.nl.
[7] Tichelaar wil steunverklaring Jami niet tekenen op Elsevier.nl.


Lees verder...