dinsdag 11 september 2007

PISTOLEN IN DE LAGE LANDEN - EERHERSTEL VAN DE WEERBAARHEID

Onderstaand artikel is ooit geplaatst in de papieren versie van bitterlemon als prikkelende bijdrage richting de christelijke lezers die zich schaamden voor het gedrag van hun voorganger. Het is niet het eerste artikel over het recht van zelfverdediging door burgers en moet derhalve in samenhang met de eerdere artikelen worden gelezen. Iets kan niet verstandig zijn (of zonder noodzaak), maar daarmee is iets - in dit geval wapenbezit - nog geen moreel afkeurenswaardige zaak. Waarvan akte.

Willem Groenenboom vindt dat een burger het recht heeft wapens te dragen. En te gebruiken als het moet. Zoals bijvoorbeeld wanneer een burger ziet dat een medeburger lafhartig wordt overvallen. Hij heeft het moeten bezuren. Deze predikant is veroordeeld en gestraft. Naast zijn valse bommelding deden de pistolen hem de das om. De officiële gremia steken hun afkeuring niet onder stoelen of banken. Onder het gewone volk klinkt echter de nuance. Want wat is er mis met pistolen in de handen van een eerzaam burger?

Volgens de rechter is hiermee veel mis. Daarover later meer. Wat er aan de hand was, was het volgende. Dominee Willem Groenenboom uit Waardenburg stond woensdag 16 mei terecht voor een valse bommelding die hij op 3 september vorig jaar zou hebben gedaan om een concert van de Amerikaanse popster Madonna in de Amsterdamse Arena te voorkomen. Naar eigen zeggen was het telefoontje waarin hij deze valse bommelding deed een impulsieve daad waar hij bovendien spijt van heeft. Op weg naar een zondagse kerkdienst hoorde hij op de radio dat het concert, met daarin de beruchte ‘kruisigingsact’ gewoon door zou gaan, en toen sloegen bij hem de stoppen door. Vol verontwaardiging stopte hij zijn auto op een parkeerplaats, pakte zijn GSM – die hij nooit gebruikte – en belde de politie met de mededeling: “Als vanmiddag Madonna’s kruisigingsscène doorgaat, gaan er vijf clusterbommen af in de Arena. Niemand zal het overleven. Dank voor uw aandacht”.

Zijn GSM verraadde hem – die stond namelijk gewoon op zijn eigen naam. Nog voor het concert begon werd hij opgepakt. Maar de actie was sowieso een flop; ook de agenten geloofden niet dat de bedreiging serieus was. Zij dachten dat clusterbommen te fors waren voor een simpele aanslag en alleen door B-52 bommenwerpers konden worden afgeworpen. Iets wat Groenenboom niet wist – wist hij veel – ,was dat er wel degelijk kleine clusterbommen bestaan, al lijkt het zeer onwaarschijnlijk dat Nederlandse mannen van middelbare leeftijd er een aantal van in het bezit hebben. Maar goed, de voorganger moest zijn roekeloze daad duur bekopen. Hij werd ingerekend en opgesloten, en er werd huiszoeking gedaan in zijn woning. Op de vraag van de politie of er ook wapens in huis waren, gaf mevrouw Groenenboom een bevestigend antwoord, en zij overhandigde de politie enige wapens: de meesten waren onbruikbaar. Het omgebouwde alarmpistool droeg hij echter wel vaak bij zich, bijvoorbeeld tijdens het winkelen. Op de vraag waarom hij dat deed, antwoordde Groenenboom aan een journalist: “Stel nu dat Marokkaanse jongeren een vrouw van tachtig in een rolstoel omver trappen en haar tasje meenemen. Dat zou ik absoluut niet verdragen. Dan zou ik mijn revolver trekken, in de lucht schieten en roepen: Blijf staan, politie. En als dat niet gebeurde, schoot ik in hun been. De rechter vond dat het recht in eigen hand nemen. Maar hebben die jongeren dan het recht om een oud mens te beroven.”

Op de vraag van een journalist van de Volkskrant: “En als het gaatje hoger kwam?”, zei hij: “Dat is triest, maar triester is het dat kinderen in de moederschoot worden gedood en ouderen onder het woord euthanasie om zeep worden geholpen.” De Volkskrant: “Een dominee met een wapen, kan dat?” Groenenboom: “David vocht tegen Goliath in de naam van God, maar hij had wel een slinger met vijf gladde kiezelstenen.”

Uiteindelijk veroordeelde de Amsterdamse rechtbank de 63-jarige voorganger op 16 mei tot een werkstraf van 150 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden. Verder dient hij een psychiatrische behandeling te ondergaan vanwege zijn impulsieve neigingen (weggezet als ‘borderline’) en het feit dat hij gemakkelijk gekrenkt is. Beslist een opmerkelijke constatering voor een 63-jarige met een keurige academische vorming, loopbaan en missionaire arbeid. (Als dat na al die jaren nu pas naar voren komt, zal dit zeker een zéér zwaar geval moeten zijn.)

Petrus of Paulus

Gaat deze voorganger in zijn verdediging te kort door de bocht? Hij weet van zichzelf dat hij opvliegend van aard is: “Ik wil graag als Paulus zijn, maar ik lijk soms meer op Petrus. Petrus was een opgewonden standje en moest zich leren beheersen. Dat geldt ook de dienstknechten van God.” Het impulsieve gedrag betreurt hij, van de valse bommelding heeft hij daarom spijt, maar van het wapenbezit – voor zover we weten – nog steeds niet. Laten we hopen dat dit zo blijft. De standvastigheid van Groenenboom daargelaten – wie weet wat de pressie van psychiaters en reclassering en gevangenisdreiging met iemand kan doen? –, is het de wereld op de kop wanneer niet de blasfemische Madonna, maar de ijveraar Groenenboom wordt gestraft - en dat alleen vanwege het wapenbezit “en de bereidheid de wapens te gebruiken indien dat volgens hem nodig mocht zijn” (formulering rechterlijk vonnis). Groenenboom schuift niet voor niets Petrus en Paulus naar voren. Zij staan in onze door het christendom gedrenkte cultuur voor twee typen. De eerste – Petrus – trok het zwaard dat hij volgens Jezus weer weg moest stoppen, waarbij Jezus de woorden sprak: “Wie het zwaard heft, zal door het zwaard getroffen worden.” Paulus staat voor iemand die oproept tot gehoorzaamheid aan de overheid, omdat de overheid het zwaard niet tevergeefs zou dragen.

Is onze predikant een Petrus, of een Paulus? Van de valse bommelding heeft hij spijt, van het wapenbezit – voor zover we weten nog steeds – niet. Maar waarom zouden we allemaal een Paulus moeten zijn? Want ik waag deze stelling: ‘zonder Petrus geen rechtsstaat en geen vrijheid, en zonder Petrus is er geen Paulus.’ Er zijn veel Bijbelsteksten waar te pas en te onpas gebruik van wordt gemaakt, en deze is er een van: “ Hoezo? Is het slecht je te verweren als een gewapende bende je te grazen wil nemen? Is het zwaard in de geschiedenis van de wereld en van de joden niet steeds getrokken? Ook op bevel van koningen, profeten en richters? Dit kan niet de bedoeling zijn. Het zwaard is niet verkeerd, slechts de bedoeling achter het zwaard kan verkeerd zijn. Dit geldt voor zowel burgers als voor overheden. Opvallend is dat Petrus dus gewoon een zwaard bij zich kon dragen. En dat ook na deze woorden tegen hem wordt gezegd dat hij het zwaard weer bij hem moet steken. Dus niet wegwerpen of iets dergelijks. Wel speelde er een ander punt. Tegen een overmacht in je eentje met een zwaard tekeer gaan, is weliswaar heldhaftig, maar zinloos. Zeker als het je bedoeling is gevangen te worden genomen. Tegenover Petrus wordt dan Paulus gezet, de man van het woord. De Paulus van na zijn bekering; die van vóór zijn bekering nam deel aan bloeddorstige praktijken. Paulus wordt dan gezien als de man van de gehoorzaamheid aan de overheid, en alleen de overheid mag het zwaard dragen. Paulus propageert dus de geweldloosheid van de onderdanen. Hij benadrukt het lijden en het onrecht verduren boven het recht in eigen hand nemen. Enzovoort. Enzovoort.

Rechtsstaat

Het is maar de vraag wat we hier mee aan moeten en wat er van waar is. Velen interpreteren voornoemde uitspraken als een pleidooi voor geweldsloosheid en onderwerping aan geweldsmonopolie van de staat; voorwaarden die volgens velen mede ten grondslag liggen aan onze westerse beschaving en aan het idee van onze rechtsstaat. De overheid moet het zwaard dragen, en niet wij. Als de overheid iets wil, moeten wij gehoorzamen. Als de overheid iets nalaat, dienen wij dit te eerbiedigen. Zo niet, dan is men geen goed mens, geen ware christen en geen beschaafd westers wezen. Zonder veel moeite transponeert men de negentiende-eeuwse staatsopvatting op de geschiedenis van de mensheid sinds de zondvloed, want zonder veel gewetenswroeging verdraait men met een beroep op Rome en Mozes beide zaken. Dat de overheid nog niet hetzelfde is als een ‘Staat’ wordt niet meer geleerd. Wat is volgens de joodse, de Germaanse en ook volgens de Romeinse traditie een overheid? Slechts de centralistische machtsstaat? De overheid begon bij de vader des huizes, de pater familias. Het oude Israël had de oudsten om recht te spreken en te doen wedervaren. En het oude Europa dacht niet veel anders. Een overheid was niet een instantie, maar bestond uit vele instanties die allemaal ‘overheid’ waren. De christelijke traditie liet en laat niet voor niets de overheidsgehoorzaamheid beginnen met het gebod van Mozes: “Eert uw vader en uw moeder”, zoals bijvoorbeeld nog is terug te vinden in de calvinistische Heidelbergse Catechismus die qua overheidsopvatting veel uitademt van de klassieke overheidsopvatting: beginnend bij het gezin.

Het is een misvatting te denken dat elke hogere overheid een lagere overheid kon en mocht uitschakelen. Hoe zou dit kunnen, aangezien alle overheden zich moesten onderwerpen aan hetzelfde recht: de traditie, het natuurrecht, het geopenbaarde recht, het gewoonterecht. Dit was zo onder het oude Israël, dit was zo onder de Germanen en dit was ook zo onder het oude Rome – in ieder geval in het Rome ten tijde van Paulus en Petrus. Theodorus Beza geeft in zijn boekje De Iure Magistruum “het recht der overheden” weer aan de hand van een aantal treffende voorbeelden. Eén ervan is het voorbeeld van keizer Marcus Aurelius, de zogenaamde keizer-wijsgeer. Deze maakte van iemand een kroondienaar, gaf hem naar de gewoonte van die tijd een zwaard in handen met de woorden: “Trekt het voor mij wanneer ik goede bevelen geef, en tegen mij wanneer ik anders doe.” De boodschap is duidelijk: iedereen staat beneden het recht en het betamelijke, ook de overheid, ook de keizer. Iedereen die gehoorzaam is aan de overheid heeft het recht – zelfs de plicht – dit recht te handhaven (in eigen hand te nemen en toe te passen) wanneer de overheid het recht schendt. Dit is de context van de christelijke en westerse overheidsgehoorzaamheid – tenminste: ze zou dat moeten zijn. De moderne rechtsstaat kent echter geen recht. Het volgende moge dat duidelijk maken.

Recht van zelfverdediging

De vraag naar de rechtmatigheid van het wapenbezit van Willem Groenenboom raakt gemakkelijk vertroebeld door het feit dat Groenenboom een predikant is. Want mogen dienaren van God wel wapens dragen – of er zelfs naar grijpen? De vraag is: waarom niet? Is hij dan geen burger? En mogen burgers geen wapens dragen? Officieel mag dit niet. Wapenbezit is een zogenaamd strafbaar feit. Maar je kunt het ook anders bekijken. In ons land kennen we het recht op zelfverdediging. Niet alleen je lijf en leden mag je als burger verdedigen, ook je goederen en bezittingen. In een rechtsstaat gaat een recht uit boven een beperkende bepaling. Het recht is in principe onaantastbaar. Elke eerzame burger mag royaal en realistisch gebruik maken van de onvervreemdbare rechten die hem ‘ter beschikking staan’. Als het recht op zelfverdediging een serieus recht is – en waarom niet?, elk recht is immers een serieus recht – kan het nooit zo zijn dat iemand zich met zijn blote handen moet verdedigen tegen een crimineel met een vuurwapen. Zoiets voorstellen of voorstelbaar achten is zelf crimineel.

Het recht op zelfverdediging impliceert een gelijkwaardigheid ten aanzien van de middelen om zichzelf te verdedigen, en het impliceert ook een voorbereid mogen zijn op eventualiteiten. Met andere woorden: wil het recht op zelfverdediging een reëel en geloofwaardig recht zijn, dan moet elke eerzame burger zonder restricties de beschikking krijgen over vuurwapens en deze ten allen tijde bij zich mogen dragen, wanneer hij meent dat de kans bestaat – of ooit zou kunnen bestaan – dat er een bedreigende situatie op zou kunnen treden. Voor een juwelier betekent dit dat hij dus altijd een vuurwapen tot zijn beschikking moet hebben. De burger moet verder ten allen tijde in staat worden gesteld om bij enige serieuze aantasting van de openbare orde naar de wapens te grijpen. Wanneer iemand gewelddadig overvallen wordt, is er namelijk altijd sprake van een reëel risico op onherstelbaar letsel. Wie wel eens in zijn leven is overvallen – zoals ik –, weet dat een van de meest opvallende zaken tijdens de overval het gedrag van de medeburgers is: dezen doen niets. Men werpt zelfs niet een blik op het voorval (stel je eens voor dat je betrokken zou raken). Op zo’n moment val je buiten de abstracte rechtsstaat. Op zo’n moment heb je niets aan het geweldsmonopolie van de staat. En op zo’n moment heb je niets aan al die ongewapende, correcte burgers die zich voortsnellen naar hun volgende afspraak.

Recht in eigen hand?

De vertegenwoordigers van het zogenaamde recht, en van de zogenaamde rechtsstaat, begrijpen niets van deze dingen. Toen Willem Groenenboom de rechter verklaarde dat hij wel eens een wapen op zak had om eventueel in te kunnen grijpen, kreeg hij te horen dat “hij het recht in eigen hand nam”. Naast het verbod op het dragen van wapens, is dit een andere absurditeit. Een rechtsstaat die van zijn ‘onderdanen’ verlangt dat deze zich niet inlaten met de uitoefening van het recht, is door en door immoreel. Een gezonde rechtsstaat zou het toejuichen wanneer haar burgers het recht in eigen hand zouden nemen. Het recht is iets wat immers gehanteerd, gehandhaafd moet worden om het goede leven te beschermen en in banen te leiden? Maar het is duidelijk dat in de moderne rechtsstaat de burger een vreemdeling moet blijven ten overstaan van het recht. Het recht is nooit toepasbaar, nooit helder inzichtelijk voor burgers. De burger is altijd gevaarlijk, immer incompetent en altijd een potentiële inbreuk op de rechtsstaat.

In hoeverre moet een burger zijn overheid gehoorzamen? Lange tijd was deze vraag in tal van Europese landen, waaronder in Nederland, een luxekwestie. Als toonbeeld van het negentiende-eeuwse burgermansfatsoen was de overheid in dit land lange tijd een vast baken van betrouwbaarheid. In weinig landen als in onze landen lag de maatschappelijke verantwoordelijkheid zo sterk in het verlengde van de overheidsmacht. Nu de overheid deze macht misbruikt om het recht te vernietigen, vragen steeds meer klassieke Nederlanders zich af of en in hoeverre ze een foute overheid nog kunnen, mogen en moeten gehoorzamen. In hoeverre is het zogenaamde geweldsmonopolie een niet te verteren inbreuk op de rechtsstaat? Historisch staat in De Nederlanden de weerbaarheidsplicht van de Unie van Utrecht nog recht overeind. Deze Unie ligt nog steeds als een fundament onder ons bestaan als natie. Maar het zwakke negentiende-eeuwse burgermanschristendom heeft dit recht verkwanseld. Door het recht buiten de burger te plaatsen en de handhaving van de orde als verboden terrein te verklaren, maakt een overheid het de burger in feite onmogelijk een overheid te gehoorzamen. Het enige wat rest, is onderwerping en afschaffen van de rechtvaardigheid.
Dominee Willem Groenenboom is hiervan een zoveelste slachtoffer. Na de verschillende juweliers en na diverse andere eerzame burgers van ons land die meenden dat het een nobele zaak is het recht hoog te houden, het te hanteren en te handhaven. Want zonder pistolen is er geen recht in onze Lage Landen. Moge dat duidelijk zijn.

P.S. “Rechtsstaat” is, welbeschouwd, een contradictio-in-terminis. De staat, elke staat, is van origine gegrondvest op roof en doodslag De term “rechtsstaat” is een gotspe.

Geen opmerkingen: