donderdag 25 december 2008

Tegenover de leegte en de haat

Wat Kerst in Nederland anno 2008 is, werd enkele dagen terug uitstekend verwoord door Johan Quist, woordvoerder van RefoAnders: "Een kerststal met daaromheen een hoerenbal en een ‘zonderbroekenfeest’". Quist, woordvoerder van een streng protestantse homovereniging, sprak zich in deze bewoordingen, in de Volkskrant van 17 december, uit over de de homokerstmarkt die er dit jaar in Amsterdam wordt gehouden. Waar Arie Boomsma van de EO zich daar zal laten omringen door homotravestieten, trekt Quist een andere conclusie: "Daar hebben wij niets te zoeken".

Het culturele ontbindingsproces dat ons land teistert: van kwijtraken zonder te zoeken, raakt nagenoeg alle westerse landen. Maar qua platheid kon Nederland wel eens in de Top Vijf aller Tijden terecht komen. De Evangelische Omroep manifesteert zich deze Kerst op de Amsterdamse homokerstmarkt, omringd door in vrouwenkleren gehulde mannen. Wie mooie Adventsliederen wil horen en wil ontkomen aan de talloze "Top Duizends aller Tijden" moet afstemmen op buitenlandse radiostations. En wie aan het Leger des Heils geeft, moet bedenken dat hij of zij daarmee indirect de homolobby in ons land steunt.

De dwaasheid van het christendom

De nieuwste kerst-CD van het Leger des Heils wordt namelijk volgezongen door Paul de Leeuw. Als eerbetoon aan Majoor Bosshardt, zong hij de CD "Het wordt winter" vol met zogenaamde kerstliederen. Toen Tijs van den Brink van de EO Paul de Leeuw vroeg naar de beweegredenen van Paul de Leeuw was de eerste reden die hij noemde: vanwege de bijdrage van Majoor Bosshardt aan de homo-emancipatie. Niet Kerst, niet het christelijk geloof, niet de kerk (waar Paul de Leeuw zelfs met Kerst niet komt) en niet de hulp aan de daklozen door het Leger des Heils, maar de homo-emancipatie is de leidende gedachte voor Paul de Leeuw om een kerst-CD vol te zingen.

De Wijzen uit het Oosten krijgen van het Leger des Heils en de Evangelische Omroep een oppimpbeurt. De verlossing van "een mensheid onder schuld" is vervangen door homo-emancipatie. Onder begeleiding van de "Amsterdam Staff Band" van het Leger des Heils en met medewerking van de extreemlinkse, vrijzinnige en geëxcommuniceerde priester Huub Oosterhuis, is er van de klassieke kerstgedachte weinig meer overgebleven. En dat is niet erg, want Jezus bezocht - volgens Arie Boomsma van de EO - immers ook hoeren en tollenaars?

Wat de gezichtsbepalers van het christendom rond Kerst - en daarmee van kindje Jezus in de media - doen, is de boodschap van Kerst omdraaien. Men verdraait het Kerstfeest van een feest waarin God in Jezus een weg toont tot redding van "een mensheid verloren in schuld", tot een aanklacht tegen een christendom dat onverdraagzaam is geweest tegen homo's, travestieten, vrouwen, andersgelovigen, etc. Op deze manier wordt het Kerstfeest getransformeerd tot fundamentele een aanval op de Europese identiteit.

Deze aanval werd voor mij extra duidelijk toen ik gisteren hoorde over het beleid van een nieuwe directeur van een christelijk Zwols bejaardenhuis. Deze nieuwe directeur, een Hindoe, heeft namelijk de traditionele kerstviering in dit huis verboden. In het Westen moet het ware Kerst het deze dagen ontgelden. Niet voor niets spreekt men in conservatieve media in het buitenland over de aanval op kerst. En Takimag.com wijst daarvoor zelfs naar ons land in een artikel met de veelzeggende titel PinkXmas: The "War on Christmas" in Europe. Waar in Nederland christelijke en conservatieve opinieleiders ons volk in slaap sussen met vale nostalgie, is het in het buitenland al lang en breed duidelijk: de aanval op Kerst is een aanval op Europa.

De wijsheid uit het Oosten

Naast het artikel van Paul Belien op TakiMag.com verscheen er een andere analyse rond dit thema. In de laatstverschenen editie van Junge Freiheit schreef Fabian Schmidt-Ahmad een openingsartikel: "Auf das Eigene besinnen" met als ondertitel: "Sinnsuche zu Weihnachten: Europa steht und fällt mit seinem christlichen Fundament". Dit artikel schetst een Kerst Anno 2008 waarin "de Christenen de nieuwe Joden zijn" (Régis Debray) en waarin de bakermat van het christendom - Europa - haar fundamenten van zich afschudt. Met een beroep op Solowjow zegt Schmidt-Ahmad: "Europa hat (jedoch) den alten Zugang zum Geist verloren. Geblieben ist nur ein ahnendes Gefühl und die Leere seiner Tempel, in die so nur des Hass einzog."

De verloedering en blasfemie waar Belien naar wijst, komen voort uit de tempel van de leegte: broedplaats van de haat. Het christelijke Europa is het hoogste wat de menselijke geschiedenis ooit bereikt heeft of zal bereiken. Wanneer deze tempel leeg is, ontstaat er de haat. Ontstaat er de pathologische zelfhaat waar Paus Benedictus XVI op wees en in dit kader sprak van "eine Flucht vor dem Eigenen". Europa heeft niets te kiezen. Of ze kiest tegen zichzelf. Of ze kiest voor het christendom. Kerst Anno 2008 kiest Europa tegen zichzelf.

De vrijblijvendheid is eruit. Voor Europa, ook voor conservatieven in Europa en in Amerika. Een Europa dat tegen zichzelf kiest, kiest tegen Kerst en daarmee ook tegen de plek waar Kerst wordt gevierd: de Kerk. Het is de Kerk, en dan met name de Rooms-katholieke Kerk, waar de Europese fundamenten het meest zichtbaar en tastbaar zijn. Waar Evangelicals in de VS zich voor het karretje laten spannen van Barack Obama, en waar de Evangelische Omroep en het Leger des Heils zich in ons land voor het karretje laten spannen van blasfemiserende kerstnichten, laat Benedictus profetisch van zich spreken.

Bij buitenlandse conservatieve media heeft dit zijn uitwerking. Bij het Amerikaanse paleoconservatieve blad Chronicles is er een ware katholiseringsgolf aan de gang. Bij andere conservatieve media als Modern Age en Touchstone staan katholieken vooraan. En in Duitsland lijkt een blad als Junge Freiheit steeds 'katholikfreundlich' te worden. En dit laatste is zeker opmerkelijk.

Opmerkelijk

Meer dan andere Europese conservatieve initiatieven laat de Junge Freiheit zien dat je zowel kwaliteit en conservatieve journalistiek in één blad tegen kunt komen; het laat echter ook zien dat bijvoorbeeld christendom & Nouvelle Droite of conservatisme & cultuur elkaar niet hoeven te bijten. Waar het blad tot voor enkele jaren nog het Nouvelle Droite geluid omhelsde, is er de laatste tijd steeds meer het christelijke c.q. katholieke geluid te vernemen. Het boegbeeld van de Konservative Revolution - met in haar kielzog Nouvelle Droite - is nu vaak katholieker dan de meeste katholieke bladen.

En is dit niet opmerkelijk? Want was volgens David Gress het Europese conservatisme, in tegenstelling tot het Amerikaanse conservatisme, niet juist atheïstisch en Nietzscheaans gekleurd? En was dit al niet een kenmerk bij belangrijke exponenten als Spengler en Evola? En later bij iemand als Alain de Benoist of bij iemand als John Gray? Maar waar Amerikaanse neoconservatieve media als National Review steeds meer ruimte laten aan atheïstisch aanvallen op het christendom, laat Junge Freiheit zien dat het ook anders kan. Analyses als van Nouvelle Droite of van de Konservative Revolution kunnen leerzaam zijn; Europa is ondenkbaar zonder Kerk en christendom (en is wel ondenkbaar zonder Nietzsche en Spengler).

Een Junge Freiheit bergt veel dingen in zich. Met een weekkrant in de traditie van een Frankfurter Allgemeine of een Die Zeit, en met een website waar alle andere conservatieve clubs - waar ook ter wereld - een puntje aan kunnen zuigen, is dit periodiek in enkele maanden tijd één van mijn favoriete tijdschriften geworden. Tegenover de leegte en de haat van het ontwortelde Europa plaatst het blad onomwonden de verworteling van Europa in Kerst. Tegen de haat in spreekt ze woorden van Benedictus XVI uit. En woorden van Solowjow en van Bonhoeffer. En in de leegte plaatst ze voluit de Kerk. Ik dank God dat er nog een Junge Freiheit bestaat.


Lees verder...

DE WEG TERUG (1) - KERST

Met de verkiezing van Barack Obama toont zelfs een land als de VS dat het era van de traditie voorbij is. De nieuwe mens is die van het sterke heden. Wat van New York geldt, geldt nu en straks voor de gehele moderne wereld: “The present of New York is so powerful that the past is lost.” Het momentum van Obama kent vele precedenten. Vele revoluties, vele krijgsheren waren reeds handlangers van het heden. Van een heden waarin verandering als wapen werd ingezet tegen grassroots, traditie en geloof. Eén van deze handlangers was Keizer Augustus.

De evangelist Lukas begint zijn beschrijving van de geboorte van Jezus met een opmerkelijke mededeling: “In die dagen nu verscheen er een besluit van keizer Augustus, om een volkstelling over heel de wereld te houden.” Voor ons, aangepaste westerlingen, is het moeilijk om de impact van deze woorden tot ons door te laten dringen. Want wat bedoelde Lukas met deze woorden? Waarom moest juist deze mededeling de opmaat worden voor de geschiedenis van de menswording des Woords: de geboorte van Gods Zoon, de Christus? Wat bewoog Lukas om het Kerstevangelie niet bij de mystiek in te zetten, maar bij de wereldpolitiek?

Wij zijn het gewend om te leven in een beschreven, geadministreerde wereld waarin overheden naar believen sofinummers uit kunnen delen en plastic identificatiepasjes verplicht kunnen stellen. Dat was met de Joden in Lukas’ dagen niet het geval. De gelijkschakeling van Israël met de andere volkeren in de Pax Romana van Augustus was velen een doorn in het oog.

Ons zegt de naam Augustus niet zoveel, maar voor mensen in die tijd was heel het leven doordrenkt met de keizercultus die de keizer boven de sfeer der gewone sterfelijke mensen verhief. De machthebbers spraken over de keizer als God en zelfs over diens evangelie. Augustus was het die orde op zaken stelde, het eigendom weer zeker stelde, een eind maakte aan chaos en burgeroorlog. Voor de Romeinen was deze Leviathan een als uit de hemel gezondene. Voor de Jood in die tijd was Augustus echter de anti-Messias die zich gelijk stelde aan God. En in hetzelfde jaar dat Augustus zijn sacrale titel krijgt, vaardigt hij het bevel uit waar Lukas mee inzet.

Lukas zet zijn geboortegeschiedenis in met het ‘dogma’ van Augustus: de beschrijving van de gehele wereld: Augustus bevestigt zijn ‘vrederijk’ – als tegenhanger van het vrederijk uit Jesaja 53 waar de Joden naar uitkeken. De Joden waren niet bijster onder de indruk van zaken als orde, vrede en eigendomszekerheid buiten hun vrijheid om, en meer nog: buiten hun eigen God en het volk van die God om. Waar in onze tijd veel moderne gelovigen zeggen: het Koninkrijk van God is niet van deze wereld, maar van een toekomende, en laten we ons gehoorzaam stellen onder het koninkrijk van deze wereld, is de inzet van Lukas een geheel andere: “Uw Koninkrijk kome”. En de vraag aan ons is dan: dat van Augustus of dat van God in Christus? Wordt het ‘Rome’ of ‘Bethlehem’? Luisteren we naar de boden (engelen) van Augustus of naar die van God?

Scepsis

In het hoofdstuk voorafgaand aan de beschrijving van de geboorte van Jezus zette Lukas deze vraag al scherp neer door de beide verschijningen van de engel van God aan zowel de priester Zakarias (Lukas 1: 5) als die aan de maagd Maria naast elkaar te plaatsen. Beiden worden ons getekend als rechtvaardigen onder het volk. Maar terwijl Zakarias weigert de woorden van de engel te geloven, en daarvoor wordt gestraft met een stilzwijgen tot de geboorte van zijn zoon, gelooft Maria de woorden van de engel metterdaad. Dat een priester sceptisch stond tegenover een God die met Zijn wonderdaden de menselijke orde doorbreekt, was niet vreemd. Vele priesters behoorden immers tot de Sadduceeërs: half vergriekste en aangepaste Joden die het op een akkoordje hadden gegooid met de Romeinen. Zaken als het eeuwige leven, wonderen en de opstanding uit de doden waren aan het niet besteed. Zakarias wordt ons niet geschetst als een Sadduceeër, maar wel als een ongelovige scepticus – net als zijn Sadduceese collega-priesters.

Scepsis is één van de vele manieren om te overleven. En het is weliswaar mogelijk om op elke plaats en in elke kring rechtvaardig te blijven, maar de vraag is en blijft: overleven we door te vergeestelijken, of door ook in de daad rechtvaardig te handelen. De geschiedenis van Lot laat ons zien dat het zelfs in Sodoma mogelijk was om rechtvaardig te blijven, maar vraag niet waar de keuze van lot toe geleid heeft; de Bijbel windt daar geen doekjes om. In een tijd van aanpassing, secularisatie en gelijkschakeling zullen de rechtvaardigen waar God iets mee kan en wil doen moeten worden gezocht in de achterlijke gewesten van het bestaan. Johannes de Doper vertoefde in de woestijn en Maria en Jozef vertoeven in Galilea; volgens de Joodse elite het land der heidenen waar duisternis zou heersen.

Maar de christelijke traditie tekent ons deze waarheid: dat in moeilijke tijden juist in de afgeschreven oorden van ons bestaan de kennis bewaard is gebleven van de oorsprong, de afkomst en de wortels van het bestaan, van het volk en van de hoopvolle belofte. In Jeruzalem had men de godsdienst vergeestelijkt, was men compromisbereid richting de Grieken en de Romeinen en had men keurig het leven opgedeeld in een terrein van God en een terrein van de keizer. Deze scheiding van Kerk en Staat was veel gewone rechtgeaarde Joden een doorn in het oog. Meer dan de vromen hadden zij in de gaten dat de eerbiediging van het gezag van de keizer een knieval betekende voor de anti-god – de keizer of de antichrist.

Lukas schetst ons de ‘weg terug’. Terug naar de koningsstad, terug naar de oude orde en het verbond en terug naar het veld van de tijd van de Rechters; de tijd van voor de koningen. Terug naar de niet-aangepaste outcast van ‘de herders in het veld’ die als eersten de blijde boodschap mochten vernemen – en ook begrepen!. De herders: dadelijke nazaten van David die als herder uit het veld tot het koningschap werd geroepen. De man die haast vergeten was door zijn familie toen Samuël kwam om hem te zegenen – ondanks het feit dat hij als “een dapper man en een echt soldaat” bekend stond! (1 Samuël 16: 18) De weg terug naar de wortel van Jesse begint niet in Jeruzalem, de stad van cultuur, bestuur en religie, maar begint in het duistere land der heidenen: het plaatsje Nazareth in Galilea.

In grote lijnen toont Lukas ons de oorsprong – de zetel – van het kwaad en de verwording en tegelijkertijd toont hij ons de oorsprong van de redding. De oorsprong – oorzaak – van de verwording van het volk Israël ligt voor een belangrijk deel in het vergeten van de oorsprong van de dingen. Wie maar lang genoeg leeft bij de schijnwerkelijkheid van wat de mensen van Jeruzalem, het koningschap en het priesterdom gemaakt hebben, gaat al gauw geloven dat dit nooit anders is geweest. De gelijkenis met onze moderne cultuur laat zich hier licht raden.

Werkelijkheid

In werkelijkheid kon men uit de Heilige Schriften weten van de werkelijke bedoeling van God, als men naar de werkelijke oorsprong van de dingen had gekeken. Niet Jeruzalem, maar Bethlehem; niet de stad Bethlehem, maar het veld. Niet de despotische heerser als Augustus, maar een richter die als herder uit het veld treedt om zijn volk en zijn schapen te richten. Zakarias was door het geweldsloze, aangepaste Jodendom, dat de priesters omhelsden en het volk voorhielden, nota bene zijn voorouders vergeten. Zijn dienst stond in schril contrast met dat van de eerste priesters: de zonen van het huis van Levi die “met het zwaard door de legerplaats moesten gaan, dodende al wat zij vonden”. Men was de taal van het bloed vergeten. Was David niet de koning met bloed aan zijn handen, net zoals de eerste priesters dat waren en zoals de profeten dat waren als stem van Mozes die de offerdienst aan God had geproclameerd, gefundeerd in het bloedbad dat de Levieten hadden aangericht op zijn bevel?

De farizeeërs en schriftgeleerden waren deze kennis van het verbond kwijtgeraakt. Men dacht niet in termen van het verbondsvolk, maar in termen als ‘wij’ en ‘zij’: de vromen versus “de schare die de Wet niet kent”. Net zoals de Sadduceeërs een tweedeling hadden gemaakt tussen de ontwikkelden en de achterlijken. Men sprak niet meer over Galileeërs als leden van hetzelfde verbond, maar over halve heidenen waar niets goeds van te verwachten was. Door hun zuivere godsdienst, van gebed en barmhartigheid, herkende men zelfs de rechtvaardigen uit Galilea niet meer.

Maar het Koninkrijk van God is niet van deze wereld – dat hadden de Joden kunnen weten. Het is niet gefundeerd op het despotische koningschap van het Oosten, dat Augustus ook naar zich toe haalde (en dat vanaf 100 na Chr. helemaal doorbrak in het Romeinse Rijk). In het Koninkrijk van God worden de hemelen geopenbaard in het veld en staan de rechtvaardigen op uit vergeten gewesten. Tegen de zondige natuur van mensen in doet God Zijn Koninkrijk vanuit de aarde omhoog stijgen. Niet van bovenaf, zoals bij de Romeinen of de Perzen, maar vanuit de ongepolijste harten van de rauwe rechtvaardigen.

De moderne de mens verlangt naar de despoot die vrede, tolerantie, welvaart en orde garandeert. Dat is vanaf de zondeval nooit anders geweest. Hoe heeft David niet moeten vechten tegen de despotisering van het koningschap? We kunnen daarvan lezen in 2 Samuël 3: toen Joab zijn boekje te buiten ging en dacht en handelde volgens de logica van de macht. En een vergelijkbaar verhaal in 2 Samuël 4. Of in 2 Samuël 9, toen hij de slavenhouding van Isbósjet doorbrak, de enig overgebleven zoon van Saul, door hem de gemeenschap en de rechten aan te bieden van het verbond en zo Isbósjet weer vast te binden aan de belofte, de grond en de eer van zijn huis?

Herstel

Als de Zoon van God komt om het koningschap te herstellen, dan herstelt Hij dat koningschap niet naar dat wat mensen er van gemaakt hebben, maar dan gaat Hij terug naar “den beginne”. Zoals Isaias (9: 6) zegt: “Grote macht zal Hij brengen en eindeloze vrede, aan Davids huis en zijn rijk; Hij zal het steunen en stutten met recht en gerechtigheid, nu en voor immer.” Het “in den beginne” waar Jezus naar teruggrijpt, werd zichtbaar in het moment dat de herder David opstond uit het veld. De oorsprong van het volk lag in het veld, onder het gewone volk dat geen slaaf en geen heerser was en dat rechtvaardig leefde zonder opgemerkt te worden door zowel vromen als door goddelozen. Jezus werd geboren tussen de dieren, omringd door naar schapen stinkende herders. Hij werd geboren op een plek die teruggreep op de oorsprong van het volk – van elk volk. Hij nam later Zijn discipelen uit de klasse der zelfstandigen die geen loonarbeider waren, maar ook geen despoot over anderen. Zo herstelde Hij de verloren kennis van het verbond onder de zonen van Israël.

Kerst is het feest van ‘de weg terug’: het toont ons de weg naar de vrede. Niet de vrede van een despoot – een Augustus – of van een of andere democratische roversbende. De vrede van Kerst is de vrede van de juiste verhoudingen, van de oorsprong van de inzettingen die het goede leven bepalen – dus van gezonde grassroots en een gezond koningschap. Theologisch gezien valt hier uiteraard veel meer te zeggen; namelijk dat wat met Kerst in de kerken zal worden gehoord. Maar Kerst beroert ook politieke en maatschappelijke kwesties – en dat wordt in de Kerk niet meer gehoord. Juist in een tijd waarin grassroots en koningschap onder grote druk staan en in grote staat van verval verkeren, is het opvallend dat het Kerstverhaal deze vragen niet omzeilt, maar voluit betrekt in het Evangelie van de geboorte van Jezus Christus.


Lees verder...

woensdag 17 december 2008

NIEUW BLOG

Over enkele dagen is het zover: de start van een nieuw conservatief groepsblog. Samen met Ronald Vliegen, Daniël Overgaauw en Tom Zwitser gaan we een Nederlandse variant van TakiMag.com neerzetten. Voorlopig in een lagere versnelling van TakiMag, maar de wil is aanwezig om er iets van te maken.

Steeds vaker duiken conservatieve blogs op. Enkele weken terug ontdekte ik die van Frank Verhoef, gisteren die van Rutger Schimmel en vandaag zag ik weer een nieuwe: ConservatieForever. Initiatieven als deze zijn te verwelkomen. Wat ontbreekt is echter een podium waar stemmen bij elkaar worden gebracht en waar intern debat en onderlinge toerusting plaats kunnen vinden. De website www.bitterlemon.eu is qua opzet en techniek niet geschikt om de taak van groepsblog op zich te nemen. Vandaar dat binnen enkele dagen de naam bekend wordt gemaakt van een nieuw conservatief podium voor eigentijdse en tegendraadse bloggers die de Nederlandse zaak een warm hart toedragen.


Lees verder...

maandag 1 december 2008

DE OPINIEVERSNELLER

Op 10 september j.l. werd in Genève de deeltjesversneller CERN in gebruik werd genomen, maar een andere versneller draaide toen reeds op volle toeren: de opinieversneller. Alle voorlopige testresultaten wijzen in eenzelfde richting: de identiteit van onze samenleving raakt door de versneller steeds sneller op drift. Een satire, geschreven samen met Tom Zwitser.

Wat is een identiteit waard in een tijd waarin alles los is komen te staan? Wat is de identiteit van een natie waard wanneer opinieversnellers er de handen naar uitsteken? Niet veel. Zoals menig Europees land is ook Nederland op zoek naar een identiteit. In opdracht van het kabinet formuleerde de WRR (Wetenschappelijke Raad Regeringsbeleid) de Nederlandse identiteit. Volgens de WRR – en het kabinet – ligt de Nederlandse identiteit besloten in de kernwaarden van de rechtsstaat, namelijk vrijheid, respect en tolerantie. En wee degene die hier vraagtekens bij plaatst.

Dat ondervond het ondertussen ter ziele gegane Nederlandse opinieblad Opinio. Dit blad waagde het een pastiche van een toespraak van premier Balkenende te plaatsen met daarin een boodschap die de premier volgens Opinio nooit zegt, maar wel zou moeten uitspreken. Namelijk de boodschap dat het christendom fundamenteel verschilt van de islam en dat dit gevolgen heeft voor het debat over de Nederlandse identiteit. Premier Balkenende was not amused over de satire en spande een rechtszaak aan tegen het blad die hij prompt verloor. De rechtszaak laat de kortsluiting zien tussen twee werelden. Namelijk de wereld van de opinieversnellers en die van de pastiche.

Opinieversneller

Na zo'n 80 jaar van nadenken en na zo'n 40 jaar van experimenteren kunnen we eindelijk zeggen dat de grote opinieversneller af is en volop in gebruik genomen is. In een grote ring van satellieten rond de aarde kunnen nu opinies worden versneld tot de opinie in zijn kleinste deeltje zichtbaar wordt. De motoren van deze versneller zijn de talloze satellieten die rond de aarde zweven. Opinieleiders hebben grote verwachtingen, maar sommige geleerden hebben er hun twijfels bij.

Onder het motto 'Geen leugen zo snel of we versnellen hem nog wel', werd de opinieversneller afgelopen week officieel geopend. Delen van de versneller waren al veel langer in gebruik, maar de afrondende fase werd afgelopen week afgesloten. Men verwacht dat men binnenkort opinies tot voorbij de snelheid van het licht kan brengen. Het zou de grootst denkbare snelheid zijn die er in het heelal bereikt kan worden en de opinie is daarmee de benaming 'lopend vuurtje' ook behoorlijk ontgroeid. Dan wordt echt duidelijk uit wat voor substantie opinies eigenlijk bestaan. Voor de meeste opinieleiders blijft dat namelijk nog steeds gissen. Er zijn verschillende theorieën over opgesteld, maar die stellen wetenschappelijk eigenlijk niets voor en zijn geen van allen houdbaar. Alhoewel men verwacht dat men snel duidelijkheid krijgt over de substantie van opinies, is het tegelijk een van de problemen die de opinieversneller met zich mee brengt.

Naast alle euforie zijn er namelijk ook enkele geleerden die waarschuwen dat deze publieke opinieversneller niet alleen opinies versnelt, maar dat ze alles versnelt en zo een zwart gat creëert waarin ons hele bestaan kan verdwijnen. Niet alleen vanwege de alles overtreffende snelheden die bereikt kunnen worden, maar vooral vanwege de gigantische overschatting van de opinie. Er zijn zelfs geleerden die stellen dat opinies an sich louter vernietigend kunnen werken.

In het verweer daarop is een staatscampagne ontstaan om de burger de juiste opinies bij te brengen. Impliciet erkent men weliswaar dat opinies ook negatief kunnen uitwerken, maar benadrukt men de verantwoordelijkheid van de politiek om 'de burger' te doordringen van "democratische waarden en verantwoordelijkheden die het fundament vormen van de samenleving". Daarom wordt er een handvest opgesteld waarin komt te staan dat opinievorming het belangrijkste fundament van de samenleving is.

Kritiek

Afgelopen woensdag antwoordde een geleerde daarop dat hij juist bang is voor de gevolgen van deze scheiding tussen opinie en samenleving: wanneer opinies als basis van de samenleving worden beschouwd en daarvoor een dienovereenkomstig experiment als de opinieversneller wordt opgestart, zal tijdens het experiment juist de samenleving vernietigd worden. Hij formuleerde de verwachting dat de opinieversneller uiteindelijk een samenlevingsversneller zal zijn. Men wil met de opinieversneller zogenaamd de structuren van de samenleving bestuderen, maar zodra men ertoe in staat zal zijn, is de samenleving zelf al verdwenen in de malle molen van de publieke opinie.

Hij onderbouwde zijn betoog met de resultaten die de publieke opinie de afgelopen 80 jaar tot nu toe heeft behaald: daarin heeft zij bepaalde zaken met vernietigend resultaat versneld. Bijvoorbeeld de kunsten. Zodra het principe van 'kunst om de kunst' tijdens het Interbellum gemeengoed werd in de kunstwereld, bleken de vernieuwingen zich op te stapelen. De eerste resultaten hiervan waren verbluffend, maar op een gegeven moment ging de kunstwereld zozeer om de vernieuwingen draaien, dat de kunst volledig leeg werd. Alle kunst was eruit gecentrifugeerd en de versnelling van vernieuwingen bleef als enige over. Nu heet alles kunst zolang het kunstje nog nooit eerder vertoond is. Maar wat er precies vertoond wordt, dat weet niemand meer.

Maar niet alleen de kunst, ook de cultuur staat aan deze centrifugale krachten van de versneller bloot: na de oorlog werd men in een steeds sneller tempo overweldigd door nieuwe en andere culturen dat alle eigenlijk cultuur is verdwenen uit ons dagelijks leven. Cultuur kan alleen nog de vorm van opinies aannemen – waarvan de substantie nog steeds betwijfeld wordt – maar staat niet meer in direct verband met ons dagelijkse leven.

De opinieversneller is dus een soort mechanisme dat voortdurend meningen vernieuwen moet. Het gaat niet om de inhoud van de meningen, maar het gaat erom dat ze in een steeds sneller tempo vervangen worden. Mensen hebben dus ook geen blijvende principes meer, maar krijgen de nieuwe inzichten van bovenaf aangeleverd. Voortschrijdend inzicht wordt een voorthollend inzicht en een voorthollend inzicht, wordt uiteindelijk een inzicht dat struikelt over andere inzichten. Niemand wil nog inzichten en niemand wil ergens nog een mening over hebben, laat staan principes. Einde samenleving.

De geleerde stelde openlijk de claims van de opinieleiders aan de kaak dat de opinievorming de samenleving van belangrijke inzichten voorziet. "Waarom" zei hij simpel, "zouden opinies belangrijke inzichten aanleveren, als er volgens hen ook verkeerde opinies bestaan? Als opinies inzichten aanleveren, waarom doen opinieleiders dan zoveel moeite om ons alleen in de volgens hen juiste opinies te doen geloven? Zij doen ons geloven dat er ook 'verkeerde opinies' bestaan, maar ik vermoed dat opinies veel eerder tegen de gebruikelijke inzichten zijn gekant. De samenleving mag zelf blijkbaar geen inzichten koesteren of krijgen, maar moet voortdurend de juiste meningen aangeleverd krijgen en aanhangen.”

Volgens deze geleerde is een samenleving die structuren heeft er bij gebaat dat mensen naar principes en inzichten leven en niet juist zo worden afgestompt dat ze geen principes en inzichten meer willen hebben. Mechanismen als opinieversnellers ontdekken dus niet de structuren van samenlevingen, maar vernietigen die juist. En, zei hij, “dat vernietigen begint al door te bewerend dat de democratische waarden en verantwoordelijkheden het fundament van de samenleving vormen.”

Plamuurmes

Alle zaken die sinds het begin van de mensheid vastliggen, zoals bijvoorbeeld moederschap, vaderschap, solidariteit en het leven van alledag, worden nu zelf door de opinie van de dag voorafgegaan. Moederschap is dan niet alleen iedere dag weer wat anders, maar is vooral iedere dag ietsje minder van wat ze de dag ervoor was. Ze wordt door de juiste opinies zogenaamd bevrijd uit verstikkende structuren – i.c. die van het vaderschap. Dit vaderschap is helemaal de weg kwijt en is al jaren helemaal niets meer. De opinieversneller gooit bij elke versnelling steeds meer 'samenleving' over boord. En pas als het weg is, hoor je mensen zeggen dat dat best erg is, maar ja, dat is dan hun mening. En die zullen ze in korte tijd ook wel weer ingeruild hebben.

Dit schrikt natuurlijk af. De opinieversneller doet weliswaar goed werk, maar de politiek – of liever gezegd: het volk is nog niet zover. Damesromannetjes en pretparken drijven niet op losse deeltjes, maar op samengeklonterde emoties en verwachtingen. Een versnelde leugen kan nog zo snel zijn, een politicus zal het toch bij de langzame leugentjes moeten houden.

Waar geen opinies meer zijn, of waar ze niet meer durven worden uitgesproken, ontstaat er een ander circuit: het zwarte circuit van de pastiche. Een mooi voorbeeld klonk er tijdens de Troonrede van Koningin Beatrix tijdens Prinsjesdag in Den Haag, het moment waarop de Nederlandse kabinetsplannen voor het komende jaar worden gepresenteerd. Op de Derde dinsdag in september, klonk de mooiste pastiche sinds tijden – mooier dan de pastiche in Opinio – uit de mond van de Nederlandse vorstin: “Kracht ontleent ons land aan de democratische rechtsstaat die burgers bescherming en houvast biedt. Gelijkwaardigheid, vrijheid, solidariteit, democratie en de principes van de rechtsstaat verdedigen wij in binnen- en buitenland. Samen dragen wij daar verantwoordelijkheid voor. De regering verleent steun aan de oprichting van een Huis van de Democratie en Rechtsstaat. Er komt een code voor 'goed besturen', waarin helder staat wat burgers van overheden kunnen verwachten. Verder zal een staatscommissie ingesteld worden die onder meer zal bezien welke mogelijkheden er zijn om de Grondwet beter toegankelijk te maken. Er komt een Handvest verantwoordelijk burgerschap. Alle inwoners van ons land dienen doordrongen te blijven van de democratische waarden en verantwoordelijkheden die het fundament vormen van de Nederlandse samenleving.”

Met een plamuurmes schraapte de Koningin wat resten uit de vaderlandse parlementaire en journalistieke geschiedenis om daar kracht aan te ontlenen. Alles is zó duidelijk dat er een code moet komen, een Handvest, een staatscommissie, een “Huis van de Democratie en Rechtsstaat” (let op de hoofdletters), etc. Vermengd met de pasticheresten van Opinio diste de vorstin dit op aan het Nederlandse volk.

Welk volk? De opinieversneller doet zijn werk grondig. Want is er wel een Belgisch volk? Een Brits volk? Of zelfs maar een Nederlands volk? De identieke deeltjes identiteit vliegen wereldwijd rond. Zelfs in het buitenland moeten volgens de Koningin onze militairen deze deeltjes ‘beschermen’. Of liever gezegd: de opinieversneller moet beschermd worden. Tegen oververhitting en het doorsmelten van onderdelen. En tegen Afghaanse zandkorrels in de raderen. Want zand, daar kan een opinieversneller niet tegen. En afwijkende meningen. En pastiches. Eigenlijk kan een opinieversneller nergens tegen. Daarom slingert ze alles maar in de rondte. Tot er een identiteit uit tevoorschijn komt. Want rondtollende identiteiten; daar heeft onze tijd behoefte aan.


Lees verder...

maandag 24 november 2008

UNIE, RELIGIE & MILITIE

Als actieve deelnemer aan het rechtse c.q. conservatieve discours in de Nederlanden wordt je dikwijls met je neus op het feit gedrukt dat, vergeleken met landen als Frankrijk, Groot-Brittannië of de VS, het rechtse denken in onze landen nog steeds in de kinderschoenen staat. Ondanks alle initiatieven, ontberen onze landen nog steeds de noodzakelijke instituten i.c. denktanks waar goede ideeën verder worden ontwikkeld. Van deze nood een deugd gemaakt, heeft een project als bitterlemon.eu ertoe gebracht zich confederaal en verbondsmatig te organiseren als project van vrije mannen. Enerzijds vrij om zelf de verantwoordelijkheden van het leven ter hand te nemen. Anderzijds zijn we aan elkaar verbonden door zaken die het beste te typeren zijn met de klassieke Nederlandse drieslag: "Unie, Religie & Militie".

Deze drieslag vormde als het ware het chiffre van de eerste zogenaamde "constitutie" van ons land: de Unie van Utrecht. Iemand die daar enkele aardige gedachten heeft gewijd was mr. J.A. van Hamel. Vlak na de Tweede Wereldoorlog, augustus 1945, deed deze een boekje verschijnen onder de titel "De eendracht van het land". Om het Nederlandse volk een hart onder de riem te steken en te helpen bij het vinden en hergroeperen van haar historische en morele wortels, was dat nodig. De titel "De Eendracht van het land" verwees naar een schilderij van Rembrandt uit 1641 onder de gelijknamige titel. Dit schilderij werd tijdens en vlak na de oorlog door Van Hamel gezien in het licht van de "Unie van Utrecht", het verbond dat in 1579 werd gesloten tussen verschillende Nederlandse gewesten en kan worden gezien als de constitutionele basis onder onze landen c.q. onder onze natie.

Het geschrift, dat eerst in De Gids was verschenen, bevatte een reeks gedachten over de noodzaak van meer eenheid in onze landen te tijde van grote crises en dreigingen. Geschreven ten tijde van de bezetting liet het essay van Van Hamel de actuele bedreiging - de bezetting van ons land door de Nazi's - in concrete termen achterwege, maar elke lezer kon eenvoudig herleiden wat de bedoeling van de schrijver moest zijn geweest. Mr. Van Hamel groepeerde zijn geschrift rond de drie kernbegrippen uit deze verbondssluiting, te weten: Unie, Religie en Militie. De Unie stond voor de uiterlijke eenheid van ons volk, de Religie voor de innerlijke eenheid en de Militie voor de gezamenlijke weerbaarheid. Deze zaken zijn en waren voor Van Hamel niet vanzelfsprekend. In het jaar dat Rembrandt zijn schetsmatige allegorische schilderij met de titel "De Eendracht van het land" schilderde, 1641, was er in De Nederlanden sprake van een grote crisis. De Unie stond onder druk. Binnen onze grenzen nam de verdeeldheid toe, de noodzaak om een leger (land- en zeemacht) in stand te houden ebde weg (en dat tijdens oorlogstijd) en sommige gewesten dachten er zelfs over om de Unie op te zeggen zodra het vrede was. Buiten onze grenzen woedden er grote conflicten, onder meer in Engeland (de burgeroorlog) en in het Duitse Rijk (de 30-jarige oorlog).

In 1641 was er dus bij veel Nederlanders sprake van grote ongerustheid. Volgens Van Hamel dus ook bij Rembrandt. De oorlog was nog niet gewonnen, de welvaart onzeker en de internationale situatie kon alle kanten opgaan. De Unie moest daarom behouden worden en versterkt. Velen, vroeger Van Hamel en veel van zijn tijdgenoten, maar ook in onze tijd, zagen en zien deze versterking in een versterking van het centrale gezag, in een instantie die eenheid en plichten kan afdwingen. Niet voor niets vond er vlak na de oorlog een grote Doorbraak-beweging plaats die streefde naar eenheid en een afbraak van de zuilenmaatschappij.

De zaak van de Unie - verwoord in haar drieslag - geeft dus niet alleen de rijkdom weer van onze landen, maar ook haar zwakheid: wat als de vrijheid dermate groot wordt en het groepsbelang dermate sterk dat vrijheid omslaat in egoïsme, anarchie en afbraak van de orde? Wie de vrijheid te veel de vrije teugels laat, breekt de publieke zaak - de Res Publica - af, maar wie haar teveel aan banden legt, tast niet alleen de vrijheid aan, maar ook de weerbaarheid. Immers: het zijn vrije mannen die in opstand komen om de zaak van het gemeen, de vrijheden, rechten en privilegiën te bewaken; het zijn de onvrijen die een revolutie ontketenen om af te breken, te vernietigen en een volk over te geven aan despotie.

Despotie is er in vele vormen. Er is de despotie van de persoon (tirannie), die van een beperkte groep (bijvoorbeeld plutocratie), en er is die van een meerderheid (democratie). Daarbij kan een ideologie een rol spelen, of een opportunistisch groeps- of persoonsbelang (winstbejag, machtshonger), goede of slechte bedoelingen; het resultaat is immer hetzelfde. De orde wordt afgebroken en vervangen door een kunstmatige constellatie die niet het goede leven zelf op het oog heeft, maar een maakbaar, verbeterbaar leven dat niet meer op zichzelf staat, maar nog slechts onderdeel is van een vooruitgangsmachine.

De vraag naar het goede leven is niet hetzelfde als die naar het fijne leven. Een dictator kan voldoen aan de behoeftes en honger van het volk door ze te bevredigen (bijvoorbeeld door het leveren van "brood en spelen"), en een elite of meerderheid kan hetzelfde doen door onvrede te kanaliseren en vaak weg te nemen door een sociale politiek; dit alles heeft nog niets met de vraag naar het goede leven te maken. Al de despotische modellen gaan uit van een leven dat niet geleefd wordt vanuit het leven zelf, maar vanuit het systeem (bijvoorbeeld de "Staat"). Het leven zelf wordt een onbekende grootheid waaraan men zich moet overleveren om een genoegzaam en bevredigd leven te leiden.

Maar de vraag is nu: hoe is te mogelijk het goede leven in stand te houden zonder te vervallen in - enerzijds - afbraak, egoïsme en anarchie, en - anderzijds - tot despotie, centralisme en decadentie. Van Hamel gaf in zijn boekje daar niet echt een antwoord op. Want naast de vele prachtige dingen die hij zegt over "De Eendracht van het land" en "De Unie van Utrecht" is het duidelijk dat zijn denkrichting vooral neeg naar het overwinnen van het teveel van vrijheid van de Unie door een grotere mate van (afgedwongen) eenheid. Het resultaat van deze richting zitten we nu middenin: een maatschappij waarin alles van waarde steeds minder ergens toe doet, als het systeem (economisch, politiek) maar werkt en de illusie van vrede, vrijheid en genot maar wordt geloofd. Om in deze situatie een weg te vinden, maar ook uitwegen te vinden en/of te formuleren, maken wij gebruik van verschillende benaderingen. Verschillende "modellen" staan ons ter beschikking om helderheid te krijgen in de huidige maatschappelijke ontwikkelingen die veel beloven, maar nog meer vragen.

Ik noem enkele modellen. Allereerst het model "Republiek". De republiek plaatsen we (de meesten van ons) tegenover de democratie. Niet omdat iedereen voor een gekozen staatshoofd is - sommigen zijn nog steeds monarchist - maar om het problematische van de democratie inzichtelijk te krijgen zonder te vervallen in plat antidemocratisme dat altijd vervalt tot dictatuur of ultrademocratisme (libertairisme, directe democratie). De republiek gaat uit van een maximaal gedepolitiseerd leven, waar systemen en ideologieën (socialisme, fascisme, democratisme) uitgaan van een door en door gepolitiseerd leven. Een ander model dat ik zelf wel eens hanteer is dat van de vier pijlers: orde, ziel en verband, gemenebest.

Een derde model, waar wel verschillenden van ons mee bezig zijn, is dat van de drie bronnen: de Klassieke bron (Romeins-Grieks), de (Joods-)Christelijke bron (of traditie) en de Germaanse (of Teutoonse) bron. Deze driedeling halen we expliciet bij Edmund Burke weg die ze noemt in zijn Letters on a Regicide Peace. De Klassieke en Christelijke Bron zijn in bredere kringen gemeengoed. Maar ook de Germaanse bron is met name actueel in de stroming van de sceptische verlichting, de denkrichting in tegenstelling tot de radicale, Franse libertijnen, aansluiting zocht bij oudere bronnen: het klassieke republicanisme en de Germaanse vrijheidsidee. Ik noem hier namen als die van Thomas Jefferson, David Hume, Charles de Montesquieu en (in eerder tijdvak) Jean Bodin. Moderne denkers die refereren aan de Germaanse bron zijn Russell Kirk, David Gress en Wilhelm Röpke.

Kortweg komt het hierop neer. Het Germaanse is de typering voor de primaire laag van levensverbanden, natuurlijke bepaaldheden en verbintenissen binnen een cultuur, de eenheid van het leven en het belang van de gewoonte. Het christelijke sluit hierop aan en brengt orde en fundering aan in het Germaanse bestaan (niet alleen theoretisch, maar ook historisch), accentueert het belang van persoonlijke verantwoordelijkheid en zorg voor de zwakken, etc. Het Klassieke staat voor het besef van Recht en cultuur - zaken die in het christelijke gemenebest zijn overgedragen op de Germaanse cultuur en die tezamen hebben geleid tot dat wat we de Europese Avondlandcultuur kunnen noemen.

Eén van de hoofddoelstellingen van een traditionele denktank is dan ook het verdedigen van de cultuur van dit Avondland. Niet in de vorm van gemeenplaatsen of mythologieën, waar deze bronnen gemakkelijk voor kunnen worden gebruikt, maar in de vorm van ontledingen ontmaskeringen van de moderne mythes, apologieën van het traditionele bestaan en toepassingen van de inzichten die we gaandeweg verwerven. We zijn geen filologen, al schuwen we het fileermes niet om de cultuur te ontleden. Allereerst beogen we de vorming van een paleoconservatieve voorhoede van schrijvers en denkers.

De oude wereld

"Wie de heiden in zichzelf vermoordt, verliest het geloof." Deze uitspraak van een goede vriend van mij - die hij als predikant deed tijdens een preek over de avondmaalsvoorbereiding - geeft goed aan wat mijn drijfveren zijn van mijn werk voor bitterlemon. Zonder de Oude Wereld kan de Nieuwe Wereld niet bestaan. Dit geldt voor Europa net zo goed als voor Amerika. Deze Oude Wereld wordt volgens mij gekend vanuit twee bronnen: de Joods-christelijke en de Germaanse bronnen. Hoewel andere traditionele denkers drie bronnen hanteren - naast de genoemde twee ook nog de Klassieke i.c. Grieks-Romeinse bron - sta ik daar wat sceptisch tegenover. Ik weet dat het historische en actuele christendom sterk leunt op het klassieke denken - althans de erfenis ervan - en op de Joods-christelijke traditie, maar voor mij heeft de klassieke bron geen fundamentele waarde, hoogstens een diagnostische.

De klassieke bron beschrijft voor mij als het ware de imperiale, externaliserende en objectiverende werkingen van zowel vernietigende als van restauratieve aard die er optreden wanneer de mens de oorspronkelijke "staat der rechtheid" verlaat. In sommige geschriften worden deze werkingen verbonden met het Aziatische i.c. despotische dat onze cultuur is binnengedrongen.

De Bijbel, als spil van de Joods-christelijke traditie, is wat dat betreft een gemengd boek. Het toont ons zowel de rudimentaire "staat der rechtheid" als de tendensen die hierboven beschreven zijn. De "staat der rechtheid" kende bijvoorbeeld geen koning; "een ieder deed wat goed was in eigen ogen" (Richteren 21). In het daaropvolgende koningschap - dat tegen de wil van God was! - toont de HEERE ons in Zijn Woord zowel de deraillerende en vernietigende potentie van deze kunstmatige instelling - het centrale koningschap - als de restauratieve potentie. Ze toont ons evenwel dat voor de fundamentele notie van *herstel van de "staat der rechtheid"* er meer moest gebeuren: de komst van de Zoon van God in het vlees.

Het historische christendom heeft deze notie sterk verwaarloosd of zelfs bestreden. In haar vooruitgangsdenken verklaarde ze de premonarchale periode voor goddeloos en achterlijk in plaats van onder de puinhopen de lichtglans van de wereld te ontwaren. Mede hierdoor is het historische christendom volledig het zicht op het oorspronkelijke Joodse kwijtgeraakt. Men verwart het Joodse en het Bijbelse met het diasporajodendom en met de "eerste christelijke gemeente" die ook weer wordt geïnterpreteerd vanuit een denken dat is gevormd tijdens de diaspora van het jodendom. Dit denken kenmerkt(e) zich door een minoriteitssituatie waarin men zich concentreerde op geschreven bronnen waar men dus naar terug moest – ad fontes – om de eigen identiteit te kunnen bewaren. De groep rond deze bronnen moest behalve het bewaren en uitleggen van de bronnen ook een zekere zuiverheid nastreven om dit instrument tot overleven namelijk de brongerichtheid – te kunnen handhaven. De zuivere groep van uitverkorenen trad in de plaats van het oorspronkelijke volk(sverband) waarin deze zogenaamde uitverkorenen oorspronkelijk hun werk deden.

Een overlevingsstrategie heeft altijd slechts een tijdelijk karakter. Het Bijbelse verschijnsel farizeïsme toont ons het prille stadium van de totale ontsporing van het diaspora-denken. Dit denken begon zich niet alleen te vervreemden van het volk (als schare die de Wet niet kende), ook deelde ze het leven op in een terrein van God en van “de keizer” om zich in alle zuiverheid te kunnen blijven handhaven als minoriteit zonder de strijd te hoeven aanbinden. Wordt de strijd dan uiteindelijk toch aangebonden – omdat men niet anders meer kan – dan loopt dit altijd uit op een nederlaag. Immers, wie het volk generaties lang vormt en kneedt als gehoorzame dienaren en onderworpenen, zich van haar vervreemdt en bovendien voortdurend de “rauwen en achterlijken” onder het volk beschimpt en soms zelfs demoniseert, hoeft er niet op te rekenen dat met zo’n volk “naar eigen beeld” een oorlog te winnen valt.

Tegenover de overlevingsstrategie van de diaspora stel ik dat we om het oorspronkelijke "Joodse" (Israëlitische) i.c. Bijbelse bestaan weer te leren ontdekken niet moeten zijn bij het diasporajodendom of het vroege christendom, maar moeten zijn bij het Teutoonse (d.i. Germaanse) element in ons bestaan. Het patriarchale, strijdlustige, confederale en verbondsmatige leven van de Germanen leek meer op dat van het oorspronkelijke Jodendom dan dat het moderne Jodendom i.c. christendom dat deed en doet. Het Germaanse is bovendien voor ons van belang, aangezien we van Germaanse oorsprong zijn (en Keltische) en als Germanen zijn gekerstend (of tot geloof zijn gekomen).

Het lijkt een contradictie, maar om het Bijbelse denken weer te leren verstaan, zullen we ons moeten concentreren op de Teutoonse elementen in onze cultuur, met name die in de middeleeuwse en de voormiddeleeuwse wereld. Juist door de historische afstand en het relatief onbekende (en onbeminde) aspect van het Teutoonse, is deze indirecte (om)weg een manier om de werkelijke basis van het leven te herontdekken.

Niet dat dit aspect geheel afwezig is in de zogenaamde klassieke bron. Maar doordat deze bron dermate onlosmakelijk verbonden is geraakt met imperiale abstracties als cultuur, beschaving en humaniteit, is de klassieke bron weliswaar bruikbaar en leerzaam, maar kan ze niet als bron fungeren om ons van fundamentele inzichten te voorzien die niet op voorhand (!) als besmet zijn geraakt met gederailleerd denken dat denkt in termen als democratie en cultuur.

De paradox Oude Wereld zal het dus moeten doen met confederale elementen zoals die getoond werden in de geschiedenis van het Oude Europa. We denken dan aan de Unie van Utrecht waarin het oorspronkelijke confederale Teutoonse element voor een tijd werd vastgelegd en daardoor zichtbaar werd gemaakt als fundamentele werkelijkheid. Vergelijkbare historische voorbeelden zijn die van de Eidgenossenschaft in Zwitserland, de Confederatie van de Verenigde Staten die later tijdelijk werd voortgezet door de Confederates in het Zuiden van de Verenigde Staten en bij de Covenanters in het zeventiende-eeuwse Schotland.

Een van de paradoxen van de Europese erfenis is dat deze haar grootste paradoxale uitdaging, illustratie en bedreiging vindt in de geschiedenis, cultuur en werkelijkheid van de Verenigde Staten van Amerika. Deze paradox uit zich onder meer in een denker als Richard M. Weaver in wie gemakkelijk aspecten van Oud-Europese denkers als Chesterton, Belloc en De Maistre in ontdekt kunnen worden. Over deze paradoxen wil ik schrijven en nadenken. Niet omdat ik zou willen dwepen met zoiets als een Teutoonse bron - op zichzelf al een onaanvaardbare abstractie - maar omdat ik de werkelijkheid wil terugontdekken van de rauwe doorwerking van God. Deze rauwe werkelijkheid wordt ons in de Bijbel getoond in het boek Richteren. En deze werkelijkheid is het die nooit is verdwenen, maar altijd onder alles door is blijven bestaan en door is blijven werken. Het is het archetypische doorwerken van noties en middelen als verbond, volk, grond, grenzen, afstamming, ambt en Wet in de ogenschijnlijk onooglijke en - in vrome mensenogen - haast verwerpelijke werkelijkheid van deze wereld. Maar ondertussen wordt ons het blijvende van het oorspronkelijke getoond: de werkelijkheid van het Paradijs die nooit verdwijnt.

Het christendom

Om een enkele verschrikte orthodoxe geest gerust te stellen (of nog ongeruster) wil ik nu een paar woorden wijden aan het christendom om - naar ik hoop - elke schijn van syncretisme van me af te werpen. Het christendom is niet alleen de godsdienst van een heilig boek. Het is de godsdienst van een volk die de levende God van de levende werkelijkheid dient. In ons heilige boek – de Bijbel – wordt ons opengelegd (geopenbaard) hoe onze God en Heere de werkelijkheid van Zijn schepping openbaart aan alle mensen. De Bijbel, een boek dat we ook wel Gods Woord noemen, leert alle mensen dat ze door God geschapen zijn en onder Zijn wetten vallen.

Maar het christendom is niet alleen de godsdienst die zich aan Gods wetten onderwerpt en die Gods schepping in ere wil houden, ze is ook de godsdienst van de geschiedenis en van het verbond. Heel concreet is dit te zien in de geschiedenis van ons land. Zoals er in de Bijbel ten tijde van het oude volk Israël sprake van was dat God een verbond sloot met Zijn volk, zo is dat ook met ons volk gebeurd. Bij de kerstening door de missionarissen, de deelname in het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie en in de geschiedenis van de Nederlandse natie, bij haar grondlegging door onder meer Willem de Zwijger en de Staten Generaal, is ons volk verbonden in een verbond – of Unie - met God de Heere. Niet alleen met elkaar als burgers, maar ook met de God van de Bijbel en met Zijn Kerk.

Iedere Nederlander maakt volgens zijn geboorte namelijk deel uit van een christelijke natie en heeft te maken met de kerk van Nederland. Omdat mensen als schepsel onder Gods wetten vallen, zo vallen ze ook wat betreft hun Nederlanderschap onder de evangeliebediening van de Kerk van Nederland. Hierin bedient de kerk de verzoening van schuld en de Levensweg aan ons volk. Iedereen, en ook mensen van andere ‘godsdiensten’ hebben zich daarnaar te voegen. Tot heil van zichzelf, van hun naaste en van de cultuur en samenleving in haar geheel. Daarbij is de kerk geen tiran van zielen, evenmin als de burgerlijke overheid dat is. Niet het persoonlijke geloof en ook niet de afgedwongen zuiverheid van leer en leven dienen voorop te staan, maar de constitutionele en ambtelijke bediening van burgerlijke en kerkelijke overheden.


Lees verder...

maandag 20 oktober 2008

DE HEILIGE MICROFOON

Het afscheid van de bisschop van Groningen, mgr. Wim Eijk, bracht iets opmerkelijks aan het licht: voor veel moderne gelovigen staat niet meer de Crucifix in het midden van de kerk, maar de Heilige Microfoon. Want mondigheid is mooi, maar wat is mondigheid zonder microfoon? Maar een microfoon is lastig. Want wie mag er spreken en wie moet er luisteren? Moeilijke vragen. Het is er voor de gelovige sinds Vaticanum II dan ook niet makkelijker op geworden. Voor een Belgische maandblad schreef ik samen met Tom Zwitser het volgende artikel.

Onverwacht was het niet, het bericht dat van alle websurfende Europeanen de Nederlanders het meest grofgebekt zijn. De keurigste manager verandert in de pauze achter zijn PC in de meest schunnige variant van de mondige burger om het Internet te overladen met scheldpartijen en grove taal. Gratis kranten, radiostations en zelfs publieke omroepen in Nederland laten eenzelfde beeld zien. Ooit een van de burgerlijkste naties, is het land sinds de jaren ’60 verandert in een land waar decorum, etiquette en stijl door het toilet zijn gespoeld. Hoe directer, des te beter. De historicus James Kennedy zei ooit over de jaren ’60 in Nederland dat in vergelijking met de meeste westerse landen de jaren ’60-revolte in Nederland nauwelijks iets voorstelde – weinig meer dan een verfbommetje hier en een rookbommetje daar. Toch is de verandering in weinig landen zo doorgeschoten als in Nederland. En niet in het minst in de kerk. Vooral na invoering door Vaticanum II van de microfoon in de kerk ging het mis.

Zoals te zien was tijdens het afscheid van bisschop Eijk, vanwege diens vertrek van Groningen naar Utrecht. Bisschop Eijk had het in Groningen niet makkelijk gehad. De moderne pastorale werkers in deze kerkprovincie hadden hem menigmaal het vuur aan de schenen gelegd vanwege diens visie op homoseksualiteit en die op de rol van de vrouw in de kerk. Een van deze werkers is een zekere mevrouw Van Schalkwijk. Toen zij geen toestemming kreeg om bij het afscheid van mgr. Eijk te spreken, greep ze eigenhandig naar de microfoon. De ceremoniemeester greep in en zette uiteindelijk de beveiliging in om deze mevrouw in toom te houden.

Een microfoon hanteren is immers makkelijker dan het kruis – de Crucifix – dragen. De moderne gelovige onderwerpt zich niet graag, maar werpt zich daarentegen wel graag op als spreekbuis, uiteindelijk altijd namens zichzelf. Mevrouw Van Schalkwijk maakte daarom haar visie bekend bij de landelijke pers. Haar ideaal bleek “de autonome pastor” te zijn, waarbij de bisschop niet zozeer gezag had, maar eerder een “sparring partner” was: Deze “autonome pastor” maakt volgens mevr. Van Schalkwijk “eigen keuzes zonder autoritair te worden èn zonder zijn begrip voor de ander los te laten. Deze pastor kiest voor participerend leiderschap, een leiderschap waarbij de leider, of die nu pastor of bisschop is betrokkenheid, initiatief en daadkracht bij anderen wekt voor een zaak die de leider belangrijk acht.” Op deze wijze doet de pastor “de mensen recht”. Aldus mevrouw Van Schalkwijk.

Vaticanum II voerde de volkstaal weer in en gaf het volk een stem. Maar toen het volk sprak, bleek het volk geen volk te zijn, maar een verzameling autonome sparring partners die recht moet worden gedaan. En het eerste recht is het recht van spreken in de microfoon, het instrument dat als een tweesnijdend zwaard de gemeenschap klieft.

Verdeeldheid

De microfoon verdeelt de mensheid in sprekers en luisteraars. Wij luisteren niet naar mensen die iets te zeggen hebben, maar naar datgene wat uit de luidsprekers schalt. Mensen die iets te zeggen hebben moeten maar afwachten of zij dat voor een microfoon mogen doen of in het luchtledige waar niemand naar hen luistert. Nu blijkt zelfs dat alleen diegenen die goed kunnen luisteren en die de goede luisteraars mogen toespreken goede burgers zijn. Wie zegt dat? Iemand met een microfoon voor zijn mond natuurlijk. De microfoon schenkt onze tijd twee grote problemen: die van het spreken en die van het luisteren. De microfoon maakt dat de spreker niet luistert en de luisteraar niet spreekt. Maar gek genoeg is het kerkvolk juist achteruit gegaan in het luisteren sinds de microfoon de boodschappen van de sprekers versterken.

Sprekers spreken met hun mond naar de microfoon en luisteraars zitten met hun oren naar de luidspreker. De kloof tussen spreker en publiek ontstaat door deze twee instrumenten. Interrumperen gebeurt niet zomaar en de afstand tussen sprekers en publiek wordt groter omdat afstand niet meer iets is dat geluid moet overbruggen. Men zet de luidspreker daar neer waar het geluid terecht moet komen. Hoever de microfoon bij de luisteraars vandaan staat is van geen belang.

Degene die spreekt is dus niet meer iemand die uit zijn ambt spreekt zoals de vader en de priester door hun ambt sprekers zijn, maar de spreker mag spreken omdat hij zich een plaatsje voor de microfoon heeft bemachtigd. De spreker beoefent allereerst het ambt van spreker. Het spreken wordt niet meer gebruikt om de rust te herstellen of om naar oplossingen te zoeken, maar om individuele emoties vele malen versterkt bij mensen te brengen. Alexander Mitscherlich schreef in 1963 dat "de massacommunicatiemiddelen voortdurend stemmingen bij ons aanboren en ons zo bespeelbaar maken." Dat komt omdat de spreker geen aan zijn publiek inherente reden heeft dat hij spreekt, en dus geen zaak bespreekt, maar een emotie losmaakt. De luisteraars moeten gewoon horen wat hij zegt; er is geen ontkomen aan want de luidsprekers staan altijd in de buurt.

De gelegenheid waarin de microfoon voorziet, ontwikkelt een machtstrijd. Niet langer is de spreekfunctie onlosmakelijk verbonden met de verantwoordelijkheid en natuurlijk gezag zoals van vader en priester, maar is de spreekfunctie een plek waar moordende concurrentie heerst. De priester die verzoening doet heeft geen luidspreker nodig om God te bereiken. De vader heeft die ook niet nodig om zijn kind een troostend woord of een opvoedende tik te verkopen en zeker niet om zijn vrouw en kinderen te zeggen dat hij van ze houdt. Wat primair in de microfoon versterkt wordt is de emotie en niet de heldere argumentatie of schoonheid van de logica. Een spreker hoeft minder dan ooit zijn best te doen om een in principe milde emotie duizend keer sterker uit te vergroten totdat het een beslagleggend appèl doet op de luisteraar. Hij heeft geen grote woorden en historische oneliners nodig om zijn publiek te pakken, want de emotie die hij heeft wordt toch wel vele malen versterkt. Hij hoeft er eigenlijk niet zoveel voor te doen. Nu eisen de grootste blunders die er door luidsprekers geklonken hebben de aandacht op, terwijl de mooiste historische oneliners die wij kennen, werden gedaan in een tijd dat microfoons hoogstens een zeldzaamheid waren en de sprekers werden opgeleid tot het spreken zonder microfoon, dus in directe relatie tot de toehoorders. De spreker zonder microfoon is in feite 'de eerste onder de toehoorders', iemand uit de groep die het woord neemt en niet, zoals nu, een spreker die op zoek is naar een microfoon en dus naar een publiek. De oude ecclesia wordt zo stom gemaakt: al zou ze schreeuwen, de spreker hoort het niet. De microfoon voorkomt dat er iemand uit de groep het woord neemt, maar keert zich tegen de natuurlijke ambten.

Revolutie

In de kerk heeft de microfoon haar revolutie gevestigd. Bedoeld of onbedoeld. Want ondanks dat Vaticanum II de afstand tussen God en mens kleiner wilde maken door het altaar tussen het volk te plaatsten in plaats van voor het aangezicht van God, heeft de microfoon toch weer een grote scheiding teweeg gebracht tussen de spreker en het volk. De oorspronkelijk drieslag in de liturgie, die van volk-priester-God, is ingeruild voor die van volk-sprekers-show. De liturgie is geen drama meer, maar is een serie onemanshows geworden. Tijdens een kerkdienst komen veel sprekers naar voren: de aankondigingen, de schriftlezing, de gebeden, de aankondiging van de kinderdienst, de preek, de bediening, de afkondigingen en soms nog een verdwaalde koster(es) met een mededeling.

Deze microfoon blijkt een instrument met magnetische gaven. Het trekt massa's mensen aan, niet in de laatste plaats de pastoraal medewerksters. Dezen is het weliswaar niet gegeven om de mis te bedienen en een gewijde functie te bekleden, maar vanwege het priestertekort dicteren deze pastoraal werkers het parochiale leven in tal van bisdommen.

De microfoon is dus niet automatisch in handen van het gezag zoals het vaderlijke ambt ook verantwoordelijkheid en gezag verleent aan de vader, want natuurlijk gezag behoeft geen microfoon. De microfoon is in principe een instrument dat gezag afbreekt en erediensten verstoort omdat het de natuurlijke band tussen spreker en publiek doorsnijdt. De microfoon is een activistisch instrument. Zonder de microfoon hebben de pastorale medewerksters waarschijnlijk geen gehoor. Want zonder microfoon gaan ze gillen en dat wil niemand horen, zeker niet in de kerk. De microfoon versterkt dus iets wat van nature geen gezag heeft. Het verleent een kunstmatig gezag aan mensen die dat niet horen te hebben.

Het spreken van het volk via de microfoon is een merkwaardig spreken; het kunstmatige gezag wordt uitgesproken in een kunstmatige taal en is gericht op een kunstmatig volk. Want ondanks de aandacht voor de volkstaal, is de volkstaal allang mediataal geworden en is het volk getransformeerd tot publiek.

De microfoontaal waarmee het publiek wordt bereikt, is een doodse taal. Dialecten verdwijnen, evenals beschaafde taalvormen. Wat ervoor in de plaats komt, is een functionele taal doorspekt met Engelse termen. De Engelse literatuurwetenschapper George Steiner sprak ooit over de Duitse taal als een dode taal, want volgens hem had de Tweede Wereldoorlog en Holocaust het culturele en morele fundament weggeslagen dat nodig is om een taal levend te laten zijn. Volgens Steiner is taal iets waarin het metafysische moet kunnen doorschijnen, anders is deze taal volgens hem ongeschikt voor literatuur of poëzie. Nog weer jaren later scherpte hij deze gedachte aan in het boek Het verbroken contract. Als gevolg van het verbroken contract tussen God en mens zag Steiner alle cultuur leeglopen. Zonder God is er in de taal, volgens Steiner, geen “aanwezigheid van betekenis” die nodig is om taal en cultuur iets te laten tonen – te doen laten verschijnen.

Megafoon

De microfoon is de belichaming van deze afstand tussen God en mens. De microfoon doet niet iets of Iemand verschijnen, maar wil met een boodschap iets overbrengen – over de afstand heen tillen die ze zelf heeft gecreëerd. In de klassieke liturgie draaide de samenkomst om de werkelijkheid van God en het verschijnen van het mysterie aan de mensen waardoor er zo’n “aanwezigheid van betekenis” optrad. Juist de afstand tot het altaar, en het gebruik van het Kerklatijn bewaarde het volk als volk. Het Latijn voorkwam elke verfransing of verengelsing van de taal. Het Latijn was als “dode taal” immers geen concurrent van de volkstaal, zoals later de negentiende-eeuwse standaardtalen dat wel waren. Juist de afstand van de klassieke liturgie gaf het volk het recht om volk te zijn. Het aanschouwen sneed elke latente behoefte aan hyperreflectie of kritiek de pas af. Juist met zijn rug naar de gemeente was de priester een voorganger: een Mozes die het volk voorging en als onderdeel van het volk sprak tot en namens zijn God en Die van het volk.

De klassieke retorica beschermde het volk tegen de show. Deze retorica kende de mogelijkheid om op te komen en weer te verdwijnen; de moderne retoriek bestaat uit verkrampte pogingen om origineel te zijn omdat sprekers continu de aandacht moeten vasthouden. De originaliteit wordt steeds leger en lachwekkender; het volk kan zich niet meer aan de beuzelarij onttrekken. De band met het volk, met het leven en met de werkelijkheid is door de microfoon volledig verdwenen.

Het volk – het kerkvolk – voelt dit aan en is ontevreden. Want iedere microfoon is een megafoon. Wie overschreeuwd wordt door luidsprekers wordt zelf ook steeds rumoeriger. Wie constant op luide toon woorden over zich heen krijgt, luistert steeds minder goed naar wat er tegen hem wordt gezegd. Het spreken met gezag herstelt de orde en de stilte, maar het elektrisch versterkte geluid creëert een antigeluid: schreeuwerigheid, rumoer, onrust en ruis. Het is vreemd, maar in een tijd dat mensen geen inhoud meer kunnen geven aan hun woorden en dus niet meer echt spreken, is de algemene klacht dat mensen niet meer kunnen luisteren. Het publiek luistert niet meer, studenten niet meer, kinderen niet meer, politici niet meer, niemand meer. Want waar moet men naar luisteren? Het gaat toch niet meer om luisteren, maar om de stemmingen die bij ons aangeboord worden? En om meningen en interpretaties?

Wil de kerk weer spreken, wil het kerkvolk weer kunnen luisteren, dan zal men de microfoon het zwijgen op moeten leggen. Dankbaarheid en vrede verdragen zich niet met mondigheid en kritisch luisteren. Vervang daarom elke microfoon door een Crucifix. Wij voorspellen: de hysterie zal afnemen en de rust neemt toe. Want spreken en luisteren is wel degelijk mogelijk, maar dan wel zonder Heilige Microfoon.


Lees verder...

maandag 29 september 2008

NOSTALGIE

Onze tijd bezit geen deugdenspiegel, enkel een zondenspiegel. Tot deze zondenspiegel behoort, behalve populisme en sentimentaliteit, nostalgie. Want nostalgie is een ongezonde hang naar het verleden. En de nostalgicus heeft angst voor het onzekere, en staat dus kritisch tegenover de moderne verworvenheden van onze tijd. Met nostalgie kun je geen politiek bedrijven. Of toch wel?

De cultuur van modern Europa laat zich kenschetsen als de opruiming van het verleden. Zeker na de Tweede Wereldoorlog is elke romanticus een verkapte fascist. In de westerse cultuur is er geen ruimte meer voor de utopie, en daaronder verstaat men alles wat niet welgevallig is, zoals islam, religie, communisme en verleden. Hiermee is een nieuw utopisch denken geboren. Want voor wie elke hang naar het verleden verfoeilijk is, wordt het presente verleden in cultuur en maatschappij tot voorwerp van vernietiging en uitzuivering. Het is de laatste jaren vooral de strijd tegen de islam en dus voor de moderniteit die zich uitbreidt tot een strijd tegen het verleden van Europa en dus ook tegen de nostalgie.

Toch vertoont deze strijd de nodige barsten. Tot voor kort was elke politiek gericht tegen de nostalgie. De landelijke politiek, de kunstpolitiek of de kerkpolitiek van Vaticanum II – alle vormen van politiek kenmerkten zich door de blik vooruit en een schifting of zelfs afscheid van het verleden. Dit afscheid manifesteerde zich behalve op religieus terrein, het zichtbaarst op het gebied van kunst en architectuur. Alles moest strak en functioneel worden gebouwd. Wie oude bouwstijlen hanteerde, werd al gauw “popperig” genoemd of “Anton Pieck stijl”. En zoiets was dodelijk voor elke artistieke carrière. Maar Anton Pieck is terug in de belangstelling. Terwijl in de architectuur oude stijlen weer “mogen”, hing in de zomermaanden het werk van een nostalgische tekenaar in een museum dat doorgaans experimenteel en avant-gardistisch wil zijn. Het kan dus nog steeds verkeren.

Anton Pieck

Want in de Noord-Hollandse stad Haarlem was er in de zomermaanden een permanente expositie over de Nederlandse tekenaar Anton Pieck. In De Vleeshal, een dependance van het Frans Hals Museum, toonde men nu eens niet het werk van een vernieuwende kunstenaar, maar van het werkelijke enfant terrible van de Nederlandse kunst: Anton Pieck. Eindelijk werd er eens geen controversiële kunst getoond, maar het werk van iemand die geen enkele behoefte had om vernieuwend bezig te zijn. Anton Pieck had liever in de zeventiende of in de negentiende eeuw geleefd: “Voor de moderne wereld sta ik niet open”. Aan auto's en hoogbouw had hij een hekel. Volgens Antoon Erftemeijer, conservator moderne kunst van het Haarlemse museum, die het omvangrijke oeuvre van Anton Pieck bestudeerd heeft, was Pieck een romantische geest en leed hij aan zijn eigen tijd en droomde weg in de schilderachtige werelden die op zijn tekenpapier ontstonden.

In 1940 begon hij met het illustreren van de sprookjes van Grimm. Het tekenen van sprookjes tijdens de periode van de Duitse bezetting “gaf de mogelijkheid de narigheid even te vergeten”. Deze woorden kenmerkten de andere wereld van Pieck. Pieck kende welzeker een wereld waarin narigheid voorkwam, maar te midden van deze narigheid was er in zijn ogen toch nog altijd iets moois zichtbaar. Volgens de tekenaar lieten de zeventiende-eeuwers ook het mooie van de wereld zien: “Als je in de zeventiende eeuw alleen maar schilders had gehad die de Tachtigjarige Oorlog in beeld brachten, wat was er dan veel moois onbekend gebleven.” In deze woorden schuilt iets van de opdracht die Pieck zag voor de kunstenaar: het mooie, het schone en goede vastleggen en bewaren voor latere generaties. Ook – en vooral – het mooie in het gewone gemeenschapsleven van dorp, stad en platteland.

Pieck leverde dus kunst zonder pijn: nostalgie. Wat dat is wat nostalgie zou zijn: “herinnering zonder pijn”. Volgens Henri Beunders, hoogleraar maatschappij, media en cultuur aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, is daar nu juist behoefte aan: aan een politiek en kunst zonder strakke lijnen, waarin warmte en geborgenheid op ons af komen vanuit de herinnering aan een tijd waarin blijmoedigheid, tevredenheid en geluk nog heel gewoon waren. In het essay “Het mengsel van vooruit en terug” wijst Beunders erop dat niet zozeer de hang naar het verleden het probleem is, maar het feit dat moderne nostalgie “alle kanten op gaat”.

Beunders gaat ver in zijn analyse; zelfs verder dan sommige conservatieve denkers. Onder het etiket “reactionair modernisme” plaatst Beunders namelijk met het grootste gemak zowel Mussolini en Hitler als Thatcher en The Beatles. Rationaliteit en romantiek lopen immers altijd door elkaar. Zo was de Verlichting gelardeerd met romantische momenten en had de Romantiek de rationalistische grondslag van het contrat social van Rousseau. In korte schetsen tekent Beunders de westerse cultuur als vernietigende opruimwoede met nostalgie als bijproduct. Hij constateert dat de relatie tussen verleden, heden en toekomst gewond is geraakt, en dat deze heling behoeft. Niet het bestrijden van nostalgie als escapisme is nodig, maar wat nodig is, is een visie die de nostalgie weer richting geeft. Beunders spreekt zijn verwachting uit van “een nieuwe, krachtige toekomstvisie die de ’gewonde’ relatie tussen verleden, heden en toekomst weer in balans zal brengen.”

Tegenoffensief

In de hoofdstroomcultuur is deze balans is voorlopig ver te zoeken, want modernisten zitten nooit stil. Juist de confrontatie met de islam noopt hen de superioriteit van onze cultuur te onderstrepen. Vooruitgang, redelijkheid, vrouwenemancipatie, democratie, de seculiere staat – “tel uw zegeningen” zeggen vele opinieleiders. De van origine Egyptische schrijfster en feministe, Nahed Selim, ziet het zo: “Klagers zijn cultuurpessimisten. (…) Wat mij betreft is het goed om kritisch te blijven, met het doel om zaken, voor zover mogelijk, te verbeteren. Maar klagen en het onmogelijke nastreven – terwijl we al zoveel hebben, zoveel kunnen en zoveel mogen – grenst wat mij betreft aan ondankbaarheid. (…) We hebben de taak in deze wereld gelukkig te zijn. Wij beschikken over kansen en mogelijkheden die voor heel veel andere mensen ondenkbaar zijn. Als wij desondanks ons leven laten verzuren door onvrede, hoe moeten de anderen zich dan wel voelen?”

Eén zo’n klager was volgens Selim de doodgeschoten Pim Fortuyn. Selim: “Misschien had Fortuyn gelijk, maar ik houd niet van klagen. (…) Ik constateer alleen dat ik de mentale instelling mis van mensen die met veel nostalgie aan vroeger denken, een vroeger waarin alles zogenaamd beter was. Ik geloof dat het geen zin heeft om je te richten op het verleden. Vandaag is de enige werkelijkheid, en van die echte werkelijkheid moeten we houden. Het verleden en de toekomst zijn slechts herinneringen of utopieën. Het enige reële leven is dat van nu, hier en vandaag. En het is mijn taak en mijn morele plicht om me te richten op het heden. Al het andere is kinderachtig. Is onverantwoord escapisme. Zelf heb ik een tomeloos vertrouwen in onze tijd en tegelijkertijd een diepe afkeer van het huidige cynisme en de onvrede die ik overal om me heen constateer. Dat cynisme neemt vaak de vorm aan van antiwesterse gevoelens, zowel bij westerlingen zelf als bij mensen uit andere culturen.” Nostalgici zijn dus klagers.

De voorbeelden die Selim van cultuur geeft zijn door en door materialistisch. Mensen hebben volgens haar altijd en overal materiële welstand en luxe nagestreefd en dat is in Afrika en Azië zeker niet minder erg dan in Europa; moderne Europeanen zijn volgens haar zelfs minder materialistisch dan anderen omdat ze meer tijd hebben om musea te bezoeken. Een soortgelijk geluid als dat van Selim liet onlangs Henk de Berg horen. De Berg is hoogleraar German Studies aan de universiteit van Sheffield in Groot-Brittannië en pleitbezorger van de superioriteit van de westerse cultuur. Ook hij vindt zoiets in het licht van de islam nodig. En opmerkelijk genoeg keert ook zijn boodschap zich niet alleen tegen de neiging onze eigen cultuur te relativeren in het licht van de islam, maar ook tegen de tendens ditzelfde te doen in licht van ons eigen verleden. Ook bij De Berg lezen we een materialistisch pleidooi met een anti-utopische inzet. We mogen volgens hem niet uit het oog verliezen wat we bereikt hebben: “Hiermee is niet gezegd dat onze maatschappij niet te verbeteren valt. Het betekent wel dat verbeteringen zich moeten voltrekken binnen de smalle marges van de liberale democratie en het kapitalisme.” Nostalgici zijn dus ondankbare roekelozen.

Duidelijkheid

In de wereld van Nahed Selim en Henk de Berg – de wereld van neoliberalen en postmarxisten – worden er geen Anton Piecks meer geboren. Voor hen hoort nostalgie op de grote hoop van kinderachtigheid, escapisme en utopisch denken. Nostalgie verslapt ons terwijl de vijand aan de poorten staat. Deze vooruitgangsdwepers hebben niet in de gaten hoe abstract hun zegeningen in de oren klinken en hoe banaal ze in feite zijn. We leven langer, eten beter, hebben meer vermaak, dus (!) zijn we gelukkiger en beter af dan ons voorgeslacht. En zijn we volgens hen ook beter (af) dan onze niet-westerse buren. Veel gewone mensen geloven hier niet in. Maar het zijn de Selims en de De Bergs die onze cultuur bepalen.

Henri Beunders tast dieper. De tomeloze vooruitgang heeft volgens hem bij velen het geloof in diezelfde Vooruitgang aangetast. Nostalgie is zo de natuurlijke rekening van een vooruitgang zonder richting. Beunders: “De huidige nostalgie gaat, in tegenstelling tot de heimwee naar huis of naar een (gedroomd) verleden, alle kanten op. We hebben een nieuw woord nodig, want ’escapisme’ is het ook niet alleen. Het is de behoefte aan duidelijkheid en moraal. Of het nu ’Harry Potter’ betreft, ’Lord of the Rings’, ’The Gladiator’ of ’The Matrix’ – het gemeenschappelijke is de duidelijke boodschap over goed en kwaad.”

Waar duidelijkheid en moraal zoek raken, is nostalgie de richting waarin we deze zaken weer kunnen vinden. Nostalgie kan natuurlijk geen doel zijn, niet van politiek en niet van kunst. Maar een tijd die geen nostalgie produceert, is een zieke tijd. Een gezonde cultuur richt zich op de mogelijkheid van koestering van herinneringen, van haar plaatsen en van haar grammatica. Deze herinnering kan op het niveau van het esthetische genoegen plaatsvinden: als er een synthese van lijnen van vorm en zingeving samenvallen in de menselijke geest. Herinnering kan ook eenvoudiger voltrekken: de geur van pijptabak kan een dankbare en liefdevolle herinnering aan het grootouderlijk huis naar boven brengen.

Er is bij veel mensen – jonge mensen – een diep verlangen dat hun kinderen zullen delen in de warmte die zijzelf mochten ontvangen. Deze hoop, deze koestering is er niet zonder een grammatica van plaatsen, geuren, vormen, geluiden, momenten – zonder deze archetypische referentiepunten is er immers geen herinnering mogelijk?
Geen vaderschap zonder goede herinnering aan vader. Geen dankbaar familietreffen zonder goede herinneringen die teruggaan tot in de vroegste kindertijd. Natuurlijk: bij realisme hoort ook de herinnering aan pijn. Zonder herinnering aan het sombere feit in ons bestaan is er geen besef van goed en kwaad mogelijk. Maar de modernisten beseffen niet dat geen enkele goede herinnering zonder pijn wordt geboren. En alleen een mens die in staat is om in en door alle pijn het boventijdelijke goede te verbinden met altijdelijke vormen en gebaren van het gewone leven, is in staat de herinnering zonder pijn uit de pijn van dit ondermaanse geboren te doen laten worden. Een dankbaar mens is geen mens die nooit tegenslag heeft gekend, maar is een mens tegenslagen altijd opvangt door een beroep op iets sterkers. Wat voor een enkel mens geldt, geldt ook voor een cultuur. Alleen een dankbare cultuur kan cultuur genereren. En alleen een cultuur die weet heeft van pijn, maar ook van wat sterker is dan pijn, kan dankbaar zijn.

Moderne cultuur gebruikt echter de pijn van het verleden om de dialectiek van de vooruitgang in stand te houden. De richting van onze cultuur is dan eenvoudig het opheffen van de pijn van de herinnering en het vermijden van de pijn in andere culturen; elke dankbare herinnering wordt direct bestreden met talloze pijnlijke feiten zoals onderdrukkende tradities en historische sociale misstanden.
Concrete collectieve herinneringen vervagen. En waar herinneringen vervagen, heeft de moderne mythe vrij spel. Met het vernietigen van de grammatica van dankbaarheid wordt de hoop van veel jongen mensen afgesneden. Moderne dwepers met wasmachines en haardrogers hebben hier geen oog voor. Maar wie in staat is een politiek van nostalgie te formuleren, is in staat het hart te winnen van vele mensen. Want een tentoonstelling rond Anton Pieck komt niet uit de lucht vallen, maar komt voort uit een onderhuidse strijd over de vragen ‘wie we zijn’ en wat we stilletjes hopen.

Lees verder...

dinsdag 19 augustus 2008

KAUKASISCHE LESSEN

Is het de verveling die toeslaat? Of heeft het liberale heropvoedingsprogramma de moderne westerse mens zo hypergevoelig gemaakt voor enige vorm van onrecht dat de slagschepen en de bommen meteen van stal moeten worden gehaald? Rusland is het nieuwe grote gevaar. En dit feit verenigt ons: islambashers en multiculti’s vinden elkaar immers in de haat voor dit land. Links haat dit land omdat Rusland niet meer communistisch wil zijn; rechts haat het land al van ver voor dat dit land communistisch werd. Een vijand is geboren; een NAVO-ster is blinkend opgestaan.

De Republikeinse presidentskandidaat John McCain gebruikt dit momentum om zijn rol als wereldleider neer te zetten: met oorlogszuchtige taal neemt hij het niet alleen op voor Georgië, maar slaat ook dreigende taal uit richting Rusland [1]. De bedachtzame, pragmatische en Realpolitieke houding van Obama moet daarbij wel verbleken. Hoe gek kan men zijn om de wereldvrede in de waagschaal te gooien? Otto von Bismarck deed ooit de uitspraak: “God heeft een speciale Voorzienigheid voor idioten, dronkaards en de Verenigde Staten van Amerika.” Laten we hopen dat deze Voorzienigheid gelijke tred blijft houden met het gedrag van Amerikaanse politici van dit moment. Waar Amerika, en een deel van haar NAVO-bondgenoten koersen richting een nieuwe Koude Oorlog met Rusland, is het nodig een pas op de plaats te maken.

Veel is er geschreven over het conflict in de Kaukasus, waarbij Rusland en Georgië tegenover elkaar staan inzake Zuid-Ossetië en Abchazië, twee afvallige provincies van Georgië. Veel is er geschreven, maar weinig is er gezegd dat ter zake is en het niet al bij voorbaat opneemt vóór Georgië en tégen Rusland. De ideologische verblinding van democratische en liberale krachten in de westerse media roept een sfeer op die volgens de Russische president Poetin doet denken aan de Koude Oorlog [2]. Gelijk heeft hij. Rusland kan bij ons op voorhand al niets goeds doen. Dit land is een agressor, Poetin is een kwade genius achter de schermen, en het westen moet krachtdadiger ingrijpen om orde op zaken te stellen, Rusland de wacht aan te zeggen en Georgië te beschermen. Een aantal punten waarom Rusland niet perse ongelijk hoeft te hebben, en het westen, en dan met name Amerika, niet perse gelijk hoeft te hebben.

1. Rusland zou de agressor zijn en zou buitenproportioneel geweld hebben toegepast om de Georgiërs te verslaan. Het is maar hoe je het bekijkt. Het meest opvallende in de reacties is dat men het buitenproportionele geweld van Georgische kant, in de beginfase van het conflict, verzwijgt en dat van Rusland uitvergroot. Van Amerikaanse ooggetuigen was bekend dat Georgische tanks over vrouwen en kinderen heenreden en dat men met granaten Ossetische burgers in kelders uitrookte c.q. levend verbrandde. De Georgiërs hielden flink huis onder de Zuid-Ossetiërs, die meest van Russische afkomst zijn of zich in ieder geval als Rus beschouwen. Hoeveel doden er in werkelijkheid zijn gevallen doet er in dit geval niet toe. De eerste reactie van de NAVO, bij monde van Jaap de Hoop Scheffer, was immers een geheel verzwijgen van de slachtoffers die er waren gevallen door toedoen van de Georgiërs en het betreuren van de Georgische slachtoffers door toedoen van de Russen.

2. Rusland zou dit militaire ingrijpen zorgvuldig hebben voorbereid. Opvallend was en is het verzwijgen van de ware toedracht van deze oorlog door het gros van de westerse media. Het verzwijgen van de agressie van Georgië tegen nauwelijks bewapende Ossetiërs lijkt te worden ingegeven door een aantal redenen, waaronder deze: Rusland zou haar militaire actie jarenlang zorgvuldig hebben voorbereid, getuige het bliksemsnelle reageren van het Russische leger. Ook daar zijn de nodige kanttekeningen bij te plaatsen: reeds bij het aantreden in 2004 van president Saakasjvili verklaarde deze dat hij alles zou doen om Zuid-Ossetië en Abchazië weer onder centraal gezag te brengen. Dat dit met militaire middelen zou gebeuren, was van meet af aan duidelijk. Vanaf 2000 vonden er immers grootschalige wapenleveranties plaats aan Georgië door Israël, de Verenigde Staten en Frankrijk. Amerikaanse en Israëlische militaire adviseurs trainden het Georgische leger tegen… ja, tegen wie? Wie de geopolitieke situatie bekijkt waarin Georgië zich bevindt, weet natuurlijk: men trainde de Georgische troepen tegen Rusland. Niet voor niets prees de Georgische minister Temur Yakobashvili Israël, door op de Israëlische radio te verklaren dat: “Israël trots mag zijn op zijn militaire apparaat, dat Georgische soldaten heeft getraind. Dankzij deze opleiding heeft een groep Georgische soldaten een hele Russische divisie uitgeschakeld.” [3] De gezamenlijke legeroefeningen van het Amerikaanse en het Georgische leger, en de wens van Georgië om toe te treden tot de NAVO versterken het beeld dat het – in ieder geval ook – Georgië was die zich jarenlang heeft voorbereid op een militair ingrijpen. Het is naïef om te vooronderstellen dat Rusland hiervan niet op de hoogte was en dat men werkeloos zou blijven toezien; en het is naïef te veronderstellen dat Rusland geen voorbereidingen zou treffen. Georgië behoort in de ogen van de Russen immers tot de Russische belangensfeer? En het conflict rond Ossetië lag immers nog open?

3. Het gewelddadige gedrag van Rusland maakt dat de oorzaak het conflict er niet meer toe doet. Volgens Evita Neefs, in de Belgische De Standaard, doet het er weinig meer toe wie het conflict in Zuid-Ossetië is begonnen sinds de Russen Georgië binnenvielen [4]. Deze houding is de algemene teneur in de westerse media. Zonder kennis van de geschiedenis wordt het volkenrechtelijke argument van de soevereiniteit van Georgië van stal gehaald om Rusland te bekritiseren. Voorbij wordt gegaan aan het feit dat de verhouding tussen Ossetie en Georgië al minimaal 90 jaar problematisch is. Niet voor niets kreeg Ossetië in 1920 een autonome status nadat Georgië grote bloedbaden onder de Ossetische bevolking had aangericht. Het feit dat Georgië zich in 1991 met behulp van de CIA onafhankelijk verklaarde van de Russen doet hier niets aan af. De Ossetiërs zaten en zitten niet te wachten op een enkelvoudige heerschappij door de Georgiër alleen. Waarom zouden de Ossetiërs wel de erfenis van de Sovjet-Unie moeten koesteren, en Georgië niet? De gerechtvaardigde eis tot onafhankelijkheid van de Georgiërs in 1991 leidde bij de westerse media niet tot de erkenning van de gerechtvaardige eis van de lotsbestemming van de Zuid-Ossetiërs die vlak na de onafhankelijkheid van Georgië reeds op een niet mis te verstane wijze duidelijk maakten niet te zijn gediend van een Georgische overheersing. Ook in de huidige beschouwingen wordt gemakshalve maar voorbijgegaan aan de gewelddadigheden van de Georgiërs in 1991 toen men ook dorpen platbrandde. De onderdrukking van Ossetiërs, die al meteen na de “onafhankelijkheid” van Georgië inzette, deed het merendeel van de Ossetiërs naar Rusland vluchten. Het is niet moeilijk om in het optreden van de Georgiërs een element van etnische zuivering te ontdekken. Waarom verzwijgt het westen dit allemaal? Waarom gaat het westen voorbij aan de wens van de Ossetische bevolking? Waarom gaat het westen voorbij aan de kritiek van de Georgische oppositie zelf die geen goed woord overheeft voor het roekeloze optreden van de Georgische president Saakasjvili? Volgens de Georgische oppositieleider Oesoepasjvili stond Saakasjvili al een tijd te popelen om ten strijde te trekken. Oesoepasjvili: “Als een klein kind wilde hij zijn nieuwe wapens uitproberen. Toen hij op de NAVO-top in Boekarest te horen kreeg dat een NAVO-lidmaatschap er voorlopig niet inzat, liep het uit de hand. Vanaf dat moment begon hij zijn oorlogsplan op te stellen, want hereniging van Georgië met Zuid-Ossetië en Abchazië was een van de vereisten voor NAVO-toetreding.” [5]

4. Rusland is het nieuwe kwaad. Wat neoconservatieven als Afshin Ellian allang rondbazuinden, wordt nu breeduit rondgestrooid: Rusland behoort tot de As van het Kwaad. U weet wel, die befaamde As van het Kwaad van Femke Halsema en Ayaan Hirsi Ali: de Islam, de fundamentalistische evangelicals, het Vaticaan en Iran (en Noord-Korea). Dit verklaart waarschijnlijk een groot deel van de eenzijdige berichtgeving rond het Kaukasische conflict, waarin slechts iemand als SP-kamerlid Harry van Bommel een tegengeluid laat horen [6]. De veelvuldige vergelijkingen van Rusland met de nazi’s, of een vergelijk tussen de inval in Hongarije in 1956 door Rusland [7] of die in 1968, toen de Russen Praag introkken [8], laten een ontnuchterend beeld zien dat zelfs de Tsjechische president Vaclav Klaus te gortig is [9] Was het rond het conflict in Tsjetsjenië zo dat men met meer recht een zwart-wit beeld kon neerzetten, nu is dit toch wel anders. Waar Georgië zelf bloed aan haar handen heeft, een lange voorgeschiedenis kent van gewelddadige onderdrukking van de Ossetiërs, en waar zelfs de Georgische oppositie aangeeft dat Georgië uit was op een militair avontuur, wordt het Russische kwaad niet bepaald door de actualiteit. Er spelen andere motieven, zoals 1) geopolitieke en economische motieven, 2) ideologisch-politieke redenen en 3) pragmatisch-politieke redenen. Ad. 1) De geopolitieke en economische motieven spreken voor zich. Georgië is belangrijk voor de toekomstige olietoevoer vanuit Kazachstan. De Amerikaanse activiteiten in Centraal-Azië staan hier niet los van. Iedereen herinnert zich nog de bezorgdheid van Europa om al te afhankelijk te zijn van Russische aardolie en aardgas. Ad. 2) Ideologisch-politiek is Rusland een kwade macht vanwege haar vermeende gebrek aan liberale democratie. In bijna geen enkele westerse krant werden de laatste verkiezingen serieus genomen en steevast klinken er beschuldigingen als zou er geen persvrijheid in Rusland zijn, zoals door de OVSE [10]. Dit laatste feit werd trouwens vrij makkelijk weerlegd door De Pers van 15 juli j.l. [11] Ook de laatste dagen klonk er vanuit de mond van president Bush de beschuldiging dat ‘Rusland bang is voor democratie’. Rusland mag ook niet deugen, anders valt de westerse politieke agenda aan duigen. Ad. 3) Het laatste argument, het pragmatisch-politieke, is het meest speculatieve argument, maar is toch hard te maken: Rusland is een afleidingsmanoeuvre voor andere problemen. Ik citeer prof. Paul Gottfried: “Europe today does not face a “fascist” threat but an “antifascist” danger making way for a hostile Muslim takeover. This seems to me a far more troublesome thing than whether the New York Post’s “evil Vlad” is trying to reestablish a Russian beachhead in the Caucuses, with lots of local cooperation. That, I would argue, is none of our collective business. The other matter, which is closer to home in the Euro-American heartland, certainly is.” [12] Waar het westen zich afkeert van werkelijke problemen, zoals het demografische probleem, de islamisering en het vliegerwiel van de vrije marktanarchie, heeft men een afleidingsmanoeuvre gevonden: Rusland. China is te belangrijk voor onze economie, net als de Arabische wereld. Het communisme is weliswaar dood, maar niet getreurd: Rusland bestaat nog, dus het communisme “leeft”. Dat deze laatste opmerking geen misplaatste scherts is, getuigt de kritiek op Rusland die zich in de media moeiteloos vermengt met verwijzingen naar haar communistische verleden, zoals “1956” en “1968”.

5. Er is behoefte aan een cordon militaire rond Rusland. Deels om dit “kwaad” – dit Evil Empire – te bestrijden, en deels andersom: het demoniseren om het onder meer economisch te bestrijden, zijn de westerse landen bezig een cordon aan te leggen van bevriende naties die politiek, economisch en militair het westen welgevallig zijn. Naast de opbouw van conventionele militaire middelen in Georgië, Roemenië, Polen en in Centraal-Azië, is men immers ook bezig met een anti-raketschild, zogenaamd om zich te beschermen tegen raketten van Al Qaeda en Iran (zo werd het letterlijk gepresenteerd op het nieuwsbulletin van de NOS). Dat het anti-raketschild van de Amerikanen tegen Iran is gericht, gelooft ondertussen natuurlijk geen verstandig mens. Want waarom Polen, en geen Turkije om Iraanse raketten tegen te houden? Net zomin als Georgië is gegrensd aan een (islamitische) schurkenstaat, is Polen dat. Rusland heeft dus gelijk dat men de aanleg van dit schild als een regelrecht militair dreigement ziet. Niet Iran is zozeer het doelwit, maar voornamelijk Rusland. Het is veelzeggend dat de overeenkomst tussen Polen en de VS rond dit anti-raketschild werd bekrachtigd met de “beloning” om Amerikaans afweergeschut te plaatsen in Polen. Dit kan alleen tegen Rusland zijn gericht, aangezien Wit-Rusland nauwelijks een leger heeft; een feit dat nog eens wordt versterkt door het feit dat Polen onderdeel is van de NAVO. De NAVO is bezig zich militair sterk te maken tegenover Rusland. De defensie van Rusland is vooral gebaseerd op haar nucleaire dreiging; haar conventionele sterkte is ver onder de maat. Als Amerika in staat is met haar anti-raketschild deze nucleaire dreiging te elimineren, is de weg voor het westen vrij om met militaire middelen concrete druk uit te oefenen op dit land. Dat dit geen slag in de lucht is, geven de talloze commentaren aan die in het licht van dit conflict of pleiten voor een Europese legermacht, of pleiten voor een opname van Georgië in de NAVO [13]. Let wel: Georgië is Zuid-Ossetië binnengevallen, heeft Russische eenheden uitgeschakeld en burgers omgebracht. Rusland reageerde met een strafmaatregel. Men negeert deze volgorde van zaken. Men redeneert heel eenvoudig als het ware: als Georgië een NAVO-lid was geweest, had men gerust militair kunnen ingrijpen, want dan had Rusland toch niets terug durven doen [14]. Rusland is het teken van al het onheil dat ons te wachten staat [15]. Dat is mooi; alle rotzooi die wij creëren, kunnen we dan op het bordje van dit land schuiven.

Conclusie

De belangrijkste vraag in dit kader is: waar is de Realpolitik? Waar zijn de Realpolitikers van het formaat Gerhard Schröder? Volgens de Duitse ex-bondskanselier heeft het westen in zijn beleid versus Rusland "ernstige fouten" gemaakt. Volgens hem zouden zelfs de westerse opvattingen over Rusland niet overeenstemmen met de realiteit. In een vraaggesprek wuift Schroeder het gepraat over een nieuwe Koude Oorlog weg: de Russische leiders zijn hoegenaamd niet geïnteresseerd in een conflict met (de klanten in) het westen. Nee, zouden wij zeggen: Rusland is niet uit op een nieuwe Koude Oorlog, maar anderen, waaronder de VS, wel. Volgens Schroeder "kan geen enkel groot wereldprobleem - het Iraanse nucleaire programma, Noord-Korea, vrede in het Midden-Oosten of de opwarming van de aarde - zonder Rusland opgelost raken" [16]. Schroeder onderstreept hiermee de kortzichtigheid van de huidige westerse politici. Alle grote wereldbedreigende problemen vallen volgens deze politici immers weg tegen het vertekende beeld van een mini-oorlog in de Kaukasus.

In een klimaat dat wordt bepaald door emoties moeten we ons afvragen waar op dit moment de politici zijn die een verstandige, pragmatische Realpolitik tentoon kunnen spreiden. Het gebrek aan strategische en Realpolitieke inzichten bij de westerse machten is schrijnend. Het lijkt erop dat slechts één ding het westen beweegt: een wereldwijde vestiging van liberalisme, democratie en vrije markteconomie. Deze blikvernauwing levert nauwelijks iets op. Het knullige beleid waarmee het westen Afrika de grondstoffen aan China verspeelt [17], lijkt zich rond Rusland te herhalen te krijgen. Rusland is van belang voor het westen vanwege haar aardolie, aardgas, haar grondstoffen, haar geopolitieke ligging en haar wereldvoedselvoorraad. Het “straffen” van dit land, zou dit land wel eens in de armen van China kunnen drijven. Terwijl Latijns-Amerika zich steeds kritischer opstelt tegenover het westen en terwijl China steeds meer haar vleugels uitslaat in Afrika is het westen bezig om Rusland van zich af te stoten. Dit getuigt van een enorm gebrek aan politieke realiteitszin, of van een structurele onwil om zich door realiteitszin te laten leiden. In dit licht is het ook verbijsterend te zien hoe de Israëli’s bezig zijn om hun eigen glazen in te gooien. Wat beweegt een land als Israel om terwijl men zogenaamd in haar voortbestaan zou worden bedreigd door een Iraanse atoombom, de betrekkingen met Rusland op het spel te zetten? Om Iran in te dammen en om te voorkomen dat Rusland lange-afstandsraketten aan dit land zou leveren, had Israël toch op z’n minst eerst kunnen nadenken voordat men een land als Georgië ging volpompen met geavanceerd wapentuig? Men heeft sinds 2000 voor 500 miljoen dollar aan wapens geleverd, men heeft het Georgische leger getraind en nog steeds zijn er militaire adviseurs van Israël in Georgië te vinden. Zonder Israëlische hulp was Georgië niet in staat geweest zo doeltreffend bommentapijten te leggen op Zuid-Ossetië, haar hoofdstad te verwoesten en waren haar troepen niet in staat om maar één stap te verzetten. Waarom hebben de Verenigde Staten Israël niet gewaarschuwd Rusland al te zeer tegen de schenen te schoppen? Amerika is toch zo bewogen met Israël? Of is Rusland nu opeens een groter gevaar dan Iran? We zullen het er maar op houden dat de Iraanse atoombom nog steeds een reële dreiging is, maar dat het westen, Israël incluis, zich niet laat leiden door dat wat in ons algemeen belang is, maar door kortetermijn politiek en financieel gewin.

De oorlogsretoriek van Bush Jr., Condoleeza Rice en John McCain dienen slechts één doel: het winnen van de presidentsverkiezingen [18]. Alleen wanneer deze verkiezingen door de Republikeinen worden gewonnen zijn deze immers in staat iets van de mislukkingen van de Bush administration weg te poetsen. En is men in staat het beleid voort te zetten van “to make de world safe for democracy and capitalism”. Maar dit verklaart lang niet de gehele houding van het westen inzake het conflict op de Kaukasus. In het conflict in Zuid-Ossetië laat het westen haar ware aard zien: het uitlokken van een militaire confrontatie met Rusland – of in ieder geval het spelen met deze gedachte – en onderwijl proberen met alle andere mogelijke middelen dit land te breken. Ik sluit af met een citaat van de Russische mensenrechtenactivist Igor Awerkin, een tegenstander van Poetin, die op een conferentie in Berlijn voor een Amerikaanse ngo zijn geduld verloor en zei: “Telkens als ik in Duitsland kom, heb ik toch de indruk uit een fascistische staat te komen en een slachtoffer te zijn. Welnu, Rusland is geen fascistische staat en ik ben geen slachtoffer. Ik sta alleen voor wat ik juist vind.” [19]

Het westen wil dit niet horen. De Georgische oppositie wordt door haar genegeerd. En onwelgevallige oppositieleiders in Rusland zelf ook. Wie meeblaat met de westerse democratieën is een goede vriend van Europa, Amerika en de universele mensheid. Wie ook maar één enkel kritisch of afwijkend geluid laat horen dat westerse toehoorders onwelgevallig in de oren klinkt, kan het wel schudden. De onlangs overleden Russische dissident Alexander Solzhenitsyn was een goede man zolang hij als icoon tegen het communisme kon gelden. Totdat hij in 1978 in Harvard zijn kritische geluid liet klinken tegen de Amerikaanse cultuur. Alles wat hij sindsdien zei, werd tegen hem gebruikt. Bij zijn overlijden enkele weken geleden werd hij door de Nederlandse media weggezet als een hypocriet (door Trouw) of als een arrogant persoon (volgens de NRC Handelsblad was hij dit al in 1970). Enkele jaren tevoren hadden neoconservatieve Amerikaanse media hem al geprobeerd te ontmaskeren als een antisemiet, en wel met terugwerkende kracht vanaf 1967. De grootste misdaad van Solzhenitsyn was echter zijn lovende woorden voor Poetin. Dit was onvergeeflijk. Daarom moest hij worden gebroken. Net als onder het communisme; daar werden "helden" ook gemaakt en gebroken. En werd het verleden zonodig met terugwerkende kracht herschreven. Als het "communisme" nog leeft, leeft het voort in het westen, en niet in Rusland. Rusland is veranderd en heeft een weg gevonden van hernieuwd zelfbewustzijn. Het westen heeft nog geen richting gevonden. Haar identiteit ligt nog in de verbondenheid tegen Rusland en het voortzetten van de Koude Oorlog tegen deze natie. Zolang het westen niet volwassen wordt, is elke schermutseling of gewapend conflict een potentieel mondiaal conflict. Is het niet om een Amerikaanse presidentscampagne te voeden, dan wel om een Europese Unie vaart te geven. De NAVO gaat misschien Rusland straffen, maar iedereen die zoals de westerse politici zo kortzichtig te werk gaan, is vooral een straf voor zichzelf.

Opmerking


Een diepergaande analyse rond de nieuwe Koude Oorlog verschijnt van dezelfde auteur in het opinieblad Nucleus, http://www.nucleusopinion.net/.

Noten

[1] McCain wil betrekkingen tussen VS en Rusland herzien in De Morgen d.d. 19 augustus 2008. Lees in dit licht ook: McCain bestempelt Rusland als autocratie, bericht van Belga d.d. 27 juli 2008, waaruit blijkt dat de anti-Rusland campagne van McCain al dateert van voor de huidige crisis. In hoeverre McCain zich met al zijn zogenaamde ervaring op het gebied van de buitenlandse politiek zou laten leiden door gezonde inzichten, valt te betwijfelen, getuige het bericht McCains Top Foreign Policy Advisor Got Money From Georgia op The Huffington Post, 19 augustus 2008.

[2] Trouw, 12 augustus 2008

[3] Israel is niet echt blij met Georgisch compliment in Nederlands Dagblad d.d. 12 augustus 2008.

[4] Evita Neefs, “Tandeloos”, in De Standaard d.d. 13 augustus 20008.

[5] Niemand neemt Saaka iets kwalijk in NRC Handelsblad d.d. 12 augustus 2008. Zie ook: Georgie ziet de rozenrevolutie verwelken in NRC Handelsblad d.d. 10 november 2007.

[6] Harry van Bommel: Koude oorlog herleeft d.d. 13 augustus 2008.

[7] Thomas Sowell in Georgia on our mind , op NationalReview.com d.d. 19 augustus 2008.

[8] Mia Doornaert, “Europa voor spek en bonen”, in De Standaard d.d. 14 augustus.

[9] Tsjechische president verwerpt Praagse Lente-vergelijking in De Morgen d.d. 15 augustus 2008.

[10] Persvrijheid afgenomen in Ethiopie, Cuba, Rusland, in De Pers d.d. 2 mei 2008.

[11] Urineren in de mond van Dmitri Medvedev in De Pers d.d. 15 juli 2008.

[12] Paul Gottfried: It aint any of our business op Takimag.com d.d. 14 augustus 2008. Lees in dit licht ook Caucasian Games: The Score door Srdja Trifkovic op Chroniclesmagazine.org d.d. 13 augustus 2008.

[13] Westen moet Georgie nadrukkelijker helpen in Reformatorisch Dagblad d.d. 12 augustus 2008. Dezelfde auteur deed soortgelijke uitspraken in een interview met de Volkskrant van 13 augustus 2008: NAVO moet Georgie snel kandidaat-lid maken

[14] Wat het Amerikaanse neoconservatieve blad National Review in feite ook doet door met instemming Mark Almost van de Britse Guardian te citeren: “Great powers do not commit suicide for allies.”. Bron: Putin overplays a strong hand op NationalReview.com d.d. 18 augustus 2008.

[15] Zie hiervoor het volgende artikel in het Brits-conservatieve The Spectator: Russias Aggression In Georgia Is A Portent Of Perils To Come, door Philip Bobbit, 13 augustus 2008.

[16] Schroeder geeft Georgie schuld voor conflict met Rusland in De Morgen d.d. 16 augustus 2008.

[17] Pieter Huys, “Edito” in Nucleus juni 2008 op http://www.nucleusopinion.net/ “Afrika is ongetwijfeld onze geopolitieke uitdaging voor de toekomst, niet alleen omwillen van zijn rijkdom, maar ook voor onze eigen bescherming.”

[18] Dat dit beleid vruchten afwerpt, is ondertussen duidelijk: McCain slaat politieke munt uit Georgie-crisis in De Tijd d.d. 19 augustus 2008.

[19] Maurizio Blondet, “Waarom ze Poetin weer willen”, in Nucleus oktober 2007.

Lees verder...