donderdag 25 december 2008

DE WEG TERUG (1) - KERST

Met de verkiezing van Barack Obama toont zelfs een land als de VS dat het era van de traditie voorbij is. De nieuwe mens is die van het sterke heden. Wat van New York geldt, geldt nu en straks voor de gehele moderne wereld: “The present of New York is so powerful that the past is lost.” Het momentum van Obama kent vele precedenten. Vele revoluties, vele krijgsheren waren reeds handlangers van het heden. Van een heden waarin verandering als wapen werd ingezet tegen grassroots, traditie en geloof. Eén van deze handlangers was Keizer Augustus.

De evangelist Lukas begint zijn beschrijving van de geboorte van Jezus met een opmerkelijke mededeling: “In die dagen nu verscheen er een besluit van keizer Augustus, om een volkstelling over heel de wereld te houden.” Voor ons, aangepaste westerlingen, is het moeilijk om de impact van deze woorden tot ons door te laten dringen. Want wat bedoelde Lukas met deze woorden? Waarom moest juist deze mededeling de opmaat worden voor de geschiedenis van de menswording des Woords: de geboorte van Gods Zoon, de Christus? Wat bewoog Lukas om het Kerstevangelie niet bij de mystiek in te zetten, maar bij de wereldpolitiek?

Wij zijn het gewend om te leven in een beschreven, geadministreerde wereld waarin overheden naar believen sofinummers uit kunnen delen en plastic identificatiepasjes verplicht kunnen stellen. Dat was met de Joden in Lukas’ dagen niet het geval. De gelijkschakeling van Israël met de andere volkeren in de Pax Romana van Augustus was velen een doorn in het oog.

Ons zegt de naam Augustus niet zoveel, maar voor mensen in die tijd was heel het leven doordrenkt met de keizercultus die de keizer boven de sfeer der gewone sterfelijke mensen verhief. De machthebbers spraken over de keizer als God en zelfs over diens evangelie. Augustus was het die orde op zaken stelde, het eigendom weer zeker stelde, een eind maakte aan chaos en burgeroorlog. Voor de Romeinen was deze Leviathan een als uit de hemel gezondene. Voor de Jood in die tijd was Augustus echter de anti-Messias die zich gelijk stelde aan God. En in hetzelfde jaar dat Augustus zijn sacrale titel krijgt, vaardigt hij het bevel uit waar Lukas mee inzet.

Lukas zet zijn geboortegeschiedenis in met het ‘dogma’ van Augustus: de beschrijving van de gehele wereld: Augustus bevestigt zijn ‘vrederijk’ – als tegenhanger van het vrederijk uit Jesaja 53 waar de Joden naar uitkeken. De Joden waren niet bijster onder de indruk van zaken als orde, vrede en eigendomszekerheid buiten hun vrijheid om, en meer nog: buiten hun eigen God en het volk van die God om. Waar in onze tijd veel moderne gelovigen zeggen: het Koninkrijk van God is niet van deze wereld, maar van een toekomende, en laten we ons gehoorzaam stellen onder het koninkrijk van deze wereld, is de inzet van Lukas een geheel andere: “Uw Koninkrijk kome”. En de vraag aan ons is dan: dat van Augustus of dat van God in Christus? Wordt het ‘Rome’ of ‘Bethlehem’? Luisteren we naar de boden (engelen) van Augustus of naar die van God?

Scepsis

In het hoofdstuk voorafgaand aan de beschrijving van de geboorte van Jezus zette Lukas deze vraag al scherp neer door de beide verschijningen van de engel van God aan zowel de priester Zakarias (Lukas 1: 5) als die aan de maagd Maria naast elkaar te plaatsen. Beiden worden ons getekend als rechtvaardigen onder het volk. Maar terwijl Zakarias weigert de woorden van de engel te geloven, en daarvoor wordt gestraft met een stilzwijgen tot de geboorte van zijn zoon, gelooft Maria de woorden van de engel metterdaad. Dat een priester sceptisch stond tegenover een God die met Zijn wonderdaden de menselijke orde doorbreekt, was niet vreemd. Vele priesters behoorden immers tot de Sadduceeërs: half vergriekste en aangepaste Joden die het op een akkoordje hadden gegooid met de Romeinen. Zaken als het eeuwige leven, wonderen en de opstanding uit de doden waren aan het niet besteed. Zakarias wordt ons niet geschetst als een Sadduceeër, maar wel als een ongelovige scepticus – net als zijn Sadduceese collega-priesters.

Scepsis is één van de vele manieren om te overleven. En het is weliswaar mogelijk om op elke plaats en in elke kring rechtvaardig te blijven, maar de vraag is en blijft: overleven we door te vergeestelijken, of door ook in de daad rechtvaardig te handelen. De geschiedenis van Lot laat ons zien dat het zelfs in Sodoma mogelijk was om rechtvaardig te blijven, maar vraag niet waar de keuze van lot toe geleid heeft; de Bijbel windt daar geen doekjes om. In een tijd van aanpassing, secularisatie en gelijkschakeling zullen de rechtvaardigen waar God iets mee kan en wil doen moeten worden gezocht in de achterlijke gewesten van het bestaan. Johannes de Doper vertoefde in de woestijn en Maria en Jozef vertoeven in Galilea; volgens de Joodse elite het land der heidenen waar duisternis zou heersen.

Maar de christelijke traditie tekent ons deze waarheid: dat in moeilijke tijden juist in de afgeschreven oorden van ons bestaan de kennis bewaard is gebleven van de oorsprong, de afkomst en de wortels van het bestaan, van het volk en van de hoopvolle belofte. In Jeruzalem had men de godsdienst vergeestelijkt, was men compromisbereid richting de Grieken en de Romeinen en had men keurig het leven opgedeeld in een terrein van God en een terrein van de keizer. Deze scheiding van Kerk en Staat was veel gewone rechtgeaarde Joden een doorn in het oog. Meer dan de vromen hadden zij in de gaten dat de eerbiediging van het gezag van de keizer een knieval betekende voor de anti-god – de keizer of de antichrist.

Lukas schetst ons de ‘weg terug’. Terug naar de koningsstad, terug naar de oude orde en het verbond en terug naar het veld van de tijd van de Rechters; de tijd van voor de koningen. Terug naar de niet-aangepaste outcast van ‘de herders in het veld’ die als eersten de blijde boodschap mochten vernemen – en ook begrepen!. De herders: dadelijke nazaten van David die als herder uit het veld tot het koningschap werd geroepen. De man die haast vergeten was door zijn familie toen Samuël kwam om hem te zegenen – ondanks het feit dat hij als “een dapper man en een echt soldaat” bekend stond! (1 Samuël 16: 18) De weg terug naar de wortel van Jesse begint niet in Jeruzalem, de stad van cultuur, bestuur en religie, maar begint in het duistere land der heidenen: het plaatsje Nazareth in Galilea.

In grote lijnen toont Lukas ons de oorsprong – de zetel – van het kwaad en de verwording en tegelijkertijd toont hij ons de oorsprong van de redding. De oorsprong – oorzaak – van de verwording van het volk Israël ligt voor een belangrijk deel in het vergeten van de oorsprong van de dingen. Wie maar lang genoeg leeft bij de schijnwerkelijkheid van wat de mensen van Jeruzalem, het koningschap en het priesterdom gemaakt hebben, gaat al gauw geloven dat dit nooit anders is geweest. De gelijkenis met onze moderne cultuur laat zich hier licht raden.

Werkelijkheid

In werkelijkheid kon men uit de Heilige Schriften weten van de werkelijke bedoeling van God, als men naar de werkelijke oorsprong van de dingen had gekeken. Niet Jeruzalem, maar Bethlehem; niet de stad Bethlehem, maar het veld. Niet de despotische heerser als Augustus, maar een richter die als herder uit het veld treedt om zijn volk en zijn schapen te richten. Zakarias was door het geweldsloze, aangepaste Jodendom, dat de priesters omhelsden en het volk voorhielden, nota bene zijn voorouders vergeten. Zijn dienst stond in schril contrast met dat van de eerste priesters: de zonen van het huis van Levi die “met het zwaard door de legerplaats moesten gaan, dodende al wat zij vonden”. Men was de taal van het bloed vergeten. Was David niet de koning met bloed aan zijn handen, net zoals de eerste priesters dat waren en zoals de profeten dat waren als stem van Mozes die de offerdienst aan God had geproclameerd, gefundeerd in het bloedbad dat de Levieten hadden aangericht op zijn bevel?

De farizeeërs en schriftgeleerden waren deze kennis van het verbond kwijtgeraakt. Men dacht niet in termen van het verbondsvolk, maar in termen als ‘wij’ en ‘zij’: de vromen versus “de schare die de Wet niet kent”. Net zoals de Sadduceeërs een tweedeling hadden gemaakt tussen de ontwikkelden en de achterlijken. Men sprak niet meer over Galileeërs als leden van hetzelfde verbond, maar over halve heidenen waar niets goeds van te verwachten was. Door hun zuivere godsdienst, van gebed en barmhartigheid, herkende men zelfs de rechtvaardigen uit Galilea niet meer.

Maar het Koninkrijk van God is niet van deze wereld – dat hadden de Joden kunnen weten. Het is niet gefundeerd op het despotische koningschap van het Oosten, dat Augustus ook naar zich toe haalde (en dat vanaf 100 na Chr. helemaal doorbrak in het Romeinse Rijk). In het Koninkrijk van God worden de hemelen geopenbaard in het veld en staan de rechtvaardigen op uit vergeten gewesten. Tegen de zondige natuur van mensen in doet God Zijn Koninkrijk vanuit de aarde omhoog stijgen. Niet van bovenaf, zoals bij de Romeinen of de Perzen, maar vanuit de ongepolijste harten van de rauwe rechtvaardigen.

De moderne de mens verlangt naar de despoot die vrede, tolerantie, welvaart en orde garandeert. Dat is vanaf de zondeval nooit anders geweest. Hoe heeft David niet moeten vechten tegen de despotisering van het koningschap? We kunnen daarvan lezen in 2 Samuël 3: toen Joab zijn boekje te buiten ging en dacht en handelde volgens de logica van de macht. En een vergelijkbaar verhaal in 2 Samuël 4. Of in 2 Samuël 9, toen hij de slavenhouding van Isbósjet doorbrak, de enig overgebleven zoon van Saul, door hem de gemeenschap en de rechten aan te bieden van het verbond en zo Isbósjet weer vast te binden aan de belofte, de grond en de eer van zijn huis?

Herstel

Als de Zoon van God komt om het koningschap te herstellen, dan herstelt Hij dat koningschap niet naar dat wat mensen er van gemaakt hebben, maar dan gaat Hij terug naar “den beginne”. Zoals Isaias (9: 6) zegt: “Grote macht zal Hij brengen en eindeloze vrede, aan Davids huis en zijn rijk; Hij zal het steunen en stutten met recht en gerechtigheid, nu en voor immer.” Het “in den beginne” waar Jezus naar teruggrijpt, werd zichtbaar in het moment dat de herder David opstond uit het veld. De oorsprong van het volk lag in het veld, onder het gewone volk dat geen slaaf en geen heerser was en dat rechtvaardig leefde zonder opgemerkt te worden door zowel vromen als door goddelozen. Jezus werd geboren tussen de dieren, omringd door naar schapen stinkende herders. Hij werd geboren op een plek die teruggreep op de oorsprong van het volk – van elk volk. Hij nam later Zijn discipelen uit de klasse der zelfstandigen die geen loonarbeider waren, maar ook geen despoot over anderen. Zo herstelde Hij de verloren kennis van het verbond onder de zonen van Israël.

Kerst is het feest van ‘de weg terug’: het toont ons de weg naar de vrede. Niet de vrede van een despoot – een Augustus – of van een of andere democratische roversbende. De vrede van Kerst is de vrede van de juiste verhoudingen, van de oorsprong van de inzettingen die het goede leven bepalen – dus van gezonde grassroots en een gezond koningschap. Theologisch gezien valt hier uiteraard veel meer te zeggen; namelijk dat wat met Kerst in de kerken zal worden gehoord. Maar Kerst beroert ook politieke en maatschappelijke kwesties – en dat wordt in de Kerk niet meer gehoord. Juist in een tijd waarin grassroots en koningschap onder grote druk staan en in grote staat van verval verkeren, is het opvallend dat het Kerstverhaal deze vragen niet omzeilt, maar voluit betrekt in het Evangelie van de geboorte van Jezus Christus.

Geen opmerkingen: