vrijdag 29 mei 2009

Ik ga verder op bitterlemon.eu

Op zoek naar de orde achter de dagelijkse werkelijkheid van onze cultuur schrijf ik regelmatig bijdragen over politiek, cultuur en geloof. Mijn zoektocht brengt me bij enkele bronnen van onze Europese cultuur: katholiek christendom, traditioneel gemeenschapsleven en klassieke wijsheid. Deze bronnen staan onder druk door het oprukken van het liberalisme. Met mijn artikelen probeer ik op mijn manier wat bij te dragen aan een beweging die Europa en haar cultuur wil bewaren. Dit doe ik door met rechtse en conservatieve argumenten de liberale mythe te ontmaskeren. De meeste van mijn bijdragen verschijnen op bitterlemon.eu, een samenwerkingsproject van bitterlemon en Nucleus.

Lees verder...

Re: The glory of Aduard: Rusland aan de Noordzee

Het noorden van ons land heeft iets weg van Rusland. Een paar steden waar nog wat gebeurt; een platteland dat verpaupert, vergrijst en schijnbaar nooit cultuur heeft gekend. Goed, de kerken zijn niet verwoest, zoals in Rusland vaak het geval is geweest, maar de mensen die er wonen hebben iets grauws, net als veel dorpen en wijken van grotere plaatsen. Wie in Hoogezand loopt, weet wat ik bedoel. Maar het is een vertekend beeld. Net als Rusland is een groot deel van Nederland, waaronder Groningen, bewust verpauperd en vergrauwd. Handelskapitalisme en Reformatie hebben een kaalslag teweeggebracht die generaties lang neer is geslagen in de psyches van de mensen. Aduard is niet alleen een sleutel om het verleden van deze streken meer te verstaan, het is ook een sleutel tot het verstaan van de Russificatie van de Nederlanden onder bewind van handelskapitalisten in grote steden als Amsterdam en Groningen.

Evenals Tom Zwitser bezocht ik onlangs het plaatsje Aduard. En sprak er de man die het plaatselijke museum beheert. Tegenover het gebouw van de Hervormde Gemeente - de enig overgebleven ziekenzaal van de minimaal drie die er voor de verwoesting van het klooster hebben gestaan, is dit museum gevestigd in het oudste gebouw van Aduard buiten de 'kerk' om. Verbazing was ook mijn deel, toen ik de verhalen van de beheerder aanhoorde. Als niet-Groninger was die verbazing nog anders dan die van de inheemse Groninger die erachter komt dat zijn streek geheimen in zich bergt waar hij van tevoren geen weet van had.

Als niet-Groninger bekijk ik deze provincie met een blik vanuit het westen van ons land: een achtergebleven, deels verpauperd en troosteloos gebied. De 'provincie'. Perifeer tot en met. Wie neit beter weet, denkt dat dit altijd zo is geweest. Slechts de stad Groningen had wat cultuur en wetenschap, wat handel en welvaart, maar de rest behoorde tot het ene grote Ommeland van Amsterdam. Vanuit Amsterdam bekeken is Nederland vol met achterlijke streken: Limburg, Brabant, Friesland en ook: Groningen. Het verhaal van Aduard confronteert ons met een ander verhaal: dat van een opgelegde achterlijkheid vanuit politiek-economische en deels religieuze motieven. Aduard was in de Middeleeuwen één van de ruim 35 hoofdkloosters in die streek, met talloze bijkloosters erom heen. Het land was bezaaid met terpdorpen, kasteelachtige hoeven ('borgen') en fraaie woningen.

Veel is afgebroken. In Aduard zou begin jaren '90 het oudste huis ook worden gesloopt. Tot de huidige bewoner dat met veel moeite wist te voorkomen. Toen ik vorig jaar in Westeremden was, had ik eenzelfde ervaring. De prachtige middeleeuwse oude pastorie naast de kerk was met eigen handen opnieuw opgebouwd door de huidige bewoner. Op het ruime grasland aan de andere kant van de kerk had ooit een grote, fraaie - tot de grond toe afgebroken - 'borg' gestaan. De geschiedenis van Groningen is bezaaid met vernietigde cultuur. Het was niet altijd een volstrekt perifeer gebied; het is zo gemaakt door gewelddadig ingrijpen door een handelsklasse en een opkomende nieuwe religie.

Het verhaal van Groningen staat niet alleen. Ook Brabant is nog steeds 'achterlijk'. Haar steden zijn grauw, haar inwoners meegaand en oppervlakkig - althans volgens het oordeel van de Hollandse elite. Maar ooit was datzelfde Brabant, samen met Vlaanderen, een belangrijk centrum van de Europese cultuur. Daar kwam vrij snel een einde aan door toedoen van de Hollanders die het noorden van Brabant bezetten en daar binne enkele jaren een onbeduidend gebied van wisten te maken. De afsnijding van de Zuidelijke Nederlanden en het zich onttrekken aan het Duitse Rijk heeft grote delen van Nederland gedegradeerd tot periferie van Holland. Die ontwikkeling was reeds lang aan de gang; het uiteindelijke breek- en snijpunt is makkelijk te traceren: de tweede helft van de zestiende eeuw.

Eerder dan in een land als Engeland vond er in Nederland een bewuste politiek van proletarisering plaats die oude centra van cultuur heeft vernield. Het (handels)kapitalisme gaat immer gepaard met proletarisering. De burgerlijke rust van de latere fase van liberalisme en kapitalisme is altijd vooraf gegaan door een eerdere fase van geweld, vernieling en onderdrukking. Wie in Groningen rijdt, ziet de uitwerking van het beleid de proto-Hayekiaanse Chicago School Boys van de zestiende en zeventiende eeuw: een regentenpolitiek van constructive destruction ten behoeve van handel en markt die de randen kaal slaat en het centrum oppompt. Wat Amerikanen in Rusland hebben gedaan, hebben de Hollanders al veel eerder gedaan. Er is weinig nieuws onder de zon.


Lees verder...

donderdag 28 mei 2009

Rollende zuurtjes

Er wordt nogal geklaagd over asociaal gedrag. En dan met name over dat van jongeren die hangen, zuipen, blowen, brutaal zijn, SMS-Nederlands spreken. En dan kijkt men naar de ouders die of allebei fulltime werken, steeds meer gescheiden opereren terwijl men over de kinderen een oorlog voert. Dit alles ten koste van hun geliefde hangkroost. Maar ouders van brutale kinderen hebben zelf ook weer ouders. Volgens PVV, SP en anderen moeten we daar respect voor hebben; zij zouden immers ons land hebben opgebouwd. Nu, vergeet het maar. De mondige oudjes van nu gaan niet vrijuit. Bij hen wordt zichtbaar wat de rest van de samenleving weg kan schuiven: sterven als de beesten en met die waarheid in het achterhoofd je krimpende territorium verdedigen. Desnoods ten koste van anderen.

Zo eens in het jaar gaan mijn twee oudste kinderen op schoolreisje. Als de één gaat, heeft den ander een dag vrij, en andersom. De oudste had een reisje en ik was die woensdag thuis en had dus het ´beheer´ en de zorg over de jongste twee. Wat doe je op zo´n papa-dag? Ik dacht: we gaan naar de markt die wekelijks bij het winkelcentrum wordt gehouden. Ik ga niet vaak naar een markt, en zeker niet doordeweeks. Maar marktkooplui zijn altijd interessant en er is leven genoeg.

De markt als levendig straatleven is een aftakelend gebeuren. Wat je ziet zijn vooral oudere mensen, wat moeders, veel allochtonen, natuurlijk de marktkooplui en een enkeling die toevallig vrij is en toevallig in de buurt was. Waar je zaterdag niet door de mensen heen kunt komen, is het doordeweeks een ander publiek. En beweegt het publiek zich anders voort. Marktkooplui rijden er met grote wagens, nog meer dan in het weekend. Moeders hebben allemaal een fiets aan de hand. Allochtonen lopen met boodschappenkarretjes, en oudjes lopen achter rollators of rijden in rolstoelen rond.

Ik vond het geen barst aan. Te midden van fietsen en rollators scheurden rolstoelen rond, maakten plotselinge bochten en draaiden zonder om te kijken om naar een andere willekeurige plek. Daartussen reden nog wat vrouwen uit asociale milieus op hun scooters rond. En tel daar de fietsen bij op. En dat alles op voetgangersgebied. Waar ik mijn kinderen goed bij me moest houden.

Te midden van overdag uitgestorven woonwijken waar papa en mama werken, de kinderen op staatsopvoedingsinstellingen zijn ondergebracht - te midden van deze grauwe, saaie moderne woonwijken zijn er nog hier en daar wat plekken van leven. Zoals een doordeweekse markt. Oudjes zoeken het leven op waar ze geheel zijn buitengesloten. In de toekomst wordt dit erger. Mensen werken dan nog langer door, kinderen moet dan waarschijnlijk al met hun derde (of nog eerder) onder staatstoezicht worden gesteld, zelfs allochtonen moeten dan werken en voor marktkooplui is er dan geen droog brood meer te verdienen.

Ik zou het van me af hebben gezet, ware het niet dat ik de dag erna een krantenartikel las in de plaatselijke krant. Oude mensen klaagden over kinderen, moeders met fietsen die een belemmering vormden voor ouderen met rollators en rolstoelen. Op de foto drie oude mensen tegen de achtergrond van het winkelcentrum waar ik de dag ervoor nog was geweest. Richting de lezer van de krant richtten ze hun woede. Woede op kinderen die op voetgangersgebieden de rollator en rolstoelen hinderden. Met name in het winkelcentrum waar ik was geweest.

Toen ik het las, dacht ik: 'welke kinderen'? Ik had ze nauwelijks gezien. Alleen die twee van mij. Omringd door honderden scooterende, fietsende en rollende mensenwezens. Waarvan er één afstapte om in de bakker te eisen eerder te worden geholpen dan mijn persoon. Glimlachend probeer je dan maar de woedende blik te negeren van deze vrouw op leeftijd. Die woedende blik zag ik dus ook de dag erna in de krant. Drie paar woedende ogen die mij aanklaagden: "Blijf uit de buurt van ons, van wielbewoners, van uitkeringstrekkers!"

Spelende kinderen op straat worden schaarser, wandelende mensen idem dito - uitzondering zijn zij die hun honden uitlaten (die weer worden ingezet om spelende hangjongeren te weren van voetbalveldjes). Onze steden sterven, op straat, overdag, buiten. Winkelpromenades zijn 's avonds uitgestorven. Evenals bedrijventerreinen en kantoorgebieden. Woonwijken zijn overdag uitgestorven. En 's avonds is men te druk om op visite te gaan of om de tv-knop uit te zetten. Men leeft snel, mobiel, ontplooiend. Tot alles op oudere leeftijd tot stilstand komt. Wat dan overblijft zijn verzuurde oude mensen, rollaterende wezens die kinderen als obstakel zien voor hun laatste gang in hun leven.

De generatie waar we respect voor konden hebben is allang uitgestorven, op een enkeling na. Wat er nu 60 of 65-plus is, is de generatie van de profiteurs, van hen die dit land hebben vernield. In de roes van welvaartsgroei, caravangroei, gezinskrimp, partnerabortus en religicide ontstond er sinds de jaren '60 een mens die mobiel zijn of haar eigen leven leidt. Die kinderen kregen die nog erger waren, en met kleinkinderen die uit puur onbenul de laatste restjes beschaving wegspoelen. Er is niks charmants aan een voortstrompelende hippie achter een rollator. Of aan een gepensioneerde kraker of aan een rentenierende ambtenaar die mee heeft geholpen honderdduizenden immigranten ons land binnen te loodsen.

Natuurlijk; op sommige plekken, zoals op het platteland, tref je nog zo hier en daar de besjes van weleer; in de steden zijn echter de zuurtjes in de meerderheid: de rollende zuurtjes. De generatie die ervoor heeft gekozen te sterven als de beesten - bij gebrek aan besef dat het leven meer is dan markt, welvaart, sociaal vangnet en Darwinisme. Moderne mensen reduceren zichzelf tot 'denkend dier'. In de volle kracht van het leven kan zoiets nog een bepaalde betovering oproepen - althans bij de goegemeente. Maar als het 'denkend dier' gebrekkig wordt - en het 'beesteneinde' naderbij komt - bevindt dit 'dier' op leeftijd zich opeens in uitgestorven stadsgebieden die een voorsmaak bieden van de enkele doodse, betonnen loods die hun einde zal zijn: het crematorium. Met dezelfde muziek als op de winkelpromenade, met hetzelfde publiek, rolleert men dan de oven in. Om een einde te maken aan de verzuring. Willen wij dit wel? Zo leven en zo sterven? Ik niet. En ik hoop: u ook niet.


Lees verder...

dinsdag 26 mei 2009

De wet van de pil

Het westen heeft zo haar eigen taboes. Eén ervan is de 'pil´ ter anticonceptie bij vrouwen. Zonder deze 'pil' was vrouwenemancipatie immers niet zo stormachtig over ons heen gekomen. Zonder 'pil' geen vrije seks. Met de 'pil' was er geen vrouw meer die nog gechanteerd kon worden door de wetten van de baarmoeder. De 'pil' maakte het immers mogelijk seks te hebben zonder angst te hebben dat er kinderen uit voort zouden komen? En zorgde de 'pil' er niet voor dat vrouwen carrière konden maken en hun moederschap op de tweede (of tigste) plaats konden zetten? De 'pil' is dus goed voor vrouwen (moderne vrouwen), goed voor liberale en socialistische politici en goed voor de pillenindustrie. En goed voor linkse (dus alle) journalisten die er het Vaticaan op kunnen aanvallen. Want sinds Vaticanum II heeft dit Vaticaan zich immers pontificaal tegen onnatuurlijke anticonceptie gekeerd. Tot groot ongenoegen van alle Obama's van deze wereld.

Maar is de 'pil' ook goed voor mannen? Volgens de Israëlische wetenschapper dr. Ronit Haimov-Kokhman niet. Verbonden aan het Hadassa-ziekenhuis in Jeruzalem heeft deze Haimov de spermakwaliteit onderzocht van de aan het Hadassa-ziekenhuis verbonden spermabank. Wat bleek? Het profiel van de spermadonoren is hetzelfde (jonge, gezonde studenten en soldaten die niet roken en voor 200 sjekel hun bijdrage leveren). Maar de zaadkwaliteit is niet hetzelfde. Tweederde van de potentiële klanten moet tegenwoordig worden weggestuurd vanwege de slechte zaadkwaliteit. Volgens Haimov is de grootste oorzaak van deze toenemende onvruchtbaarheid de grote hoeveelheden oestrogeen in het drinkwater. Dit vrouwelijke hormoon is afkomstig van vrouwen die de pil gebruiken en gebruik maken van sanitaire voorzieningen - wie doet dat niet? - of gewoon zwemmen in meren of iets dergelijks. Voor veel vissen is een hoge concentratie oestrogeen erg slecht. Mannetjesvissen gaan bijvoorbeeld vrouwelijke kenmerken vertonen.

Maar voor mensen zou dit dus volgens dr. Haimov ook het geval zijn. Mocht dit waar zijn, dan is dit een bittere pil voor de Israëlische drinkwaterprojecten waar men zo hoog van opgeeft. Geen land ter wereld doet zoveel aan hergebruik van drinkwater (zo'n 70 %). Maar waterzuiveringsinstallaties zuiveren het drinkwater niet van vrouwelijk hormoon. Bij voortdurend hergebruik van water en bij gelijkblijvend gebruik van de 'pil' zal de concentratie van dit hormoon dus alleen nog maar enorm stijgen. En naar de opvatting van Haimov heeft dit tot gevolg dat de Israëlische man over enkele decennia nog maar zo'n 20 miljoen cellen per kubieke centimeter 'produceert'; dit was een aantal jaren terug nog zo'n 106 miljoen. Volgens de WHO is het niveau van 20 miljoen hetzelfde als 'onvruchtbaarheid'.

De wet van de pil is geen Israëlisch fenomeen. Begin dit jaar was er in de media ook al opschudding over het feit dat een medische commissie van het Vaticaan waarschuwde voor de kwalijke gevolgen van de 'pil'. Wat was er gebeurd? In de Vaticaanse krant Osservatore Romano had José Maria Simón, voorzitter van de 'Internationale Federatie van katholieke Medische Verenigingen', gewaarschuwd voor de gevolgen van de 'pil'. Deze zou niet alleen de moraal aantasten, maar ook de mannelijkheid. Ook hij wees erop dat er door de 'pil' allerlei vervelende stoffen via het toilet in het riool terecht komen, en daarna via open water in het drinkwater. Om daarna als vervuild drinkwater de mannelijke potentie aan te tasten, zo zei Simòn. En hij voorspelden dan ook, net als dr. Haimov, ernstige gevolgen voor de vruchtbaarheid van de man die uiteindelijk zou resulteren in een demografische ramp in geheel Europa.

Simón werd belachelijk gemaakt. Maar Simón was niet de enige die dit zei. Ook de uitvinder van de 'pil', de Oostenrijkse biochemicus Carlo Djerassi, was tot dezelfde conclusie gekomen. Hij schreef in een opiniestuk in Der Standard dat het hem speet dat hij ooit de pil had uitgevonden. Met lede ogen zag hij hoe seks en moraal uit elkaar waren getrokken en hoe geboortecijfers, ook in zijn eigen land Oostenrijk, drastisch waren ineengeschrompeld.

Kijk, zoiets mag niet gezegd worden. Dat we landbouwgrond en water vergiftigen met spul dat onze voortplanting op het spel zet mag immers niet ernstig heten. Toen Simón en Carlo Djerassi hun verhaal deden, deed Marcel Hulspas dat in De Pers af als 'die Oostenrijkers zijn altijd al fout geweest' (waarna hij niet de 'Oostenrijkse' pil fout noemde, vreemd), en het Vaticaanse verhaal werd bespot met de mededeling dat we dat allang wisten en dat vooral vis, brood en wijn besmet zouden zijn. Een snerende Hulspas: "Maar dat kan niet. Daar was Jezus nou juist dol op." In feite gaf Hulspas daarmee gewoon toe dat het Vaticaan een punt had, maar dat het hem niet interesseerde. In de Groene Amsterdammer werd op eenzelfde wijze gereageerd op de bevindingen van dr. Haimov. Eerst ridiculiseerde men het verhaal als vervelend zijnde voor "Israëlische macho's van weleer, de gespierde en gebronsde Rambo's in battledress die hun land verdedigen". Voortplanting is dus volgens linkse journalistes ridicuul machogedrag. Helemaal mooi was de zin: "Zelfs de pauselijke zegen die vorige week over het Israëlische volk werd uitgesproken, kan de situatie niet meer redden." Wablief? Nu wordt het Vaticaan uitgespeeld tegen de resultaten van Haimov? Hoewel ze in feite hetzelfde zeggen?

Waar Haimov, het Vaticaan en Carlo Djerassi nog geloven in de wetten van de natuur, het gezond verstand en die van de baarmoeder, is de wet van de 'pil' klaarblijkelijk alleen geïnteresseerd in aanvallen op het Vaticaan. En op de mannelijkheid. En op voortplanting. En op schoon drinkwater. En op zichzelf.


Lees verder...

maandag 25 mei 2009

Re: Bedenkingen bij de Bolk

"De oplossing van Bolkestein zet geen zoden aan de dijk". Zo is de conclusie van Ronald Vliegen in zijn laatste posting. Volgens hem zet ook Bolkestein weer in bij de staat die we als conservatieven zo verafschuwen en/of bekritiseren: "Er wordt nog steeds geen recht gedaan aan het feit dat er realiteiten buiten de staat bestaan, of in ieder geval zouden moeten bestaan. Het net van de almachtige staat sluit zich alleen maar verder. Want vandaag geen onderwijsvrijheid voor moslims, wat morgen? Het precedent is dan gezet."De kritiek sluit aan bij die van Jonathan van Tongeren die wel vindt dat Bolkestein de spijker op de kop slaat, maar toch ook nog een paar keer had moeten slaan om de spijker er ook daadwerkelijk in te krijgen. Conclusie: de Bolk spreekt mooie woorden, maar we schieten er weinig mee op.

De schrijvers hebben gelijk. Toch is het gepast om tevreden te zijn met de opmerkingen van Bolkestein. Mijns inziens heeft Bolkestein, als hij het heeft over de voorrang van het christendom boven de islam, ook inzake de vrijheid van onderwijs, het niet over een willekeurig gelegenheidsargument, maar hanteert hij juist argumenten die de willekeurigheid van het moderne liberale paradigma overstijgen. Bolkestein hanteert de gedachte van de privilege die is verworteld - en daarmee gerechtvaardigd - in de historische werkelijkheid. En dan wel de historische gegevenheid die onlosmakelijk is verbonden met de huidige constitutionele stand van zaken. Het is voor hem een principieel punt. Bolkestein kijkt daarbij niet naar getalsmatigheden, maar hanteert het instrument van het objectieve christendom. Naast de plaats van het christendom in de historische bedding van onze vaderlandse cultuur, wijst hij dus ook op de inhoudelijke kernpunten van het christendom die volgens Bolkestein zelfs onderdeel zijn van onze constitutionele ratio. Of dit politiek iets uitwerkt, waag ook ik te betwijfelen. Maar feit is dat Bolkestein de verhouding liberale rechtsstaat - christendom niet ziet als een rechtstaat met daarin ruimte voor het christendom, maar als een maatschappij waarin fundament, verband, weefsel en denken eerst worden bepaald door christendom en pas daarna door het liberalisme.

Tot zover mijn 'verdediging' van Bolkestein. Op twee andere punten wil ik echter beide medebloggers concreet tegemoet komen. In beide postings proef ik een zeker wantrouwen ten opzichte van de inzichten van deze liberale senior. Ik deel dat wantrouwen, maar dan niet als gevolg van zijn uitspraken, en zelfs niet als gevolg van diens liberaal-zijn, maar als gevolg van iets anders. Bolkestein spreekt als een typische, oud-Nederlandse (van voor '68) intellectueel: onthecht, elitair, met een ondertoon van scepticisme, zij het in veel gevallen een 'eerlijk' scepticisme. Hij maakt een analyse maar laat het erbij. Want waarom niet een pleidooi voeren voor het hernieuwd verwijzen naar de Tien Geboden in het beginselprogram van een VVD als hij erkent dat deze Tien Geboden nog steeds onze cultuur stempelen? En waarom niet de christelijke component als onderdeel van het openbare lesprogramma invoeren? Ronald Vliegen heeft gelijk: na de 'ochtendplas' c.q. de analyse, worden de oude '(here)boeren'-reflexen weer van stal gehaald: ruimte voor minderheden en een denken vanuit de staat. Het liberalisme is blijkbaar toch een ziekte die het gezonde denken dusdanig in de weg staat dat zelfs de eigen overpeinzingen niet serieus kunnen worden genomen. Het is een constatering die als punt van kritiek ook ons als conservatieven zou moeten raken. Onthechtheid is ook al te makkelijk een conservatieve pose die ons weliswaar kan beschermen, maar die zonder aanvalshouding vervalt tot vrijblijvende afstandelijkheid.

Aansluitend op dit punt wil ik het denken vanuit de bovenkamer noemen. Bolkesteins uitspraken over de islam laat ik deels over aan de islamvreters onder ons. Mij interesseert het bovenkamerdenken in diens uitspraken over de islam. Bolkestein: "Als godsdienst is de islam wat mij betreft welkom. De vraag is alleen of de islam zich ook geheel aan onze cultuur kan aanpassen. In het verleden (en nu komt het, EvG) liep de moslimwereld ver vooruit op de christelijke. Een tentoonstelling heeft eens een vergelijking gemaakt tussen Bagdad uit het jaar 800 en Aken, dat toen een van de hoofdsteden van Karel de Grote was. Die vergelijking viel ruim in het voordeel van het Midden-Oosten uit. De islamitische cultuur heeft gebloeid en tot en met de twaalfde eeuw zie je daar met denkers als Averroës voorbeelden van."

Steeds maar weer vallen liberalen, net als humanisten en doorsnee atheïsten door de mand als het over cultuur gaat. Als men de kleinschalige, pluriforme, organische cultuur van de eigen voorvaders ziet, is men niet onder de indruk. Men is pas onder de indruk van grote gebouwen, onthechtte filosofieën; men neemt de despotische elementen voor lief. Men klaagt over de 'verstening' van die culturen, zoals ook Bolkestein doet, zonder zich af te vragen waar dat toch door kwam? Waarom kon Europa wel doorgroeien en zij niet? Dat is voor de cultuurdenkers een oninteressante vraag. De cultuurdenkers zijn als een oude boom die vol walging kijkt naar de humusrijke bodem waarin hij verworteld staat. Geef hem maar een ondergrond van mooi geslepen kiezelstenen! Of van mooi aangeharkt woestijnzand! Ook hierin is Bolkestein net een moderne conservatief. Voor veel conservatieven zijn er slechts klassieken en Great Books; wie vanuit het gewone leven, de traditie of het gewoonterecht denkt, zoals onder meer Scruton, is in het beste geval een romanticus, in het slechtste geval een fascist.

En toch moeten we mensen niet zomaar afschrijven. Geen conservatieven die zich vergalopperen met hun klassieken; en ook niet een Bolkestein die toch maar zegt dat liberalisme zonder christendom een lastig verhaal is. Hij gaat niet ver genoeg. Maar het zou al mooi zijn als conservatieve liberalen en soortgelijk volk net zover zouden gaan als Bolkestein, of nog verder. En dat is mijn hoop die er is als ik de woorden van Frits Bolkestein lees.


Lees verder...

zaterdag 23 mei 2009

Leve de Bolk

Frits Bolkestein heeft weer gesproken. In een interview vandaag met het Nederlands Dagblad deed deze liberale voorman weer een aantal opmerkelijke uitspraken. Om meteen maar met de deur in huis te vallen: "Wij leven in een gelijkheidscultuur. Maar mensen zijn ongelijk. En godsdiensten ook." En: "De Nederlandse cultuur - en in mindere mate ook de Europese - is seculier. Men houdt niet zoveel van afwijkende meningen."

Zelden heb ik zoveel goede uitspraken uit de mond van een liberaal bij elkaar zien staan in één enkele krantenartikel. "Het proces van secularisatie heeft, denk ik, ertoe bijgedragen dat Europa nu minder zelfbewust is. " "Als je aan een Europeaan vraagt, wat zijn waarden zijn, krijg je te horen: democratie, mensenrechten en oog voor minderheden, en zo. Als je dezelfde vraag zou stellen aan een Amerikaan of een Argentijn krijg je precies hetzelfde te horen. Met andere woorden: dat beroemde rijtje heeft geen onderscheidend vermogen." Een pleidooi voor gezinspolitiek in plaats van immigratie, het ontkennen van een Eruopese identiteit, maar wel een nadruk op onze joods-christelijke waarden: naastenliefde, barmhartigheid, Tien Geboden. Wie het interview wil lezen, moet de krant maar kopen of 'm anderszins zien te krijgen.

Bolkestein kan dan volgens sommigen een proefballon-intellectueel zijn; zijn hele ballonnen en halve waarheden bevatten meer inhoud dan wat de meeste andere zogenaamde 'denkers' ons hebben te melden. Bolkestein zegt veel goeds en het is jammer dat hij de consequenties van zijn eigen woorden niet ver genoeg doortrekt. Zoals in zijn uitspraak: "Artikel 23 is begin vorige eeuw uitonderhandeld na honderd jaar schoolstrijd. Het is dus helemaal verweven met de Nederlandse samenleving. Er is geen enkele reden om dat recht ook aan andere scholen zoals islamitische te gunnen." Ik wil daar toch iets over zeggen, zonder vervelend te willen zijn. Met alle respect.

Volgens Bolkestein kun je door strijd een recht verwerven. Door deze strijd - hij noemt als voorbeeld de schoolstrijd - raakt de mogelijkheid waarvoor je vecht zelfs verweven met onze cultuur. Als wat vechten mensen? Als individuele inwoners of vreemdelingen? Of als groep van inheemse rechthebbenden? Bolkestein is hier te impliciet. Nederland was een christelijk land met een christelijke meerderheid. En een liberale minderheid die aan de touwtjes trok. Men streed in feite voor een mogelijkheid die al volop aanwezig was in onze cultuur, maar die door een kleine elite werd genegeerd. Er was dus niet sprake van een fenomeen dat door een emancipatiestrijd als novum werd geïntroduceerd om daarna te worden opgenomen in het weefsel van onze cultuur; er was sprake van een werkelijkheid waar eindelijk recht aan werd gedaan.

Een tweede opmerking in dit kader betreft de stand van zaken omtrent het weefsel. Bolkestein spreekt over verwevenheid; wie spreekt over verwevenheid spreekt over 'weefsel'. Ergens anders in het interview spreekt Bolkestein - naar aanleiding van het door secularisatie verminderde zelfbewustzijn - over het 'verband': "Het algemene kader is weggevallen. Toen het liberalisme in de achttiende eeuw werd geformuleerd, was het christendom nog universeel. Maar dat bezielend verband, of zoals sommigen het noemen de gedeelde mythe, is er niet meer. En nu is de vraag of we ook zonder dit verband goed kunnen functioneren." Het is een vraag die Bolkestein weifelend doch ontkennend beantwoordt. Zowel 'weefsel' als 'verband' hebben betrekking op de samenleving, een samenleving die is gestempeld door het christendom, door de bezieling van het christendom bij elkaar is gehouden en (door strijd) mede door christenen is gevormd. Het christendom is primair; het liberalisme secundair. Dit is een opzienbarende gedachte - niet voor ons - en geen willekeurige, gezien de tal van citaten en gedachtes die Bolkestein verwoordt en die deze gedachte onderstrepen.

Deze primaire werkelijkheid is nu aan het verdwijnen. En daarmee de mogelijkheid dat de samenleving nog gevormd zou kunnen worden. Moderne, liberale, gelijke en democratische individuen kunnen namelijk niet meer strijden, doch slechts protesteren. Zonder primaire voorwaarden is elke fundamentele strijd een bedreiging voor de status quo. Bolkestein zei dit in feite ook met zijn opmerking "De Nederlandse cultuur is seculier. Men houdt niet zoveel van afwijkende meningen". Het is ernstig als afwijkende meningen niet meer kunnen worden gewaardeerd en zelfs worden bestreden. Bolkestein ziet dit, al raakt hij in het interview te voorzichtig de voorbeelden aan: de affaire Buttiglione (Bolkestein was tegen diens vertrek) en het recht van ouders om hun kinderen niet in te enten - al vergroot dit het risico op bijvoorbeeld polio. Maar Bolkestein toont hiermee dat hij niet slechts een klassieke liberaal is, maar tevens een gezonde Nederlander die meer in huis heeft dan moderne verworvenheden.

Het grootste gevolg van een seculiere samenleving is wel dat mensen niet meer strijden. Zonder weefsel, rechtsongelijkheid ten gunste van het christendom, bezieling, ruimte voor afwijking, groepsrechten die uitgaan boven algemene grondrechten, raakt de gewevenheid - het weefsel - van onze samenleving los. Bolkestein heeft gesproken. Laten anderen zijn woorden ter harte nemen.


Lees verder...

Gevaarlijke geschiedenis

President Medvedev van Rusland heeft een commissie aangekondigd om de Russische geschiedschrijving te bewaken. Hij wil voorkomen dat sommigen het verleden gebruiken om Rusland te beschadigen. Het verwijzen naar de kwalijke praktijken van het Rode Leger in Oost-Europa en in de Baltische staten na 1945 zal als het aan Medvedev ligt, niet meer plaatsvinden. Het westen gruwt van deze ontwikkeling. Deze 'herschrijving' van de Russische geschiedenis is namelijk in onze ogen niet los te zien van het toenemende Russische nationale bewustzijn. Met argusogen volgt het westen deze ontwikkelingen, die volgens velen Rusland richting een niet-democratische, totalitaire schijndemocratie drijven. Maar waar Europa de natiestaten opruimt, gaat men in Rusland een andere weg op: die van de sterke natiestaat. En daarin past geen kritische geschiedschrijving die van de glorie van dit land weinig over zou kunnen laten.

Geschiedherschrijving - dat doen we in Europa ook. De moderne Europeaan heeft niets met niet-herschreven geschiedenis. Voor hem is geschiedenis een Afrekening met datzelfde verleden. De geschiedenis is de schaduwvlek waarmee we de vooruitgang kunnen meten. Geschiedschrijving in Europa is het ambacht van de maalstenen. Met stenen als 'Holocaust', 'Vrouwenonderdrukking', 'Homofobie', 'Kruistochten', 'Kerk' wordt elke historische waarde fijngemalen. Het zijn machtige wapens om elk gevoel van trots, identificatie, identiteit en superioriteit de kop in te drukken. De cultureel-Marxistische c.q. liberale agenda van het westen ziet traditie en historie als ketenen waarvan we bevrijd dienen te worden. En de geschiedenis wordt hiervoor voortdurend herschreven - overgeschreven - met als doel moderniteit en discontinuïteit te benadrukken. Geschiedenis is voor ons drama en entertainment met de modernist als Good Guy en de historische figuur als Bad Guy. Zoals in de onlangs verschenen film The Young Victoria van de regisseur Jean-Marc Vallée - een film waarin Koningin Victoria wordt neergezet als prototype feministe; de sterke vrouw die alle mannen met gemak weerstaat. Waar het Victorianisme in haar hypocrisie en benepenheid staat voor donkerheid, is Victoria boegbeeld van viriel feminisme. Dat heeft niets met werkelijke geschiedenis te maken.

Medvedev kan dus nog veel van ons leren. En hij zal alle van ons afgekeken truuks uit de kast moeten halen om de vele wandaden uit het Russische verleden weg te poetsen. Zoals de vele doden onder Lenin en Stalin. Het wanbeleid van de communisten. Of de oorlogsmisdaden van het Rode Leger. Maar het is niet meer dan logisch dat Medvedev deze 'feiten' niet op hun beloop laat. De zwarte bladzijden zijn namelijk dermate overweldigend dat elke derderangs liberaal kan prijsschieten op de Russische volksziel; elk schot is raak. Ik snap Medvedev wel dat hij zoiets niet toe kan staan. Het is dan wel het modernisme geweest dat zo gruwelijk heeft huisgehouden in de Russische geschiedenis, maar dat wat er is overgebleven van de Russische identiteit is nauwelijks nog los te zien van datzelfde monster van de moderniteit. Ontkennen is onmogelijk; vervorming is de enige optie. Zonder ingrijpen krijgt Rusland namelijk zijn eigen 'Holocaust' voor de kiezen. En Duitsland laat zien dat een kapotgeschoten natie die wordt verleid door welvaart en geld een al te gemakkelijke prooi is voor de selfdestructing history vanuit het westen.

Rusland zoekt daarom haar eigen weerhouding - een katechon - tegen de machten die de laatste resten Russische cultuur willen vernielen. Als het ware een redmiddel om te ontkomen aan de vernielingen die de Amerikanen en zijn bondgenoten in het Rusland van vlak na de val van het communisme hebben aangericht. De bewuste (sociaal-economische) politiek - van onder meer de Chicago School Boys - van 'constructieve destructie' verschilde in uitwerking weinig van bombardementen zoals die op Dresden in '45. Naomi Klein citeert in haar boek Shockdoctrine op overvloedige wijze westerlingen - Amerikanen met name - die openlijk een beleid voorstonden van totale vernietiging van de Russische cultuur en van een algehele vernietiging van alle Russische sociale structuren. De citaten zijn onthullend: niet alleen economisch, ook sociaal en cultureel moest het land kapot. En ging het ook bijna finaal kapot.

Met nog minder culturele reserves als Duitsland vlak na de oorlog, maar met het grote voordeel de onafhankelijkeheid te hebben behouden, moest - en moet - Rusland wel grijpen naar onoirbare middelen als herschrijving van de geschiedenis. Dat het daarbij in haar versie van herschrijving niet terugschrikt voor bizarre historische combinaties - bijvoorbeeld door de Georgiër Stalin niet af te vallen en tegelijk de Russisch Orthodoxe Kerk in ere te herstellen; dezelfde kerk die door Stalin haast is uitgeroeid - is teken van hoop. Rusland wil geen terugkeer naar het donkere verleden, maar wil juist iets van een verleden behouden. Desnoods door de Duivel met een Beëlzebul te verdrijven.


Lees verder...

woensdag 20 mei 2009

Re: Valse godsdienst onder de vlag van joods-christelijk

Het is moeilijk om onbewogen te blijven onder de jongste blogposting van Jonathan van Tongeren. Zijn fraaie gedachten roepen louter instemming op. De kritische kanttekeningen die ik bij zijn bijdrage wil plaatsen, moeten dan ook uitsluitend worden beschouwd als kanttekeningen in de marge. In de grond der zaak zijn we het eens; zijn korte analyse verraadt een gelijkluidende visie op de fenomenen 'staat' en 'democratie'.

Of de kerk zelf heeft bewilligd in een rol als bijwagen van de staat waag ik te betwijfelen. Om haar situatie af te bakenen richting de Duitse keizers was toch eerder iets dat haar werd opgedrongen? En de opstelling van de Franse koningen, met hun centralisatie-ijver, liet vaker een zwakke Kerk zien, dan een afgebakende en een zich afbakenende Kerk? En trouwens: was de onderscheiding tussen Kerk en wereldlijke overheid (en niet: Staat) in het oude Israël, waar de oudsten, de adel en de koning een omvattender macht bezaten dan de priesterklasse een voorbode van de onzalige scheiding tussen Kerk en Staat zoals wij die nu kennen? Ik geloof het niet.

De christelijke natie wordt geregeerd door christelijke wereldlijke heren en overheden, van beneden naar boven, en de Kerk is altijd een corrigendum, een principe dat van binnenuit werkt, waar dan ook, in elke tijd. De Berberse denker en historicus Ibn Khaldoen verbaasde zich in de veertiende eeuw erover dat geestelijke en wereldlijke overheden in Europa in feite gescheiden opereerden. Toen al! En voor de islam was dit een ondenkbare situatie. Maar toch moeten we ons afvragen of er wel sprake was van een gedeeldheid. De christelijke eenheid kenmerkt zich altijd door een eenheid in verscheidenheid; of nog beter: een algemene eenheid die wordt bewaard door de bijzondere middelen tot correctie. Het christelijke ene Europa werd bewaard door een Kerk die er dicht bovenop zat, maar niet zelf alle macht naar zich toe trok. Of men zich in de Kerk bewust is geweest van de centraliserende tendensen die immer met toenemende macht en ontwikkeling gepaard gaan, valt te betwijfelen. Centralisatie roept tegenkracht op, en tegenkracht organiseren is in de praktijk hetzelfde als centralisme aanwakkeren. Want waar twee onderscheiden terreinen zich voortdurend centraliseren, valt uiteindelijk niet alleen de samenleving in tweeën, maar zal uiteindelijk de sterkste alle macht naar zich toetrekken. En dat is dus in deze setting altijd de Staat.

Want het is waarschijnlijk dat de primaire macht de grootste en uiteindelijk de enige macht zal zijn. Immers: de Kerk was van meet af aan een corrigendum: geen vervanging van maatschappij en leven. Behalve een historische uitwerking van dit proces, is de vraag belang of dit een onafwendbaar proces betrof, of dat er een onafwendbaarheid is gecreëerd door het niet overzien van de gevolgen van het toegeven aan centralisatie aan beide kanten van de streep.

Nu komt mijn (milde) kritiek: Ik proef bij Jonathan een zeker fatalisme. In een bericht op zijn eigen blog gebruikt hij richting Tom zelfs de term ‘idealisme’. De massaliteit van de ontwikkeling naar de allesoverheersende staat mag ons niet ontmoedigen of doen vluchten naar een eschatologische kunstgreep – zoals die van ‘idealisme’. Een bepaalde somberheid mag ons in de praktische politiek nopen tot behoedzaamheid en laveerkunst; op fundamenteel niveau dienen wij echter elke vorm van fatalisme af te leggen en de ontologische kwestie serieus te nemen.

Deze ontologische imperatief moet ons dwingen de ontmanteling van deze staat ter hand te nemen, en terwijl we zoeken naar de fouten van de Kerk dienen we samen een richting uit te denken waarin de Kerk weer de hoedster wordt van een samenleving zonder excessen als ‘Staat’ en ‘democratie’. Dit project moet mede op bitterlemon.eu opgestart worden. We kunnen beginnen met essays over de 'verlinksing van het christendom'. Wellicht een goed thema voor onze 'debatplaats'?


Lees verder...

maandag 18 mei 2009

Aanval op de democratie (II) - Over weigerambtenaren en weigerpartijen

Een groot deel van de Nederlandse ambtenaren weigert om onder een bestuurder van de PVV te werken. Dit bleek uit een enkele dagen geleden gehouden onderzoek van het ambtenarenblad re.Public. Zo'n 54 procent van ambtenaren op rijks-, gemeente- en provinciaal niveau ziet het niet zitten om onder een politicus te werken die tevens aanhanger is van de partij van Wilders: de PVV. Op aandragen van de PVV heeft Minister van Binnenlandse Zaken Guusje ter Horst opgemerkt dat dit ontoelaatbaar is: "Een ambtenaar die zich om andere redenen niet kan verenigen met het beleid dat hij moet uitvoeren, zal ten slotte een andere baan moeten zoeken".

Nu is een groot deel van het Nederlandse ambtenarencorps, net als de leraren en de journalisten, sociaal-democraat of 'links'-liberaal (zeg maar: D66). Uit de mond van de enkele rechtse ambtenaar die er bestaat en die een cursus doet in het kader van zijn of haar werk wordt dit beeld bevestigd. Over het algemeen zijn ambtenaren qua partijpolitieke voorkeur in te delen bij partijen die weigeren met de PVV in de regering te zitten: PvdA, GroenLinks, D66, SP en ChristenUnie. Voor wat betreft weigerambtenaren zal dit niet veel anders zijn. De vraag is: waarom is het ontoelaatbaar dat een ambtenaar weigert voor een bestuurder te werken die namens een democratisch verkozen partij in het kabinet zit, en waarom is het daarentegen toelaatbaar dat partijen zelf weigeren met zo'n partij als de PVV samen in het kabinet te zitten?

Dit laatste is namelijk een ernstige zaak. Onze constitutie kent niet het verschijnsel 'partij'. Wel de gekozen volksvertegenwoordiger die samen met de andere verkozenen de Staten Generaal vormen. Elke volksvertegenwoordiger is niet slechts de vertegenwoordiger van zijn achterban. Hij is weliswaar verkozen door de achterban en kan afgevaardigde zijn van een groep van kiezers, maar elke verkozen volksvertegenwoordiger vertegenwoordigt heel het volk. Niet de wil van de achterban, maar het algemeen belang van het volk dient de leidraad te zijn van elke parlementariër. "Zonder last en ruggespraak" dient een Kamerlid zijn of haar afweging te maken en een stem uit te brengen.

Daarom wordt in de media altijd gemeld: "De Tweede Kamer heeft besloten... (etc.)", en niet: "een deel van de Kamer heeft besloten (en een ander deel niet)". Het behoort tot de zogenaamde democratische principes dat ieder parlementariër zich op voorhand neerlegt bij een eventueel besluit van de volksvertegenwoordiging. En van het volk wordt hetzelfde verwacht. De eenheid van volkswil en uitvoerende macht wordt in ons land nog eens onderstreept door het feit dat ministers in dienst zijn van de Kroon die boven alle partijen staat en dat de regering (in dienst van de Kroon) het volk regeert en niet het parlement. Het parlement geeft de stem van het gehele volk. En deze volkswil wordt soeverein uitgevoerd door een kabinet dat regeert namens het hele volk.

Een partij die dus op voorhand weigert met een andere partij in een kabinet te zitten, weigert dus het volk en haar vertegenwoordiging te erkennen. Niet slechts een deel, maar in principe het volk als geheel (wat iets anders is als het gehele volk als optelsom van individuen elk met een eigen mening). Wie weigert op voorhand met een partij in een kabinet te zitten, moet zich afvragen wat hij of zij als partij in een parlement te zoeken heeft. Het parlement is er voor de regering, en niet andersom. Wie voor zichzelf een deel van het volk - en theoretisch zelfs eventueel de meerderheid - uitsluit van de regering, verwerpt het regeren namens het volk, en verwerpt bovendien het parlement als vertegenwoordiging van het volk. Let wel: ik spreek niet over het proces van kabinetsformatie; ik spreek over de principiële bereidheid de ander te erkennen als vertegenwoordiger en zelfs als drager van een (eventueel meerderheids-)kabinet.

De weigering van genoemde partijen om op voorhand met een PVV samen in één kabinet te zitten, is dus een aanval op de democratie. Je mag als partij iets onwaarschijnlijk achten, maar dat is principieel nog iets heel anders dan onaanvaardbaar. Wie van tevoren het "onaanvaardbaar" uitspreekt, zet op voorhand al het behoorlijk bestuur op losse schroeven. Het gemak waarmee veel partijen dus een banvloek uitspreken over de PVV zegt dus iets over het onvermogen ook daadwerkelijk te geloven in de democratie waar men anders zo de mond vol van heeft. Deze zaak is uiteraard niet uitsluitend op een PVV terug te voeren, maar ook en allereerst op een uitsluiting van de SGP door veel partijen in dit land al in een veel eerder stadium.

Dat uitsluiting sinds jaar en dag schering en inslag is, betekent wellicht dat de huidige democratische gesteldheid bij veel 'democraten' een wassen neus is. Dat uitsluiting wellicht onvermijdelijk is, betekent wellicht dat de democratie zelf een wassen gebouw is.

Daarom is het vreemd dat partijen wel, en ambtenaren niet mogen weigeren een kabinet (of ander bestuurlijk orgaan) met de PVV als deelgenoot te ondersteunen. Een partij is in een democratie immers van groter gewicht dan een ambtenaar? Of vergis ik me hier en dienen slechts ambtenaren zich op te stellen als democratische horigen, maar mogen partijen, volksvertegenwoordigers en bestuurders er een eigen democratie op na houden? Met een eigen volk en een eigen opvatting over wie wel of niet tot dit volk behoort?


Lees verder...

woensdag 13 mei 2009

Aanval op de democratie (1) - Egbert Schuurman

Is het de democratie die haar eigen kinderen opeet, of zijn het haar kinderen die de democratie opeten? Ik denk allebei. Natuurlijk zeker het eerste: democratie relativeert de orde kapot, vernielt het gezag, plaatst de macht van het getal boven de waarden van traditie, gemeenschap en verbondenheid. Hierover op een ander moment meer. Van het tweede geval: de kinderen van de democratie die hun moeder opeten, zijn de laatste tijd (zo sinds het ontstaan van de democratie) vele voorbeelden te noemen. En dat blijft opmerkelijk. Nu geef ik niet zoveel om democratie. Niet dat ik zo zucht onder het bestel, maar mijns inziens wordt onze beschaving niet primair gedragen door democratie, maar wordt bepaald door andere factoren. Maar daarom is het des te verbazingwekkender dat het juist de voorstanders van democratie zijn die dit stelsel moedwillig de nek omdraaien. Een voorbeeld hiervan is het nieuwste voorstel van Egbert Schuurman, senator voor de ChristenUnie in de Eerste Kamer der Nederlandse Staten Generaal.

De heer Schuurman wil een zogenaamde 'crisistax' invoeren; een belasting voor Nederlanders die meer dan premier Balkenende verdienen, dus meer dan zo'n 125.000 Euro per jaar. Boven dit bedrag zouden mensen in plaats van 52% zo'n 60 % belasting moeten gaan betalen, en dan zo dat men geen gebruik kan maken van hypotheekrenteaftrek wat betreft het bedrag dat men in deze hoogste schijf aan de Staat dient af te dragen. Volgens senator Egbert Schuurman komt deze zogenaamde 'crisisbelasting' tegemoet aan een "breed beleefd, sluimerend gevoel in de samenleving, dat de hogere inkomens nu echt eens moeten worden aangepakt''. En: "De mensen zijn het spuugzat, dat sommige bazen van onderwijsinstellingen, ziekenhuizen en woningcorporaties zo vreselijk veel verdienen. Er is behoefte aan een krachtig signaal van de overheid.'' Een aantal opmerkingen wil ik hierbij plaatsen.

Allereerst is het opmerkelijk dat Schuurman er niet voor terugdeinst gedrag te vertonen dat partijgenoten zouden kunnen aanmerken als 'populisme'. "De mensen zijn het spuugzat". Dan bedoelt Schuurman de mensen minus de meerverdieners. En: "hogere inkomens moeten worden aangepakt". Hoger dan wat? Hoger dan dat van premier Balkenende. Schuurman maakt graag gebruik van simpele voorstellingen. Wie is de hoogste in het land? De koningin? Nee, premier Balkenende. Wie zijn de veelverdieners? "Sommige bazen van onderwijsinstellingen, ziekenhuizen en woningcorporaties". Is dat zo, meneer Schuurman? Verdienen alleen bazen uit de overheids- en semi-overheidssector meer dan onze premier? En niet zelfstandigen, ondernemers, filmregisseurs, etc.?

Schuurman is een populist. Zijn hele leven heeft hij doorgefilosofeerd over één thema: de vertechniserende maatschappij - een 'geleend' thema van zijn leermeester prof. H. van Riessen. Nu, met loodgieterslogica is veel te begrijpen. Als iets niet past, dan pruts je er toch gewoon een ander onderdeeltje aan vast? Dat mensen in de collectieve sector volgens de huidige politieke maatstaven niet meer zouden mogen verdienen dan de Balkenendenorm is in zekere zin logisch: de hoogste ambtenaar moet het meeste verdienen van alle ambtenaren. Maar nu komt het: volgens Schuurman moeten alle Nederlanders minder verdienen - of mogen eigenlijk niet echt meer verdienen - dan de hoogste ambtenaar: de premier. Alle Nederlanders zijn blijkbaar in dienst van de staat - of hebben een vergelijkbare status. Het lijkt erop dat burgers in crisistijd ondergeschikten zijn van een staat en zich moeten schikken naar de wensen van hun meerderen. De maatschappij is in dienst van de politiek.

Raar. Het zou toch andersom moeten zijn? Minister betekent toch 'dienaar'? 'Dienaar' van de Kroon, van het volk of het algemeen belang? Wie inzet bij de dienaar kan dus beter inzetten bij de minstverdienenden. Dus bij hen die beneden het sociaal minimum zitten. Laten zij die het sociaal minimum hebben en erboven zitten maar bloeden. En laten om te beginnen Balkenende en Schuurman hun salarissen aanpassen op de minst verdienende dienaren van dit land; de 'Schuurman-norm' is dan geboren.

Schuurman borduurt zijn hele leven voort op het werk van zijn leermeester Van Riessen. Diens hoofdwerk was "De maatschappij der toekomst". In de maatschappij van Schuurman is er geen ruimte meer voor toekomst. Voor de toekomst van een maatschappij is er ruimte nodig voor nieuwe initiatieven vanuit deze maatschappij. Ook financiële ruimte. Welnu, wie straks meer verdient, moet zijn geld afstaan aan de Staat. Het is straks niet meer mogelijk om vanuit de maatschappij eigen initiatieven te ontwikkelen èn te bekostigen! Daarvoor zijn immers mensen nodig die iets meer kunnen missen. Volgens Schuurman moet iedereen die iets kan missen, dit laten afvloeien naar de staatskas. De overheid bepaalt immers wat er wordt geïnitieerd en wat er gebeurt, en niet de burgers.

Schuurman keert de verhoudingen om. Vrije ondernemers zijn ambtenaren geworden. Vrij burgers staatslakeien. Zelfs de notie van solidariteit, van 'de sterkste schouder, de grootste lasten' is niet de werkelijke drijfveer. Het werkelijke motief van deze senior van onze Eerste Kamer der Staten Generaal is tegemoet komen aan sluimerende gevoelens in de samenleving. Wat nu, als meerverdieners grote financiële verantwoordelijkheden blijken te bezitten? Richting ouders, landbezittingen, kerkelijke of charitatieve instellingen? Daar heeft Schuurman lak aan. Zoals zijn partijgenoten in het kabinet meewerken aan het creëren van een politiestaat waarin elke fatsoenlijke burger onder curatele wordt gesteld, zo pakt Schuurman het anders aan. De financiële mogelijkheden om zich te handhaven tegen het staatsgeweld moeten eraan geloven. Het initiatief van het volk moet worden gebroken.

Ten slotte een citaat van prof. dr. ir. H. van Riessen, de leermeester van Schuurman: "Het is immers zo dat de maatschappelijke tendenties in de richting van de totalitaire maatschappij wijzen, maar bovendien (blijkt), dat de benadering van onze samenleving met de idee en de praktijk van haar planmatige beheersing haar op een weg voert, waarop men van kwaad tot erger voortschrijdt. Door de opheffing van de soevereiniteit in eigen kring, krijgt de maatschappij reeds een totale, collectieve structuur, terwijl door de overschrijding van het critische punt in de balans van gezag en vrijheid ten behoeve van de gecentraliseerde beheersing der toekomst, men gedwongen wordt tot een slechts door de mogelijkheden van de planning gelimiteerde procedure van vrijheidsbeperking."

Schuurman heeft veel boekjes gelezen en geschreven, maar heeft er klaarblijkelijk van meet af aan niets van opgestoken.


Lees verder...

woensdag 6 mei 2009

Leuke actie

Sinds vanochtend lees ik de NRC Next. Vijf weken lang voor slechts vijf Euro, en dan op zaterdag in plaats van de NRC Next de NRC Handelsblad zelf. Daar moet dus flink geld bij worden gelegd. En dat is ook de reden waarom ik het doe. Voor vijf Euro krijg je vijf weken lang genoeg bewijsmateriaal door de brievenbus over het misdadig karakter van de journalistieke elite van Nederland, en bovendien draai je ze ook nog eens een financiële poot uit. Het gaat al slecht met de NRC en haar zusje Next. Als iedereen ingaat op deze aanbieding zal er weer een linkse journalist de laan uitgaan.

In de Next van vandaag een groot artikel van Rob Wijnberg over Susan Sontags filosofie van de beeldcultuur: "Kijken, kijken, maar vervolgens niets doen".
xxxxx








Lees verder...

dinsdag 5 mei 2009

Dodenherdenking 2009

Een samenleving die de dood naar de rand van haar bestaan heeft verdrongen, is een onwerkelijke samenleving. Ondanks de Heideggeriaanse wijsheid dat juist de begrensdheid van het leven door de dood dit leven zinvol maakt, is mijn ervaring precies andersom: waar de dood naar de rand is geduwd, wordt de wereld gek. Behalve voor hen die in de nabijheid van Onze-Lieve-Vrouwe de liturgie van wijn en sigaren vieren.

Maar nog steeds voelen wij ons in Nederland Anno 2009 verplicht om aan de vooravond van 5 mei, Bevrijdingsdag, op 4 mei 'onze doden' te herdenken. En ook de zogenaamde 'Dodenherdenking' van dit jaar werd in ons land wel heel bijzonder gevierd. Met dreigementen aan reeds overleden personen. Want wat is het geval? Het Algemeen Dagblad had gisterochtend op de voorpagina een foto geplaatst van de dader van Koninginnedag. Het bleek een 'verkeerde' Karst T. te zijn. Het AD had de foto van Hyves gehaald nadat SBS 6 hetzelfde had gedaan in een televisie-uitzending. Maar waar SBS nog een balkje voor de ogen had geplaatst, liet het AD zelfs dit weg. En toen bleek het een andere, een 'verkeerde' Karst T. te zijn die men had geplaatst. Zelfs geen familie. Een verkeerde, ondanks - naar zeggen van het AD - de getuigenverklaringen van vier bekenden van Karst T. die hadden verklaard dat dit de juiste Karst T. was.

En nu komt het: de 'verkeerde' Karst T. kreeg meteen talloze dreigementen, haat- en dreigmails toegezonden. Dreigmails aan iemand die al dood is - je vraagt je af: hoe slim zijn al die dreigende Nederlanders?

Maar goed: dit plaatst het fenomeen Dodenherdenking in een ander perspectief. Doden hoef je niet alleen te herdenken (zeven minus één); je kunt ze ook bedreigen. Waarmee? Met mails en met haat.

Is dit surreëel? Niet minder surreëel dan de dag na Dodenherdenking een popfestival organiseren waarmee alle vrijheden anno 2009 worden gevierd en dit direct koppelen aan WO II en Anne Frank en de hele rataplan.

Eén van die vrijheden die met popfestivals worden 'gevierd', is het ongeremd haat spuien op Internet. Een andere vrijheid is het plaatsen van foto's van onschuldige personen op de voorpagina van kranten en ze presenteren als meervoudige moordenaars. En de vrijheid om de doden te haten. En natuurlijk de vrijheid van het AD om de 'verkeerde' Karst T. af te schepen met een bosje bloemen en een paar honderd Euro schadevergoeding (dit laatste is natuurlijk giswerk).

Een ander surreëel moment beleefden afgelopen zondag enkele Apeldoornse kerken. Diverse kerkdiensten werden verstoord door Duitse sekteleden die de kerken ervan beschuldigden schuldig te zijn aan de moord op Koninginnedag. Omdat ze 'net als Lot bij Sodom bleven wonen'. Nu werd Lot later in het Nieuwe Testament een rechtvaardige genoemd, maar sekteleden zijn blijkbaar niet zo Bijbelvast. Zelfs de dode Lot wordt gehaat en dreigementen vliegen in het rond.

Een laatste surreëel moment beleefde ik gisteren in Antwerpen. Ik zat in het Hilton Hotel te eten, samen met mijn vrienden dr. Pieter Huys en Tom Zwitser. Zo rond het moment van herdenken begon een bejaarde vrouw te raaskallen. Ze was waarschijnlijk dronken. Door enkele personeelsleden werd ze 'begeleid' naar meer gepaste oorden. En we kregen een excuus. "Waarvoor?", vroeg ik, want wij hadden geen last van haar gehad, "zolang het personeel maar niet schreeuwt, valt het nog wel mee". De Nederlandse stagiaire keek me niet begrijpend aan en liep weg. Niet de vrouw was onwerkelijk, wel onze Nederlandse stagiaire. Na de maaltijd stonden we op en staken een sigaar op: een Justus van Maurik.

Onder de voet van de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal vroeg ik me af: waarom herdenken we de doden? Doden herdenken doe je in de kerk door een Heilige Mis op te dragen. De dood zelf herdenk je niet - de dood is niet te denken, laat staan te herdenken. Je kunt wel doden herdenken die in werkelijkheid nog leven. Zelfs na het sterven. En ook het sterven is te gedenken. Hierdoor zijn we in staat ons leven zo te leven dat het zelfs voor onze kinderen tot een gedenkwaardig leven wordt.

De liturgie van de oude wereld loopt niet synchroon met die van de nieuwe wereld. Voor mij vielen gisteren het gedenken van het sterven en het vieren van de vrijheid samen in het drinken van een glas wijn met vrienden, in het oudchristelijk 'tolereren' van een raaskallende oude vrouw en in een goede sigaar achteraf. In het moment dat de rook van Justus van Maurik omhoog slingerde langs de spits van de Onze-Lieve-Vrouwe.


Lees verder...

zaterdag 2 mei 2009

Battle of the Books

Het moderne Europa heeft het humanisme tot grondslag verheven. Daarmee heeft ze een oude slang aan haar boezem gedrukt. Want het humanisme is een smerige oorlog. Van boeken tegen boeken. Van boeken tegen het Boek. En van boeken tegen het leven zelf.

Humanisme is oorlog. In de satire “Battle of the Books”, van Jonathan Swift (1667-1745), de Engelse schrijver die vooral bekend is geworden door zijn Gulliver’s Travels, wordt de aanzet gegeven tot deze conclusie. Swift schreef zijn satire als onderdeel van de literaire polemiek die zich eind zeventiende eeuw in Europa afspeelde tussen aanhangers van de klassieke traditie en die van de moderne cultuur. Laatstgenoemden meenden dat de moderne cultuur van wetenschap en rede superieur was aan de klassieke cultuur van Athene en Rome. Maar waar moderne schrijvers bij de klassieken bijgeloof en bekrompen denken zagen, meenden de verdedigers van de Klassieken dat deze oude boeken, zoals die van Virgilius, Cicero, Homerus en Aristoteles, tijdloze voorbeelden waren voor een gezonde en volwaardige cultuur. Swift beeldde deze strijd uit door in zijn satire de boeken tot leven te laten komen: het gevecht tussen boeken. Zo heftig dat zelfs het manuscript waarop dit gevecht is opgetekend beschadigd raakte en zodoende de lezer in het ongewisse laat over de uitkomst van het gevecht tussen moderngezinden en klassiekgezinden.

De verdedigers van de Klassieken waren dus niet zo onder de indruk van de toename van kennis van wetenschap en filosofie. Evenmin van de idee van vooruitgang. Men verwierp de houding van kritiek die als ze eenmaal in gang was gezet, alles zou ondergraven. De geschiedenis gaf de ‘klassieken’ gelijk. De kritiek van de modernen op de plaats van de Klassieken bleek uiteindelijk niet terug te schrikken voor kritiek op de Bijbel. De kritiek op cultuur resulteerde alras in een kritische houding ten aanzien van Kerk en politiek, met revolutie als gevolg. Jonathan Swift stond nog midden in de strijd; midden in “The Battle of the Books”, en hij liet in deze satire de uitkomst van de strijd in het midden. Want een klassiek mens weet: wie er ook wint, de natuur, met haar eeuwige wetten, is onverwoestbaar.

In “Battle of the Books” maakte Swift gebruik van een reeds bestaande parabel, die van de spin en de bij. De moderne cultuur met haar schrijvers en filosofen stelt Swift voor als een spin in een web. Volgevreten met talloze vliegen, spint hij zijn web, vanuit zijn eigen lichaam dat volgens Jonathan Swift weinig anders is als "a good plentiful Store of Dirt and Poison." Met minachting spreekt de spin over de bij – beeld van de klassieken, van de echte schrijvers – die rondvliegt zonder web als huis, zonder angst over wat anderen van hem zullen denken. Waar de spin zijn maaksel vanuit de vuiligheid van zijn eigen lichaam opbouwt, onttrekt de bij zijn materiaal aan de natuur, waar hij rondvliegt in de velden waar hij thuis is en zich thuis voelt.

Oppervlakkig gezien gaat de “Battle of the Books” dus om een strijd tussen ideeën. Of liever gezegd: de strijd om het behoud van de klassieke, artistieke verbeelding tegenover de koude, levenloze rationaliteit van de modernen en de culturele en literaire critici. En dat is een thema dat veel conservatieve, klassiekgezinde mensen in Europa en Amerika aanspreekt. Niet voor niets gaf het Intercollegiate Studies Institute (ISI) – een Amerikaans traditioneel conservatief instituut – eind 2008 een boek uit waar eenzelfde toon in klinkt: Wreck of Western Culture: Humanism Revisited, van de Australische cultuursocioloog John Carroll.

Op een haast niets ontziende manier gaat Carroll, hoogleraar Sociologie aan de Universiteit van Melbourne, aan de hand van Great Books vijfhonderd jaar westerse cultuurgeschiedenis langs om te concluderen dat deze ‘geschiedenis van vijfhonderd jaar humanisme’ zo dood als een pier is en dat het humanisme daar zelf de hoofdschuldige aan is. Van Donatello tot Freud, van Velázquez tot Darwin ziet Carroll een ontwikkeling waarin de mens zelf het centrum van de wereld wilde zijn, en hij stelt dat deze vervanging van God door de mens op een culturele en morele ramp is uitgelopen. Carroll: “Het menselijk individu is niet alleen geen schepsel en schepper in één, en ook geen hoog ontwikkelde vis, zoals Darwin ons wilde doen geloven. Het is waar, geef een vis een bewustzijn en je krijgt een modern individu wiens aardse bestaan wordt doorgebracht in angst voor die onvermijdelijke toekomst, de dood, een onbewuste angst die alle plezier vergalt. Het schepsel verandert in steen.”

Carroll is oneindig veel scherper dan een humanist als Stephen Toulmin, die reeds in Cosmopolis – The Hidden Agenda of Modernity (1990) stelde dat de tragiek van de westerse cultuur het uiteengaan van wetenschap en kunsten was. Volgens Toulmin is de remedie eenvoudig, namelijk de verzoening tussen de exacte wetenschappen en de humanistische traditie. Nee, volgens Carroll omvat het humanisme juist ook de dodende, zogenaamd ‘exacte’ wetenschappen zoals die van Freud, Darwin en Marx. Juist door het hogere en het lagere van ons bestaan uit elkaar te trekken, kon de wetenschappelijke, economische en technische vooruitgang ongestoord expanderen. En het humanisme leende zich uitstekend voor dit uit elkaar trekken doordat het wezen van het humanisme de onderdrukking van de natuur door de cultuur, i.c. de boeken inhoudt. Met alle gevolgen vandien voor de mens. Carroll: “Onze gezonde instincten zijn tot vrijwel nul gerationaliseerd door deze ziekte, deze illusie dat de geest het zijn opnieuw kan vormen.”

In Carroll echoot iets door van eerdere de waarschuwingen van George Steiner die in 1971, in zijn essay In Bluebeard’s Castle, reeds stelde: “In plaats van de doeleinden en de spontane verlangens van de mens te dienen, zijn de ‘positieve waarheden’ van de exacte wetenschap en haar wetten een gevangenis geworden, nog donkerder dan (de imaginaire kerkers – Carceri d'Invenzione (1745), EvG) van Piranesi, een carcere om de toekomst in op te sluiten. Niet de mensen, maar de feiten bepalen de loop van de geschiedenis.” Daartegenover poneerde Steiner een keuze voor de “utopische bronnen van het humaan bewustzijn”. Deze utopische bronnen bleken later, in het essay Real Presences, ideeën te zijn die volgens Steiner niet konden bestaan zonder Transcendentie. Een gezonde cultuur – een cultuur die de naam ‘cultuur’ waardig is – is er slechts bij de gratie tussen het contract tussen God en mens. Waar dit contract wordt verbroken, belanden we in een cultuur van “boeken over boeken en boeken over die boeken”. Ook Steiner keerde zich, evenals Swift dat eerder deed, tegen een cultuur die wordt gedomineerd door critici, door spinnen die de echte cultuur willen verstikken in hun web.

Maar Steiner ging niet zover als Carroll. Waar Steiner nog denkt, voelt en gelooft door, in en via de boeken van de cultuur, van het humanisme, wil Carroll af van het keurslijf van de humanistische utopie. Steiner wil juist de utopie, zoals hij in Real Presences pleit voor het “utopia van de zondag”; namelijk datgene wat er na onze deconstructie overblijft om de verbeelding te voeden. Carroll wil geen utopie, want cultuur zonder natuur is, evenals het koude modernisme, een web dat je gevangen houdt, totdat de spin je doodt en leegzuigt.

Het is trouwens opmerkelijk dat het ISI een boek als dat van Carroll heeft uitgegeven. Deze denktank gaf tot nu toe voornamelijk boeken uit die uitblonken in culturele en literaire uitwijdingen over ´Great Books´ en ´Great Men´; de ideeën van de hogere cultuur zouden ons moeten redden. Niet dat men daarin onwaarheid sprak. Want juist in de Klassieken zou de natuur, de wijsheid en de transcendente weer moeten spreken. Maar dat spreken gebeurde maar niet en het luisteren verzandde uiteindelijk in het drijfzand van “boeken over boeken en boeken over die boeken” - waar Swift en Steiner in zekere zin reeds tegen waarschuwden. Heeft men bij ISI soms geluisterd naar de kritiek van Claes Ryn, die in een kritiek op het Amerikaanse conservatisme, dit conservatisme juist beschuldigde van intellectuele en artistieke luiheid? Ryn: “American intellectual conservatives seem to feel no existential need for poetry, novels, paintings, symphonies, films, and such.” (in: Modern Age, 2007)

Mocht men bij ISI naar Ryn geluisterd hebben, dan is dit een goede zaak. Want op de keper beschouwd, is de “Battle of the Books” in de diepste grond geen strijd tussen boeken onderling, om een tegenstelling tussen boeken van modernen en boeken van klassieke auteurs. Het gaat bij Swift om iets anders; de werkelijke oorlog bij hem is die tussen de critici van de natuur en haar wijsheid enerzijds en de inwoners en representanten van de natuur anderzijds. Waar zogenaamde wetenschappelijke kennis toeneemt, en bij het voortschrijden de oude kennis haar waarde ontneemt, en waar een vooruitgang voortwentelt en de oude wereld als een oud kleed van zich afwerpt, is volgens de Klassieken – en haar verdedigers – de waarde van de natuur blijvend.

Bij verontruste humanisten als Stephen Toulmin gaat het om ideeën die sturing moeten geven aan de vooruitgang van wetenschap en techniek, om te voorkomen dat de wereld ten onder gaat aan “institutionele aderverkalking”. En George Steiner ziet deze ideeën slechts bestaan als het contact met de hogere werkelijkheid – het transcendente – niet verbroken wordt. Want zonder contract met ‘God’ wordt de wereld van wetenschap en rationaliteit volgens hem een kerker; gelukkig schenkt ‘God’ ons de broodnodige utopie om te overleven en onze vrijheid te behouden.

Maar John Carroll gelooft niet dat ideeën los verkrijgbaar zijn, al dan niet met behulp van een ‘God’ die ons de utopie schenkt om te blijven geloven dat er meer is dan de kerker. En Carroll gelooft evenmin dat ‘humane ideeën’ en rationaliteit te mixen zijn tot een leefbare wereld, zoals Toulmin schijnt te denken. Want aan het slot van zijn boek stelt hij: “Er bestaan eeuwige wetten – zedelijke en metafysische – en op het diepste niveau is kennis van die wetten het menselijk geweten aangeboren. (…) Dus hoezeer het waarachtige geweten in een bepaalde periode ook vervormd en onderdrukt wordt, het zal nooit helemaal uitgewist worden. (…) De mijlpalen van de weg die een cultuur, onze cultuur moet gaan, zullen overleven en zijn er voor iedere volgende generatie die ervoor openstaan. Zo gezien hebben we altijd vaste grond onder onze voeten.”

Nu, ook George Steiner gelooft dat de ‘hoop’ ongevoelig is voor deconstructie door literatuurwetenschappers en taalfilosofen, maar Carroll gelooft in meer: hij gelooft in vaste grond. Welke strijd er ook wordt gevoerd; boeken zijn altijd een bijzaak. “The Battle of the Books” vindt immers plaats op de vaste grond van eeuwige wetten. Al in de parabel van de spin en de bij liet Jonathan Swift zien dat deze eeuwige wetten vrijheid schenken; zoals de bij zich vrij van bloem naar bloem beweegt zonder acht te slaan op reputatieschade of webbeschadiging. En eeuwige wetten schenken de mens plezier. Dat wist Swift, dat wisten zijn medestanders, en dat weet ook John Carroll. En als het goed is, weten wij dat ook.

Naar aanleiding van: John Carroll, The Wreck of Western Culture. Humanism Revisited. ISI Books, Wilmington, DE, 2008, 275 p. ISBN10/13: 1933859695 / 9781933859699.


Lees verder...

vrijdag 1 mei 2009

Opinieleiders

Koninginnedag 2009 is uitgelopen op een drama. Wat voor mij persoonlijk begon als een dag met mooi weer, spelletjes bij de kinderen op school, de driekleur uitgestoken en vaderlandse liederen in het hoofd en op het strottenhoofd, werd een afknapper. Ik ben geen monarchist, zij het wel een vaderlander die niet los staat van het Oranjehuis. Toch viel me gisteren dit op: de media zijn zelfs op een moment als er zich zojuist een drama heeft afgespeeld vol met geleuter. Zakelijk geleuter, prietpraterig geleuter, psychologisch geleuter. Ik zeg het niet gauw, maar op zo'n moment was de waardige toespraak van een werkelijk aangedane koningin een verademing te midden van het mediageklets - enkele gewone burgers achter de microfoon uitgezonderd.

Nederland is een land van toeschouwers, van mensen die gniffelen als een dorpsgek met drek gooit, maar ook een land van mensen die direct een opinie klaar hebben om het drama te neutraliseren of te kanaliseren richting het eigen politiek program.

Twee voorbeelden hiervan wil ik u niet onthouden. Het eerste voorbeeld is het 'hoogstaande' commentaar van neoconservatief Henk Steenhuis. Deze gewezen hoofdredacteur van HP/De Tijd en pro forma medewerker van www.dedagelijksestandaard.nl, liet al zijn ressentimenten de vrije loop. In het artikel "Wegwezen", op z'n persoonlijke site www.welingelichtekringen.nl, beschuldigde Steenhuis kroonprins Willem-Alexander ervan slechts toegekeken te hebben bij het incident en te hebben ingegrepen. Steenhuis: Opvallend is dat de kroonprins - die in het leger de rang van generaal bekleedt en op zijn uniform talloze militaire onderscheidingen draagt - niet deelnam aan de eerste hulpacties. Net als de rest van het gezelschap dook Willem Alexander weg op de open bus en maakte dat hij wegkwam. Als Welingelichte kringen goed is geïnformeerd, is het strafbaar om je snel uit de voeten te maken als mensen zich in levensgevaar bevinden."

Is dit dezelfde Steenhuis die destijds opriep tot een meer hoogstaand islamdebat in Nederland? Die Leon de Winter aanviel vanwege diens laaghartige bejegening van prof. J.A.A. van Doorn tijdens dit debat? Die volgens een reaguurder op het gewraakte artikel ooit zei: "GeenStijl vind ik een walgelijke site. Ogenschijnlijk wordt op een olijke manier het nieuws doorgegeven, maar vergist u zich niet. Het is in handen van psychopaten en de grappen die ze maken, zijn slechts een vermomming voor hun verrotte geest."?

Ja. Weerzin tegen kerk en christendom kenmerkt de meeste medewerkers van welingelichtekringen.nl, net als weerzin tegen het koningshuis en een grote voorliefde voor homorechten. Nu was dus de weerzin tegen het koningshuis aan de beurt. Meteen na het drama dus zo'n bericht geschreven. Als eerste reactie. Het zegt veel over deze man. En weinig goeds.

Een andere reactie was niet minder bizar, en wel die van Marc Chavannes, één van de boegbeelden van de NRC Handelsblad. In zijn eerste reactie, "Ongeloof voor Het Loo", zei Chavannes: Als het maar geen allochtoon is. Als het maar geen republikein is. Het zijn dingen die door je hoofd schieten - de reacties daarop zouden naar kunnen worden." Waarop een lezer treffend zei: "Waarom meteen gepaniekt over gevolgen in de publieke zin, waar is het meeleven met slachtoffers?" Er is dus bij menigeen verbazing over de zakelijke toon van veel 'opinieleiders'. Maar onder de zakelijkheid zit het ressentiment. Waar haalt Steenhuis zijn grieven vandaan? En waarom zegt Chavannes: "Als het maar geen republikein is"? Nee, Chavannes, het was een monarchist en geen republikein (want als het geen republikein is, of een lid van het Republikeins Genootschap, dan is het dus volgens Chavannes waarschijnlijk een monarchist), dus je kunt gerust verder bloggen. Als een monarchist een aanslag pleegt op het koningshuis en daarbij en passent vijf mensen doodt, is er volgens Chavannes niet zoveel aan de hand. Als het dan ook nog eens geen allochtoon is, èn er zit geen organisatie achter, dan is er alleen maar persoonlijk leed. En daar weet de NRC wel raad mee.

Onze libertijnse opinieleiders zijn weer eens door de dranghekken heengereden en hebben voor de zoveelste keer een aantal lezers omver gereden. Waarna Steenhuis en Chavannes elkaar de hand kunnen schudden. Wanneer wordt dit soort mensen eens moe van zichzelf?


Lees verder...