dinsdag 26 september 2006

Naar een wereld zonder dwang

Heeft Paus Benedictus XVI gelijk en is geweld onverenigbaar met het christendom? Onderscheidt het christendom zich daarmee van het islamitische geloof? Of hebben zijn linkse critici gelijk en is zijn Regensburger Rede een misser - maar dan wel van een geheel andere aard dan waar de critici hem van betichten?

Nu de druk op religie en godsdienst toeneemt, begint het moderne christendom zelfreddingspogingen te ondernemen. Eén zo'n poging is die om het christendom steeds luid en duidelijker te positioneren als geweldsloze godsdienst en als godsdienst zonder dwang. Hoewel vele gelovigen deze principes al lang en breed in de praktijk brachten, wordt er nu een soort handelsmerk van gemaakt.

Deze tendens van een steeds geweldslozer christendom, die met de Verlichting was ingezet, wordt steeds sterker. Actuele gebeurtenissen versnellen het proces van geweldsloosheid, zoals de commotie rond de toespraak van Paus Benedictus XVI in Regensburg op 12 september. De storm van protest die deze toespraak van Benedictus XVI heeft losgemaakt, is nog steeds niet geluwd. Velen vragen zich af: "waarom heeft de paus bewust voor dat ene citaat gekozen, terwijl er zoveel andere voor het oprapen waren? Waarom moest hij per sé - bij monde van een historische figuur - benadrukken dat de islam zich met het zwaard heeft verbreid?" En wij vragen ons af waarom - getuige zijn laatste uitlatingen - het christendom hier afstand van dient te nemen?

Paus Benedictus gaat ver in zijn ijver om een religie zonder dwang te grondvesten. Bij monde van een Byzantijnse keizer in gevangenschap leek hij te verklaren dat "God en geweld onverenigbaar zijn". Deze indruk versterkte hij tegenover een gezelschap van ambassadeurs uit twintig moslimlanden [1]. Kernwoorden van het christendom - zo verklaarde hij voor het academische gezelschap in Regensburg zijn volgens de paus de dialoog en - en daar richtte zijn betoog zich met name op - de Rede. Dus niet het zwaard, maar de dialoog noemde de paus als het wapen bij uitstek voor het christendom.

Op de keper beschouwd ging de Regensburger Rede [2] dus niet over de vraagstelling "geweld of dialoog", maar over de analogie tussen "geloof en rede". Benedictus XVI betreurt de zogenaamde dehellenisering die de kerk heeft getroffen. Deze dehellenisering heeft volgens hem de rede niet alleen losgekoppeld van het geloof, maar deze binnen de kerk ook in het diskrediet gebracht. De oorsprong van deze ontwikkeling ziet de paus liggen in de zestiende eeuw toen de Reformatie zich afwendde van het humanisme en het "sola scriptura" in stelling bracht:

"Dehellenisatie komt op de eerste plaats met betrekking tot de doelstellingen van de Hervorming in de zestiende eeuw te voorschijn. Kijkend naar de traditie van de scholastische theologie, dachten de Hervormers dat zij met een geloofssysteem geconfronteerd werden dat totaal door filosofie wordt geconditioneerd, dat wil zeggen een hele andere doelstelling van het geloof op een geheel andere denkwijze had. (...) Het principe van sola scriptura, enerzijds, streefde naar geloof in zijn zuivere, fundamentele vorm, zoals die oorspronkelijk in het bijbelse Woord is bedoeld. De metafysica is daarbij niet een voorwaarde van een andere bron, waaruit het geloof moest worden bevrijd om weer volledig zichzelf te kunnen worden. Toen Kant verklaarde dat hij het denken opzij moest plaatsen om ruimte voor geloof te maken, zette hij dit gedachtegoed voort met een radicalisme dat de Hervormers nooit konden voorzien. Hij verankerde zo uitsluitend het geloof in praktische rede, dat de toegang tot de werkelijkheid als geheel ermee werd ontkend."

Lijnen over Kant en Von Harnack

Benedictus trok in zijn Regensburgse rede de lijnen ferm door over Kant naar negentiende-eeuwse theologen als Von Harnack naar nu. De afkeer van het Griekse c.q. hellenistische denken met haar metafysica en filosofie is volgens Benedictus XVI funest gebleken voor de theologiebeoefening binnen de kerk en heeft de kerk verzwakt.

Een kerk die zich alleen maar heeft teruggetrokken op het eiland van de "sola's" (sola scriptura = alleen de Bijbel en niet de traditie en de filosofie, en het sola fide = alleen door het geloof) is volgens Benedictus een zwak christendom dat niet alleen de dialoog met de moderne wetenschap en cultuur niet aankan, maar ook de basis ontbeert voor een overtuigende dialoog. De resultaten van deze ontkoppeling van geloof en rede zijn duidelijk: door zich weerloos te maken op het gebied van wetenschap, cultuur en rede, wordt het geloof zelf hoe langer hoe meer bepaalt door een wetenschap, cultuur en rede die niets met het geloof te maken heeft (en wil hebben).

Wie de lezing van Paus Benedictus leest met het oog op de noodzaak van het christendom zich de rede weer toe te eigenen, ontdekt veel fraais in diens lezing. Maar er is meer. De ondertoon van de lezing is niet alleen een pleidooi ergens voor, maar ook ergens tegen, namelijk tegen het geweld, of om preciezer te zijn: tegen de combinatie "religie en geweld". Volgens de paus haalde hij de woorden van de keizer namelijk aan om aan te geven dat religie dient samen te gaan met rede, niet met geweld [1].

Het lijkt in de ogen van de moderne democratische mens een sympathiek doch vanzelfsprekend gevaar. Als hij iets anders had beweerd dan was hij door de publieke opinie gekielhaald. Religie mag volgens de moderne communis opinio niet worden verbonden met dwang aangezien religie geen onderdeel is van de harde werkelijkheid van macht, politiek, wetenschap en economie, maar tot de totale non-relevante domein van de vrijheid. Religie is in onze maatschappij een privé-zaak en dat moet volgens de goegemeente ook vooral zo blijven. De kerken denken hierover niet wezenlijk anders dan de rest van de maatschappij.

Toch blijft het vreemd. De inzet van Paus Benedictus was immers de weerbaarheid van het christendom en de cruciale rol van dit weerbare christendom voor de redding van Europa. Bij eerdere gelegenheden benadrukte deze paus immers de onlosmakelijke band tussen Europa en het christendom. De vraag is nu wat weerbaarheid voorstelt als bij voorbaat al elk ultiem sanctiemiddel wordt uitgesloten. Ultieme sanctiemiddelen om af te kunnen dwingen - rechten, vrijheden, belangen, etc. - zijn immers slechts overtuigend - en dus reëel - wanneer bij voorbaat juist niet wordt uitgesloten dat er in uitzonderlijke omstandigheden sprake kan zijn van dwangmiddelen, waaronder zelfs geweld.

Wat is de weerbaarheid van een huisvader waard, wanneer hij verklaart dat ingeval van aanranding en mishandeling van zijn vrouw en kinderen, hij uiteindelijk nooit naar dwangmiddelen zal grijpen zoals geweld? Staat de verklaring dat christendom en geweld niets met elkaar te maken hebben, gelijk met het uitroepen van het weerloze christendom dat in een wereld die steeds gewelddadiger optreedt tegenover klassieke en behoudende krachten, uiteindelijk vermorzeld zal worden?

Kanttekeningen

Het is waar: de paus verklaart dat het christendom niet gelooft in bekering met geweld. Niet door de kracht of de dreiging van het zwaard wordt het geloof bewerkt. Daarin onderscheidt het christendom zich van de islam of het democratische denken die beide met geweld een systeem kunnen vestigen dat via de buitenkant steevast leidt tot aangepaste islamitische i.c. democratische burgers. Maar we moeten ons hier geen valse voorstellingen maken.

Allereerst dienen we bekering en kerstening niet door elkaar te halen. Het christendom heeft weliswaar nooit geloofd in bekering door middel van het zwaard, maar wat betreft de kerstening is het een ander verhaal. Volkeren werden gekerstend, dat wil zeggen in uiterlijke zin onder een bepaalde vorm van een christelijke maatschappelijke orde gebracht. Dit kon uiteraard nooit tegen de wil van het volk ingaan. Uiterlijke kerstening is in de geschiedenis nooit louter een individuele zaak geweest en altijd een zaak van gemeenschap en volk.

Verder waren zowel de kerstening als de bekering nooit gericht op een dwang van buitenaf die het bestaande wilde verwoesten, maar stonden beide zaken voor een proces dat van binnenuit werkte en het bestaande zoveel mogelijk wilde bewaren, louteren en heiligen om het zo tot een christelijke cultuur om te transformeren. Maar bij de gedachte dat ware verandering van binnenuit plaatsvindt, zijn meerdere kanttekeningen te maken.

Het van binnenuit is niet alleen, en niet in de eerste plaats van toepassing op de individu, maar op de volksgemeenschap. Niet het hart van een enkele persoon, maar dat van een volk dient bereikt te worden om van daaruit het gehele lichaam door te werken.

Het christendom is geen dualistische religie. Het primaat van de inwerking ligt weliswaar bij het binnenste van een volk, een gemeenschap, een cultuur en een persoon, maar het buitenste staat nooit los van dat binnenste. Met andere woorden: er is een verband tussen een gehandhaafde uiterlijke orde die de gezonde innerlijke orde weerspiegelt.

Het geloof begint weliswaar in het innerlijk van een gemeenschap, volk of cultuur, maar is onmogelijk - bestaat niet - zonder uiterlijke vorm en verschijning. Uiteindelijk wordt het innerlijk zelfs getoetst aan het uiterlijk: de daden en de werken van een mens, een gemeenschap of cultuur.

Beide - geweld en rede - zijn zaken die beginnen bij de buitenkant van de gemeenschap c.q. persoon. Beide kunnen dus nooit het primaat krijgen inzake de religie, maar ook: beide kunnen dus nooit (!) tegenover elkaar worden geplaatst, zoals Paus Benedictus XVI dat doet.

Benedictus en Kant

Paus Benedictus zegt met de woorden van de Byzantijnse keizer: "Geweld is onverenigbaar met het wezen van God en het wezen van de ziel. "God", zegt hij, "houdt niet van bloed. En op een onredelijke manier handelen is tegengesteld aan het wezen van God". Wie iemand tot het geloof wil brengen, heeft de gave nodig om behoorlijk te kunnen spreken en juist te redeneren, zonder geweld en zonder dreigementen. Om een redelijke ziel te overtuigen, heeft men geen sterke arm, of wapens of andere middelen nodig, waarmee men iemand met de dood kan bedreigen." En Benedictus vervolgt: "Een sterke argumentatie tegen een gewelddadige bekering is dit: Onredelijk handelen is strijdig aan het wezen van God. De redacteur, Theodor Khoury merkt daarover op: "Voor de keizer, een Byzantijn die is gevormd door de Griekse filosofie, is die opmerking vanzelfsprekend. Maar voor de islamitische leer is God absoluut transcendent. Zijn wil is aan geen van onze categorieën gebonden, ook niet aan die van de rede."

Met zijn inzet bij de analogie tussen geloof en Rede kiest Benedictus positie tegenover Immanuel Kant. Deze Duitse filosoof ontkoppelde de religie en de Rede en plaatste de religie in de private sfeer, buiten het publieke domein. Weliswaar erkende hij de waarde van de institutionele vorm van religie - om de ongeordende religie te beteugelen, maar het publieke terrein was voor hem het terrein van de Rede waar het geloof buiten moest blijven. Deze houding ten opzichte van religie was niet uitsluitend negatief bedoeld, integendeel. Juist de religie had tot taak de moraal te bewaken en juist een kerk die los stond van de staat hoefde zich alleen nog maar bezig te houden met de zuivere religie: de verkondiging van het geloof en de barmhartigheid. De zo "gezuiverde" religie hoefde geen vuile handen te maken op het terrein van politiek, wetenschap en cultuur [3].

Hiertegen lijkt Paus Benedictus XVI dus stelling te nemen. En dat is opmerkelijk. Liet zijn voorganger nog goede woorden horen over de persoon van Kant, en wordt deze positieve waardering ook gevonden bij andere christelijke Europeanen - zoals bij de Rooms-katholieke Italiaan Buttiglione die in "Europa" moest afdruipen vanwege zijn homostandpunten, de Nederlandse "orthodox-protestantse" minister van landbouw C.P. Veerman en de protestantse theoloog Gijsbert van den Brink [4], Paus Benedictus lijkt een andere weg te gaan.

De vraag is nu of Paus Benedictus werkelijk zo diametraal tegenover Immanuel Kant staat als hij ons wil doen geloven. Het moderne christendom - zowel orthodox als niet-orthodox - verwerpt steeds explicieter elke vorm van dwang en geweld. Net als Kant wil men het geloof redden door het zuiver te houden - door het zuiver te maken - en wil men de religie plaatsen in het domein van de vrijheid. Benedictus verschilt zo bezien niet veel van onze Kantiaanse christenen.

Het zuivere christendom dat de knellende banden van staat, volk, cultuur en politiek kwijt is, kan zich richten op de corebusiness van het geloof: het navolgen van Jezus. Wie zich de werkelijkheid uit handen liet slaan zal zich moeten behelpen met de ethiek, de opvoeding van de eigen kinderen en een heilig en gelovig leven leiden. Maar alvorens de nieuwe geloofsprincipes stevig konden verankeren in de microkosmos van het christelijk bestaan, staat deze aanpak al weer op losse schroeven. De grondvoorwaarden voor ethiek en opvoeding blijken lame ducks te zijn. Want de grondvoorwaarden voor ethiek en opvoeding zijn - hoe je het wendt of keert - de dwang en de eenheid van het leven. Daar hebben sommigen iets op gevonden: niet het hebben van een ethiek is het probleem, maar het hebben van een claim van absoluutheid.

Nederlandse geluiden

Een soortgelijk was er vorig jaar te horen bij monde van de Nijmeegse hoogleraar prof. Van der Ven. Hij meent dat geloof de dwang uitsluit. Tijdens een lezing op de Soeterbeeck-programma van de Radboud Universiteit in Nijmegen, stelde hij dat er alleen toekomst is voor religies wanneer die hun claim op absoluutheid laten varen [5]. Ook bij Van der Ven heeft de angst en dreiging van islamitische moslimterreur de ogen heeft doen opengaan voor de schadelijke kanten van religie. Met name de religies die absolute normen en waarden pretenderen en deze desnoods willen opleggen moeten het in het publieke debat flink ontgelden. Is dat zo, zijn geloof en dwang onverenigbare zaken?

Een reactie op de toespraak van prof. Van der Ven bleef niet uit. Diens pleidooi voor een sociale religie die een absolute openbaringsclaim inwisselt voor een bijdrage aan de sociale samenhang van de samenleving werd niet gedeeld door de protestantse dr. P. de Vries. Volgens De Vries kan men "alleen vanuit de innerlijke overtuiging die het werk is van de Heilige Geest" een ware christen zijn en "nooit door dwang" [6]. Met de notie van het vreemdelingschap en de veelgebruikte zinsnede dat "Gods koninkrijk niet van deze wereld is" dekte dr. De Vries zich in tegen de mogelijkheid van een totalitaire staat die zich baseert op christelijke gronden. Een soortgelijk geluid was onlangs te horen bij monde van de Nederlandse protestant J. van der Graaf in het Reformatorisch Dagblad van 2 oktober j.l. [7].

De logica van dr. P. de Vries en dr. ir. J. van der Graaf bevat een merkwaardige logische structuur. Want wie weet dat het fenomeen dwang onlosmakelijk verbonden is met het leven, ziet in hun woorden de volgende bewering: "Het christelijk geloof is vreemd aan het leven." Net zoals Gods koninkrijk niet van deze aarde is en wij vreemd staat ten overstaan van de aarde, is er in het geloof geen plaats voor dwang. Maar wie deze redeneertrant overneemt, moet wèl de consequenties voor zijn of haar rekening nemen. Een eerste consequentie van deze redenering bewering is het einde van de christelijke ethiek. Een leven zonder dwang is namelijk onvoorstelbaar. Is er dan toch onontkoombaar sprake van dwang in het leven, en is tegelijkertijd dwang onverenigbaar met een christelijk leven, dan bestaat dit christelijke leven doodeenvoudig niet.

Deze weg zullen Benedictus en genoemde protestantse Nederlandse heren wel niet bedoelen. In de ethiek is het christendom namelijk helemaal niet onverenigbaar met dwangmiddelen. Integendeel. Zonder dwang is er geen leven en is er ook geen levend christendom. Wie als christen de dwang afzweert maakt een einde aan de christelijke ethiek. Het is namelijk niet mogelijk om werkgever te zijn zonder dwang uit te oefenen of zonder dwangmiddelen tot zijn of haar beschikking te hebben. Hetzelfde geldt voor talloze andere beroepen met een verantwoordelijk karakter: bestuurder, officier, politieagent, maar ook: ouderschap en ambtsdragerschap. Als het christendom onverenigbaar is met dwang, dan is christelijk werkgeverschap een onmogelijke zaak geworden.

Wie christelijk geloof en dwang onverenigbaar vindt, moet er zelfs voor oppassen het christendom te demoniseren. Wie dit namelijk zo stelt, zal nooit stellen dat dwang an sich uit den boze is. Wie dwang sowieso afwijst, wijst immers het leven zelf, de rechtsstaat en tal van andere basale zaken af. Wie geloof en dwang niet te verenigen acht stelt in feite dat dwang niet verkeerd is, zolang het christelijk geloof er maar niets mee van doen heeft. Het geloof belichaamt dan het kwade element dat dwang immoreel maakt. Problematischer is wanneer we in het licht rond de opmerkingen over de ethiek moeten stellen dat dwang inherent is aan het leven zelf. Dan zouden we namelijk ook dit moeten zeggen: het leven zelf is goed, mits dat leven verschoond blijft van (christelijk) geloof. Het geloof is dan voor je het weet het kwade element geworden dat het geheel van het leven aantast. Wie het geloof elimineert, creëert dus een goed leven.

Er zijn meer kanttekeningen te plaatsen bij opvattingen als van genoemde heren. De lezing van de Bijbel – met name die van het Oude Testament – wordt problematisch en zal gefilterd moeten worden door een theologische constructie die theologisch sluitend zal zijn, maar wel het eenvoudige, gezagvolle en dwingende lezen van de Schriften elimineert. Een net zo belangrijk bezwaar is dat de eenheid van het leven eraan gaat. In de christelijke opvoeding beoogt een ouder niet zozeer de buitenkant van een kind te polijsten, maar veeleer de binnenkant – het hart – van het kind te bereiken. De vorming en geloofsopvoeding van het kind in het gezin rust dit kind toe voor zijn of haar weg in de maatschappij. Wat voor een gezin geldt, geldt ook voor een land. Wie het welzijn van zijn burgers op het oog heeft kan niet blijven staan bij een vrijblijvende buitenkant. Tenzij er natuurlijk sprake is van een negatieve benadering van wetten en normen: als zouden dezen slechts het kwade beteugelen, maar niets goeds in zichzelf met zich meebrengen.

Een andere weg dan Rede of Geweld?

Op de één of andere manier is het in deze tijd verleidelijk toe te geven aan de drang om christendom en dwang te ontkoppelen. Is wat uit dwang geboren is, ook echt? En leidt dwang niet vaak tot geweld? En sommigen zijn bang dat het schrikbeeld van een totalitaire staat zich wel eens tegen het christendom kan keren. En moeten we zoiets in een tijd van angst en terreur niet voor zijn? Maar wie als christen de dwang verwerpt maakt zichzelf onnodig zwak. Het onderscheid met andere religies zal dus op andere punten gezocht moeten worden.

De inzet bij een redelijk en geweldsloos christendom door Paus Benedictus roept de nodige twijfels op. Wie daarnaast nog eens leest hoe veel christenen in het spoor van Kant en anderen dwang en christendom los koppelen ziet de twijfels alleen maar toenemen. In een tijdperk van terreur, globalisatie en wetenschapsexpansie is elke vorm van expliciete dwang uit den boze. Moderne dwang gebeurt impliciet, gestuurd door systemen en structuren en dient reflectieloos en "vrijwillig" te worden ondergaan. Christenen als Benedictus en protestanten als De Vries en Van de Graaf hebben hier geen antwoord op. Zij kiezen voor de gekwadrateerde weerloosheid en zelfs voor het einde van de christelijke ethiek.

Zowel het redelijke als het vrome camoufleren beide het gebrek aan denkkracht en fantasie bij genoemde heren. Wie de dwang afwijst, wijst de vrijheid af. Want wie de dwang afwijst laat zich altijd meevoeren met de grotere machten in het bestaan. Daarom moet in een samenleving die één en al dwang is, de religie weerloos zijn. De enorme potentiële kracht van religie stelt namelijk niets voor wanneer men de weerbaarheid per definitie aflegt. En voorkomen moet worden dat mensen zich mee blijven nemen door de enorme dwingende machten van onze moderne maatschappij.

De Regensburger Rede van Benedictus is een schamele schaamlap. Zeker wanneer we bedenken dat een immens rijk - het Oost-Romeinse - is bezweken onder de islamitische druk van buitenaf. Wie inzet bij de Rede komt onherroepelijk bij de dwang uit. De geschiedenis van het moderne geweld ziet naast een spoor van filosofie ook een spoor van vernietiging en destructie: Jacobinisch, marxistisch en kapitalistisch. Daarom is Benedictus' inzet bij de Rede misschien wel gevaarlijk. Het roept een grenzeloze liberale barbarij op die weet dat ze nooit gestopt zal worden. Het roept de voortdurende chantage op van de kant van de Islamieten, zoals te zien was rond de woorden van Benedictus en zijn afzwakking ervan. En het piëtisme gaat ermee op eigen wijze mee op de loop, zoals te zien is aan de uitlatingen van genoemde protestanten. Is er een andere weg dan de Rede of het Geweld om het christendom te revitaliseren? Om zo Europa te redden?

Noten

[1] Paus roept op geweld af te zweren in het Nederlands Dagblad d.d. 26/09/2006.
[2] Voor de Regensburger Lezing van Paus Benedictus XVI klik hier >>.
[3] Lees meer hierover in "Vroomheid, macht, verlichting" door Peter van Rooden.
[4] Zie hiervoor mijn artikel "De weg naar een theologisch Damascus". Door de woorden van Jezus als leidraad te nemen inzake de vragen van tolerantie en godsdienstvrijheid, laat Van den Brink de evangeliewoorden als het ware samenvallen met de Kategorische Imperativ van Immanuel Kant.
[5] Religie: alleen als ze bijdraagt aan tolerantie in het Reformatorisch Dagblad d.d. 2 november 2005.
[6] Dwang is vreemd aan het christelijk geloof in het Reformatorisch Dagblad d.d. 10 november 2005.
[7] Stel theocratisch manifest op - Bijbelse visie op samenleving verdraagt geen dwang en geweld door dr. ir. J. van der Graaf in het Reformatorisch Dagblad d.d. 02/10/2006.

Geen opmerkingen: