maandag 9 januari 2006

DE STAP VAN SPRUYT

Het was vandaag en gisteren toch weer leerzaam om de twee christelijke dagbladen in ons land naast De Volkskrant [1] te leggen. De zakelijke berichtgeving van de laatste krant verschilde nogal van die in het Reformatorisch Dagblad en het Nederlands Dagblad [2]. Gezien het feit dat de stap van Spruyt niet geheel onbelangrijk is in het perspectief van de zaak van het conservatisme die ook Open Orthodoxie interesseert, en gezien het feit dat Bart Jan Spruyt "niet geheel onbekend" is voor paleoconservatief Nederland, lijkt ons een commentaar van onze kant op diens stap wel op zijn plaats.

Vergissen wij ons, of zit er toch een verongelijkte ondertoon in de artikelen van beide confessionele kranten? In ieder geval zit deze verongelijkte toon in de reacties van dr. C.S.L. Janse, oud-hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad, en E. van Middelkoop, senator voor de ChristenUnie en oud-bestuurslid van de Edmund Burke Stichting [3].

Enkele reacties

De reactie van dr. Janse, de oud-werkgever van Spruyt, bevat kwalijke elementen die neigen naar karaktermoord. Regelrecht worden door Janse vraagtekens geplaatst bij het confessionele gehalte van dhr. Spruyt en diens integriteit: "Als het lang goed gaat met iemand die volstrekt andere levensbeschouwelijke uitgangspunten heeft, is dat voor Spruyt geen goed teken." En over zijn overstap naar Wilders zegt Janse: "Het is niet in overeenstemming met zijn kerkelijke belijdenis. Spruyt is opgegroeid in de SGP en heeft zich daar nu wel erg ver van verwijderd. Hopelijk is daar nog iets van overgebleven. Binnen het geheel van de kring die Wilders om zich heen verzamelt, zal Bart Jan Spruyt een vreemde eend zijn. En als hij dat niet is, is dat des te erger."

Senator Eimert van Middelkoop doet het ogenschijnlijk iets rustiger aan, maar tussen de regels door wijkt hij in feite niet af van wat dr. Janse ook meent. Van Middelkoop: "Wilders is hard seculier. Vergis je daarin niet. Zelf sta ik in de Kuyperiaanse traditie. Voor mij zou het heel moeilijk zijn om met zo iemand onder één politiek dak te werken." Impliciet beschuldigt Van Middelkoop Spruyt dus van een gespleten "zondagschristendom": "Ik heb wel gesprekken gehad met Bart Jan gehad over de vraag hoe je de zondag van de andere dagen kunt scheiden. (...) Leid je dan als kerklid niet een duaal leven? Hij (...) kon de combinatie van die twee werelden gemakkelijker maken dan ik."

Van Middelkoop kan het zogenaamd hard-seculiere karakter van Wilders dan wel goed inschatten, zo denkt hij zelf, maar ondertussen mist hij zijn eigen hard-Kuyperiaanse kronkel in het denken. Want hij suggereert weliswaar dat Spruyt een oneigenlijk onderscheid maakt tussen het zondagse geloof en het doordeweekse, maar zelf is hij "Kuyperiaans" in staat de wereld van het geloof en die van het "wereldse" gescheiden te houden en om zo "de zondag" ook "doordeweeks" te laten gelden. Wie maar hard in het Kuyperiaanse scheidingswandje blijft geloven, gaat vanzelf "zien" dat het zo is - nu alleen Wilders en de rest van Nederland nog...

Rustiger en sympathieker zijn de reacties van Hans Hillen, SGP'er Menno de Bruyne en (ook) van SGP-voorzitter Kolijn. Laatstgenoemde begrijpt weliswaar weinig van Spruyt's stap, maar wil hem desondanks niet af- of wegschrijven: "Ik denk niet zo gauw in termen van afschrijven". Met name Menno de Bruyne en Hans Hillen laten Spruyt's kwaliteiten en zijn integriteit recht overeind staan; zij laten tenminste zien dat het in de politiek niet altijd hard tegen hard hoeft te gaan.

De consistentie van Spruyt’s stap

Kortweg komen de reacties uit de christelijk-politieke hoek hierop neer: de stap van Spruyt is een opmerkelijke stap die weliswaar te verwachten was, maar Spruyt verwijdert zichzelf - volgens de een minder en volgens de ander meer - nog meer van zijn christelijke basis (of zijn oorspronkelijke doelstelling) dan hij al deed. Onze vraag is of dat zo is, en wat is dan volgens genoemde heren de andere keuzemogelijkheid voor de heer Spruyt - die andere mogelijkheid om het tij te doen keren?

De verschillende commentatoren doen het voorkomen alsof Spruyt een geheel andere keuze doet dan dat zij doen: zij zitten niet "onder één politiek dak" met harde seculieren. Dat is een vreemde bewering. Door te kiezen voor participatie binnen het huidige systeem kiest men er juist voor om onder datzelfde politieke dak te vertoeven en zich desnoods uit te leveren aan de grillen van deze “harde seculieren”. Kuyperiaanse en antirevolutionaire denkconstructies kunnen niet verhullen dat men ondertussen wel het liberale democratische rechtsstaatidee als ruimte voor politiek denken, handelen en existeren aanvaardt. Men participeert binnen dit systeem om eigen belangen te behartigen en op te komen voor de eigen rechten die door het systeem worden geformuleerd en binnen dit systeem geldingskracht hebben.

Wie als Bart Jan Spruyt ervoor kiest om binnen het huidige systeem te opereren, doet stap een consistente stap die alle begrip verdient. De vraag is dan ook niet naar de status van de juistheid van zijn stap, maar naar die van de juistheid van het politieke systeem en hoe zinvol het is om dit systeem te versterken. Spruyt meent dat hij – op dezelfde basis als genoemde heren – de belangen van de orthodoxen in het bijzonder en van het Nederlandse volk in het algemeen het beste kan dienen door qua partijvorm samen te werken met seculieren; slechts een meer bijzondere vorm van samenwerken met seculieren als dat genoemde heren dat voorstaan.

De werkelijke stap van Spruyt

Er is een andere stap die Spruyt heeft gemaakt en die opmerkelijk genoemd mag worden: onderdeel van het systeem en het risico te nemen datgene te versterken dat hij juist zo verfoeit. Spruyt heeft in zijn essay De toekomst van de stad de studie aangehaald van Hans Wansink: De erfenis van Fortuyn: de Nederlandse democratie na de opstand van de kiezers (Amsterdam, 2004). Deze volkskrant-medewerker stelde in zijn dissertatie naar aanleiding van het "Geval Pim Fortuyn" dat het huidige systeem elke bedreiging na een periode van afweer en verweer uiteindelijk in zich opneemt en zodoende zichzelf versterkt ten aanzien van eventuele toekomstige aanvallen op het systeem. Fortuyn werd eerste genegeerd. Toen dat niet hielp probeerde men hem weg te honen tot aan scherpe aanvallen toe. Na het onomstotelijke “succes” van zijn inzet, presteerde men echter om als Haags gebeuren zogenaamd met Fortuyn’s ideeën aan de haal te gaan en deze te incorporeren in het bestaande systeem om zodoende haar macht, en daarmee tegelijkertijd de onmacht van de burgers en de critici, te versterken.

Het is een opmerkelijke stap van Spruyt dat hij het opneemt tegen het systeem door in de Haagse arena te stappen. Zeker gelet op zijn woorden die in de notitie van de Edmund Burke Stichting stonden: "Oude, irreële tegenstellingen worden nog altijd gekoesterd om het systeem van consensus en gepolder – de MPP (Monarchie en Politieke Partijen) – in stand te houden. (…) Het is de taak van de EBS om klaar te zijn op het moment dat de ultieme provocatie of een crisis (economisch dan wel terroristisch) het systeem doet imploderen en ongekende politieke ruimte schept. (…) Met klaar zijn wordt hier bedoeld: het gedachtegoed (filosofisch en politiek) op orde hebben en de juiste mensen klaar hebben staan. Die mensen en dat gedachtegoed zullen na de paradigmawisseling als gevolg van crisis en/of provocatie het enige geloofwaardige alternatief zijn. Zolang die crisis of provocatie zich niet heeft voorgedaan, is het een zaak van levensbelang om een outsider te blijven, zonder enige concessie aan de MPP. (...) MPP’ers kunnen nooit een vitaal bestanddeel zijn van een beweging die zich moet profileren als oppositie van buitenaf." [4]

De vraag naar de stap naar Wilders wordt in het licht van Wansink's beschouwingen dan ook des te prangender: is de stap van Spruyt een verzwakking of juist een versterking van het systeem? Is het mogelijk de rug recht te houden en door het voorstaan van zogenaamde “niet onderhandelbare punten” de nodige afstand te houden tot het complex van Monarchie en Politieke Partijen (MPP)? Of is Spruyt tot de conclusie gekomen dat de afstand tussen hem enerzijds en het MPP-complex anderzijds dermate groot is gebleken, dat deze afstand wel eens vruchtbaar zou kunnen zijn om zijn idealen “binnenskamers” te verwezenlijken?

Theocratie en liberalisme - Het dilemma van de huidige christenheid

De rol van de kleine confessionele partijen is uitgespeeld sinds de teloorgang van de christen-democratie - het wordt tijd dat men dat zelf in de gaten krijgt. Maar de vraag is: wat dan? Een obscure minoriteit worden, of jezelf affiliëren met lieden die voorheen niet moreel en religieus "bruikbaar" waren en daarom niet werden gezien? Spruyt kiest voor de risicovolle actie – om erger te voorkomen. Dat hij daarin voor een opereren binnen het systeem kiest, is, zoals we al zeiden, consistent. Ten allen tijde voerde Spruyt namelijk in staatkundig opzicht in zijn publicaties een neoconservatieve ondertoon die geheel in de lijn is en was met zijn antirevolutionaire, christelijk-historische en staatkundig-gereformeerde background.

Is het zo erg dat Bart Jan Spruyt stapt in een constructie waarbij hij bij een beginnende politieke partij i.c. beweging met een maximum aan invloed te werk kan gaan? Hij mag een partijprogramma opstellen, kandidaten vormen - en naar het zich laat aanzien wordt hij niet alleen de "tweede man" in de nieuwe partij, maar ook het intellectuele gezicht van de partij. Mocht het iets worden, dan is de stap van Spruyt een gouden greep geweest. Natuurlijk: nu lijkt het nog op een avontuur, maar juist in een avontuur als dit kon en kan Spruyt bewijzen dat hij iemand is waar Wilders en anderen echt iets aan hebben.

Een belangrijkere vraag voor Spruyt is deze: hoe verhoudt zich de fundamentele verhouding tussen theocratie en liberalisme. Het moge duidelijk zijn dat Spruyt de theocratische opvatting van een SGP niet deelt, maar doet hij dat dan wel met de liberale opvatting van velen bij wie hij zich nu lijkt te scharen? Voor een scherp denker als hij moet het ondertussen toch duidelijk zijn dat de idee van de theocratie, zoals dit in de praktijk wordt gehanteerd, toch niet veel anders blijkt te zijn dan een fideïstische denkconstructie? Want wie een theocratie meent te moeten (en te kunnen) vestigen, geeft daarmee aan dat het ons handelen en onze idealen zijn die deze “werkelijkheid” vestigen. Daarmee is de theocratie geen constitutionele factor meer. Aangezien echter het liberalisme op eenzelfde wijze kan worden bekritiseerd, is daarmee aangetoond dat ook het liberalisme tekort schiet om de werkelijke factor te zijn die ons politieke leven constitueert.

Deze niet-constitutionele wijze van spreken en denken - in termen als "theocratisch" en "liberaal" - klinkt door wanneer men spreekt over een "christelijk Nederland" als denominatie binnen het huidige Nederland. Deze denkwijze klinkt ook door bij verschillende, in het begin van dit artikel, genoemde commentatoren. Wat in deze wijze van denken ontbreekt is deze constitutieve factor: dat ons land al een christelijke natie is. De vraag zou dan ook moeten zijn in hoeverre en door welke politiek ons christelijke Nederland wordt gediend? Door een politiek van afzondering, zoals de confessionele partijen dit lijken te praktiseren. (Deze laatste politiek – die van afzondering, antithese en verzuiling - werkt niet alleen verlammend, maar gaat zelfs gepaard met een minder en minder principieel worden van de christelijke partijen zelf.) Of door een andere politiek die in een tijd van vervreemding van de christelijke beginselen probeert andere ingangen te zoeken in de werkelijkheid van Gods onderhouding en bemoeienis met deze wereld en met ons land? In het licht van deze tweede vorm van politiek dienen we te overdenken hoe de stap van Spruyt past in de theocratische (of christelijke) werkelijkheid van ons land.

Het werkelijke vraagstuk

De onderhuidse fideïsering van christelijke, theocratische en Kuyperiaanse begrippen en denkkaders blijkt met name hierin: nu de mogelijkheid om de fideïstische werkelijkheid te vestigen met ons handelen is weggevallen, lijkt ons niets meer te resten dan werkeloos toe te zien - alsof de werkelijkheid een andere is geworden. Het dilemma van de huidige christenheid lijkt erop hoe ze de liberale uitdaging te lijf kan gaan in de "theocratische" (what’s in a name: "christelijke", "antirevolutionaire", "christelijk-historische", "Kuyperiaanse") setting. Het werkelijke dilemma is echter dit: blijven we opereren in het huidige liberale systeem? Of verwerpen we het liberalisme en dus het systeem? Spruyt kiest voor het eerste, net als al de dames en heren van ChristenUnie, SGP, CDA enz. Is er een andere keuze mogelijk? En zo ja, hoe dan?

Bronverwijzingen

[1] Conservatief Spruyt sluit zich aan bij Wilders, door Raoul du Pré in De Volkskrant d.d. 04/01/2005, en Geen club gefrustreerde LPF-ers door Raoul du Pré in De Volkskrant d.d. 04/01/2005
De onderstaande links van noot 2 en 3 hebben gewerkt, maar zijn om de ons onbekende reden gewist van de sites van ND en RD; een nogal ongebruikelijke stap...
[2] Bart Jan Spruyt gaat toch de politiek in in het Nederlands Dagblad d.d. 05/01/2006 en U weet dat ik daar totaal ongeschikt voor ben door Rien van den Berg in het Nederlands Dagblad d.d. 05/01/2006
[3] Scepsis over politieke ambities Bart Jan Spruyt in het Nederlands Dagblad d.d. 05/01/2006 en Onbegrip over politieke stap Spruyt in het Reformatorisch Dagblad d.d. 05/01/2006
Deze werkt(e) nog wel:
[4] De Burke Stichting staat paraat door Pieter van Os in de De Groene Amsterdammer nr. 42, d.d. 21/10/2005

Geen opmerkingen: