zondag 12 februari 2006

LEVEN TUSSEN KARIKATUREN

Wat begonnen is als een affaire van flauwe spotprenten is geëscaleerd tot een conflict waarmee de internationale gemeenschap zich bemoeit. US-minister van Buitenlandse Zaken Condoleezza Rice verdenkt landen als Iran en Syrië ervan achter veel demonstraties te zitten en deze te benutten. Onderwijl loopt er een conflict rond de nucleaire ambities van Iran, maken de Westerse media van deze kwestie een testcase voor hun geloofwaardigheid en de Islamitische landen doen net zo ten behoeve van hun geloofwaardigheid. Ondertussen blijft het, volgens velen in het Westen, natuurlijk wel vreemd dat zoveel maanden na verschijnen van de Deense cartoons, deze opeens opduiken in de Islamitische landen, inclusief niet gepubliceerde cartoons. Tenminste... het is alleen vreemd in een cultuur waarin elke 24 uur het geheugen wordt ververst door Metro, Spits en Radio 538. Elders is dit dus niet vreemd.

Nu proberen verschillende Westerse zegslieden naast het verabsoluteren van de eigen uitingen, de uitingen in de islamitische wereld te bagatelliseren. Niet alleen Condoleezza Rice gelooft niet in "spontane islamitische volkswoede" (net zoals velen niet meer in haar en niet meer de Amerikaanse regering op hun woord vertrouwen), ook de Arabist Prof. Hans Jansen gelooft niet in deze spontane volkswoede [1]. Nu, wij geloven daar ook niet in. Hoe spontaan is het om als "Westerse pers" als één blok achter een Deense krant te gaan staan? Zitten daar geen beslissingen en afwegingen achter? En hoe spontaan vormt de doorsnee Nederlandse burger zijn of haar mening, als we bedenken dat de gemiddelde journalist zo objectief is als het doorsnee partijorgaan van de Partij van de Arbeid?

Men vergeet echter één ding: de vraag naar de spontaniteit in deze discussie is volkomen irrelevant; evenals vele andere vragen die in deze kwestie "spontaan", "bewogen", "objectief" of "in naam van" worden opgeroepen. Zonder het te bedoelen gaf de Franse krant Le Monde met haar pleidooi voor "Le blasphème, un droit sacré" [2] aan dat de vrijheid van meningsuiting zich niet zozeer in de crisis bevindt, maar dat in onze dagen dit recht als illusie is ontmaskerd, niet in de laatste plaats door de Westerse media zelf.

Eén van de weinige steekhoudende beschouwingen over deze kwestie stond in het Britse the Spectator [3], waarin Daniel Wolf de achttiende-eeuwse Britse staatsmanfilosoof Edmund Burke op een treffende wijze opnieuw liet horen:

"Men are qualified for civil liberty in exact proportion to their disposition to put moral chains upon their own appetites; in proportion as their love to justice is above their rapacity; in proportion as their soundness and sobriety of understanding is above their vanity and presumption. ... Society cannot exist unless a controlling power upon will and appetite be placed somewhere, and the less of it there is within, the more there must be without. It is ordained in the eternal constitution of things that men of intemperate minds cannot be free. Their passions forge their fetters."


Het zijn in het licht van de spotprentaffaire met name de woorden "Society cannot exist unless a controlling power" die ons frapperen, waarbij Burke dan nog de woorden: "the less of it there is within, the more there must be without" aan toevoegt. Hoe minder groot de innerlijke zelfbeheersing en discipline die mensen kunnen opbrengen, des te groter zal de (macht van) een toezichthoudende en controlerende instantie moeten zijn. Vrijheid is voor hen die met vrijheid kunnen omgaan.

In de dagen van Burke kon deze tegenstelling nog worden gehanteerd met als doel om juist de inner-directedness van de mensen te sterken door er een krachtig appel op te doen. Dat stadium zijn we nu voorbij. De mens is geen inner-directed mens meer die zich van binnenuit laat sturen door traditie en geweten. De huidige mens is other-directed geworden, zoals de Nederlandse historicus prof. P.J. Bouman eens constateerde [4], en laat zich van buitenaf sturen door tal van externe autoriteiten door bevoegdheden over te dragen aan instanties en zelfs eigenschappen aan apparaten (computers e.d.). Zo zijn bijvoorbeeld de ethische vraagstukken voer voor ethisch-wijsgerige specialisten en besteden we ons geheugen uit aan databases en zoekmachines.

Hierdoor zijn noties als geweten en persoon legen hulzen geworden. In onze tijd is het absurd om nog zoiets aan te hangen als het geweten die als innerlijke orde zoiets als de lex naturalis (d.i. natuurwet) weerspiegelt als uiterlijke orde. Datzelfde geldt voor de opvatting die de persoon ziet als een wezen dat begiftigd is met een ziel voor de eeuwigheid en die niet kan bestaan los van de gemeenschap waar deze persoon onderdeel van uitmaakt en daarbij verantwoordelijk is voor God als oorsprong van de orde en hoeder en beschermer van de zielen (om het maar eens wat archaïsch uit te drukken).

Nog afgezien van de vraag in hoeverre Burke een juiste tegenstelling hanteerde - en met hem P.J. Bouman [5] - namelijk die tussen "within" en "without", is het opmerkelijk te constateren hoezeer onze huidige cultuur het label other-directedness plakt op de islamieten, en dat van inner-directedness op zichzelf. In dat licht is het goed om naar Daniel Wolf te luisteren:

"Over the past half-century, the Western world - and increasingly the whole world - has been subjected to an unprecedented experiment in mind manipulation. The internet is only the latest turn of the screw. Modern media bombard us from every angle with powerful images and sounds, emotive pictures, dramatic and frequently unfounded claims. The common defence of this Niagara of inane, sometimes vicious, chatter presents it as both the cost and the benefit of free speech, offered to us for our entertainment in a spirit of democratic egalitarianism. However, we, the audience for this speech, are also shaped by it, in an endless reverberation which works to rob us of our sense of discrimination and judgment, not to mention our time and energies."


Daniel Wolf roept de apocalyptische profetie van Alexis de Tocqueville in herinnering die waarschuwde voor "de tirannie van de meerderheid" waarin controversiële opvattingen als "onbehoorlijk" en "niet te tolereren" worden bestempeld. Wij herkennen deze waarschuwing in de zelfopgelegde censuur door politici, media, cultuur en wetenschap die onze maatschappij kenmerkt. En het zijn niet alleen deze correcte opvattingen die willens en wetens een ieder worden opgedrongen. De "opgedrongen" sociaal acceptabele en constructieve opvattingen rond de gelijkheid van man en vrouw heeft ertoe geresulteerd dat steeds meer burgers ook zijn gaan geloven in deze ongefundeerde gelijkheid, zelfs hen die zogenaamd deze "politieke correctheid" verwerpen. Hetzelfde geldt voor een opvatting zoals "de scheiding tussen kerk en staat". Waar seculieren deze scheiding allang als onbruikbaar zijn gaan ervaren, geloven de meeste christenen nog steeds in deze hen aangeprate wartaal.

Onze maatschappij is evenmin als die van de islam "inner-directed". Of - zoals Daniel Wolf het zegt - "we may have pornography on demand, but we are more frightened of our own thoughts, and others’ words, than an army of Victorian matrons." En "the news that Google, the search engine, is collaborating with the Chinese authorities in censoring internet access in their country could stand as a symbol of the superficiality of our belief in open debate."

De kritiek van Wolf op de other-directedness van onze maatschappij delen we. Impliciet legt Wolf de vinger op een wel heel zere plek: onze liberale maatschappij is net zo other-directed, gestuurd en niet-spontaan - dus onoprecht en gemaakt als de islamitische. Het gedrag van Iran en Syrië kent haar talrijke equivalenten in de landen van het Westen.

Ondanks de goede inzichten van Daniel Wolf willen we verder gaan dan hij dat doet. De paradox van het Westen is niet zozeer dat we menen inner-directed te zijn, maar ondertussen other-directed zijn. De paradox van het Westen is dat (met name) in de jaren '60 de zogenaamde other-directedness van onze maatschappij op een keiharde wijze onder kritiek is gesteld door onder meer de neomarxisten van de Frankfurter Schule. De paradox van het Westen is juist dat met de introductie van de authentieke, mondige en autonome inner-directed mens deze juist (!) other-directed is geworden en eendimensionaal (Marcuse) [6].

De geschiedenis heeft laten zien - en laat nog steeds zien - dat "within" niet kan zonder een "without" en vice versa. Nu zal iemand als Edmund Burke ongetwijfeld hebben geloofd in een zekere analogie tussen "within" en "without". Burke was een klassiek en orthodox christen die geloofde in de orde op velerlei wijze. Toch heeft de geschiedenis laten zien dat de middelen van de inner-directed mens weerloos zijn en aan vernietiging onderhevig, wanneer er niet een strikt toezicht plaatsvindt op het "without". Met andere woorden: inner-directed en other-directed cq. "within" en "without" kunnen niet zonder elkaar bestaan. Iets wat Burke waarschijnlijk wel zou onderschrijven, gezien zijn pleidooi voor een strikte band tussen Staat en Kerk.

Waar beide wel uit elkaar worden gehaald ontstaat er een grove karikatuur van de werkelijkheid. Een karikatuur, daar leven we nu in: in een maatschappij die wordt geregeerd door een door de wol van het neomarxisme en existentialisme geverfd liberalisme. Een andere karikatuur komt daar tegen in opstand: de islam. Het liberalisme heeft oorspronkelijk met de meest klassieke en christelijke nobele bedoelingen gemeend dat het "within" sterk genoeg is om een bandeloos "without" te kunnen weerstaan; de huidige klassiek-liberalen en neoconservatieven zijn hier de akelige erfenis van. De werkelijkheid was dat de mens met een geweten, een traditie en een ziel vermalen werd door een vrije, losgeslagen markt, een staat zonder kerk en een traditieloos en gemeenschapsloos individualisme. Dit heeft geresulteerd in een massa zonder geweten die zich laat regeren door een staat zonder hart.

Eerder in de geschiedenis heeft de islam bij monde van Mohammed bewust een karikatuur gemaakt van jodendom/christendom, Bijbel en van God. Ondanks dat Mohammed het christendom kende door middel van predikers en de aanwezigheid van christelijke gemeenschappen op het Arabische schiereiland, heeft Mohammed bewust een karikatuur ervan gemaakt en het christendom (en jodendom) bewust weggezuiverd i.c. weggejaagd i.c. weggemoord uit zijn veroverde gebied. Mohammed ging verder door juist de Bijbel van joden en christenen tot karikatuur (in de zin van vervorming) te bestempelen en evenals de Bijbel, ook de God van de christenen tot karikatuur te benoemen.

De islam is de godsdienst van de eendimensionale mens die als het ware is gaan geloven in de spotprenten van Mohammed. Net zoals het liberalisme in onze cultuur de religie is van de eendimensionale mens die zweert bij afgezworen ideeën, zoals een Le Monde spreekt over het heilige recht van blasfemie, terwijl slechts in weinig landen er zo met het christendom gespot wordt als in Frankrijk, en er slechts door weinig kranten hier zo aan wordt meegedaan zo als Le Monde, die zogenaamd voor het "heilige" lijkt op te komen - in de gedachten van Le Monde dus opkomen voor de blasfemie.

Tussen deze mensen leven wij. De levende karikaturen die zweren bij de eigen spotprenten: de islamieten en de liberalen. En de één beschuldigt de ander ervan te zijn wat ze zelf zijn: een other-directed massamens die slaafs de wil van hetzij Amerika, Jodendom of Markt volgt, hetzij de wil van Mekka, Mohammed of Iran volgt.

Het zij zo. Laat mij er alsjeblieft buiten.

Noten

[1] Zie het interview met prof. Jansen door Richard Donk, "Een bonnetje van de geheime dienst" in het Reformatorisch Dagblad d.d. 11/02/2006.
[2] Daniel Borrillo, "Le blasphème, un droit sacré" in Le Monde d.d. 10/02/2006.
[3] Daniel Wolf, "Censorship wasn’t all bad", in the Spectator, d.d. 04/02/2006.
[4] P.J. Bouman, Cultuurgeschiedenis van de twintigste eeuw, Amsterdam 1977, p. 201, die de termen inner-directed en other-directed bij David Riesman weghaalt.
[5] Of beter gezegd: de vraag in hoeverre iemand als Burke deze tegenstelling wel hanteerde, in tegenstelling tot iemand als P.J. Bouman.
[6] Zoals te lezen is bij een belangrijke exponent van de Frankfurter Schule: Herbert Marcuse, in diens De eendimensionale mens - studies over de ideologie van de hoog-industriële samenleving, Hilversum 1968.

Geen opmerkingen: