maandag 6 juli 2009

Ongelukkig vaderland

Gelukkig, vaders blijken toch nog gelukkig te zijn. Uit een onderzoek door Discovery Channel onder 3000 vaders blijkt dat het vaderschap de Nederlandse man gelukkig maakt. Kinderen hebben een positieve uitwerking op relaties, vriendschap en vakantie, en mannen verlangen doorgaans niet terug naar de "goede oude tijd" zonder kinderen.

Vaders zijn dus gelukkig. Maar zijn ze wel optimaal gelukkig? Enige tijd geleden was er een ander onderzoek waaruit bleek dat vaders minder gelukkig zijn dan kinderloze mannen. Renske Keizer van het demografisch instituut NIDI in Den Haag publiceerde deze bevindingen in het toonaangevende tijdschrift European Sociological Review. Vaders verdienen dan wel meer dan kinderloze mannen, maar hebben minder vrije tijd. En minder vrije tijd betekent: minder geluk. En volgens Renske Keizer worden Nederlandse vaders zelfs – relatief – ongelukkig van het feit dat ze voor hun gevoel niet genoeg tijd hebben voor zichzelf en hun partner.

Het hebben van kinderen verbindt vaders met de gemeenschap. Volgens de onderzoekers van het NIDI zijn vaders meer betrokken bij de samenleving, hebben ze meer contact met familie, buren en sportverenigingen dan mannen zonder kinderen. Renske Keizer: "Dat ligt aan de kinderen. Doordat zij naar school gaan en bijvoorbeeld op een sportclub zitten, komen vaders vaak ook op deze plaatsen." Maar de band van vaders met de samenleving verloopt ook via moeders en vrouwen: "Vrouwen steken over het algemeen meer tijd in het onderhouden van de sociale contacten."

Zonder heel veel belang te hechten aan het onderzoek, zijn de uitkomsten toch opvallend. Weliswaar is het verschil tussen vaders en kinderloze mannen niet heel groot; hierbij moet echter wel worden meegenomen dat relatief veel mannen met sociale, medische en economische problemen moeilijk een partner kunnen vinden en dat daarvan mag aangenomen dat dit soort factoren hun geluksgevoel nadelig zullen beïnvloeden. Zelfs als we dit dus meenemen zijn kinderloze mannen iets gelukkiger dan vaders.

Wat moeten we met deze onderzoeken? Zijn Nederlandse vaders gewoon aanstellers, of kunnen we iets meer uit deze onderzoeken afleiden?

Het is vreemd dat mannen nadenken over "geluk". Nog vreemder is het om geluk te verbinden met ‘meer tijd hebben voor jezelf’. Wat betreft het eerst: echte mannen streven niet naar geluk, maar naar het vervullen van hun roeping, naar het invullen van hun verantwoordelijkheid. Spinoza noemde deze "roeping" een "bepaaldheid". Volgens hem was echte vrijheid dat de bepaaldheid van een mens werd verbonden met de kracht onszelf in deze bepaaldheden te realiseren. Aan vrijheid gaat dan ook de verantwoordelijkheid vooraf. Met andere woorden: de vrijheid komt voort uit de roeping c.q. bepaaldheid van de mens en is de ruimte om deze roeping te vervullen. Vrijheid en verantwoordelijkheid horen samen, en de verantwoordelijkheid is verbonden met de bepaaldheid van de mens: hoe de mens in het leven is gekomen, in het leven staat, en dit leven ter hand neemt. Het geluk is dan de voldoening van deze Sitz im Leben die men vindt in de verwerkelijking van dit leven. Wat is de bepaaldheid van de man die hij verwerkelijkt? Ten eerste dat hij geboren is en geboren doet worden; geboren is in geborgenheid en geborgenheid schenkt, voldoening heeft in kracht en weerbaarheid en dit ook doorgeeft. Ten tweede dat hij man is, man wordt en anderen tot man laat worden: kinderen uit zijn nageslacht; zijn vrouw die hij door zijn man-zijn bepaalt bij en in haar vrouw-zijn. Geluk is het bijproduct in het streven naar zelfverwerkelijking van de bepaaldheid. Los geluk bestaat dus niet; geluk is altijd een al dan niet uitgesproken bijvoegsel bij de bepaaldheid van de mens, in dit geval: de man. Wie streeft, en gelukkig is, ‘vergeet’ het geluk in de verbondenheid met de roeping en de verwezenlijking. Zoals de Leuvense filosoof Herman de Dijn zegt: "Zelfverwerkelijking in de ware zin veronderstelt een soort zelfverlies, een soort zelfvergetelheid en een soort zelfoverstijging; alleen wie zichzelf verliest, zal zichzelf winnen."

Door geluk los te hanteren, is er in feite sprake van een negatieve invulling van geluk. Geluk is dan niet een concreet goed, maar meer een mogelijkheid – of beter gezegd: een ruimte met potentie om verlangens te verwezenlijken. Er is minder sprake van bepaaldheden, maar eerder van het najagen van externe doelen die van buitenaf worden aangereikt. De Leuvense filosoof spreekt in dit verband over ‘geluksmachines’. In een cultuur waarin geluk niet meer is dan ‘zich goed voelen’, ‘zoveel mogelijk afwezigheid van pijn’ en zoveel mogelijk aanwezigheid van genot’ kan geluk worden opgewekt door machinale middelen: pijnstillers, genotsmiddelen in zowel concrete, farmaceutische vorm, als in de verschijningsvorm van maatschappelijk-culturele fenomenen. Zowel oude als nieuwe machines zijn extern en staan in wezen los van de roeping van de man. De oude geluksfactor was verbonden met gemeenschap, beroepsuitoefening, roeping, verantwoordelijkheid. Dit is kwijtgeraakt en ingewisseld voor een geluksfactor die doel op zich is geworden.

Er is een groot verschil tussen oude en moderne geluksfactoren, tussen externe middelen en met middelen die de bepaaldheid van de man zelf aanreikt. De moderne geluksfactoren zorgen voor verlies van mannelijkheid; de oude factoren versterkten c.q. verwezenlijkten juist deze mannelijkheid. Moderne geluksmiddelen zorgen voor vereenzaming. Door zich te storten in een carrière, door bevrediging te zoeken achter computerschermen vereenzaamt de moderne man. De oude geluksmiddelen versterkten juist de man: het feest, de uitoefening van het ambacht aan huis. Het werk aan huis bepaalde de man bij zijn vaderschap. Als drager van de traditie, als gildelid o.i.d. hield hij de riten in stand die de gemeenschap in stand hielden. Het seksuele genot in de gemeenschap met zijn vrouw stond niet los van generatie en nageslacht.

De levens van moderne mannen zien er anders uit. Jonge mannen hebben steeds minder vrienden. Mensen gaan steeds minder op visite, vooral mannen. Mensen gaan steeds minder bij elkaar uit logeren waardoor mannen minder worden gedwongen tot sociale en rituele uitwisseling met vaders, schoonvaders e.d. – dit terwijl vrouwen nog steeds veel meer met elkaar praten (en de mythe in stand houden dat mannen dat van nature niet doen c.q. deden). Het sociale netwerk van mannen functioneert niet meer. Hun kinderen hebben een eigen wereld van Nickleodeon, dagverblijf, een club buitenshuis, etc. Moderne vaders zijn afgesneden van hun kroost in de bezigheden die zij belangrijk vinden. Het sociale wat men nog heeft, wordt bepaald door de vrouwen in hun leven. De overheid en de cultuur versterken dit beeld en de bijbehorende diepe psychische zekerheden en ervaringen door voortdurend de suggestie op te werpen dat kinderen ten diepste niet van de vader zijn, maar van de moeder (en van de staat). De religie slaat mannen het geloof uit handen door van het geloof een spirituele c.q. vrouwelijke zaak te maken. De cultuur gebruikt hoogstens de mannelijke driften om in te haken; om in een vervolgstadium alle mannelijke emoties als kracht, eer, veroveringsdrang die verder gaat dan het seksuele te marginaliseren of zelfs belachelijk te maken.

Een conservatieve ethiek heeft als taak de moderne man duidelijk te maken dat het beter is het geluk terzijde te stellen en te ontdekken wat de roeping van de man is. De man hoeft geen gelukkige vader te zijn; hij dient een goede man en vader te zijn (daartussen is minder verschil dan men denkt). Het geluk dat hij zo anderen schenkt is later zijn geluk. In de rust ervaart de man het geluk dat hij teweeg brengt. En niet in de roes en het plezier van vrije tijd die met geluksmiddelen wordt opgevuld.

Bron: "Man gelukkig als vader", in Reformatorisch Dagblad d.d. 4 juli.

Geen opmerkingen: