zaterdag 14 juli 2007

EEN SLEPENDE VERTONING

Alle grondrechten vallen samen met een zekere gewetensvrijheid. Want wat heb je als grondrechten afhankelijk zijn van de toevallige meerderheid van een parlement. En wat zijn ze waard als elke willekeurige wet boven een grondrecht uitgaat. De vrijheid van geweten waarborgt direct de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging en indirect de andere rechten. De vraag is: wat is het geweten waard? En wat is het waard om je terug te trekken op de vrijheid van geweten? Want heb je aan een buffer waarvan de positie gewaarborgd moet worden door de instantie waartegen deze buffer – het geweten – ons moet beschermen: de democratische rechtsstaat?

Het geweten is actueel. Ondanks dat het geloof in het geweten verdwijnt. Het geweten hoort bij de middeleeuwen, bij het geloof in een onzichtbare werkelijkheid. Het hoort niet bij een tijd waarin wetenschap en materie het wereldbeeld bepalen. Toch speelt dit geweten een rol in de discussie rond het homohuwelijk in Nederland.

De laatste maanden speelt in Nederland de zogenaamde kwestie rond trouwambtenaren die vanwege hun geweten menen geen homohuwelijken te kunnen sluiten. Sinds de toetreding van de ChristenUnie tot het kabinet Balkenende IV speelt dit onderwerp continue een rol in de politiek. De mogelijkheid dat een ambtenaar een homohuwelijk zou kunnen weigeren, doet het gros van onze vaderlandse politiek op de achterste benen staan: ‘De wet is de wet’, en ‘Wat nu als een ambtenaar straks weigert twee negers te trouwen? Dan is toch zeker het hek van de dam?’ Tal van geluiden met deze strekking waren er de laatste tijd te horen in de krant en op de televisie.

In slechts enkele jaren tijd is het homohuwelijk een onaantastbare verworvenheid van onze westerse beschaving geworden voor zowel partijen als de VVD en de PVV, als voor D66, GroenLinks en de PvdA. Natuurlijk: je mag vinden wat je wilt, maar een ambtenaar moet de wet uitvoeren en een overheid kan en mag niet discrimineren.

Als conservatief ben je geneigd enerzijds de wetshandhaving te koesteren, maar anderzijds de waarde van het geweten te benadrukken. Dat het hier gaat om een morele absurditeit zoals het homohuwelijk, maakt het geheel tot iets wat het geweten voorrang zou kunnen geven. Maar het blijft knagen: staan wet en geweten dan volkomen los van elkaar? Is er bij de ambtenaren die geen homohuwelijk kunnen sluiten dan sprake van een onredelijke spagaat? Van enerzijds de wetten niet uit kunnen voeren en derhalve buiten het ambt gaan staan, en anderzijds een moreel mens willen zijn dat het voor zichzelf niet kan maken buiten bepaalde grenzen te gaan die hij of zij voor zichzelf gesteld heeft?

Mening en geweten

Een mening is wat anders dan een geweten. Het geweten draagt overtuigingen; de mening is die van een redelijk en zedelijk wezen. De mens met een mening is een democratisch burger die meningen rondstrooit alsof het strooifolders zijn tijdens een Amerikaanse verkiezingszege. De overtuiging is enkelvoudig. De overtuiging komt voort uit het binnenste van de mens; uit datgene wat de mens uiteindelijk motiveert. Een mening hangt zich op aan een Rede die het resultaat is van een consensus en daartoe bijdraagt. Een overtuiging onttrekt zich aan deze consensus en heeft daarom een finaliteit die buiten de publieke opinie en het democratische besluitvormingsproces ligt. Dit ultimate concern is dermate verweven met iemands persoonlijkheid, dat een verwerping ervan gelijk zou staan met een handeling die ten koste gaat van iemands vrijheden.

Een geweten is dus lastig voor hen die alles in redelijkheid, overleg en democratische consensus willen oplossen en willen opheffen. Het is daarom niet voor niets dat vele discipelen van de Rede de levensovertuiging graag in zouden wisselen voor meningsuiting. Een mening kun je hebben, ook al zwijg je erover en doe je gewoon wat je verteld wordt. Een mening is handig. Ze treedt voortdurend naar buiten, hetzij genuanceerd (rekening houdend met de omstandigheden), hetzij provocerend (zichzelf bloot gevend). Je wilt iets bereiken en je kiest je middelen hiertoe; je stemt je boodschap hierop af. Je moet uiteindelijk toch ook weer samen door één deur, niet waar?

Een overtuiging is iets anders. Een overtuiging is een spelbreker. Die onttrekt zich aan het publieke debat waarin spot, relativering en consensus dikwijls de overhand hebben. Een overtuiging mengt zich niet met satire. Iets wat Carla Zoethout, echtgenote van Paul Cliteur en docent staatsrecht aan de UvA, niet lijkt te deren in haar pleidooi om het recht van satire in de Grondwet op te nemen (Trouw 4 april 2007). Dat menige liberaal de vrijheid van godsdienst uit de grondwet wil hebben en het recht van meningsuiting wil aanscherpen (Cliteur, Zoethout cum suis) spreekt boekdelen. Een overtuiging is een concurrent met de grondwet. Net zoals de bron van de overtuiging een concurrent is van de bron van onze (moderne) grondwet; het geweten versus de algemene volkswil.

Concurrerend en andersoortig. Meningen zijn controleerbaar, ze behoren geïncorporeerd te kunnen worden in de democratische rechtsstaat en dienen zich dus te onderwerpen aan de democratische controle. Overtuigingen werken niet zo. Die zijn authentiek en levensomvattend. Die beroepen zich op een hogere autoriteit dan de wil van een parlement of van een volk. En daar zit ‘m het probleem. Het geweten is niet meer van deze tijd. Onlangs promoveerde dr. Anders Schinkel op dit onderwerp aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Volgens dr. Schinkel is de twijfel in de samenleving over de status van gewetensbezwaren veroorzaakt “doordat psychologen en filosofen het begrip geweten in de twintigste eeuw hebben laten vallen.”

Logisch

Dat dit zou gebeuren is niet meer dan logisch. En dat dit problemen op zou leveren voor bezwaarde trouwambtenaren dus ook. Het geweten op zich is namelijk niets. Want waaraan ontleent het geweten haar kracht en autoriteit? Louter aan het feit dat ze er is? Nee. Als het er is, dan heeft iedereen het. Daaraan valt niets te ontlenen. Maar als het goed is, verwijst het geweten juist naar een bron en autoriteit buiten haar, waarmee ze in contact staat – onderdeel van is – en dus spreekt c.q. naspreekt met de stem van en vanuit dit externe.

Het geweten gezag geven, is moeilijk los te maken van ook datgene gezag geven waarnaar het geweten verwijst. Opvallend genoeg doen veel gewetensbezwaarden dit dan ook niet. Bij de bezwaarden hoor je niet: “God wil dit niet” of: “De eer en wijsheid van onze voorvaderen verdraagt dit niet.” Of: “Dit druist zozeer in tegen de natuur, dat alles in mij dit verwerpt”.

Nee, er wordt een beroep gedaan op het geweten als autonome bron. Dit klinkt subversief wanneer dit betekent dat elke individu autonoom is en zich kan onttrekken aan de openbare orde op basis van persoonlijke, niet te verifiëren finaliteiten.

De overheid wordt dus met een beroep op een gewetensbezwaar voor het blok gezet. Want hoe ver moet je gaan? Zijn er voorwaarden te noemen op basis waarvan een gewetensbezwaar serieus kan worden genomen? De eerder genoemde Schinkel noemt enkele voorwaarden waar een gewetensbezwaarde volgens hem aan moet voldoen. Een gewetensbezwaarde dient volgens hem publieke verantwoording af te leggen “in termen die zo goed mogelijk door anderen zijn te begrijpen.” Er dient eenduidigheid te zijn in leer en leven. Een gewetensbezwaar moet “uitdrukking geven aan het zogenaamde ultimate concern: dat wat voor mensen van absoluut belang is, wat richtinggevend en zingevend is in iemands leven.” En verder moeten mensen met gewetensbezwaren een zekere bereidheid hebben bepaalde gevolgen te accepteren. Kortom: het gewetensbezwaar moet wijzen op de intieme verwevenheid met de persoon.

Daarnaast noemen anderen zaken als ‘aantoonbaar verbonden met een gangbare traditie’ of ‘onderdeel van een bekende godsdienst’.

Maar wat een gewetensbezwaar is, zal niet het breekpunt worden. Althans voorlopig niet. Aan de orde is hoeveel ruimte er moet worden gegeven aan gewetensbezwaarden. En daarin zijn we opgezadeld met de moderne staatsvisie. De moderne staatsvisie is er een waarin de staat neutraal is. En aangezien de ambtenaar de uitvoerende hand van de staat is, dient deze ook neutraal, zonder aanziens des persoons te handelen.

De rek is eruit

Natuurlijk: bij elke voorwaarde zit er een elasticiteit in de interpretatie. Maar het elastiek is niet oneindig oprekbaar. Op een gegeven moment is de rek eruit en moet men zich alsnog aanpassen. Iets dergelijks was er aan de hand toen Alex Geert Castermans, de voorzitter van de Commissie Gelijke behandeling, er tijdens de Burgemeester Daleslezing in Nijmegen op wees dat een ambtenaar die weigert homohuwelijken te sluiten in strijd handelt met artikel 1 van de Grondwet. Hij gaf toe dat er bij de invoering van de wet voorzien was in uitzonderingsposities:

"De wetgever was echter niet geheel recht in de leer. Bij de totstandkoming van de wet heeft hij het standpunt gehuldigd dat de gemeenten zelf een oplossing mogen creëren voor gewetensbezwaarden. De gemeenten dienen daarbij zowel het recht op gelijke behandeling als de vrijheid van godsdienst te respecteren."


Maar dat is voorbij. Het zuivere principe dient voorrang te krijgen en na een paar jaar is voor Castermans duidelijk dat homoseksualiteit voluit is geaccepteerd:

"Gij zult geen onderscheid maken, net zoals van de ambtenaren wordt gevergd dat zij waar nodig de burger op respectvolle wijze dienen te begroeten. Die ruimte is gegroeid, want zoals mevrouw Dales het zo mooi zei: de verdraaglijkheid met betrekking tot tal van gedragingen heeft zich sterk ontwikkeld."


Een soortgelijk geluid liet Job Cohen, burgemeester van Amsterdam horen. Cohen was enkele jaren geleden onder ‘Paars’ een opsteller van de wet rond het homohuwelijk en zag enkele jaren geleden nog de plicht voorzieningen te treffen voor gemoedsbezwaarde ambtenaren. Maar dat was toen. De rek is eruit. Na vijf jaar oorlog zonder overwinning moet je immers om zijn?

De kwestie speelde al tijdens het vorige kabinet Balkenende, maar tijdens de formatiebesprekingen kwam dit punt nog meer in de aandacht te staan. Oorzaak was de deelname van de ChristenUnie aan de formatiebesprekingen voor een nieuw kabinet. En voor de ChristenUnie was de vrijheid van gewetensbezwaarde ambtenaren één van de harde eisen om eventueel deel te nemen aan een nieuw kabinet. Hoe hard deze eis werkelijk was en is, laat ik nu even in het midden, maar al meteen werd het duidelijk dat tal van lobbygroepen, linkse partijen en soortgelijke woordvoerders als een kat in de gordijnen sprongen. Met name de homo-hobbygroep COC bond een ware strijd aan met gewetensbezwaarde ambtenaren en startte een actie om deze ambtenaren – en de gemeenten die ze tolereren en hebben aangesteld – in kaart te krijgen.
Deze strijd is nog lang niet voorbij. Tal van gemeenten dwongen de afgelopen tijd gewetensbezwaarde trouwambtenaren het veld te ruimen, of stelden bepalingen op om te voorkomen dat er in de toekomst ooit nog een gewetensbezwaarde ambtenaar zou worden aangesteld. Zwarte lijsten van ambtenaren en gemeenten beginnen te circuleren, colleges van sommige gemeenten staan onder spanning.

De resultaten van de inzet van de ChristenUnie beginnen al vrij duidelijke contouren aan te nemen: haar inzet blijkt averechts uit te werken. Er komt geen wet om gewetensbezwaarde ambtenaren te beschermen, de gelijkheidsbeginselen worden door de Commissie Gelijke Behandeling flink aangescherpt, bijna alle gemeenten weren straks structureel gewetensbezwaarde ambtenaren en van wie er ooit aangesteld is, is een flink deel al uit het bestand opgeschoond.

Eigen schuld

Dat dit zo ver kon komen, is de schuld van de ChristenUnie zelf. De vreemde manier waarop men gemakkelijk dacht te kunnen scoren, toont ons het broddelwerk dat typerend is voor ‘nieuwe christenen’. Enerzijds doet men een beroep op gelijke behandeling en gelijkheid, anderzijds claimt men voor zichzelf een uitzonderingspositie. Enerzijds hanteert men een scheiding tussen kerk en staat, maar anderzijds gaat men uit van een veronderstelde kennis van christelijke motieven. En enerzijds hanteert men het diversiteitsmodel ten aanzien van de multiculturele samenleving, maar anderzijds houdt men geen rekening met het feit dat een beroep op een godsdienst als de islam inzake gewetensbezwaren bij trouwambtenaren tot bizarre situaties kan leiden. Volgens de islam is het namelijk heel goed mogelijk een huwelijk tussen een islamiet en een niet-islamiet voor ongeldig te houden.

De grootste fout inzake het beroep op gewetensvrijheid is dat men deze vrijheid uitsluitend baseert op de godsdienstvrijheid. Dat is merkwaardig. Het geweten – en zelfs de grond van dit geweten – incorporeert men in het systeem van de democratische rechtsstaat. Daarmee geeft men dus aan dat men al van tevoren de gronden van het ultimate concern ondergeschikt maakt aan de uitkomsten van de rechtsstaat.

Of – en dat is een andere kant van deze medaille – men besluit zich daar niet bij neer te leggen, maar dan werkt het beroep op de godsdienstvrijheid ook verkeerd uit. (Tussen haakjes: dan is er geen beroep meer op de godsdienstvrijheid, maar op de godsdienst.) Men hanteert dan een grond die uitsluit dat anderen – iedereen – volgens de norm van het geweten hetzelfde zou moeten besluiten als de bezwaarde. Maar een beroep op de specifieke godsdienst doet dat nou juist niet; dat beroep isoleert juist het bezwaar ten opzichte van de algemene context.

De grootste fout is wel dat men het op een akkoordje denkt te kunnen gooien met onze gedemoraliseerde rechtsstaat, terwijl op de meest fundamentele punten (huwelijk e.d.) breuken zijn geforceerd door diezelfde gedemoraliseerde rechtsstaat. De nieuwe Christenen maken zichzelf zwak door aan te geven: “Wij kunnen altijd samen verder. Wat er ook gebeurt.”

De wereld heeft gelijk

De stellingname van het COC en de Commissie Gelijke Behandeling dat een ambtenaar gewoon de wet moet uitvoeren snijdt dan ook hout. De nieuwe christenen hanteren wel de term ‘geweten’, maar geven daaraan niet de klassieke invulling. In tegenstelling tot dat wat de christenen van de ChristenUnie uitstralen, is een geweten niet een persoonlijke zaak waarbij met een beroep op een niet verifieerbare ultimiteit een uitzondering wordt afgedwongen. Een geweten is een 'con-scientia': een samen-weten. Samen met de traditie, God, het natuur- of gewoonterecht, het volk. Het geweten is niet een vrijplaats van querulante ideeën, maar een ijkpunt van de bredere orde die uit zichzelf gezag heeft en gezag toekent voor wie haar erkent en haar wil toepassen.

Het geweten is derhalve nooit een revolutionaire zaak, iets dat tegen de orde ingaat of zich daaraan onttrekt, maar het is een onbewuste eenheid met de vanzelfsprekende ordelijke werkelijkheid die slechts van zichzelf bewust wordt gemaakt indien er dermate van de orde wordt afgeweken dat de persoon – als drager van deze orde – zich in zichzelf genoodzaakt weet zijn geweten meer gezag toe te kennen dan de revolutionaire krachten. Hij kent zijn geweten meer gezag toe omdat dit geweten staat voor grote, onomstotelijke fundamenten van de maatschappij, de moraal en de cultuur.

Het klassieke geweten heeft daarom een restauratieve functie en rust niet bij het uitzondering-zijn. Het geweten is namelijk geen individuele zaak die het behoud van authenticiteit najaagt, maar het is een appellerende zaak waar een grote ernst vanuit gaat richting de maatschappij en de gemeenschap. Met het moderne geweten ligt dat anders.

Het moderne geweten

Het moderne geweten is er niet ten overstaan van de orde. Het moderne geweten is slechts een vluchtheuvel voor hen die geen vrede hebben met de maatschappelijke werkelijkheid. Het ontleent zijn ultieme gezag aan datgene waar het zich aan wil onttrekken: de maatschappij die eigen regels stelt.

Het geweten is nooit vrij. Het bestaat slechts bij de gratie van datgene dat het zich wil ontworstelen: het geweten. Het geweten dat vrij wil zijn ten overstaan van zijn omgeving levert zich uit aan een overheid die dit geweten niet alleen moet waarborgen, maar die ook de instantie is waartegen we middels het geweten beschermd moeten worden. En onze tijd is een tijd die van een geweten niet wil weten. Hoogstens is er de vrijheid van de individu. Maar het is juist deze vrijheid die de individu als het ware losmaakt van de grotere bindende en verplichtende orde. De vrijheid kent immers geen van buitenaf opgelegde verplichtingen of een onlosmakelijke verbondenheid waar niet voor gekozen is.

De enige externe orde die onze moderne maatschappij kent is de maatschappelijk functionerende democratische rechtsorde. Wie dus het geweten individueel invult en verbindt met de vrijheid, is als het ware subversief ten overstaan van de maatschappelijke orde.

Gewetensloze christenen

Bij de ChristenUnie horen we niets over deze dingen. Het geweten is bij haar geen samen-weten dat uitgaat boven de verhouding tussen een God en een innerlijkheid van een individuele mens. Er is bij haar inzake het geweten geen ten overstaan van momentale willekeur, verblinding, etc. Deze partij ziet het geweten hoogstens als chiffre van de individualiteit en van de ultieme vrijheid. Ze erkent dus enerzijds de legitimiteit van de maatschappelijke opgelegde orde, maar erkent anderzijds het bestaan van een geweten dat van binnenuit een plek moet krijgen in de afgewezen orde. Primair stemt ze dus eerst in met de orde, om daarna een uitzonderingspositie te claimen. Dit is niet fraai. Het is te begrijpen dat velen daar niet aan willen.

Het nieuwe christendom kent dus niet meer zoiets als een geweten. Hoogstens nog zoiets als een persoonlijk geloof. En daar heeft men het dan ook steeds over. Men heeft niet in de gaten hoever men zelf haar geloofwaardigheid is kwijtgeraakt. Men aanvaardt wetten die van God los zijn. Men belooft zelfs deze te onderhouden. Men erkent een huwelijk dat een karikatuur is van wat het ooit was en zou moeten zijn. Men had allang moeten zeggen: dit is geen huwelijk meer. Al in 1848 toen het kerkelijk huwelijk werd afgeschaft. Men heeft zich in de positie van religieuze clowns laten duwen. En men wordt kwaad als men wordt uitgelachen.

Er is op dit moment sprake van een verwijdering tussen dat wat ooit normaal was en dat wat nu als gebruikelijk wordt ervaren. Deze verwijdering gaat snel en voltrekt zich in de volle breedte van onze maatschappij. Wat het moderne christendom doet is zich volledig overgeven aan de machten achter deze ontwikkelingen. Men onderwerpt zich op voorhand aan machten die alle middelen in handen hebben alles af te dwingen: sancties, geweld.

En men heeft nog steeds niet in de gaten dat een geweten niet een geschenk is van een machthebber, maar een harde roeping die onverzettelijkheid eist. Wie het geweten wil bewaren, dient geen vrede te willen bewaren, maar een gewapende vrede in het leven te roepen. Het klassieke geweten is, net als iedere andere component van de klassieke orde, een middel om halt te roepen en te herstellen. Het geweten eist karakter en weerbaarheid. Het geweten claimt de maatschappij vanuit de orde waarvan zij onderdeel van is. Het geweten claimt niet alleen een innerlijk domein, maar ook een uitwendig territorium. Het geweten laat tanden zien. Want het geweten is de grens waar nooit over heen mag worden gegaan: het is de orde zelf.

Het probleem rond de gewetensbezwaarde trouwambtenaar is een onoplosbaar probleem. Het zal steeds meer duidelijk worden dat het geweten een lijk is in de kast van de moderniteit dat er niet thuis hoort. Het geweten is in onze moderne tijd al een anomalie. En als de ‘nieuwe christenen’ niet oppassen vallen ze met hun geweten door de mand en zijn de rapen pas echt gaar. Want het geweten is goed en mooi. Maar wat de moderne christenen er van maken slaat helemaal nergens meer op.

Wie dit zoals de ChristenUnie niet begrijpt, moet van het geweten afblijven. Wie meent dat weerloosheid en overgave garanties zijn voor vrijheden, spreekt niet over het geweten, maar over een fata morgana. Die is het niet waard de bewaarder van de morele orde te zijn. Laat de ChristenUnie – en met haar alle moderne christenen – het maar voelen door hun het ambt van ambtenaar van de burgerlijke stand af te nemen. Wie nu nog vertrouwen stelt op afvallige libertijnen stelt zijn vertrouwen op de verkeerde personen. Die heeft geen con-scientie – samen-weten – met God, de historie, de orde, maar slechts met hen die uitstel van executie verlenen. Bespaar ons die slepende vertoning.

Geen opmerkingen: