zaterdag 14 juli 2007

BRAVE NEW WORLD IS WATCHING YOU

"De democratie is in gevaar. Beelden en emoties verdringen de redelijkheid van het klassieke publieke debat." Milieukabouter Al Gore roert met deze boodschap als zoveelste Verlichtingsdrijver de trom van de liberale volksonderdrukkers. De mens is een redelijk wezen dat in een slimmer wordende netwerkmaatschappij zijn redelijkheid dreigt te verliezen. Het humanisme blaat een slaapverwekkend deuntje: U hoeft geen dier te zijn, als u maar naar mijn klaagzangen luistert.

Milieugoeroe en gewezen running mate Al Gore heeft een boek geschreven waarin hij deze beeldcultuur het publieke domein ziet overwoekeren. Zozeer zelfs dat volgens Gore “de democratie in gevaar is”. Door het gedrag van de “mediamachiavellisten” raakt de democratie uitgehold. Mensen worden volgens hem overspoeld met manipulatie, verdraaiingen en nepstudies. Daarom dienen volgens Gore zowel Republikeinen als Democraten er bij hun aanhang aan te dringen op “een hernieuwd respect voor de rede”.

De situatie is volgens Gore ernstig. Beelden en emoties verdringen in de moderne televisiemaatschappij de Ratio en de feiten. Met enorme gevolgen. In Amerika worden presidentskandidaten gemaakt en gebroken via de machtige beeldbuis. Oorlogen worden er gevoerd of beëindigd en roem gevestigd of afgebroken. Nergens ter wereld kijken mensen zoveel televisie als in de VS. En tv is meer dan andere moderne media “eenrichtingsverkeer”. Al Gore:

"Er is geen echte interactiviteit, en al helemaal geen dialoog. Zenders en netwerken zijn bijna geheel ontoegankelijk voor individuele burgers, en zelden stellen ze belang in ideeën die door die burgers worden aangereikt. Er is dus, in tegenstelling tot wat het geval was voor de markt voor ideeën die ontstond in het kielzog van de boekdrukkunst, nu veel minder uitwisseling van ideeën."
Daarom draait het bij Gore en bij andere democraten: de uitwisseling van ideeën. Belangen zijn ideeën, kunnen althans verwezenlijkt worden met behulp van ideeën. Elke burger is een redelijk en zedelijk wezen en is per definitie in staat het algemeen belang te overzien, ideeën te toetsen, wetenschappelijke theorieën te verifiëren en naties bij te sturen. Je vraagt je af waar Gore zijn optimisme vandaan haalt. Ideeën zijn goed, al hebben ideologieën volgens hem bloedbaden opgeleverd.

Gore pleit voor een volkomen toegankelijk informatie-uitwisselingsysteem via internet. Iedere burger moet op volkomen gelijkwaardige wijze kunnen deelnemen aan het publieke debat door “het ontwikkelen van eerlijke regels en door de wet te laten heersen”.

Gore zit ernaast. Mensen worden bedolven door informatie en opinie; de oplossing van Gore is de mensen nog meer te bedelven onder een lawine van feiten, meningen en indrukken. Deze feiten mogen niet worden gemanipuleerd door wat voor machiavellisten dan ook, en dienen ongelimiteerd beschikbaar te zijn voor de burger; dus nog meer ongefilterde informatie. Nog meer gelijkheid, want de bestaande gelijkheid voldoet niet en de bestaande democratie loopt leeg. Gore: “De inzet is het overleven van onze republiek.” Mis, Gore, de inzet is het trivialiseren van de Republiek en het monddood maken van elke burger door een stortvloed van ideeën. Gore verwart Republiek met Democratie en creëert een merkwaardige tegenstelling tussen Republiek en Rijk, zoals wanneer hij meent dat “de Republiek der Letteren is opgeslokt door het Rijk van de Televisie.” Waar in een Rijk meestal de nadruk ligt op de macht, het vestigen van deze macht in een imperium en het imperiale uitoefenen van deze macht, ligt bij een Republiek de nadruk doorgaans ergens anders: namelijk op het delen, limiteren en controleren van deze macht. Er wordt, bijvoorbeeld, een politieke macht gedeeld, of een macht om informatie te verstrekken, te beheren of te manipuleren. Daarom moet ook de informatiemacht gedeeld – gedemocratiseerd - worden. Internet is daarbij het ultieme middel, een “platform van de rede”, “om de waarheid te achterhalen”.
Want Gore is geen doemdenker. De situatie is ernstig, maar de redelijkheid van de mens is taai. Mensen lijken volgens hem altijd en immer “waarheid’’ te willen, boven alles wat daar tegenin druist. Met andere woorden: mensen willen continue Verlichting. Gore:

"De democratisering van de kennis door de boekdrukkunst bracht ons de Verlichting. Nu ondersteunt internet gedecentraliseerde processen die de democratie nieuw leven in kunnen blazen. We zien het voor onze ogen gebeuren: als maatschappij worden we slimmer. De netwerkdemocratie dient zich aan. Je voelt het. Wij zijn het volk - zoals Lincoln het zei: "zelfs wij hier" - zijn nog steeds de sleutel tot het overleven van de democratie in Amerika."

Voor democraten als Gore, en voor alle liberalen en progressieven waar ook ter wereld, zijn republiek en democratie synoniem. Vandaar dat Gore zo lukraak kan blijven goochelen met deze termen. Alleen via directe democratie kan de republiek overleven. Een samenleving die draait om internetfora, weblogs, chatboxen en polls kan het algemeen belang – de Res Publica – veiligstellen. Republiek, Verlichting, boekdrukkunst, ideeën, democratie – het is voor mensen als Gore één pot nat. De mens is volgens hem geneigd tot het redelijke. Mensen als Gore leren het nooit.

Mensen willen geen waarheid, redelijkheid en ideeën; mensen willen een goed leven. Wanneer het goede leven taant, gaat de massa op zoek naar surrogaat: vermaak en verstrooiing. De in 2003 overleden mediawetenschapper Neil Postman begreep meer dan de Gore’s wat het probleem van onze beeldcultuur is: “Het kwaad zit niet in wat we kijken, maar dat we kijken.” Onze kijkhouding deugt niet omdat we niet in de gaten hebben dat de mediavorm, maar ook de informatiehoeveelheid, de boodschap diepgaand beïnvloedt.

Aldous Huxley stelde in Brave New World Revisited (1958) dat de burgerlijke democraten die altijd op de bres staan voor de vrijheid, “geen rekening houden met de bijkans onstilbare honger die de mens heeft naar verstrooiing.” Postman schreef zijn Amusing Ourselves to Death (1958) met, onder meer, deze insteek van Huxley. Want volgens Postman heeft Amerika geen 1984 van George Orwell te vrezen, maar eerder een Brave New World van Huxley. Postman:

"Orwell vreesde boekverbrandingen. Huxley vreesde dat hiervoor geen reden zou zijn, omdat geen mens nog een boek zou willen lezen. Orwell vreesde dat ons informatie onthouden zou worden. Huxley vreesde dat we zozeer door informatie overstroomd zouden raken dat ons niets anders dan passiviteit en egoïsme zou resten. Orwell vreesde dat de waarheid voor ons verborgen zou worden. Huxley vreesde dat zij zou verdrinken in een zee van trivialiteit. (...) Orwell vreesde dat hetgeen wij haten onze ondergang zal bewerkstelligen. Huxley vreesde dat datgene waarvan we houden onze ondergang zal worden."

In dit licht is het pleidooi van Gore voor meer informatie en voor een absoluut vrije toegang tot alle mogelijke informatie onbegrijpelijk. De inhoud van media als televisie en Internet tonen genoegzaam aan dat niet Orwell, maar Huxley het bij het juiste eind had. Al is het de vraag in hoeverre mensen trivialiteit willen of dat hun deze trivialiteit wordt opgedrongen. Volgens Gore zijn het de machtsdenkers die trivialiteit opdringen vanwege commerciële en politieke motieven. Volgens Postman is het medium televisie zelf debet aan de teloorgang van de kritische rede van de moderne democraat.

Gore kent een dusdanig groot gewicht toe aan moderne media dat deze middelen verdeeld en de macht ervan versnipperd dient te worden. Postman kent juist geen enkele inhoudelijke waarde toe aan moderne media als televisie. TV snijdt context weg, elimineert historie, walst over dogma’s heen, en is blind voor subtiliteiten van moraal, cultuur. Met andere woorden: televisie is niet alleen ongeschikt om waarheid te transporteren, ze vervormt ook het leven zelf.

Het leven is bij Gore onzichtbaar. Democratie is in zijn ogen het leven zelf. Informatie is leven. Ideeën zijn leven. Maar het leven zelf? Dat bestaat uit huiskamers, keukens en woonvertrekken waarin dag in, dag uit, elk uur van de dag televisies staan te galmen, chatboxen vollopen en Internet haar democratische plicht vervult.

Mensen willen geen rede en willen geen ideeën. Waarom niet? Omdat een mens geen redelijk wezen is. Een mens is heel veel andere dingen tegelijk. Een vat vol instincten, emoties, hartstochten, maar ook van bespiegelingen, verstand, zucht naar wijsheid en van geneigdheid tot kwaad, vernieling en trivialisering. Mensen willen herkenning. Biedt het kunstmatige democratische leven dat niet, dan zoekt men het in andere plekken. Op televisie, op Internet of in chatsessies. Mensen zijn echte, levende wezens, die willen leven in een echte, levende wereld waarin het echte leven wordt geleefd.

Vanwaar die overdreven grote waardering voor boekdrukkunst en Verlichting? Heeft de boekdrukkunst niet de samenleving hergeprogrammeerd door een scheiding aan te brengen tussen poëzie en zang, tussen proza en welsprekendheid, tussen wat wij onder volkstaal verstaan en de taal van de geletterdheid? Heeft de boekdrukkunst niet meegewerkt aan een verlichte cultuur waarin het gewone is gedegradeerd tot het triviale om daarmee buiten het publieke belang te worden geplaatst? Waarom zijn ideeën belangrijker dan eenvoudige gegevenheden? De Verlichting heeft ons wijsgemaakt dat het idee van gelijkheid belangrijker is dan het gegeven van het verschil tussen man en vrouw. Waar de politiek dit harde gegeven ontkent, exploiteren de media ondertussen de verschillen tussen man en vrouw op een pornografische manier.

Waar politiek om feiten draait, hebben de media in de gaten dat charisma en leiderschap voor het volk nog steeds tot de werkelijkheid van de politiek behoren. En waar moderne moraalridders gruwen van elk spoor van geweld in de menselijke natuur, bieden de media een bont geweldsspektakel dat menig nette burger bevredigt. Waar wetenschap en kunst hun potsen bedrijven om de zaak zelf – l’art pour l’art – willen mensen schoonheid, zingeving en onderhouding.

Het uitbannen van het echte leven uit het publieke domein van politiek, wetenschap en cultuur, heeft het leven de platheid en de domheid ingedreven. De democratie moet niet versterkt of gered worden; democratie is een ander woord voor het proces dat dit alles versnelt en versterkt.

Feiten worden niet democratisch bepaald, evenmin wetenschappelijke rapporten, communicatieve theorieën (trucs), historische gegevenheden en ecosystemen. Geen enkel terrein van waarde is structureel en fundamenteel democratisch. Door alle terreinen van het leven wel als democratisch fenomeen te benaderen, gooi je juist al het waardevolle van een cultuur te grabbel.

Feiten worden niet bepaald door consensus en toegankelijkheid. De feitelijke status van iets ook niet. Maar dat niet alleen: tot de feitelijkheid behoort ook de complexiteit van de dingen èn behoort tevens de realiteit van verkeerde drijfveren die juist gevaarlijk zijn omdat deze verpakt worden in een kleed van fatsoen, redelijkheid en van democratische gezindheid. Deze ene conclusie is daarom onvermijdelijk: het publieke belang waar het bij Gore om draait heeft niets, maar dan ook niets met democratie te maken. Democratie heeft het universum van waarheid, natuur, schoonheid en illuminatie verpakt in gesloten visual containers in de vorm van tv-toestellen, pc’s en parlementsvergaderzalen.

De Verlichting heeft het universum in een kijkbuiskastje gestopt om al dan niet interactief mee te experimenteren. Erwin Panofski wijst in dit verband in zijn Gothic Architecture and Scholasticism (1957) op de historische realiteit van de kathedraal. In de kathedraal creëerden de middeleeuwers een ruimte waarin het Licht - dat God symboliseerde - optimaal ontvangen werd. De middeleeuwer ervoer de ruimte van een kathedraal niet - zoals de moderne mens - als een visual container maar als transparant; doorzichtig als een visnet. Daarom ervoer de middeleeuwse mens deze ruimte niet als afgebakend, omsloten, doch als deel uitmakend van het goddelijk licht dat zijn wereld omstraalde.

Wie zich dit niet realiseert begrijpt niet wat deze mensen bezielde. Panofski wijst in zijn studie op het verband tussen de scholastieke methode van verhelderen en de bedoeling van de kathedralenbouwers. Juist de vergelijking met de scholastiek maakt duidelijk hoe groot de afstand is tussen ons en de oude cultuur. Wij ervaren dit leersysteem – en daarmee waarheid en wijsheid – dikwijls als dor en verstandelijk. Maar de klassieke beoefenaar van wetenschap en wijsheid ervoer het juist als doorzichtig en transparant, ziende op het Goddelijk Licht.

De oude middeleeuwse mens was dan ook geen democraat, maar een republikein. Maar niet iemand die de Res Publica tegenover het Rijk zette. Voor deze mens grepen Rijk en Res Publica nog ineen. De overzichtelijke maat van het eigen bestaan was niet een gesloten huis; het perspectief was zelfs oneindig. Het triviale was dan ook niet triviaal, maar normaal èn betrokken op het oneindige, zingevende perspectief. Zelfs en ook het stof, het smerige en het kwade hadden een plek.

Voor de kathedralenbouwer gingen de maat van het bestaan (beperktheid) en de alomvattendheid van datzelfde bestaan samen. In onze tijd is dat anders. Waar Gore de kwade werkingen van een beeld- en informatiecultuur als bedreiging voor de rechtsorde gelegen ziet in het fenomeen macht, en waar Postman juist beperktheid en trivialiteit opsomt als bronnen van ellende, was de middeleeuwer in staat om meer nog dan genoemde heren de werkelijkheid te doorzien als een bestaan waarin ook macht, vuilheid, en samen konden gaan met schoonheid, waarheid en vrijheid.

Waar humanisten als Gore en Postman zaken moeten elimineren (Al Gore de macht; Neil Postman onze houding) en moeten indoctrineren (via onderwijs en voorlichting) – en daarmee de menselijke natuur geweld aandoen – wist de oude mens het volle bestaan te aanvaarden met behoud van de realiteiten van macht, trivialiteit en beperking – zaken die bij de feitelijkheid horen die Gore zo schijnt te moeten verdedigen. Eerlijk is eerlijk: mijn sympathie gaat eerder naar Postman uit, dan naar lieden als Gore waarvan er ondertussen dertien in een dozijn gaan. Neil Postman begrijpt meer van de natuur van de mens dan Gore, ongeacht zijn conclusies. Postman begreep: techniek is niet neutraal; techniek behoort rekening te houden met de menselijke psyche en natuur. Ook – en vooral – wanneer je het als je taak acht grote culturele verworvenheden te koesteren en te bewaren.

Gore verdringt de natuur van de mens; hij negeert de geneigdheid van de mens naar het kwade en het trivialiserende om van deze mens louter een redelijk wezen te maken dat verlangt naar Ratio, feiten en waarheidsvinding. Maar wie de natuur verdringt en het gewone leven trivialiseert, wordt uiteindelijk geconfronteerd met de wraak van de harde werkelijkheid. Wie de schoonheid van het gewone verdrijft, zakt diep weg in het drijfzand van de perversie: de trivialiteit van mensen die lachen in plaats van denken, maar niet meer weten waarom ze alleen maar lachen en niet meer denken (Aldous Huxley).

Het beeld verdringt de rede. Gore spuwt zijn gal op mediamachiavellisten die het beeld misbruiken om de massa te manipuleren; Fox Television is in zijn ogen zo’n boosdoener. In de aanpak van deze media verduistert volgens Gore de emotie de feiten. Ook de regering speelt een kwalijke rol. Daarom is het beter als de autoriteiten gewantrouwd worden. Zowel regeringen als mediamagnaten.

Maar Gore spreekt als de verontruste verlichtingshumanist. En tussen de regels door klinkt er een valse toon. Gore is voor een onbeperkte toegankelijkheid van informatie, maar dan wel gereguleerd door “eerlijke regels” en “beheerst door de wet”. Dit kan maar één ding betekenen: ook Gores informatie moet gefilterd worden door politiekcorrecte (eerlijke) sociale wetenschappers en dient altijd op haar hoede te zijn voor juridische maatregelen (dus waarschijnlijk contra racisme, homofobie e.d.). Gore wil als rasechte humanist de burgers het gevoel verschaffen van macht, maar ze onderwijl geheel uitleveren aan de filterende instanties: universiteit en overheid. Het is natuurlijk wel de bedoeling dat men zich verlicht; het is niet de bedoeling dat men er reactionaire ideeën op na gaat houden.

Gore draait de Republiek om in haar tegendeel. De Republiek der Letteren is in onze tijd namelijk geen republiek, maar een maakbaarheidcultuur die achterlaat wat niet mee kan, en wil, komen. In een echte republiek zijn de Letteren de neerslag van de tradities van het volk, en taant een overheid er niet naar het volk te verlichten, laat staan een democratie te redden.

De aanval op de beeldcultuur is armetierig. Niet de foto, maar het beeld als (te) vereenvoudigde voorstelling van de werkelijkheid moet het ontgelden. De emancipatie moet worden voltooid, het milieu gered, de rijkdommen verdeeld en de religie uitgedelgd. Het beeld laat zien dat de Verlichting een hopeloos mislukt experiment is geweest. De beeldcultuur laat zien dat de mens meer dan ooit zijn geslachtsdrift achterna loopt, het laat zien dat meer dan ooit mannen en vrouwen in stereotypen worden geperst, het laat de banale werkelijkheid van de Verlichting zien: het leven dat is verworden tot een reeks trivialiteiten.

Er is niks mis met beeldcultuur. Het triviale moet worden omgebogen naar het goede leven. Gezag en autoriteit – ook op het gebied van media en informatievoorziening – moeten weer worden ingebed in een cultuur van roeping en religieus besef. De Rede moet weer worden ingebed in wijsheid, schoonheid en vroomheid. Kortom: Fox Television heeft de Kerk nodig. Nu is dat nog andersom.

Naar aanleiding van:

Naar aanleiding van: Al Gore, The Assault on Reason, Penguin Press, $ 15,57. Eind juli verschijnt de Nederlandse vertaling bij Uitgeverij Meulenhoff, onder de titel Aanval op de redelijkheid.

Geen opmerkingen: