dinsdag 2 juni 2009

Constitutioneel populisme

Het initiatiefwetsvoorstel van Mark Rutte om de vrijheid van meningsuiting uit te breiden heeft nogal wat stof doen opwaaien. Niet zozeer de inhoud van zijn voorstel, maar de eventuele absurde consequenties lagen meteen al onder vuur. Wat wil de VVD van Rutte? Men wil zaken als godslastering, haatzaaien en het aanzetten tot discriminatie uit het wetboek van strafrecht schrappen met als voornaamste doel mensen als Wilders voor toekomstige strafvervolging te beschermen. Al gauw ging de discussie over een ander gevolg: het toestaan dat de Holocaust wordt ontkend. Een absurd voorbeeld. Maar moderne mediatiek is reductio ad absurdam. En we bedrijven politiek en journalistiek; niet omdat het absurd is, maar om alles in het absurde te trekken.

Rutte kan hierover meepraten. Zijn wetsvoorstel om de vrijheid van meningsuiting tot in het oneindige op te rekken werd door politiek en media op een eenvoudige doch doeltreffende manier geëlimineerd door een verwijzing naar de Holocaust. Absolute vrijheid van meningsuiting is immers ook de vrijheid om de Holocaust te ontkennen? Rutte trapte erin en door te zeggen dat zoiets ingeval zijn wetsvoorstel zou worden aangenomen zeker mogelijk zou zijn. Rutte werd dus gevloerd door een element dat hijzelf als wettelijke vrijheid wilde vastleggen: door alles mogelijk te maken wordt zelfs degene die dit mogelijk maakt onderuit gehaald door datgene wat hij mogelijk wil maken: iets in het absurde trekken, doorspoelen en op zoek gaan naar de volgende rel.

De liberalen proberen al geruime tijd van twee walletjes te eten. Enerzijds probeert men de wind uit de zeilen te halen van de 'harde' populisten; anderzijds wil men de schijn ophouden dat men nog iets heeft met de klassieke rechtsstaat. Maar zijn die twee - populisme en constitutionalisme - wel met elkaar te verdedigen? Populisme gedijt het beste in een cultuur waarin de gevestigde orde - volgens de populist althans - politiekcorrect is en een karkas in stand houdt van wat ooit een liberale, constitutionele democratie heette. Oud-VVD-coryfee, wijlen prof. J.A.A. van Doorn verweet ooit zijn partij, de VVD, dat deze haar constitioneel-liberale beginselen prijs zou hebben gegeven voor populistische retoriek. In plaats van hoeders van de Grondwet van 1848, stelde zijn partij zich sinds enige jaren steeds meer op als de waterige variant van dijkendoorprikkers als PVV, D66 en Verdonk. Zijn vasthoudende constitionele inzet zorgde ervoor dat Van Doorn binnen de VVD van 'criticus van rechts' tot een 'criticus van links' werd. De constitutie was in zijn ogen immers niet aan het 'links-rechts'-paradigma gebonden?

De VVD van Mark Rutte meent de tegenstelling populisme versus constitutionalisme te kunnen overstijgen. Populisme is in de ogen van veel liberalen dan een zinvolle reactie van een volk dat reageert op problemen die door de elite stelselmatig genegeerd worden en werden. Het is aan de politiek om het populistische moment te verzilveren en om te zetten in een omvorming van het constitutionele raamwerk. Met andere woorden: maak van het recht van meningsuiting een superrecht, naast het artikel 1 dat volstrekte gelijkheid tussen mensen afdwingt, en je bent van alle problemen af. Moslims hebben dan geen vrijbrief meer om anderen te beledigen; iedereen heeft dan namelijk zo'n vrijbrief en geen rechter die daar dan nog wat aan kan veranderen. Het zogenaamde zelfreinigend vermogen van een democratie loopt volgens liberalen als Mark Rutte en Atzo Nicolaï, opsteller van het concept van het initiatiefwetsvoorstel, dus via het zogenaamde 'vrije woord'. Dit vrije woord is de uitdrukking van de vrije burger. Daarbij vallen een aantal zaken op.

1) De nadruk op vrije meningsuiting is uitdrukking van een denken dat zich omkleedt met termen van macht. Vrije meningsuiting is instrument van de machtigen om machtelozen zwakker te maken en iedereen machteloos. Wat is namelijk het geval? Niet iedereen heeft toegang tot de instituties die meningen verbreiden en nagenoeg niemand heeft de macht instituties in te stellen die dit doen. Gelet op de eenzijdige samenstelling van de media, en dan niet zozeer als eenzijdige afspiegeling van de bevolking, maar vooral als eenzijdige afspiegeling van elk relevant discours is elke absolute vrijheid van meningsuiting een dode letter voor de machtelozen en een vrijbrief voor hen die de media controleren.

2) Machteloosheid is uitgangspunt van de liberale benadering van de grondrechten. De twee supergrondrechten zijn volgens hen juist de niet-instiutionele grondrechten c.q. interpretaties ervan. Naast het fundamenteel onbegrensde gelijkheidsbeginsel, hanteert men een nagenoeg onbegrensde vrijheid van meningsuiting die de vrijheid van drukpers naar het land der antiquiteiten verwijst. Waar de enkeling voorheen nog kon teruggrijpen op de bescherming van instituties, is deze zelfde enkeling in liberale ogen volledig aan zichzelf overgelaten.

3) De mening komt boven de overtuiging. Het gemak waarmee liberalen als Cliteur en Nicolaï de vrijheid van meningsuiting sorteren onder die van meningsuiting toont aan dat de moderne maatschappij volgens de liberalen geen ruimte hoeft te bieden aan concurrerende levensovertuigingen. Een set van overtuigingen, zoals een levensbeschouwing of godsdienst, is namelijk een belijden en een in de praktijk brengen van diezelfde overtuigingen. Liberalen hebben hier geen oog voor en benadrukken bovendien de negatieve relatie tussen godsdienst en mening, zoals Nicolaï in de NRC Handelsblad van afgelopen zaterdag deed. Nicolaï vindt het schandalig dat een dominee op grond van de vrijheid van godsdienst homofilie een vuile zonde mag noemen, en dat hij dat niet mag. Dat hij zelf mede schuldig is hieraan, namelijk door het ondersteunen van het antidiscriminatiebeginsel van art. 1, laat Nicolaï gemakshalve maar even buiten beschouwing. Opvallend is de liberale bejegeging van (vrijheid van) godsdienst; namelijk als uitzondering die voor schandalige ongelijkheid zorgt. Maar in plaats van de eigen levensbeschouwing als set van overtuigingen ernaast te zetten, zet Nicolaï in bij de mening.

4) Het voorstel van de liberalen zorgt voor een disbalans tussen de grondrechten. Absolute meningsuiting creëert een discours aan de rand. De praktijk laat zien dat de emancipatie-, democratiserings- en vooruitgangsmotoren elk discours naar de rand jagen. Niet de normaliteit is voor de media interessant, maar de abnormaliteit zoals een "Toppers" op een Eurosongfestival dat dan ook weer gekoppeld kan worden aan andere randverschijnselen zoals een homoparade in Moskou. Moderne meningsuiting gebruikt instituties om te deïnstitutionaliseren. Impliciet verbergt het voorstel van de liberalen een opdracht aan de instituties deze deïnstitutionalisering te aanvaarden. Deze aanvaarding moet bij de politiek beginnen. Immers: hoe kan er een positieve relatie worden verondersteld tussen toegestane extreme meningen en een net zo grote vrijheid tot uitoefening van deze meningen? De politieke praktijk zal dan ook zijn dat beiden worden losgekoppeld.

5) De discussie rond vrijheid van meningsuiting toont een verandering in functie van grondrechten. Vanouds articuleren de grondrechten de preconstitutionele maatschappelijke fundamenten die aan elke legitimatie voorafgaan. Met andere woorden: de klassieke grondrechten veronderstellen èn zetten aan tot praktisering van de basiselementen die een maatschappij in stand houden. Bijvoorbeeld: vrijheid van godsdienst wijst op het belang dat wordt (werd) toegekend aan godsdienst en de institutionele uitoefening ervan. Vrijheid van godsdienst impliceert een vrijheid van de kerk; die van drukpers impliceert de vrijheid van diezelfde drukpers. Die van onderwijs en die van vereniging idem dito. Moderne vrijheid van meningsuiting is er echter niet op gericht de pre-constitionele orde en de buiten-statelijke instituties te versterken.

6) De inzet bij de mening ten koste van de institutionele benadering van de zelfstandige levenssferen draait de orde om. Niet de historisch, maatschappelijk gegroeide en gefundeerde instellingen bepalen voortaan het publieke, politieke en democratische discours, maar dit laatste - de politiek - bepaalt in het vervolg de onderliggende levenssferen. De reductie van levensbeschouwing tot 'mening', welke bovendien ook nog eens onder het gelijkheidsbeginsel valt (daar tornt de VVD immers niet aan), ontneemt de burger zich in de vormgeving van zijn leven te beroepen op extrapolitieke argumenten. De verheffing van meningsuiting tot superrecht maakt daarom de burger machteloos. Immers: elk beroep op een instantie buiten de politiek (godsdienst, historie, traditie, institiutie) is bij voorbaat kansloos. Sterker nog: elk beroep op zo'n instantie zal als een indruisen tegen de democratische consesus worden gezien.

7) Ten slotte: de meningsuiting-cult zorgt ervoor dat het sterke door de politiek zwak wordt gemaakt, en dat het waardeloze door diezelfde politiek een schijn van kracht wordt verleend. De mens wordt datgene afgenomen wat hem of haar tot nu toe sterk maakte: zijn diepste levensovertuigingen en de vrijheid c.q. vermogen deze overtuigingen in samenhang in de praktijk te brengen. Deze vrijheid van praktisering is straks (nu) hoogstens het resultaat van een debat met eindeloze mogelijkheden. De levenssfeer wordt de burger afgenomen; hij krijgt er een meningsvrijheid voor terug. Deze meningsuiting is een vrijbrief om alles wat waardevol, heilig en goed is te besmeuren en aan te vallen. Elk verweer zal of een knieval zijn voor de meningsuiting (men gaat noodgedwongen mee in de relativering van de eigen absolute waarden), of zal de verdediger noodzaken zich te verlagen tot dezelfde lage instrumenten die de geoefende beoefenaars van de meningsuiting in de praktijk brengen: laster, blasfemie, relativering, etc. om diezelfde waarden te verdedigen.

In plaats van de instituties te versterken en - dus - te beschermen, en zo de samenleving te versterken, kiest de liberale politiek voor een tegengestelde richting: afbraak van de instituties, ontkenning van de levensovertuigingen en verzwakking van de samenleving. De islam is in de ogen van de liberalen een bedreiging. Het zij zo. Maar in plaats van op te komen voor de eigenheid van onze cultuur, verklaart de VVD van Rutte iedereen voor vogelvrij.

Geen opmerkingen: