dinsdag 9 juni 2009

De ogen van de wereld

In onze wereld van camera´s en beelden "heeft de mens", zoals de Russische dichter Joseph Brodsky ooit zei "ogen over het hele lichaam". De mens ziet alles en alles van hem wordt gezien. Niet alleen heeft de moderne mens zelf overal ogen, ook zijn er buiten hem overal ogen die hem aanstaren in een constante druk van beleving en ontbinding. En waar overal ogen zijn, is iedereen blind.

Ik heb ze niet gezien, de beelden waarin mensen omhoog schoten toen ze werden geraakt door een zwarte auto die nietsontziend op hen inreed. Koninginnedag 30 april 2009 in Nederland was het feest van de ongeremde beelden. Waar de Nederlandse Koninklijke familie met Koninginnedag elk jaar een of meer plaatsen bezoekt om kennis et maken met de bevolking, terwijl in het gehele land de festiviteiten in volle gang zijn, was het ditmaal de beurt aan de stad Apeldoorn om het Nederlandse vorstenhuis te ontvangen.

Tot de middag verliep alles zoals het hoorde. Maar het ogenblik dat de bus met de Oranjes het monument "De Naald" langsreed, toen gebeurde het. Op dat moment reed een zwarte, kleine auto met grote snelheid door de dranghekken heen het publiek in. Naar later bleek had de bestuurder het gemunt op de Koninklijke familie, aangezien zijn laatste woorden deze waren: "In naam der Koningin". In naam der Koningin zou de dader de dag na Koninginnedag zijn huis worden uitgezet omdat hij de huur niet meer kon betalen. In naam der Koningin mocht dader Karst T. zijn kinderen niet meer zien na een echtscheiding.

De beelden waren direct en meerduidig. Niet alleen waren de lugubere gebeurtenissen goed te zien en te herhalen voor media en publiek. Ook waren er andere dingen te zien, zoals de passiviteit bij de omstanders richting de slachtoffers, de dader die bloedend uit het raam van zijn auto hing, slachtoffers die werden gereanimeerd. En er was te zien dat agenten de andere kant opkeken toen de zwarte auto aan kwam reden en de ramp zich voltrok. Een enkele columnist wees zelfs op het passieve gedrag van de Kroonprins die als hoge legeroverste misschien meer had kunnen doen dan met zijn hand voor de mond te staan en verder te rijden.

Niet alleen de gebeurtenissen waren aangrijpend, de door de beelden vastgelegde passiviteit van veel omstanders bleef velen ook op het netvlies hangen. En het zijn deze steeds weer herhaalde en rondzingende beelden die mede verantwoordelijk zijn voor herhaling van gebeurtenissen als op 30 april in Apeldoorn. Volgens Uri Rosenthal, voorzitter van het Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement, zijn er "steeds meer woorden en beelden in omloop die mensen op gedachten kunnen brengen en tot handelen kunnen aanzetten." En Rosenthal heeft het dan over de geweldsuitbarstingen waarbij een ouder zijn of haar kinderen doodt, of waarbij een scholier het vuur opent op leerkrachten en medescholieren.

Beelden doen iets met een mens en met een samenleving. Volgens de Amerikaanse essayiste Susan Sontag zorgt de alomtegenwoordigheid van fotografie mensen voor een houding van "anti-interventie". Door beelden aanschouwen we de wereld meer dan dat er actief in participeren. Het beeld maakt ons een toeschouwer. Sontag: "iemand die objectief registreert, kan niet interveniëren en iemand die intervenieert, niet objectief registreren." Een cultuur waarin alles wordt vastgelegd en in beelden wordt doorgegeven, maakt van haar inwoners toeschouwers, want: "foto’s verschaffen ons de positie van consument ten opzichte van gebeurtenissen."

Het gevolg is volgens Sontag werkelijkheidsverlies. Natuurlijk, de werkelijkheid zelf blijft, want het is "slechts onze ervaring van de werkelijkheid die erodeert, de werkelijkheid zèlf blijft bestaan." De werkelijkheid van pijn en intenties, en ook de werkelijkheid van diepere lagen, bredere verbanden. Susan Sontag wil er maar mee zeggen dat de beelden niet onze werkelijkheid uitmaken, al stompt de niet aflatende stroom van deze beelden ons en onze werkelijkheidservaring wel af. En dit uit zich in passiviteit. Van toeschouwers, van agenten en zelfs van politieagenten. De veelheid aan indrukken maakt ons afgestompt; dezelfde veelheid die de werkelijkheid stom maakt.

Het is dus een nuttige analyse, die van Susan Sontag, en die van Uri Rosenthal is een aardige aanvulling. Het is echter nog maar de vraag of beelden ons zicht op de werkelijkheid belemmeren of verstoren. Zien we dan meer als we de beelden van ons afschudden en direct handelen als de situatie ons erom vraagt?

Ogenschijnlijk wil Susan Sontag de werkelijkheid redden door ons zeggen dat de werkelijkheid echter is dan wat de fotografen ons voorschotelen. Maar (ongemerkt?) laat ze iets anders gebeuren: ze creëert een tegenstelling tussen dat wat onze ogen zien en de werkelijkheid die achter de beelden schuilt. Maar als we de echte dingen niet meer zien – hebben we dan wel ogen? Als het Gebot der Stunde ons steeds meer koud laat, en interveniëren ons steeds lastiger afgaat – zijn wij dan nog wel in staat om te ervaren en te voelen wat er achter verlammend beeldmateriaal schuilgaat? Hebben wij dan geen ogen nodig? Heeft het beeld het dan toch gewonnen van onze ogen? Doen ogen er dan niet meer toe?

Sontag’s analyse is weliswaar interessant, maar volstrekt ontoereikend. Onze ogen zien wel, maar bemerken niet. Onze oren horen wel, maar luisteren niet. Onze handen tasten wel, maar voelen niets. Het zijn niet alleen de beelden die ons misleiden. Al onze zintuigen worden door de maatschappij om te tuin geleid. Al de waarnemingen van onze zintuigen gaan ten onder aan de directheid van de belevingsgezelschap waarin we leven. We zien niets meer omdat er geen ogen meer zijn. Onze wereld heeft geen ogen. En dat is een probleem, want de mens ziet slechts door deze ogen: de ogen van de wereld. Zonder deze ziet de mens niet, maar gaat in zijn ervaring ten onder aan zijn lust. "Want alle lust wil diepe, diepe eeuwigheid" (Nietzsche).

Wie beter begrijpt wat er aan de hand is, is de Duitse cultuursocioloog Gerhard Schulze. Zijn kritiek op de belevenisgezelschap laat ons zien dat ‘gevoel’ en ‘intentie’ geen manieren zijn om de werkelijkheid te behouden, de daadkracht van haar inwoners te bewaren en aanslagen te voorkomen. In zijn boek Die Erlebnisgesellschaft – Kultursoziologie der Gegenwart spreekt Schulze over de omschakeling van de klassieke overlevingsmaatschappij naar de huidige belevingsmaatschappij. Deze maatschappij laat zich volgens Schulze leiden door lust en beleving.

Schulze hanteert in zijn boek het klassieke beeld van de paardenmenner uit Plato’s Politeia die een span van drie paarden ment: Logos, Thymos en Eros. Het zijn de drie krachten in de mens, in de maatschappij, die door de wil in balans moeten worden gehouden. De Logos – het hoofd – staat voor waarheid. Thymos – de borst, bloed of adem – voor eer. En de Eros – de buik – voor lust. Schulze spreekt analoog aan deze eigenschappen over drie maatschappijtypes. Als voorbeeld van een maatschappij die de zingeving (waarheid) benadrukt, noemt hij de corporatieve maatschappij. Een maatschappij die zich kenmerkt door eer, trots en distinctie noemt hij een competitieve maatschappij. En ten derde is er de maatschappij die zich laat leiden door lust en beleving: de huidige maatschappij. Staatkundig zouden we kunnen spreken over de volgende driedeling: 1) corporatief; 2) institutioneel; en 3) systematisch of sferisch.

Afgezien van de vraag in hoeverre deze drie maatschappijtypen samen kunnen vallen, heeft Schulze een punt wanneer hij de huidige maatschappij reduceert tot de samenleving van de buik. Beleving en prikkels domineren het staan van de mens in zijn wereld. Er is geen ruimte tot interpreteren, er is geen afscherming van de individu door corporatieve instellingen of instituties. Er is een voortdurende, totale en totalitaire belevingsdruk op de mens, een druk om keuzes te maken, om iets van je leven te maken, om iets te ervaren, en om voortdurend dingen te doen òm te ervaren. Benjamin, Heidegger, Baudelaire spreken in dit kader van een shockmaatschappij. De moderne mens leeft in een constante shock. Wat bedoelen zij hiermee? De moderne mens leeft in een constante shock. We staan onbeschermd, continue bloot aan een overdaad van prikkels die we geen plek kunnen geven, en die we niet aankunnen. De mens staat voortdurend onder hoogspanning, onder druk van wat Walter Benjamin "de totale beleving" noemt die volgens hem levensgevaarlijk is. Er is een voortdurende terreur van goede bedoelingen, van politieke correctheid, van afrekening met het verleden. De Duitse filosoof Peter Sloterdijk spreekt in dit verband over de terreur van de schrik, of de terreur van de Eros. De Thymos is weggevallen ten bate van de alleenheerschappij van de Eros. En dit is volgens hem een groot verlies. Niet alleen verliest onze cultuur daarmee een sterkere drift als de Eros, ze levert het volk – volgens Sloterdijk – daarmee uit aan "de politiek van het begeren". Door het wegvallen van de "corporatieve tegenkrachten" en van instituties als kerk en natie dreigt voor de enkele individu "de opsluiting van de afzonderlijke consumentburger in de vergiftigde eenzaamheid van een tot mislukken gedoemde begeerteprikkeling." Door het wegvallen van de traditionele vormen, ziet Sloterdijk het verdwijnen van de dingen waardoor de mensen "in vorm werden gehouden." De mens verliest de werkelijkheid door erin op te gaan. Door alles te zien, verliest hij zijn ogen. Door alles te ervaren, verliest hij de dingen om zich heen. De mens is blind. En verkeert in een voortdurende shock.

Een vergelijkbaar geluid liet voor de Tweede Wereldoorlog Eric Voegelin horen. Te midden van de opkomst van het Nazisme ontwaarde Voegelin de verschijning van een blinde en transcendentieloze wereld waarin goed en kwaad, God en duivel niet meer van elkaar te onderscheiden waren. Voegelin haakte in bij de constatering van Max Weber dat de moderne mens in een ‘ijzeren kooi’ leeft; het verlies van transcendentie maakt deze mens blind voor alle genoemde zaken.

Deze blindheid heeft grote gevolgen, want wie niet juist ziet, kan ook niet juist handelen. Voegelin zag de oorzaak van de maatschappijcrisis in de jaren ’30 dan ook in de geslotenheid van de moderne wereld. Het moderne kenmerkte zich volgens hem door haar neiging de openheid op te heffen. En ze doet dit door het transcendente in een immanent politiek systeem vast te leggen. Deze gnostische wereld, waarin alle tegenstellingen en afstanden zijn opgeheven, is echter een gesloten werkelijkheid die ons vervreemdt van de echte werkelijkheid. Want elke immanentisering van het transcendente maakt ons blind voor het transcendente, voor God en duivel, goed en kwaad.

Er was Voegelin veel aan gelegen de openheid te bewaren, om de geschiedenis te behoeden voor elk zogenaamd ‘einde’ ervan. In een wereld zonder geschiedenis is immers elke ervaring ontdaan van haar historische interpretatiekader. Elke politieke oprisping is dan meteen een gebeurtenis zonder weerga. Elke inbreuk op de idylle is dan meteen crimineel; elk nieuw inzicht is dan vooruitgang; elk verzet tegen deze vooruitgang onvergeeflijk.

De beleveniscultuur staat bol van het lichamelijke, het gevoel en zelfs het driftmatige. Volgens Schulze heeft dat te maken met het feit dat de zin van het leven door moderne mensen daaraan wordt afgemeten. Mensen willen een mooi, fascinerend, interessant leven. Eén van de gevolgen hiervan maakte onlangs de Nijmeegse psycholoog Jan Derksen duidelijk. Volgens hem wordt de Nederlandse jeugd steeds narcistischer vanwege "de algemeen toenemende zelfverheerlijking die de opvoeding van kinderen in de weg staat. De eigen behoeftebevrediging staat centraal." Volgens Derksen moeten ouders leren het gedrag van een kind te remmen. Niet ieder kind, ieder mens is bijzonder, en door net te doen alsof dat wel zo is creëren we volgens Derksen jongeren die helemaal niet meer tegen kritiek kunnen. In de shockmaatschappij is elke mens bijzonder totdat een mislukking het leven zinloos maakt.

Zo’n mislukking was Karst T. die met zijn aanslag op het Koningshuis een einde maakte aan zeven mensenlevens, waaronder dat van hemzelf. In blinde razernij reed hij door de afrastering van het beeldmateriaal heen. Als voer voor de kijkers werd hij illustratiemateriaal van een maatschappij die blind is voor God en duivel. De actie van hem deed toeschouwers verlammen. Tot hij zelf zijn ogen sloot om even later, als hersendode, de laatste adem uit te blazen. De laatste shock kwam hij nooit te boven.

Als wij deze shockmaatschappij willen ontvluchten, is het nodig dat we leren zien. Een mens van goede wil kan leren zien omdat hij weet dat de wereld wel degelijk ogen heeft. Op een ander moment hoop ik aan te tonen dat deze ogen ons helpen de echte werkelijkheid te zien. Ook na 30 april 2009.

Geen opmerkingen: