woensdag 28 december 2005

KONINGIN ZONDER VOLK

Elke eerste Kerstdag wordt ons Nederlandse volk getrakteerd op een koninklijke toespraak voor het volk. Na het verscheiden van G.B.J. Hiltermann die dit volk zo'n beetje elke week toesprak - als een vast baken in de woelige week - doet onze koningin het iets rustiger aan: niet elke week, maar ieder jaar spreekt ze een woord tot de Nederlanders, zo ook dit jaar [1].

Ik weet niet hoe het u vergaat, maar elke keer denk ik weer: wat heb ik eraan? Hoe kan het dat journalist Hiltermann elke week ook werkelijk iets te zeggen had, maar onze vorstin bij de Gratie Gods nagenoeg niets? Hoe komt het dat de "gratie Gods" onze voorvaderen strijdvaardig en kordaat maakte, maar onze huidige "vorsten" daarentegen slechts wollig en esoterisch?

Uitspraken als "Samen beleven wij gevoelens" en "het bijzondere van het Kerstkind is dat het ons allen kan ontroeren" versterken het gevoel dat deze vorstin zomaar wat zegt. Hoezo: allen? Horen daar ook de bewust kinderloze carrièredames bij? Of zij die hun "abortus" of "morning-afterpil" declaraties indienen bij hun nieuwe zorgverzekering? Heerst er bij een modern mens "verwondering" dan is dat hoogstens geplande verwondering. Een "verwondering" die past in het totaalplaatje van het van tevoren uitgetekende leventje.

"Het uiten van waardering kan iemand kwetsbaar maken omdat daarmee wordt erkend dat men bij een ander in de schuld staat." Een algemene dankbaarheid, een algemene schuld "bij de ander" en algemene "blijken van warmte" omdat "woorden vaak tekort schieten" - dat is wat de vorstin ons meegeeft voor het komende jaar. Spreekt ze hier "persoonlijk"? - als vrouw, weduwe en moeder? - of spreekt ze hier als koningin? In het eerste geval is het ongepast; wat heeft het volk met een persoonlijke, ambteloze koningin te maken? Maar in het tweede geval is het optreden van koningin Beatrix een demonstratie van het failliet van onze maatschappij waarvan de "schuld" - op een eveneens ongepaste wijze - bij de burgers wordt gelegd; de koele, harteloze maatschappij waar zo nodig dankbaarheid moet sprankelen - zijn wij als burgers niet die maatschappij? En heeft het beleid van regeringen en vorsten daar dan niet, op z'n minst, toe bijgedragen?

De taak van een vorst is niet om het volk iets voor te spiegelen. Of om het volk te laten delen in de eigen gemoedsbespiegelingen. De taak van een vorst is om het volk te beschermen tegen de willekeur van de machtigen en de machthebbers. De taak van een vorst is om de oude grenzen te bewaken: van volk en natie, van religie en van rechten.

Het werk van een vorst moet zodanig zijn dat het dankbaarheid oproept, niet dat het tot dankbaarheid oproept. En mocht er dankbaarheid worden opgeroepen, dan is deze niet tot de vorst of tot de algemene "ander" gericht, maar tot de voorouders, de inzettingen, het Recht, en de God van ons land en van onze vaderen.

Koningin Beatrix heeft waarschijnlijk geen enkel besef van al deze dingen. Volgens de opstellers van Koningin Beatrix aan het woord - 25 jaar troonredes, officiële redevoeringen en kersttoespraken, dat onlangs verscheen [2], heeft ze al die jaren altijd dezelfde strekking verkondigd: het gaat niet goed met de wereld en de mens lijkt niet in staat het tij te keren, alhoewel de vorstin haar onderdanen telkens weer aanmoedigt om het te proberen.

Hoe armetierig is een vorst die niet weet waar de kracht ligt voor zijn (of haar) volk! Waarschijnlijk kent deze vorst ook niet de bron waar hij (of zij) zelf de kracht aan ontleent. Deze bron is niet louter religieus te duiden als "de geboorte van Jezus Christus als het feest van het licht dat doorbreekt in de duisternis", maar ook historisch, constitutioneel en nationaal. Een vorst moet de mensen kracht geven die als het ware voor het oprapen ligt in onze geschiedenis, onze constitutie (met name die van 1579) en in onze specifieke rechten en karaktergesteldheden.

In plaats daarvan staat bij de koningin de naastenliefde voorop. Een naastenliefde zonder adres. Want wie aan Allah refereert in een kersttoespraak spreekt niet voor het concrete, historische en constitutionele Nederlandse volk, maar tot elke willekeurige wereldburger. Deze abstracte mens, ontdaan van al zijn specifieke Nederlandse eigenschappen is niet een "Nederlander", laat staan een "onderdaan", maar een weerspiegeling van een ongepaste projectie van een persoon die zichzelf vorstin acht. Waar kan een kind nog schuilen, als mama altijd de hort op is sinds zij haarzelf als mama van de gehele stad heeft geproclameerd?

Door de bron tot kracht niet te kennen, laat de koningin zien dat ze geen roeping bezit, maar door geen concreet adres te kunnen formuleren voor haar kersttoespraak laat ze ook zien dat ze een koningin zonder volk is.

Thema's voor haar kersttoespraken waren de laatste jaren onder meer hoop (2000) en verdraagzaamheid (2002 en 2004). In 2001 was het thema ’oog om oog maakt de wereld blind’, waarbij de vorstin waarschuwde tegen wraakzucht na de aanslagen in de Verenigde Staten op 11 september. Nu is "oog om oog, tand om tand" een kernnotie van de rechtvaardigheid. Wie deze gedachte als vorst verwerpt, levert de natie over aan een slaafse houding van barmhartigheid jegens allen die ons vertrappen.

Het is dan ook goedkoop om, zoals koningin Beatrix, daarna te zeggen: "In wanhoop zoeken velen eveneens vertroosting bij God. Woorden als "Gode zij dank!" maar ook "Allah zij geprezen!" verwijzen naar een godsvertrouwen dat een aloud gevoel van eerbied en geborgenheid uitdrukt." Na alles wat werkelijke en concreet aanwijsbare geborgenheid kan geven of te negeren, of te beschimpen, moet een vorst de "wanhopigen" niet naar God (of Allah) toesturen en opzadelen met algemene schuldgevoelens en abstracte dankbaarheid.

Koningin Beatrix riep in haar kersttoespraak op tot dankbaarheid, "in welke vorm dan ook". Maar dankbaarheid zonder verlossing en zonder levensvernieuwing is een loze en stinkende dankbaarheid. Ik moest na de woorden van Beatrix en haar inzet bij "dankbaarheid" denken aan een oproep die Bas Plaisier van de PKN in 1999 deed in de Jacobikerk te Utrecht toen hij voor studenten van de vereniging Voetius een pleidooi voor "dankbaarheid als het specifieke van de gereformeerde traditie".

Vlak na deze oproep werd hij de oren gewassen door prof. Luco van den Brom uit Groningen. Deze hekelde de monistische inzet van Plaisier bij de dankbaarheid; een inzet die hij typisch negentiende-eeuws vond. Het ging echter volgens Van den Brom niet om een loutere dankbaarheid, maar om "de constellatie van (geloofs)begrippen", anders dreigen we volgens hem te blijven steken in een "gevoelstheologie". De woorden van Van den Brom, van enkele jaren geleden, zijn uitstekend toe te passen op de eenzijdige insteek van Beatrix.

Door het ontbrekende kader van dankbaarheid: een concreet volk, een concrete geschiedenis, een concrete God en de concrete rechten van de concrete afstammelingen van De Nederlandse Stam (cf. P. Geyl) verlaagt onze koningin zich tot de rol van een vrijzinnige pastor die bij het kopje koffie en de kerstkrans van tante Toos met een klaagstemmetje de toestand in de wereld beschrijft; maar gelukkig: uiteindelijk komt er toch nog een lichtstraaltje van oude vertrouwde woorden... "Dank u, majesteit", zegt tante Toos, "wilt u soms nog een kopje koffie, majesteit?"

Noten

[1] Kersttoespraak 2005
[2] Carla van Baalen e.a., Koningin Beatrix aan het woord - 25 jaar troonredes, officiële redevoeringen en kersttoespraken, uitg. Sdu, Den Haag, 2005.

Geen opmerkingen: