dinsdag 13 maart 2007

JEUGDLAND DE NEDERLANDSE STAAT

De maatschappelijke stage voor jongeren komt eraan. Er zijn plannen om consultatie van jonge kinderen verplicht te stellen. Bepaalde categorieën ouders moeten verplicht een opvoedingscursus gaan volgen. En zo gaat het maar door. In plaats van het gezin en de familie te versterken, versterkt ook dit kabinet vooral zichzelf. Waarom? Om een maatschappij van aangepaste en bereidwillige politiekcorrecte consumenten te creëren.

Het nieuwe kabinet Balkenende IV steekt flink in op jeugdbeleid. De laatste tijd verschijnen er diverse berichten in de krant die wijzen op een versterking van het bestaande beleid, maar ook op het verruimen van bevoegdheden van jeugdzorginstanties. Een duidelijke spreekbuis van hen die het jeugdbeleid in een stroomversnelling willen brengen, is de CDA-wethouder Geluk van Rotterdam. Hij gaat verder dan anderen. De commissie Van Eijk signaleerde weliswaar ook dat het jeugdbeleid - jeugdbescherming - teveel versnipperd was en dat er centrale aanspreekpunten dienden te komen. Maar Leonard Geluk gaat verder.
Wethouder Geluk pleit voor een aantal maatregelen die de privacy van het gezin en de rechten van de ouders op een tweede plan zetten. Verplichte opvoedingscursussen, verplichte gezinscoachen, verplicht bezoek aan consultatiebureaus voor alle ouders, verplicht langer op school blijven voor jongere kinderen. Het houdt niet op met Geluk.
Op de één of andere wijze inspireert het Rotterdamse maatschappelijke spectrum menig politicus tot verregaande vergezichten als het gaat om het ingrijpen in de persoonlijke levenssfeer van mensen. Oud-wethouder Marianne Anker, van Leefbaar Rotterdam, kwam ooit met een plan om bepaalden groepen jonge moeders verplicht te laten aborteren ingeval van een zwangerschap. Merkwaardig was vooral dat in dit geheel voorbij werd gegaan aan enkele opmerkingen van de PvdA-Rotterdam die doodleuk zei dat zij al eerder soortgelijke ideeën hadden gedropt, maar dat daar nooit op was gereageerd.

Rotterdam herbergt relatief de meeste probleemjongeren. Het is dus niet voor niets dat Rotterdam het meeste van zich laat spreken. En het is ook niet toevallig dat de kersverse minister van Jeugd en Gezin, André Rouvoet, de aftrap van zijn beleid in deze gemeente geeft. En juist dit moment zou een uitgelezen kans kunnen zijn om aan te geven wat er nu aan schort in het jeugdbeleid van ons land. Maar dat viel in het verslag van zijn bezoek in het Nederlands Dagblad niet te lezen. Merkwaardig is dit wel. Maar vooral jammer.

Ten eerste had het falen van de individualistische maatschappij aan de orde kunnen komen. De familie is verschraald tot het kerngezin, het kerngezin tot een eenoudergezin en deze variant is aangevuld met tal van andere samenlevingsvormen die zijn gebaseerd op los-vaste relaties. Het individu blijkt uitermate zwak te zijn wanneer grote onoverkomelijke problemen zich voordoen in iemands bestaan. Problemen die vooral met het krijgen van een kind uitermate risicovol worden voor de betrokkenen. Een problematische relatie, sociaal isolement, werkloosheid of ziekte, verstandelijke beperkingen - opeens worden deze facts of life risico-elementen die het levensgeluk van een kind in de weg kunnen staan of zelfs kunnen bedreigen.

Ten tweede had Rouvoet het multiculturalisme en het immigratiebeleid aan de orde kunnen stellen. Rotterdam komt om in de probleemwijken met allochtonen die nauwelijks hun kind opvoeden, met Antilliaanse eenoudergezinnen en met geïsoleerde rest-Nederlanders die hun hoofd boven water moeten zien te houden. Grootschalige immigratie heeft geleid tot een sociale chaos. Niet alleen immigratie, maar wel voor een groot deel. De Marokkaanse cultuur matchte niet met die van ons. En die van de Antillen ook niet. Want statistisch bevinden de meeste probleemgevallen zich dan wel in Rotterdam, maar dan wel temidden van wijken waar 80 tot 90 % van de bewoners allochtoon is en het restant of bejaard, of student is van autochtone afkomst. Of een verdwaalde bijstandmoeder die vergeten is het maken van kinderen over te laten aan Turken en Marokkanen en zelf te kiezen voor een carrière.

Ten derde had Rouvoet een pleidooi kunnen houden voor een heus familiebeleid inzake het oplossen van misstanden in thuissituaties. Uithuisplaatsing, adoptie, enz. - de ontbrekende component is dat de directe familiesfeer vaak buiten het blikveld blijft van onze overheid. Waar grootouders hun kleinkind willen opvangen krijgen deze vaak nul op het rekest. Dit terwijl er wel steeds meer wordt geroepen om een snellere uithuisplaatsing van probleemgevallen en eveneens wordt gepleit voor een termijn van één jaar ingeval een omgangsregeling met uithuisgeplaatste kinderen indien de natuurlijke ouders daarna nog steeds niet in staat zijn hun kind fatsoenlijk in de weekeinden op te vangen. Niet de familie, maar de Staat heeft volgens Rouvoet de touwtjes in handen.

Het is te betreuren dat onze nieuwbakken minister geen werkelijke visie aan de dag legt, omdat er volgens sommigen binnen de wereld van de kinderbescherming een omslag is in het denken over het belang van het kind. Deze ontwikkeling lijkt analoog met de ontwikkeling van nachtwakersliberalisme naar zelfontplooingsliberalisme. Want was de kinderbescherming voorheen allereerst gefocust op lichamelijke veiligheid van het kind met inachtneming van de blijvende rechten van de ouder(s), nu is dat aan het veranderen. Steeds meer krijgt men oog voor de algehele toestand. Steeds vaker wordt de vraag gesteld of een kind zich wel voldoende kan ontplooien en ontwikkelen tot een gelukkig en maatschappelijk wezen. En steeds meer - zoals in de voorstellen van Geluk ook te zien is - wordt er gegrepen naar preventieve maatregelen. Men wil het ongeluk voor zijn.
Het is een manier van denken die begint voor de geboorte (opvoedingscursussen, gedwongen sterilisatie) en die nooit eindigt gezien het plan van het huidige kabinet elke jongere in Nederland een maatschappelijke stage te laten lopen. Waar het persoonlijk welbevinden en het maatschappelijk functioneren in de handen wordt gelegd van een Staat, sluipt het normatieve element sluipenderwijs beetje bij beetje in het jeugdbeleid van een overheid. Want wat is maatschappelijk relevant? En wat is schadelijk voor een kind? Om als potentiële homoseksueel in een huis te wonen van fundamentalistische moslims of ultra-orthodoxe joden?

Daarmee komen we bij het vierde en laatste ontbrekende element in het optreden van Rouvoet: hij geeft niet aan dat er grenzen zijn aan de verantwoordelijkheid van de overheid. Een samenleving is niet maakbaar. En misstanden blijven gebeuren. Doden en gewonden horen daar ook bij. Ook onder kinderen. En asocialen. En criminelen. Wie dat niet beseft, is als minister een gevaar van onze vrijheden. Niet dat dit zou betekenen om dan maar niets te doen. Maar wel om de kramp te verliezen in een steeds verder gaande neiging alle kinderleed uit de wereld te helpen. Het kwijtraken van deze kramp - door de grenzen te aanvaarden met bijbehoren van het leed - zou een overheid juist oog kunnen doen krijgen voor andere wegen dan de huidige inzake het jeugdbeleid. Bijvoorbeeld voor een beleid waarin familie en gemeenschap steeds meer worden ingeschakeld en verantwoordelijk worden gesteld bij bijvoorbeeld coaching en adoptie.

Dit zou natuurlijk wel betekenen dat zo de individu onder kritiek wordt gesteld. En dat er minder behoefte is aan gelikte campagnes waarin ministers en politici zich kunnen profileren. En vooral dat laatste is belangrijk. Want wie de grijns van Rouvoet zag toen hij in Rotterdam samen met Geluk campagne voerde, is toch wel een beetje verbaasd. Waar kinderen lijden, worden mishandeld en vertrapt, grijnzen de verantwoordelijke politici in de camera. Er is weer gescoord door de minister van Jeugd en Gezin. Want die heeft er zin in.

Geen opmerkingen: